Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Hooge Steenweg 29, 5211 JN ‘s-Hertogenbosch Postbus 1021, 5200 HC ‘s-Hertogenbosch Telefoon: 073 - 640 85 65 Telefax: 073 - 611 12 67 Ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 41081009 Verslag over het boekjaar 1-1-2013 t/m 31-12-2013 2 Inhoud Pagina Personalia en algemeen 5 Meerjarenoverzicht 9 Bestuursverslag Governance15 Financiële positie van het Pensioenfonds 18 Risicobeleid25 Beleggingsbeleid31 Wet- en regelgeving & Compliance 33 Verantwoordingsorgaan Verslag van het Verantwoordingsorgaan 37 Reactie Bestuur op het verslag van het Verantwoordingsorgaan39 Jaarrekening Balans per 31 december 42 Staat van baten en lasten 44 Kasstroomoverzicht46 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling 47 Toelichting op de balans per 31 december 52 Toelichting op de staat van baten en lasten 59 Actuariële toelichting bij verzekeringstechnische analyse66 Risicoparagraaf68 Overige gegevens Gebeurtenissen na balansdatum 79 Pensioenregelingen79 Financiering79 Toeslagbeleid80 Resultaatbestemming81 Uitvoering81 Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 Actuariële verklaring 82 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 83 3 Pagina Bijlagen 4 Aangesloten ondernemingen per 31 december 2013 85 Verklaring enkele gebruikte begrippen 86 Personalia en algemeen Bestuur per 31 december 2013 Benoemd namens het Bestuur van het Pensioenfonds: Einde lopende benoemingstermijn: Drs. J.C. Rietvelt voorzitter 2015 Benoemd namens de werkgever: Drs. W.S. Zeverijn secretaris 2015 Drs. J.A.C. Horsten Benoemd namens de Ondernemingsraad: E.T. Vlietman secretaris 2016 2013 (tot 1 juni 2013) Drs. H.A. Kempen 2014 (tot 1 januari 2014) Drs. M.F. Rab RBA 2014 Benoemd namens de Vereniging van Gepensioneerden van Van Lanschot: Mr. R.J.A. Verberne 2015 Dagelijks Bestuur Drs. J.C. Rietvelt E.T. Vlietman Drs. W.S. Zeverijn (tot 1 juni 2013) (vanaf 1 juni 2013) Beleggingscommissie Drs. A.J.C. de Ruiter onafhankelijk lid, tevens voorzitter Drs. L.M. ten Cate onafhankelijk lid H.M.J. Bongaerts (tot 1 januari 2014) Drs. H.A. Kempen (tot 1 januari 2014) Drs. M.F. Rab RBA Drs. J.A.C. Horsten (vanaf 1 april 2013) Mr. R.J.A. Verberne voorzitter M.J.C. Bogaard Communicatiecommissie Drs. J. J.F.A. Rovers Mevr. Drs. S.H.T. Monné Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 (vanaf 1 maart 2013) 5 Risicomanagementcommissie Prof. Dr. M. Damm onafhankelijk lid, tevens voorzitter Drs. J.A.C. Horsten (tot 1 april 2013) Drs. H.A. Kempen (tot 1 januari 2014) D. Roest MSC (tot 1 januari 2014) Mr. R.J.A. Verberne Drs. W.S. Zeverijn (vanaf 1 april 2013) Verantwoordingsorgaan Benoemd namens de werkgever Drs. M. Elsinghorst Mevr. Drs. W. Winkelhuizen Benoemd namens de werknemers door de Ondernemingsraad J.W.F. Heukensfeldt Jansen MBA voorzitter A.G.M. van Hemert secretaris Benoemd namens de Vereniging Gepensioneerden van Van Lanschot Drs. J.A. Remijn Mevr. Dr. E. Schols-van Oppen (tot 1 oktober 2013) (vanaf 1 oktober 2013) (tot 1 januari 2014) vicevoorzitter Visitatiecommissie A. van Hulst Drs. E. Capitain J.W. Rietmulder voorzitter vicevoorzitter Compliance officer Mr. O. Loeber Mevr. Mr. B. Kamerling-Fokma (tot 1 april 2013) (vanaf 1 april 2013) Organisatie 6 Bestuursbureau Fiduciair Manager Vermogensbeheerder premieregeling Vermogensadministrateur Administrateur Accountant Adviserend Actuaris Certificerend Actuaris Custodian Bogaard Pensioen Consultancy VOF, ’s-Hertogenbosch Kempen Capital Management B.V., Amsterdam ING Personal Fund Services B.V., Amsterdam KAS BANK N.V., Amsterdam AZL N.V., Heerlen Ernst & Young Accountants LLP, Maastricht Sprenkels & Verschuren, Amsterdam Triple A, Amsterdam KAS BANK N.V., Amsterdam Algemeen Kernwaarden Het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot (hierna: het Pensioenfonds) gaat uit van de volgende kernwaarden voor het Pensioenfonds: –– Betrouwbaarheid; –– Beheerste procesvoering; –– Continuïteit; –– Duidelijkheid. Op basis hiervan heeft het zijn mission statement geformuleerd: Mission statement Pensioenfonds Het Pensioenfonds heeft als missie om alle huidige en toekomstige deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, te voorzien van de pensioenuitkeringen zoals in de reglementen vastgesteld. Daarbij worden de aanspraken van de actieve deelnemers, waar mogelijk jaarlijks, geïndexeerd op basis van de algemene loonontwikkeling en de aanspraken van gewezen deelnemers en de uitkeringen van de gepensioneerden voor prijsinflatie. In aanloop tot het doen van uitkeringen is het beheren van vermogen ook een van de taakstellingen van het Pensioenfonds. Beleidsuitgangspunten Het Bestuur van het Pensioenfonds heeft de navolgende beleidsuitgangspunten geformuleerd om de uit de mission statement voortvloeiende doelstelling te kunnen verwezenlijken: –– Het Bestuur waarborgt dat ongeacht de keuze met betrekking tot (her)verzekeren en/of uitbesteden, de uitvoering van de pensioenregeling op elk moment in de tijd in overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving; –– Het Bestuur legt, daar waar sprake is van een uitbestede relatie, haar eisen ten aanzien van de kwaliteit van de uitvoering en de mate van interne beheersing vast in alle uitbestedingsovereenkomsten en de bijbehorende SLA’s; –– Het Bestuur waarborgt de beschikbaarheid van informatie over de kwaliteit van de uitvoering van de regeling (administratief en financieel) en de daarmee gepaard gaande risico’s, zodat het Bestuur in staat is om beslissingen te nemen die het doel van het Pensioenfonds maximaal ondersteunen; –– Het Bestuur benoemt, indien gewenst, externe deskundigen om de benodigde informatie in kaart te brengen alsook om te verifiëren of ten aanzien van de omgang met verkregen informatie intern voldoende checks en balances aanwezig zijn; –– Het Bestuur heeft een Risicomanagementcommissie ingesteld die onder meer toezicht houdt op de consistente uitvoering van de beleidsuitgangspunten; deze commissie rapporteert aan het voltallige Bestuur. De beleidsuitgangspunten geven aan op welke wijze en met welke middelen het Bestuur invulling geeft aan de realisering van de missie: het beleid dient evenwichtig te zijn en zorgvuldig vormgegeven, risico’s afgewogen en adequaat gemanaged, processen goed en adequaat ingericht en op beheerste wijze gevoerd en vastgelegd. Voorlichting en informatie dienen begrijpelijk te zijn en de communicatie duidelijk. Doelstelling Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot heeft als doel het (doen) verstrekken van pensioen en/of andere uitkeringen te borgen, één en ander in de gevallen en onder de voorwaarden als nader geregeld in de statuten en de pensioenreglementen, dit ter uitvoering van de door de aangesloten ondernemingen gesloten pensioenovereenkomsten. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 7 Risicobeleid De risicobereidheid van het Pensioenfonds is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: –– de bovengenoemde missie, strategie en doelstelling; –– het verkrijgen en behouden van voldoende solvabiliteit voor het voldoen aan de lange-termijn verplichtingen; –– behoud van een solide reputatie van het Pensioenfonds, vertrouwen bij de deelnemers en, waar in relatie tot het Pensioenfonds van toepassing, de werkgever; –– voldoen aan de vereisten van toezichthouders. Bovenstaande uitgangspunten resulteren in de navolgende risicostrategie van het Pensioenfonds: –– In haar streven medewerkers, oud-medewerkers en pensioengerechtigden van Van Lanschot een bestendig pensioen te kunnen blijven bieden, neemt de Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot alleen risico’s die ze begrijpt. Daartoe worden risico’s vermeden die de stabiliteit en soliditeit van het Pensioenfonds bedreigen en/of de vertrouwensrelatie met de deelnemers kunnen schaden; –– De risico’s, waarvan wordt verondersteld dat zij op positieve wijze kunnen bijdragen aan de financiële situatie van het Pensioenfonds (zoals sommige beleggingsrisico’s), worden regelmatig in kaart gebracht, gemeten, beoordeeld en waar nodig tot voorbedachte proporties gereduceerd; –– Operationele risico’s, vooral samenhangend met de bedrijfsvoering van het Pensioenfonds en haar leveranciers, worden eveneens regelmatig in kaart gebracht, gemonitord, beoordeeld en gemitigeerd, dan wel tot verantwoord geachte proporties teruggebracht. Het Pensioenfonds wil betrouwbaar en duurzaam zijn om haar financiële verplichtingen nu en in de toekomst waar te kunnen maken. 8 Meerjarenoverzicht 20132012201120102009 Aantallen Actieve deelnemers 1.3431.4291.5941.6411.685 Gewezen deelnemers 1.9131.8181.6441.6271.587 Pensioengerechtigden 642608578533494 Totaal 3.8983.8553.8163.8013.766 Financiële gegevens (in duizenden euro) Toeslagen 0,00%0,00%0,00% 1,25% 1) Indexatie actieven 0,00% Indexatie inactieven 0,00%0,00%0,00%0,00%0,00% Beleggingen voor risico pensioenfonds Belegd vermogen 658.597655.088606.123486.482448.489 Directe en indirecte beleggingsopbrengsten -15.06369.08339.40328.31541.242 Rendement op basis van total return -2,26%11,50%7,60%5,90%9,63% 2) Reserves Algemene reserve 55.66032.403 8.49610.79830.598 Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Totaal technische voorzieningen 611.887639.513573.395492.437430.026 1.2291.2611.107 9382.183 613.116640.774574.502493.375432.209 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers 26.93425.64123.65222.36319.503 1) Indexatie actieven: in 2012 zijn de opgebouwde pensioenaanspraken van actieven verhoogd met 1,25% uit hoofde van een overgangsregeling in het kader van de nieuwe pensioenregeling. De koopsom is door de werkgever betaald. 2) Voor meer informatie wordt verwezen naar het hoofdstuk “Beleggingsbeleid” op pagina 31. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 9 20132012201120102009 Premiebijdragen van werkgevers en werknemers 29.687 37.033 59.336 31.362 20.430 Pensioenuitkeringen eigen rekening 12.52712.70812.25511.43010.276 Vermogenssituatie en solvabiliteit Pensioenvermogen 668.776673.177582.998504.173462.807 Pensioenverplichtingen 613.116640.774574.502493.375432.209 Aanwezige dekkingsgraad 109,1%105,1%101,5%102,2%107,1% Vereiste dekkingsgraad 115,3%112,0%115,6%116,4%117,5% 1) 1) 10 De dekkingsgraad wordt berekend door het pensioenvermogen te delen door de pensioenverplichtingen (668.776 / 613.116 x 100% = 109,1%). Wijziging in de pensioenreglementen In de bestuursvergadering van 13 december 2012 is besloten om de diverse grensbedragen in de pensioenregelingen per 1 januari 2013 ongewijzigd ten opzichte van 2012 te laten: Bedragen x € 1 2013 Franchise13.500,00 Salarisgrens126.960,00 Grensbedrag49.297,00 Salarisgrens directeuren 160.982,00 ANW-Hiaat14.228,52 Eigen bijdrage ANW 15,40 Mutatie verzekerdenbestand 2013 (Aantallen) Actieve Gewezen Pensioen- deelnemers deelnemers gerechtigden Stand per 31 december 2012 1.429 1.818 608 Totaal 3.855 Mutaties door: Nieuwe toetredingen 13700 137 Ontslag met premievrije aanspraak (waarvan 54 van IBM) -220 220 0 0 Waardeoverdracht 0 -46 Ingang pensioen -4 Overlijden 0 Afkoop 0-1-8 -9 Andere oorzaken 1 -36 -1 -36 -86 95 34 43 Mutaties per saldo Stand per 31 december 2013 -35 0-46 62 1)23 -7 -19-26 1.343 2)1.913 Specificatie pensioengerechtigden 642 3.898 2013 2012 Ouderdomspensioen 457431 Partnerpensioen 139137 Wezenpensioen 4640 Totaal 642608 1) Inclusief partner- en wezenpensioen. 2) Inclusief 45 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 11 12 Bestuursverslag Het jaar 2013 stond voor het Bestuur in het teken van het voortbouwen op in 2012 ingezette hoofdthema’s, namelijk het versterken van de beheersbaarheid van de organisatie en het verbeteren van de communicatie met de deelnemers. Daarnaast was er uiteraard doorlopende aandacht voor de financiële positie van het Pensioenfonds. Op het gebied van nieuwe wet- en regelgeving is met name gewerkt aan de implementatie van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen en is voorbereidend werk verricht voor de op handen zijnde veranderingen in de fiscale behandeling van pensioenen en in het toezichtskader waarbinnen pensioenfondsen moeten gaan opereren. Beheersbare organisatie Op het gebied van de beheersbaarheid van de organisatie heeft het Bestuur, ondersteund door de Risicomanagementcommissie, een managementrapportage ontwikkeld waarmee het Bestuur op kwartaalbasis niet alleen kan monitoren of het Pensioenfonds voldoet aan de door haar vastgestelde risicomaatstaven en uitvoering geeft aan haar jaarplan, maar ook tot uitdrukking brengt en vastlegt hoe de risico-eigenaren in het Bestuur de verschillende risicogebieden beoordelen en welke verbeteringen er nog mogelijk zijn. Door een intensieve bespreking van de managementrapportage waarbij de verantwoordelijke bestuursleden ook uitgedaagd kunnen worden, wordt bewerkstelligd dat het Pensioenfonds zich blijft verbeteren en haar doelstellingen ook zo goed mogelijk realiseert. Verbetering communicatie Op het gebied van communicatie heeft het Bestuur in 2013 vaker dan voorheen de deelnemers opgezocht en is de website volledig vernieuwd. Voor de actieve deelnemers is een informatiebijeenkomst georganiseerd, waar door het Bestuur actuele thema’s zijn besproken en specifieke vragen over de werking van de regeling beantwoord. Voor de gepensioneerden heeft het Bestuur voordrachten gegeven in een tweetal bijeenkomsten, die door de Vereniging van Gepensioneerden werden georganiseerd. Bij de modernisering van de website is met name gekeken naar de toegankelijkheid en begrijpelijkheid en is aandacht geschonken aan life events die voorkomen in werk en privé, en die van invloed zijn op de pensioensituatie. Door in de informatievoorziening op de website veel meer dan voorheen een specifieke vraag of casuspositie van de deelnemer als uitgangspunt te nemen, hoopt het Bestuur een betere manier te hebben gevonden om ook minder toegankelijke elementen uit de regeling op een begrijpelijke wijze uit te leggen. Financiële positie Voor de financiële positie van het Pensioenfonds was 2013 een belangrijker jaar dan andere jaren, omdat aan het eind van 2013, conform het in 2009 ingediende herstelplan, de dekkingsgraad boven het minimaal vereist eigen vermogen van 104,3% moest liggen om een verplichte korting van de pensioenaanspraken te kunnen voorkomen. Gelukkig kon over het hele jaar een stijging van de dekkingsgraad gerealiseerd worden; deze kwam uit op 109,1%. De stijging ten opzichte van het begin van het jaar, toen de dekkingsgraad 105,1% bedroeg, werd met name veroorzaakt door de herstelkracht uit de jaarpremie (inclusief bijstorting) en de stijging van de rente. De rentestijging leidde weliswaar tot een negatief rendement op de vastrentende waarden in de beleggingsportefeuille, maar door een positief rendement op de zakelijke waarden en doordat de verplichtingen harder daalden dan de vastrentende beleggingen, steeg de dekkingsgraad. Helaas was de stijging onvoldoende om tot indexatie van de aanspraken over te kunnen gaan. Het beleid van het Bestuur van het Pensioenfonds is om pas toeslagen te verlenen als de dekkingsgraad ten minste 110% bedraagt. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 13 Wet- en regelgeving Mede in het kader van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen, maar ook in het kader van het op handen zijnde vertrek van een aantal bestuurs- en commissieleden, heeft het Bestuur zowel haar eigen samenstelling als de samenstelling van de organen en Bestuurscommissies geëvalueerd. Uitgangspunt voor het Bestuur is hierbij geweest, het Pensioenfonds zo te organiseren dat alle kennis en competenties in voldoende mate aanwezig zijn en, mede met het oog op de kosten van het Pensioenfonds, efficiënt te besturen. Uitkomst van deze discussie, waarbij ook het Verantwoordingsorgaan (VO) op onderdelen haar advies heeft uitgebracht, is dat het Bestuur terug is gebracht van 7 leden naar 5 leden, waarbij op het moment van implementatie van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen er één onafhankelijk bestuurslid is (de voorzitter), 2 leden zitting hebben namens de actieven, één namens de gepensioneerden en één namens de werkgever. Hiernaast zal het VO worden teruggebracht van 6 leden naar 4 leden. Het aantal leden van de Beleggingscommissie en de Risicomanagementcommissie is verlaagd met één lid. De Visitatiecommissie blijft bestaan uit 3 personen. Op het gebied van discussies over het nieuwe pensioencontract heeft de politiek in 2013 helaas niet de vooruitgang geboekt waarop aan het begin van het jaar was gehoopt. De onduidelijkheid over de wetgevende kaders voor het nieuwe pensioencontract bestaat op het moment van het schrijven van dit bestuursverslag nog steeds. In 2013 is door zowel Bestuur, werkgever als OR veel tijd besteed aan de vraagstelling rondom het nieuwe pensioencontract. Er moet geconstateerd worden dat, als gevolg van voortdurende aanpassingen in de voorstellen, een deel van die activiteiten overbodig is geweest. Naast het nieuwe pensioencontract, heeft het Bestuur in 2013 ook de continuïteit van het Pensioenfonds op de agenda gezet. De omvang van de kosten van het Pensioenfonds in combinatie met de daling van het aantal actieven maakt dit onderwerp actueel. Alhoewel het Bestuur van mening is dat deze kosten op dit moment niet te hoog zijn en het Bestuur en de organen nog goed bezet kunnen worden, wil het Bestuur voor de lange termijn een juist besluit nemen in het belang van de deelnemers. Een onderzoek naar alle alternatieven is in 2013 opgestart en zal in 2014 worden afgerond. Afscheid functionarissen Zoals eerder in het verslag aangegeven, hebben een aantal functionarissen in 2013 afscheid genomen van het Pensioenfonds. De heren Vlietman en Kempen traden uit het Bestuur. De heer Vlietman maakte 13 jaar deel uit van het Bestuur van het Pensioenfonds, waarvan de laatste 7 jaren als lid van het Dagelijks Bestuur; hij heeft in die tijd veel voor het Pensioenfonds betekend. De heer Kempen heeft in de 2 jaar waarin hij zitting had in het Bestuur veel betekend voor de versterking van het risicobeleid van het Pensioenfonds. Naast deze bestuursleden is afscheid genomen van de commissieleden de heer Roest, mevrouw Elling en de heer Bongaerts. Het Bestuur is allen dankbaar voor al datgene wat ze voor het Pensioenfonds hebben gedaan. Vooruitzichten 2014 Op het moment van het schrijven van dit verslag lijkt er sprake van een voorzichtig herstel van de economie in de Verenigde Staten en Europa. Tegelijkertijd zijn er nog veel elementen in de economie en de financiële sector die sterke schommelingen in de rente en in koersen op de financiële markten tot gevolg kunnen hebben. Met een dekkingsgraad op het moment van schrijven van dit verslag van rond de 110% en gegeven de onzekerheden in de markt, blijft het Bestuur waarschuwen voor een langere periode waarin aanspraken niet of niet volledig geïndexeerd kunnen worden en moedigt zij deelnemers aan om zelf proactief aan de slag te gaan met het treffen van aanvullende maatregelen voor de eigen financiële situatie voor de periode na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen. 14 Governance Bestuur, medezeggenschap, uitvoering en toezicht Het Bestuur van het Pensioenfonds heeft de eindverantwoordelijkheid voor de pensioenuitvoering en voor een solide vermogens- en balansbeheer. Tot de werkzaamheden behoren onder meer: –– het voeren van een deugdelijke pensioenadministratie; –– het communiceren over pensioenen en het Pensioenfonds; –– het toezien op een correcte uitvoering van de pensioenuitkeringen; –– het afstemmen van de beleggingsstrategie op de pensioenverplichtingen van het Pensioenfonds; –– het bepalen van het beleggingsbeleid en –– het beheersen van de daaraan verbonden risico’s. Het Bestuur van het Pensioenfonds bestaat tot 1 juli 2014 uit drie werkgeversvertegenwoordigers, drie werknemersvertegenwoordigers en één vertegenwoordiger namens de Vereniging van Gepensioneerden van Van Lanschot (VvGvL). Bij het vervullen van hun taak zorgen de leden van het Bestuur, dat alle belanghebbenden van het Pensioenfonds door het Bestuur op evenwichtige wijze vertegenwoordigd worden. Het Bestuur is in 2013 negenmaal bijeengekomen. Daarnaast zijn twee workshops over pensioen-technische zaken belegd. Tijdens een Beleidsdag is door het Bestuur onder meer gediscussieerd over de invoering van een dynamisch risicobeheer, het beleggingsbeleid voor 2014, alternatieve uitvoeringsvormen en fondsspecifieke ontwikkelingen. Bij deze discussie zijn ook de leden van de commissies aanwezig geweest. In de samenstelling van het Bestuur hebben in het verslagjaar een aantal wijzigingen plaatsgevonden: –– Met ingang van 1 juni 2013 heeft de heer Vlietman in verband met het bereiken van de statutaire zittingsduur, zijn taken als secretaris van het Bestuur neergelegd. Het Bestuur is hem bijzonder erkentelijk voor zijn inzet, waarbij hij in ruim 12 jaar op een voortreffelijke wijze invulling heeft gegeven aan zijn bestuurslidmaatschap en specifiek in zijn rol als secretaris van het Bestuur; –– De heer Vlietman is per dezelfde datum opgevolgd door de heer W.S. Zeverijn, benoemd namens de Vennootschap; –– Per 1 januari 2014 is de heer H.A. Kempen afgetreden als lid van het Bestuur vanwege de in 2014 ingevoerde nieuwe bestuursstructuur, waarbij het aantal leden van het Bestuur is teruggebracht naar 5. Het Bestuur is ook hem zeer erkentelijk voor zijn inzet, waarbij hij gedurende zijn relatief korte lidmaatschap van het Bestuur een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de recente aanpassingen in het beleggings- en risicomanagementbeleid. Het Bestuur heeft zijn eigen functioneren over 2013 beoordeeld en geëvalueerd aan de hand van een door de risicocommissie uitgevoerde SWOT analyse, de zelfevaluatie van de individuele bestuursleden en een overzicht van de voor het jaar gestelde doelen en de realisatie ervan. Als uitkomst van een discussie over deze evaluaties zijn een aantal gezamenlijke en individuele actiepunten geformuleerd die tot doel hebben het functioneren van het Bestuur ook in het jaar 2014 weer verder te verbeteren. Beleggingscommissie Het Bestuur wordt bijgestaan door een Beleggingscommissie. De Beleggingscommissie adviseert het Bestuur over het beleggingsbeleid in de meest ruime zin, en stuurt in samenwerking met het Bestuursbureau de vermogensbeheerders aan. In 2013 is veel aandacht besteed aan de ontwikkeling op de financiële markten, het actuele beleggingsbeleid en de doorontwikkeling van het financiële risicobeleid. De Beleggingscommissie is in 2013 zesmaal bijeengekomen. Het beleggingsbeleid wordt uiteengezet op pagina 31. Op 1 april 2013 is de heer J.A.C. Horsten toegetreden als lid van de commissie. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 15 Per 31 december 2013 zijn zowel de heer H.A. Kempen als de heer H.M.J. Bongaerts afgetreden. Zij zullen in het kader van de nieuwe bestuursstructuur niet worden vervangen. De bezetting van de commissies is gelijktijdig met de nieuwe bestuursstructuur in omvang teruggebracht, om met een kwalitatief hoge, maar kleinere bezetting, een efficiënt en daadkrachtig beleid te kunnen vormgeven. Communicatiecommissie De Communicatiecommissie heeft als doelstelling het voortdurend verbeteren van informatie en communicatie over de pensioenregeling en het pensioen. Speerpunt is het actualiseren en het doelgroepgericht aanbieden van informatie. De Communicatiecommissie wordt ondersteund door het Bestuursbureau en is in 2013 twaalfmaal bij elkaar geweest. Belangrijke ontwikkelingen in 2013 waren de instelling van een Klankbordgroep Communicatie, de opzet van een nieuwe website van het Pensioenfonds, de tekst van de Uniform Pensioen Overzichten (UPO) en de intensivering van de communicatie met alle bij het Pensioenfonds betrokken personen en partijen. Per 1 maart 2013 is door de benoeming van mevrouw S.H.T. Monné als lid van de Communicatiecommissie voorzien in de vacature. Risicomanagementcommissie De Risicomanagementcommissie heeft in 2013 achtmaal vergaderd. Het risicomanagementbeleid wordt uiteengezet op pagina 25. Per 1 april 2013 is de heer W.S. Zeverijn lid van de commissie. Bestuursbureau Het Pensioenfonds heeft een Bestuursbureau, dat wordt uitgevoerd door Bogaard Pensioen Consultancy. Het Bestuursbureau ondersteunt het Bestuur, bewaakt de relatie met externe partijen en bereidt beleidsbeslissingen van het Pensioenfonds voor. De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) De taak van DNB als toezichthouder omvat onder meer het toezicht op de Statuten, de Reglementen en de Uitvoeringsovereenkomsten van het Pensioenfonds met de werkgever, toezicht op de financiële en actuariële opzet van het Pensioenfonds en een deskundigheidstoets van de bestuursleden en de medebeleidsbepalers van het Pensioenfonds. Voorts worden de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) en de uitvoering daarvan, alsmede voorgenomen wijzigingen in het strategische beleggingsbeleid, de jaarstukken en overige relevante bescheiden van het Pensioenfonds, door DNB beoordeeld. Autoriteit Financiële Markten (AFM) De AFM houdt op basis van de Pensioenwet (PW) toezicht op het gedrag van het Pensioenfonds ten aanzien van de wettelijk verplichte informatieverstrekking. Doel van die informatie is het verhogen van het bewustzijn omtrent de individuele pensioenvoorziening, zodat (gewezen) deelnemers, (gewezen) partners en pensioengerechtigden een goed inzicht kunnen krijgen in hun pensioen. Daarnaast draagt de AFM bij aan de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening en het transparanter maken van de hoogte en de risico’s van pensioenen. Visitatiecommissie Door het Bestuur van het Pensioenfonds is een Visitatiecommissie ingesteld bestaande uit drie onafhankelijke deskundigen. De Visitatiecommissie richt zich vanuit de haar toebedeelde intern toezichtstaak op de deskundigheid van het Bestuur en de kwaliteit van de procedures en de processen binnen het Pensioenfonds. Jaarlijks vindt overleg plaats tussen het Bestuur en de Visitatiecommissie. Het Bestuur stelt de Visitatiecommissie in staat de ontwikkelingen bij het Pensioenfonds te volgen onder meer door het beschikbaar stellen van beleidsstukken en andere documenten. 16 In overleg met de Visitatiecommissie is gedurende het jaar besloten de jaarlijkse visitatie in het vervolg in het najaar te laten plaatsvinden, om samenloop met de werkzaamheden in het kader van het jaarwerk te voorkomen. Derhalve is in dit jaarverslag geen rapport van de Visitatiecommissie opgenomen. In het jaarverslag over het boekjaar 2014 zal dit wel weer het geval zijn. Verantwoordingsorgaan Het Pensioenfonds heeft een Verantwoordingsorgaan bestaande uit zes personen (vanaf 1 januari 2014: 4). Het Bestuur legt aan het Verantwoordingsorgaan verantwoording af over het gevoerde beleid. Het Verantwoordingsorgaan geeft jaarlijks achteraf een oordeel over het door het Bestuur vastgestelde beleid en de wijze waarop het beleid is uitgevoerd, alsmede over de naleving van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid. Daarnaast heeft het Verantwoordingsorgaan specifieke adviesrechten. In het Verantwoordingsorgaan worden de werkgever, de werknemers en de pensioengerechtigden elk door twee leden vertegenwoordigd. De leden van het Verantwoordingsorgaan worden benoemd door de vertegenwoordigers van de diverse geledingen, te weten de vertegenwoordigers van de werkgever op voordracht van Van Lanschot Bankiers N.V., de vertegenwoordigers van de deelnemers op voordracht van de Ondernemingsraad en de vertegenwoordigers van de gepensioneerden op voordracht van de VvGvL. Het overleg met het Verantwoordingsorgaan is constructief verlopen. Het verslag van het Verantwoordingsorgaan en de reactie van het Bestuur zijn opgenomen op pagina 37. Het Bestuur heeft daarbij uitgesproken, dat zij de mening van het Verantwoordingsorgaan zeer op prijs stelt en dat zij, waar nodig, de communicatie en afstemming met het Verantwoordingsorgaan zal intensiveren. In het kader van de nieuwe bestuursstructuur is met ingang van 1 januari 2014 het aantal leden van het Verantwoordingsorgaan teruggebracht naar vier personen. Mede om deze reden heeft de heer drs. J.A. Remijn per 1 januari 2014 afscheid genomen als lid van het Verantwoordingsorgaan. Vanaf het begin van dit orgaan heeft hij een objectieve, positief-kritische en kundige bijdrage geleverd aan het functioneren van het Verantwoordingsorgaan. Het Pensioenfonds is hem daarvoor zeer erkentelijk. Certificerend actuaris De certificerend actuaris geeft jaarlijks een verklaring af dat het Pensioenfonds heeft voldaan aan de eisen als bedoeld in de artikelen 126 tot en met 140 van de PW. Daartoe voert de certificerend actuaris alle noodzakelijk geachte controles uit. Externe accountant De externe accountant geeft jaarlijks een controleverklaring af bij de door het Pensioenfonds gepubliceerde jaarrekening. Hieraan voorafgaand worden alle hiertoe door de accountant noodzakelijk geachte controles uitgevoerd. Bestuursstructuur Pensioenfonds F. van Lanschot Het Bestuur van het Pensioenfonds heeft zich in het verslagjaar meerdere malen beraden over de toekomstige bestuursstructuur, op basis van het voorliggende wetsvoorstel Versterking Bestuur Pensioenfondsen. Als conclusie van deze analyse heeft het Bestuur het voornemen om de samenstelling van het Bestuur van het Pensioenfonds per 1 juli 2014 te wijzigen in een paritair Bestuur aangevuld met 1 onafhankelijk lid (tevens voorzitter). Dat betekent, dat het Bestuur per 1 juli 2014 zal bestaan uit 5 leden, met 1 onafhankelijk lid en 4 leden namens de geledingen (1 namens de werkgever, 2 namens de werknemers en 1 namens de gepensioneerden). Bij de (her)benoemingen van diverse bestuursleden in 2013 is met dit beleidsvoornemen rekening gehouden en per 1 juli 2014 bestaat het Bestuur reeds uit 5 personen. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 17 Aangezien van bestuursleden een hoog kennis- en ervaringsniveau wordt geëist, is gelijktijdig met de aanpassing van de bestuursstructuur de aanwijzing door de geledingen van bestuursleden vervangen door voordrachten. Het is dan aan het Bestuur van het Pensioenfonds (naast de toetsing door DNB) om te bepalen of een voorgedragen kandidaat voldoet aan het functieprofiel en of het opleidings- en kennisniveau in overeenstemming is met de zwaarte van de functie. Tevens kijkt het Bestuur of de kandidaat past binnen de cultuur van het Pensioenfonds. Met een kleiner maar professioneel Bestuur, ondersteund door een aantal commissies met externe deskundigen en een professioneel Bestuursbureau, is het de verwachting dat een deskundige, daadkrachtige en efficiënte aansturing van het Pensioenfonds kan plaatsvinden. Financiële positie van het Pensioenfonds Ontwikkeling dekkingsgraad In 2013 is de dekkingsgraad gestegen van 105,1% naar 109,1%. In onderstaande grafiek wordt de ontwikkeling van de dekkingsgraad uitgesplitst naar de verschillende componenten. 1,4% 0,2% 3,6% 0,6% 109,1% Ultimo 2013 105,1% 0,8% Overig 110% Rendement -/- interest 120% 0,0% 2,6% 100% Wijziging rente Toeslagen Uitkeringen Premie - extra storting Premie - regulier Ultimo 2012 90% Premiemarge De premiemarge (feitelijke premie verminderd met benodigde premie voor inkoop pensioenaanspraken) heeft in 2013 een positief effect van in totaal 2,2% gehad op de dekkingsgraad. De premiemarge in de reguliere premie heeft een positief effect gehad op de dekkingsgraad van 1,4%. De extra storting van de werkgever van € 5.211.411,- heeft geresulteerd in een stijging van de dekkingsgraad met 0,8%. Uitkeringen Het verrichten van uitkeringen heeft een positief effect gehad op de dekkingsgraad van 0,2%. 18 Toeslagen In 2013 is door het Bestuur besloten om geen voorwaardelijke toeslagen toe te kennen per 1 januari 2014 vanwege de financiële positie van het Pensioenfonds. Dit heeft geen effect gehad op de dekkingsgraad. Wijziging rente Door wijziging van de rentetermijnstructuur gedurende 2013 is de dekkingsgraad met 2,6% afgenomen. In 2013 was er sprake van een gedeeltelijke strategische renteafdekking van circa 60% van de zuivere rentetermijnstructuur. De zuivere rentetermijnstructuur, waarmee de vastrentende waarden worden gewaardeerd, is sterker gestegen dan de nominale rentetermijnstructuur gepubliceerd door de DNB, waarmee de verplichtingen worden gewaardeerd. Over het afgelopen jaar is de waardevermindering van de vastrentende portefeuille hierdoor groter dan de waardevermindering van de technische voorziening als gevolg van de rentestijging. Rendement Ondanks het feit dat er in 2013 sprake was van een negatief rendement op de beleggingsportefeuille, was het gerealiseerde rendement (na aftrek resultaat in verband met renteafdekking) hoger dan het rendement benodigd om de aangroei van de voorziening te financieren. De dekkingsgraad is hierdoor met 3,6% toegenomen. Overige grondslagen De overige oorzaken hebben op de dekkingsgraad een positief effect van 0,6% gehad. Dat wordt veroorzaakt door de positieve resultaten op sterfte, arbeidsongeschiktheid, waardeoverdrachten en omzetting kapitaal. Kostenontwikkeling De kosten van het pensioenbeheer bestaan uit de kosten van uitbesteding, bestuurskosten en de kosten van in- en extern toezicht. De totale kosten in het boekjaar bedroegen € 1.117.000,-. Dit is exclusief de kosten van vermogensbeheer die direct ten laste van het beleggingsrendement zijn gebracht. Over 2012 bedroegen de totale kosten € 1.130.000,-. Deze kostendaling wordt niet gereflecteerd in de kosten per deelnemer aangezien in de noemer slechts de actieven en gepensioneerden worden genomen en niet de ‘nietactieven’, welke laatste groep de laatste jaren een stijgend verloop laat zien terwijl het aantal actieven juist daalt. De voortdurende stijging van de totale uitvoeringskosten in de afgelopen jaren is hiermee tot staan gebracht, maar met de nog altijd toenemende regeldruk blijft het een aandachtspunt voor het Bestuur. In het verslagjaar zijn zowel de opslag voor de kosten in de premie als in de voorziening verhoogd. Samenhangend met het vraagstuk van de kostenontwikkeling wil het Bestuur in 2014 verder kijken naar de voor de deelnemers meest effectieve en efficiënte manier van uitvoeren van de pensioenregeling. Nadrukkelijk wijst het Bestuur er overigens op dat ieder pensioenfonds op een eigen wijze stuurt op rendement en risico en dat de kosten daar een uitvloeisel van zijn. Een deel van deze kosten is inherent aan de aard van de regeling, de opbouw van de deelnemerspopulatie en het ambitieniveau. De kosten van verschillende pensioenfondsen zijn daardoor niet eenvoudig te vergelijken. Conform het in november 2011 en nadere uitwerkingen uit 2012 en 2013 door de Pensioenfederatie gepubliceerde document “Aanbevelingen uitvoeringskosten en de Nadere Uitwerkingen”, zijn in navolgend kostenoverzicht de kosten van het pensioenbeheer en vermogensbeheer opgenomen. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 19 Uitvoerings- en administratiekosten 20132012 Totaal pensioenuitvoeringskosten €1.117.000,00 €1.130.000,00 Per (actieve en pensioengerechtigde) deelnemer € € Kosten vermogensbeheer 1) €3.440.000,00 €2.824.000,00 Transactiekosten €594.000,00 €601.000,00 Totale kosten vermogensbeheer € € Gemiddeld belegd vermogen € 656.842.500,00 562,72 4.034.000,00 554,74 3.425.000,00 € 630.605.000,00 Kosten vermogensbeheer in % van het gemiddeld belegde vermogen 2)0,52%0,45% Transactiekosten in % van het gemiddeld belegde vermogen 3)0,09%0,10% Herstelplan Vanwege de financiële positie van het Pensioenfonds was tot eind 2011 een herstelplan van kracht met een duur van drie jaar. Aanleiding voor dit herstelplan was de financiële positie ultimo 2008, waarbij het fondsvermogen onder het Minimaal Vereist Eigen Vermogen lag. Het in maart 2009 ingediende herstelplan was vanwege de situatie van onderdekking ultimo 2011 nog steeds van kracht. Per 1 januari 2012 werd een aanvullend herstelplan van kracht met een looptijd van twee jaar. Dit aanvullend herstelplan bleef van kracht tot 31 december 2013. Op basis van de eindevaluatie van het kortetermijnherstelplan, heeft ook de DNB bevestigd dat het Pensioenfonds in staat is geweest binnen de wettelijke termijn het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) te bereiken. Hierdoor heeft het Pensioenfonds per 1 april 2014 geen korting hoeven door te voeren. 1) Kosten van het vermogensbeheer kunnen in twee categorieën worden onderscheiden. De eerste categorie betreft de kosten zoals die in de jaarrekening zijn verwerkt. Daaronder vallen de beheervergoeding van de vermogensbeheerder(s) en overige beheervergoedingen. Dit betreft een bedrag van € 1.212.000,-. De tweede categorie betreft kosten die rechtstreeks ten laste van het beleggingsrendement zijn gebracht. Deze kosten zijn dus niet inbegrepen in de kosten van de vermogensbeheerder(s) zoals opgenomen in de jaarrekening. 2) Uit de uitkomsten van een in 2013 door DNB uitgevoerd onderzoek vermogensbeheerkosten van pensioenfondsen blijkt dat de totale vermogensbeheerkosten over de periode 2009 - 2011 0,45% van het beheerd vermogen exclusief transactiekosten bedroegen (gemiddeld in de sector 0,53%). 3) Hiervoor wordt deels gebruik gemaakt van schattingen aangezien de werkelijke transactiekosten doorgaans niet worden gerapporteerd in de jaarrekening van beleggingsfondsen. 20 Op hoofdlijnen bestaat het aanvullend herstelplan uit de navolgende maatregelen: Vanaf 1 januari 2012 is de door de Vennootschap te betalen premie afhankelijk van de financiële positie van het Pensioenfonds. In het onderstaande schema wordt de hoogte van de premie weergegeven: Dekkingsgraad Premie Lager dan Minimaal Vereist Eigen Vermogen 30% salarissom Tussen Minimaal Vereist Eigen Vermogen en –– Naar rato tussen de basispremie (dekkingsgraad gelijk aan Vereist Eigen Vermogen VEV) en 30% van som pensioensalarissen (dekkingsgraad gelijk aan MVEV) –– Premiewijziging maximaal 2% per jaar Tussen Vereist Eigen Vermogen en reële dekkingsgraad Basispremie (2013: 20,1% salarissom) Groter dan de reële dekkingsgraad –– Korting op basispremie mogelijk 1) –– Premie ten minste gelijk aan minimale premie (circa 8,5% salarissom) –– Premiewijziging maximaal 2% per jaar Per 31 december 2011 heeft de Vennootschap een bijstorting gedaan ter grootte van 70% van het dekkingstekort (€ 39.045.000,-). Daarnaast is afgesproken dat het restant in twee termijnen wordt betaald: ultimo 2012 en ultimo 2013. De hoogte van de bijstorting ultimo 2012 en 2013 is afhankelijk van de dekkingsgraad, conform onderstaande tabel: Dekkingsgraad Bijstorting ultimo 2012 en 2013 Lager dan Minimaal Vereist Eigen Vermogen 15% van het dekkingstekort ultimo 2011 Tussen Minimaal Vereist Eigen Vermogen en 110% –– 15% van het dekkingstekort ultimo 2011 –– Er vindt een verrekening plaats van de zogenoemde “extra premie” van maximaal 6% van de pensioen-salarissen, indien de dekkingsgraad ultimo 2012 of ultimo 2013 hoger is dan het Minimaal Vereist Eigen Vermogen, maar lager dan 110%. Groter dan 110% Nihil 1) Reële dekkingsgraad: de dekkingsgraad behorende bij het vermogen, waarbij de opgebouwde pensioenaanspraken jaarlijks onvoorwaardelijk kunnen worden verhoogd met de volledige indexatie. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 21 Ultimo 2013 was de dekkingsgraad voor bijstorting hoger dan het Minimaal Vereist Eigen Vermogen maar lager dan 110%. De Vennootschap heeft daarom een bijstorting gedaan van 15% van het dekkingstekort ultimo 2011 verlaagd met de “extra premie” betaald in 2013, te weten € 5.211.411,- (2012: € 8.366.735,-). In het kader van de gewijzigde uitvoeringsovereenkomst heeft het Bestuur besloten om per 1 januari 2012 het toeslagbeleid aan te passen. Met ingang van 1 januari 2012 begint de indexatiestaffel bij een dekkingsgraad van 110%. Op 29 januari 2012 is het aanvullend herstelplan door DNB goedgekeurd. In de onderstaande tabel wordt de feitelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad tussen 31 december 2008 en 31 december 2013 vergeleken met de geprognosticeerde ontwikkeling van de dekkingsgraad volgens het oorspronkelijke herstelplan: Oorspronkelijk herstelplanWerkelijk Dekkingsgraad 31-12-200895,8%95,0% Premie 0,2%17,0% Uitkeringen0,4%0,8% Toeslagen-0,3% 0,0% Wijziging rente 0,7% -11,8% Rendement 9,2%12,4% Wijziging actuariële grondslagen 0,0% -7,1% Overig2,4%2,8% Dekkingsgraad 31-12-2013108,4%109,1% Vanaf 1 januari 2012 is een aanvullend herstelplan van toepassing. In de onderstaande tabel wordt de ontwikkeling van de financiële positie vergeleken met de ontwikkeling van de dekkingsgraad vanaf 1 januari 2012 volgens het aanvullend herstelplan. Aanvullend herstelplan Werkelijk Dekkingsgraad 31-12-2011101,3%101,5% Premie7,1%5,5% Uitkeringen0,2%0,3% Toeslagen-3,1% 0,0% Wijziging rente 0,0% -3,3% Rendement6,3%7,5% Wijziging actuariële grondslagen 0,0% -3,3% Overig0,4%0,9% Dekkingsgraad 31-12-2013112,2%109,1% 22 Conform wettelijke eisen wordt in het herstelplan onderscheid gemaakt tussen het kortetermijnherstel en het langetermijnherstel. Het kortetermijnherstel dient zodanig te zijn dat de dekkingsgraad uiterlijk ultimo 2013 gelijk is aan het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (104,3%). Ultimo 2012 was de dekkingsgraad reeds hoger dan het Minimaal Vereist Eigen Vermogen. Het langetermijnherstel dient zodanig te zijn dat de dekkingsgraad uiterlijk ultimo 2023 gelijk is aan het Vereist Eigen Vermogen. Het Vereist Eigen Vermogen als percentage van de technische voorzieningen wijzigt in de tijd. Voor beleidsdoeleinden wordt uitgegaan van een Vereist Eigen Vermogen van 116%. Indien de strategische mix wijzigt kan het Bestuur besluiten dit percentage aan te passen. Ultimo 2013 ligt het Vereist Eigen Vermogen op basis van de strategische mix lager, namelijk op 115,3%. Uitgaande van de veronderstellingen die zijn gehanteerd bij het opstellen van het aanvullend herstelplan, zal de dekkingsgraad ultimo 2015 naar verwachting hoger liggen dan het Vereist Eigen Vermogen voor beleidsdoeleinden (116%). In de onderstaande tabel wordt het geprognosticeerde langetermijnherstel op grond van de evaluatie van het herstelplan op basis van de dekkingsgraad ultimo 2013 weergegeven. Langetermijnherstel Verwachte dekkingsgraad 31-12-2013 109,4% Premie1,9% Uitkeringen0,6% Toeslagen-2,0% Wijziging rente 0,0% Rendement7,5% Wijziging actuariële grondslagen Overig0,2% Dekkingsgraad ultimo 2015 117,6% Uit de bovenstaande tabel blijkt dat het herstel met name afhankelijk is van het rendement en de feitelijke premies. Het langetermijnherstel dient zodanig te zijn dat de dekkingsgraad uiterlijk ultimo 2023 gelijk is aan het Vereist Eigen Vermogen. Het Vereist Eigen Vermogen als percentage van de technische voorzieningen wijzigt in de tijd. Voor beleidsdoeleinden wordt uitgegaan van een Vereist Eigen Vermogen van 116%. Indien de strategische mix wijzigt kan het Bestuur besluiten dit percentage aan te passen. Ultimo 2012 ligt het Vereist Eigen Vermogen op basis van de strategische mix lager, namelijk op 112%. Uitgaande van de veronderstellingen die zijn gehanteerd bij het opstellen van het aanvullend herstelplan, zal de dekkingsgraad ultimo 2014 naar verwachting hoger zijn dan het Vereist Eigen Vermogen (112%). Ultimo 2015 is de dekkingsgraad naar verwachting hoger dan het Vereist Eigen Vermogen voor beleidsdoeleinden (116%). Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 23 Toeslagen Het Pensioenfonds tracht de pensioenuitkeringen jaarlijks aan te passen aan de stijging van de prijzen (CPI). De toeslagen worden gefinancierd uit de algemene middelen van het Pensioenfonds. Er geldt een voorwaardelijk toeslagenbeleid ten aanzien van pensioengerechtigden en gewezen deelnemers. Met ingang van 1 januari 2012 is dit voorwaardelijke toeslagenbeleid ook van toepassing op de actieve deelnemers. Het Bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Er is geen recht op toeslagen en het is niet zeker in hoeverre in de toekomst toeslagen zullen plaatsvinden. Indien de huidige economische situatie voortduurt, zal ook in de nabije toekomst geen of een beperkte toeslag kunnen worden verleend. Doordat in de jaren 2009 tot en met 2013 geen toeslag werd verleend, is er een achterstand in de toeslagverlening van 8,67% ontstaan voor gepensioneerden en gewezen deelnemers. Per 1 januari 2014 loopt deze achterstand op naar 9,57%. Pas als de financiële situatie van het Pensioenfonds het in de toekomst toelaat, kan deze niet-verleende indexatie eventueel worden ingehaald (inhaaltoeslagen). Voor gepensioneerden en gewezen deelnemers geldt het het navolgende toeslagenoverzicht: Toegekende toeslag Volledige Verschil (CPI) Jaar 2013 0,0%0,90%0,90% Jaar 2012 0,0%1,98%1,98% Jaar 2011 0,0%2,38%2,38% Jaar 2010 0,0% 1,38% 1,38% Jaar 2009 0,0% 0,40% 0,40% Jaar 2008 0,0% 2,53% 2,53% De pensioenaanspraken van de actieve deelnemers over 2012 zijn per 1 januari 2012 verhoogd met 1,25%. De kosten hiervoor zijn betaald door de Vennootschap in het kader van de afspraken voor de Pensioenregeling 2012. Per 1 januari 2013 zijn de pensioenaanspraken van de actieve deelnemers niet verhoogd, aangezien de CAO-verhoging over 2012 nihil was, waardoor er voor de actieve deelnemers per 1 januari 2014 geen achterstand in toeslagverlening bestaat. Premiebeleid Begin 2013 is de basispremie van het lopende jaar vastgesteld op 20,1% van de relevante loonsom (in 2008: 18,5%; 2009: 20,5%; 2010: 21,3%; 2011: 18,8% en 2012: 18,8%). De basispremie is de gedempte kostendekkende premie die het Pensioenfonds nodig heeft voor inkoop van de pensioenaanspraken. Bij de vaststelling van deze basispremie wordt uitgegaan van een gedempte rentevoet van 3%. Voor 2013 is de werkelijke premie inclusief de deelnemersbijdragen vastgesteld op 29,4% van de relevante loonsom, in verband met de situatie van onderdekking begin 2012. Conform de betreffende CAO-bepaling, was de eigen bijdrage voor de actieve deelnemers per 1 januari 2013 5% (2008: 1,75%; 2009: 2,75%: 2010: 2,75%; 2011:3,75%, 2012: 5%) van de relevante pensioengrondslag (= relevante loonsom minus AOW-franchise). De werkgever heeft eind 2013 een extra storting gedaan van € 5.211.411,-. Deze storting vloeit voort uit de afspraken die in 2011 met de werkgever zijn gemaakt in het kader van het dekkingstekort eind 2011. 24 De hoogte van de diverse premies in 2013 zijn in onderstaande tabel weergegeven: Premies over 2013 20132012 Feitelijke premie € 29.687.000,- € 34.198.000,Gedempte kostendekkende premie € 16.069.000,- € 16.630.000,Zuivere kostendekkende premie € 16.011.000,- € 16.577.000,De ontvangen premie is hoger dan de gedempte kostendekkende premie en de zuivere kostendekkende premie. In de ontvangen premie is een extra storting van de werkgever van € 5.211.411,- opgenomen. Deze extra bijstorting is gelijk aan 15% van het dekkingstekort ultimo 2011 verminderd met het pro-rata deel ((dekkingsgraad -/MVEV)/(110 -/- MVEV)) van de door de werkgever betaalde extra premie. De “extra premie” is hierbij gedefinieerd als het verschil tussen: –– De premie die de Vennootschap had moeten betalen, indien de bijstortingsverplichting ultimo 2011 volledig was geëffectueerd. Deze premie bedraagt 24,3% van de salarissom; –– De dekkingsgraadafhankelijke premie die de Vennootschap in 2013 moet betalen op grond van de nieuwe uitvoeringsovereenkomst. Risicobeleid Het Bestuur heeft ook in 2013 veel aandacht besteed aan het risicobeleid van het Pensioenfonds. Zowel ten aanzien van de financiële risico’s als ten aanzien van de niet-financiële risico’s heeft een formele vastlegging plaatsgevonden van de uitgangspunten voor het beleid, het normatieve kader en de wijze van monitoring. Hierop volgend zijn ook alle risicogebieden specifiek toegewezen aan bestuursleden die op kwartaalbasis rapporteren over de door hun uitgevoerde controle op de naleving van het beleid. Met de nieuwe inrichting van de managementrapportage per kwartaal, komt het Bestuur tot een afronding van een herziening van de risicomanagement-infrastructuur. Deze herziening bestond uit: –– Risicomanagementcommissie; –– overschakeling naar een fiduciair manager; –– aanstelling van een aparte partij voor de financiële risicomonitoring; –– aanstelling van een Compliance Officer met een bredere taakomschrijving; –– betere vastlegging van het gehanteerde risicobeleid (inclusief het normatieve kader en de wijze van monitoring) en –– vertaling hiervan naar de AOIB en de gehanteerde SLA’s en –– aanscherping van de managementrapportage. Financiële risico’s Inleiding Het Pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het Pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. In deze paragraaf wordt ingegaan op het beleid van het Pensioenfonds en de risico’s die het Pensioenfonds bij de uitvoering van zijn taken Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 25 loopt. Voor de wijze waarop deze risico’s zijn afgedekt en een kwantificering van deze risico’s wordt verwezen naar de risicoparagraaf in de jaarrekening. Beleid en risicobeheer Het Bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN, de actuariële en bedrijfstechnische nota. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicobewust operationeel management. Het Bestuur heeft beleid geformuleerd om deze risico’s te kunnen beheersen, meer in het bijzonder: –– financieel risicobeleid; –– beleggingsbeleid; –– premiebeleid; –– toeslagbeleid; –– herverzekeringsbeleid; –– beleid ten aanzien van uitbesteding. De keuze, aanpassing en toepassing van de gehanteerde beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALMstudies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De invloed van deze sturingsmiddelen op de financiële positie van het Pensioenfonds wordt jaarlijks geëvalueerd. Bij deze evaluatie speelt zowel de huidige financiële positie, alsmede de financiële positie van het Pensioenfonds in de toekomst, een rol. Om te toetsen of het beleid op lange termijn tot de gewenste ontwikkeling leidt, voert het Pensioenfonds ten minste eens in de drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Het Pensioenfonds heeft deze continuïteitsanalyse in het jaar 2012 laten uitvoeren, mede in het kader van het opstellen van het aanvullend herstelplan. Om de risico’s verbonden aan het Pensioenfonds continu te kunnen volgen, heeft het Bestuur in 2011 een nieuwe risicoanalyse uitgevoerd, ter vervanging van de eerder uitgevoerde analyse en ontwikkelde risico-matrix. Minimaal eens per kwartaal worden ook aan de hand van een uitgebreide managementrapportage door het Bestuur de risico’s beoordeeld en indien noodzakelijk worden aanvullende beheersmaatregelen genomen. In de navolgende overzichten worden de diverse risicocategorieën zoals deze ten grondslag liggen aan de door het Bestuur vastgestelde risicomatrix en het door DNB gehanteerd risicomodel nader toegelicht: Financiële risico’s Het risicomodel van DNB kent voor een aantal risicocategorieën vastgestelde scenario’s (‘schokken’). De hoofdletter ‘S’, aangevuld met een nummer achter een aantal risicocategorieën vertegenwoordigt de code die DNB in het risicomodel voor de desbetreffende risicocategorie hanteert. Bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen (buffers) past het Pensioenfonds de standaardmethode toe op basis van de zogenaamde wortelformule (S1 t/m S6). In het geval van een afwijkend risicoprofiel is van het standaardmodel afgeweken. Kwantitatieve en kwalitatieve toelichtingen van deze risico’s zijn opgenomen in de “risicoparagraaf” in de jaarrekening. Het Vereist Eigen Vermogen wordt berekend op basis van zowel de feitelijke als de strategische beleggingsmix. De hoogste van beide wordt gehanteerd als zijnde het Vereist Eigen Vermogen. 26 Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het Pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het Pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Zo heeft het Bestuur op verzoek van DNB ter afwending van het solvabiliteitsrisico met betrekking tot de beschikbare premieregeling, voor het beschikbare premiedeel een minimaal eigen vermogen vastgesteld. Indien de solvabiliteit van het Pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagverlening over de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het Pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het solvabiliteitsrisico bestaat uit de volgende risicocategorieën: –– Renterisico (S1). –– Zakelijke waarden risico (S2). –– Valutarisico (S3). –– Grondstoffenrisico (S4). –– Kredietrisico (S5). –– Verzekeringstechnisch risico (S6). –– Liquiditeitsrisico (S7). –– Concentratierisico (S8). –– Operationeel risico (S9). Renterisico (S1) Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen. Vanwege deze mismatch loopt een fonds renterisico. Immers bij een rentedaling zullen de verplichtingen sterker toenemen in waarde dan de bezittingen. Het standaardmodel van DNB bevat voorgeschreven rentescenario’s (verschuiving actuele rentetermijnstructuur via voorgeschreven rentefactoren) om het Vereist Eigen Vermogen voor dit risico te bepalen. Om de aanwezige mismatch te beperken heeft het Pensioenfonds het beleid om het renterisico gedeeltelijk af te dekken door middel van renteswaps. Het strategische afdekkingspercentage bedroeg in 2013 60%. Zakelijke waarden risico (S2) De waarden van aandelen en onroerend goed zijn onderhevig aan marktfluctuaties. Pensioenfondsen die een deel van hun vermogen in dergelijke zakelijke waarden hebben belegd, lopen hierdoor risico. Het beleid is om door spreiding over verschillende categorieën en sectoren het risico te beperken. Dit om het concentratierisico tegen te gaan. Binnen het strategisch beleggingsbeleid kan het aandeel zakelijke waarden 30% bedragen. Valutarisico (S3) Valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen in vreemde valuta verslechtert als gevolg van veranderingen van valutakoersen. De kans dat de wisselkoers van vreemde valuta verslechtert ten opzichte van de euro betekent een risico voor een pensioenfonds, omdat verplichtingen veelal in euro luiden en bezittingen (deels) in vreemde valuta. Dit risico is van belang voor zowel directe posities in een valuta, als voor beleggingen die gewaardeerd zijn in een andere valuta. Het beleid van het Pensioenfonds is om het valutarisico af te dekken in de obligaties, maar niet in de zakelijke waarden. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 27 Grondstoffenrisico (S4) Pensioenfondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. Vooralsnog maken directe beleggingen in grondstoffen geen deel uit van de strategische beleggingsmix. Door de toevoeging van alternatieve beleggingen kunnen grondstoffen in zeer beperkte mate indirect onderdeel worden van de beleggingsportefeuille. Kredietrisico (S5) Bij het kredietrisico dient de kredietwaardigheid van de tegenpartij tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze spread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid, risicovrij, tot uitkering zal komen. Met betrekking tot het kredietrisico gelden binnen het Pensioenfonds restricties voor de samenstelling van de vastrentende portefeuilles met beperking tot geografische spreiding, verdeling over verschillende debiteurencategorieën en de minimale kwaliteit van de debiteur (‘creditrating’). Verzekeringstechnisch risico (S6) Naast de financiële risico’s staat het Pensioenfonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s. Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico).De sterftetrend zelf dient te worden meegenomen bij de bepaling van de voorziening voor risico van het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds hanteert de AG-prognosetafel 2012-2062, met fondsspecifieke ervaringssterfte. Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen. Hierdoor kan het Pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de lange termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. In de formulering en de uitvoering van het beleggingsbeleid houdt het Bestuur expliciet rekening met de verhandelbaarheid van de op te nemen beleggingstitels. Concentratierisico (S8) In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Om het concentratierisico tegen te gaan kiest het Bestuur voor spreiding, zowel in verschillende beleggingscategorieën als over verschillende landen. Concentratierisico wordt in beperkte mate toegestaan om andere risico’s te mitigeren. Niet-financiële risico’s Sponsorrisico Het Pensioenfonds heeft een directe economische en contractuele band met de werkgever als sponsor van het Pensioenfonds. Deze afhankelijkheid vertaalt zich in risico’s voor het Pensioenfonds, de zogenaamde sponsorrisico’s. Voorbeelden van sponsorrisico’s zijn onder meer: faillissementsrisico, betalingsonmacht van de sponsor veroorzaakt door negatieve ontwikkelingen bij de sponsor, financieringsrisico, beëindiging van de relatie met de sponsor en belangenverstrengeling tussen het Pensioenfonds en de sponsor. 28 Omgevingsrisico Hieronder worden risico’s verstaan als gevolg van externe veranderingen zoals de eerder in dit verslag genoemde op handen zijnde extern opgelegde veranderingen in de inrichting en organisatie van pensioeninstellingen. Operationeel risico (S9) Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Operationele risico’s hebben een negatieve impact op een goede uitvoering van de pensioenregeling. Voor deze operationele risico’s geldt wel dat een verregaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten met zich mee kan brengen. De operationele uitvoering van de administratie en verslaglegging geschiedt door AZL N.V. Deze partij heeft een ISAE-3402 verklaring (type II) verstrekt. Ook de Vermogensadministrateur, de Vermogensbeheerders (ING IM) en de Fiduciair Manager hebben een ISAE-3402 verklaring (type II) overlegd. Door het overleggen van deze verklaringen tonen deze partijen aan het Pensioenfonds én aan de accountant van het Pensioenfonds aan, dat de uitvoering ‘in control’ is. Het overleggen van de ISAE-3402 verklaring komt tevens tegemoet aan de Beleidsregel ‘Uitbesteding Pensioenfondsen’ waarin DNB heeft vastgesteld dat een pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een uitvoerder, verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie en vermogensbeheer. Uitbestedingsrisico’s Het Bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. De uitbesteding van werkzaamheden aan een derde partij heeft tot gevolg dat het Bestuur geen directe gezagsverhouding heeft met de personen die bij de derde partij feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het Bestuur heeft voorts geen rechtstreeks zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen en dergelijke van de dienstverleners van het Pensioenfonds. Het uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de uitbestede werkzaamheden wordt geschaad. Op basis van de ervaringen opgedaan bij de selectie van de pensioenadministrateur en de fiduciair manager is in het kader van het uitbestedingsrisico in 2012 een aangepast uitbestedingsbeleid vastgesteld, welke voldoet aan het bij of krachtens in artikel 34 van de PW bepaalde. In voorkomende gevallen worden met de uitvoerende organisatie nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA). In een SLA worden ten minste ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie en procuratiesystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. Het Bestuursbureau controleert periodiek de uitvoeringskosten en de uitvoering van de diverse uitbestede processen. Het Bestuur onderkent dat aan de uitbesteding het risico is verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door de betrokken partijen. Wat betreft de uitbestedingsrisico’s kan worden opgemerkt dat het Bestuur overleg heeft gevoerd met de diverse betrokken partijen over de dienstverlening en de SLA. Om aan de behoefte van het Bestuur aan zekerheid en daarmee aan kwaliteitsgaranties tegemoet te komen, beschikken nagenoeg alle partijen over een certificering conform ISAE3402 (type II). Voor de meeste relevante processen is een beschrijving van de AO/IB opgesteld, die heeft geleid tot een beschrijving van de beheersingsmaatregelen voor de betreffende processen. Het Bestuur wordt door middel van periodieke rapportages van zowel de uitvoeringsorganisatie als van de Vermogensadministrateur en de Vermogensbeheerders en van externe adviseurs in staat gesteld de risico’s en fondssituatie goed te monitoren. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 29 IT-risico De informatietechnologie is een belangrijke risicocategorie voor pensioenfondsen. Omdat het merendeel van de fondsen de IT heeft uitbesteed, is dit risico tot een uitbestedingsrisico verworden. Dit geldt ook voor Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot. Integriteitsrisico DNB verstaat hieronder het risico dat de integriteit van het Pensioenfonds dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet-integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding, een en ander in het kader van wet- en regelgeving en maatschappelijke en door het Pensioenfonds opgestelde normen. Bij de beheersing van dit risico kan gedacht worden aan onder meer gedragscodes en procesmatige waarborgen. Het Pensioenfonds heeft een gedragscode en een compliancebeleid. Beiden zijn een wettelijke verplichting en DNB ziet actief toe op naleving. Een regeling voor omgang met integriteitsgevoelige functies komt relatief weinig voor. DNB toetst voorts nieuwe bestuursleden. Juridische risico’s Een pensioenfonds loopt het risico in rechte aangesproken te worden. Ten einde dit risico te beperken kan het Pensioenfonds maatregelen treffen. Eén risico is dat de fondsstukken niet voldoen aan de wettelijke bepalingen. Een ander risico is dat men als fondsbestuurder in persoon kan worden aangesproken. Een derde risico betreft het niet in voldoende mate vorm geven aan consistent beleid; dit maakt het Pensioenfonds kwetsbaar indien het hierop wordt aangesproken. Een vierde risico betreft het niet of onduidelijk communiceren naar partijen. Een vijfde risico betreft aansprakelijkheid door het niet of niet goed uitvoeren door partijen die het Pensioenfonds heeft ingehuurd. Met betrekking tot bovengenoemde risico’s heeft het Bestuur de volgende maatregelen genomen: –– Het Pensioenfonds heeft Bogaard Pensioen Consultancy aangesteld als Bestuursbureau. Het Bestuursbureau toetst bij wetswijzigingen de fondsstukken en stelt waar nodig wijzigingen op en legt deze voor aan het Bestuur. –– Het Pensioenfonds heeft een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afgesloten. –– Het Pensioenfonds ziet erop toe dat besluitvorming consistent en goed gedocumenteerd plaatsvindt. Deze documentatie zorgt ervoor dat ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen. –– Het Pensioenfonds werkt volgens een communicatieplan. Dit plan bewaakt de wettelijk verplichte communicatiemomenten. Naast deze vereisten heeft het Pensioenfonds eigen communicatiedoeleinden. –– Met alle ingehuurde partijen zijn contractuele afspraken gemaakt. Partijen dienen regelmatig te rapporteren over het wel of niet voldoen aan de gemaakte afspraken. Daar waar mogelijk heeft het Pensioenfonds activiteiten gescheiden ondergebracht, waardoor er een mechanisme ontstaat van controle van de ene partij door de andere partij. Jaarlijks vinden er controles plaats door actuaris en accountant op de uitvoering door het Pensioenfonds. Materiële onvolkomenheden worden door hen gerapporteerd. In het algemeen draagt het Bestuur er zorg voor dat het voldoende kennis en kunde bezit om zijn verantwoordelijkheid te kunnen dragen. De hierboven genoemde risico’s zijn niet limitatief maar de juiste afdekking van deze genoemde risico’s geven wel een indicatie over de juridische weerbaarheid van het Pensioenfonds. Inflatierisico Het Pensioenfonds kent een voorwaardelijk toeslagenbeleid en communiceert dit beleid, conform wettelijke voorgeschreven formuleringen, naar alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Door die communicatie is de kans gering dat onjuiste verwachtingen worden gewekt. 30 Beleggingsbeleid De beleggingsportefeuille van het Pensioenfonds is in 2013 slechts marginaal gewijzigd. Dit had zowel te maken met de ontwikkelingen op de financiële markten als met de financiële positie van het Pensioenfonds. Eind 2012 werden de financiële markten alsmede de belangrijkste economieën nog gekenmerkt door grote structurele onzekerheden. De Europese economie liet ondanks het accommoderend monetair beleid van de ECB nauwelijks tekenen van herstel zien, en ook waren er steeds meer zorgen met betrekking tot de Chinese economie. Alleen in de VS waren duidelijk tekenen van herstel zichtbaar. Alhoewel begin 2013 verwacht werd dat, ondanks alle onzekerheden, het nemen van risico zich zou vertalen naar een hoger rendement, is er voor gekozen om daar slechts marginaal op in te spelen. Reden hiervoor was dat het Pensioenfonds nog steeds in herstel was en vanuit de financiële positie van het fonds nauwelijks ruimte was voor verhoging van het risico. Slechts in de vastrentende portefeuille is gekozen voor uitbreiding met enkele Europese landen. Ook werd de beperking op financials in de vastrentende portefeuille opgeheven. Over het jaar bezien heeft dit een positieve bijdrage geleverd aan het rendement op de portefeuille. Het ook na de doorgevoerde wijzigingen nog steeds lage risicoprofiel van de beleggingsportefeuille met een relatief hoog aandeel staatsobligaties en een lage weging van zakelijke waarden, zorgde er wel voor dat het totaalrendement in 2013 negatief was. Fiduciair Management en resultaat 2013 Over geheel 2013 is op het belegde vermogen een rendement behaald van -2,26%. De fiduciair beheerder van het Pensioenfonds behaalde voor de rendementsportefeuille en matchingportefeuille over geheel 2013 een resultaat van respectievelijk 5,04% en -6,29%. De matchingportefeuille deed het iets beter dan de benchmark (-6,62%) en de rendementsportefeuille deed het iets slechter dan de benchmark (6,08%). De stijging ten opzichte van het begin van het jaar toen de dekkingsgraad 105,1% bedroeg werd met name veroorzaakt door de herstelkracht uit de jaarpremie (inclusief bijstorting) en de netto stijging van de rente. Deze rentestijging zorgde weliswaar voor een negatief rendement op de vastrentende waarden in de beleggingsportefeuille, echter door een positief rendement op de zakelijke waarden en doordat de verplichtingen als gevolg van de rentestijging harder daalden dan de vastrentende beleggingen, zorgde dit voor een positief effect op de dekkingsgraad. Marktontwikkelingen Het beleggingsjaar 2013 liet een gemengd beeld zien. De aankondiging door de Fed in de VS dat stapsgewijs het opkoopprogramma van staatsobligaties beëindigd zou worden leidde tot een forse rentestijging in de VS en Europa, terwijl mede als gevolg daarvan de Emerging Markets onder druk kwamen te staan. De aandelenmarkten daarentegen waren positief gestemd. Geholpen door een stevig winstherstel bij de bedrijven, een accommoderend monetair beleid en positieve verwachtingen over het economisch herstel lieten vrijwel alle aandelenmarkten hoge rendementen zien. Vastrentende waarden Het jaar 2013 stond in het teken van een sterke stijging van de rentes in zowel de VS als Europa. In de VS was de aanleiding voor de rentestijging de mededeling van de Fed om het inkoopprogramma van staatsobligaties (de zogenoemde ‘tapering’) stapsgewijs te beëindigen. De 10-jaars swaprente in Europa steeg van 1,56% naar 2,15%; in de VS steeg de 10-jaars swaprente van 1,82% naar 3,09%. Door de rentestijging behaalde de matchingportefeuille, die dient ter replicatie van de rentekarakteristieken van de verplichtingen, een rendement van -6,29%. De beleggingen in investment grade bedrijfsobligaties, high yield bedrijfsobligaties en Emerging Markets Debt behaalde in 2013 een rendement van respectievelijk 1,7%, -0,58% en -13,84%. De zwakke performance van Emerging Markets Debt reflecteert het gecombineerde effect van een zwakke valuta en een zwakke obligatiemarkt in de Emerging Markets. Aandelen Evenals in 2012 behaalden de aandelenmarkten in 2013 hoge rendementen. Dit werd enerzijds ingegeven door de positieve winstontwikkeling bij de bedrijven, en anderzijds doordat beleggers in 2013 een voorschot namen op het verwachte economisch herstel. Bovendien was de consensus verwachting –mede geholpen door de guidance van de Fed en de ECB– dat er voorlopig Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 31 geen rentestijgingen te verwachten zijn. Het meest in het oog springend was het goede resultaat van Japan. Onder invloed van het zogenoemde ‘three arrow’ -beleid van premier Abe (expansief overheidsbeleid, accommoderend monetair beleid en structurele hervormingen) verzwakte de Japanse Yen en lieten Japanse aandelen een krachtig herstel zien. In 2013 was het resultaat op de Europese aandelenportefeuille 19,86%; voor de VS 27,46%, voor de Emerging Markets -6,99% en voor de aandelen wereldwijd (MSCI World) 20,13%. Het negatieve resultaat voor de Emerging Markets is een direct gevolg van de aankondiging van de Fed stapsgewijs te gaan stoppen met het opkopen van staatsobligaties. Dit leidde tot een uitstroom van kapitaal uit de Emerging Markets met als gevolg dalende koersen en valuta depreciaties. Onroerend goed De Europese onroerend goed beleggingen behaalden in 2013 een redelijk resultaat met een rendement van 4,26%. Daarmee is de positieve lijn die in 2012 is ingezet doorgetrokken. In toenemende mate wordt zichtbaar dat de Europese vastgoedmarkt weer vaste grond onder de voeten krijgt. Alternatieve beleggingen De hedge fund-beleggingen lieten in 2013 een goed resultaat zien met een rendement van 8,42%. Dit was beter dan de benchmark (HFRX Global Hedge Funds EUR Index) die een rendement van 6,70% behaalde. Verantwoord beleggen Het Bestuur ziet in de huidige tijd dat de financiële markten zich niet meer uitsluitend richten naar de voorspelbaarheid van de uit de modellen voortkomende kasstromen maar tevens naar de maatschappelijke rol van de betreffende organisaties. Het Bestuur verwacht ook een correlatie tussen de maatschappelijke instelling van de uitgever van financiële titels en het op langere termijn daaruit voortkomende rendement. Hiernaast voelt het Bestuur het ook als zijn verantwoordelijkheid om daar waar het Pensioenfonds door haar beleggingsgedrag het maatschappelijk functioneren van organisaties positief kan beïnvloeden, die invloed ook uit te oefenen. Het hanteren van de uitgangspunten van UNPRI (United Nations Principles for Responsible Investment) maakt dan ook een onlosmakelijk deel uit van het beleggingsbeleid van het Pensioenfonds. Beleggingen voor risico deelnemers Met betrekking tot de premieregelingen zoals ondergebracht bij ING Personal Fund Management, is navolgend een opgave opgenomen van de aantallen deelnemers en keuzes: LifeCycle Eigen Vrije Spaar- Mix Verdeling Keus rekening Totaal 1.840 80 159 37 2.116 Aantal op 01-01-2013 Nieuwe deelnemers 102 0 0 0 102 Van LyfeCycle Mix -19 7 12 0 0 Van Eigen verdeling 00000 Van Vrije keuze 1 Van Spaarrekening Deelname beëindigd Aantal op 31-12-2013 32 2 -4 1 0 2 0 0 -2 0 -229 -12 -23 -6 -270 1.697 77 144 30 1.948 Wet- en regelgeving & Compliance Wet- en Regelgeving Ook het jaar 2013 was een jaar met een groot aantal pensioenontwikkelingen. Het voert in het kader van dit jaarverslag te ver om alle ontwikkelingen nader toe te lichten, maar enkele zaken lichten we er uit: Wet- en regelgeving op het gebied van Governance De governance van pensioenfondsen, op onderdelen onderwerp van jarenlange discussie binnen de pensioensector en van politieke belangstelling, liet in het onderhavige verslagjaar enkele nieuwe ontwikkelingen zien. Wet versterking bestuur pensioenfondsen (Wvbp) Halverwege het boekjaar kwam de Wvbp tot stand. Hierin is onder andere de verplichte vertegenwoordiging van gepensioneerden in het bestuur van het pensioenfonds geregeld. De wet is bedoeld om de deskundigheid van het bestuur te vergroten en het intern toezicht te versterken. Bovendien wordt beoogd om de taken en bevoegdheden van de bestaande fondsorganen te stroomlijnen. De vorenstaande doelstellingen kunnen onder meer worden gerealiseerd door middel van de introductie van twee nieuwe bestuursmodellen, ter vervanging van het huidige paritaire bestuursmodel. Het gaat dan om het zogenaamde gemengde bestuursmodel of one tier board en het onafhankelijk bestuursmodel. DNB ziet in de wetswijziging een uitgelezen gelegenheid voor de fondsbesturen om hun fondsorganisatie aan een kritisch onderzoek te onderwerpen en aan te passen aan de maatschappelijke veranderingen en eisen. Na de totstandkoming van de wet werd het invoeringstraject nader ingevuld. Omdat het Pensioenfonds met ingang van 1 juli 2014 aan de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen moet voldoen en DNB een daaraan voorafgaande periode nodig heeft om de gewijzigde fondsdocumenten en wisselingen in het Bestuur te beoordelen op deskundigheid en integriteit, dienen de voorbereidende werkzaamheden uiterlijk 1 april 2014 gereed te zijn. DNB gaat er in dit verband vanuit dat de fondsbesturen daarom nog voor het einde van het onderhavige boekjaar op hoofdlijnen weten voor welk bestuursmodel zij kiezen. In het bestuursverslag (hoofdstuk 2) is hierop al nader ingegaan. Code Pensioenfondsen Tegelijk met de Wvbp zijn de Principes voor goed pensioenfondsbestuur d.d. 6 december 2005 van de Stichting van de Arbeid (STAR) vervangen door de Code Pensioenfondsen. Aan deze code die door de Pensioenfederatie en de STAR gezamenlijk is ontworpen en 83 normen bevat, is ondertussen een wettelijke grondslag gegeven. Het Bestuur heeft in 2013 de code beoordeeld op zijn gevolgen en heeft de navolging van de normen geheel of gedeeltelijk meegenomen in het transitieproces in verband met de Wvbp. Over de toepassing of uitleg, indien bepaalde normen niet worden nageleefd dan wel daarvan wordt afgeweken, zal dan ook in het jaarverslag over 2014 voor het eerst verantwoording worden afgelegd. Verlaging toekomstige pensioenopbouw (Witteveenkader) Met ingang van 1 januari 2014 zijn de maximaal toegestane opbouwpercentages voor middel- en eindloonregelingen neerwaarts aangepast en is vanaf 1 januari 2015 een verdergaande verlaging in het vooruitzicht gesteld. De lagere opbouwpercentages vanaf 2014 passen bij een verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar, omdat het niet in de bedoeling van het kabinet lag dat de latere pensioenleeftijd en dientengevolge twee jaar langere pensioenopbouw uiteindelijk zouden uitmonden in hogere pensioenuitkomsten. Om aan de Europese stabiliteitsnormen te voldoen, moet de Nederlandse regering bezuinigen op haar overheidsuitgaven. De fiscale facilitering van de aanvullende, collectieve pensioenopbouw is in dit kader opnieuw bezien. Als uitvloeisel hiervan wordt met ingang van 2015 naar een verdergaande inperking van het Witteveenkader gestreefd. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 33 Inmiddels zijn, na revisie van de plannen onder druk van de Eerste Kamer, met instemming van de oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP, de wijzigingsvoorstellen aangepast en door de Tweede Kamer aangenomen. Opvallend in de voorstellen zijn de aftopping van de pensioenopbouw in de tweede pijler en vooral het scheppen van waarborgen dat de lagere pensioenopbouw ook daadwerkelijk wordt vertaald in een lagere premie. De lagere pensioenopbouw in de tweede pensioenpijler en de herstelplannen, die nog voor diverse pensioenfondsen van kracht zijn (na herstel van de reserve dient nog een versterking van de financiële buffers plaats te vinden), vallen samen met een wens van de overheid dat pensioenfondsen een bijdrage leveren aan het herstel van de Nederlandse economie. Er wordt een toenemend beroep op de vermogens van de pensioenfondsen gedaan, door deze in te zetten bij de woningmarkt, het midden- en kleinbedrijf, voor duurzame energie en de infrastructuur. De Pensioenfederatie heeft het kabinet laten weten dat de pensioenfondsen in vrijheid moeten kunnen blijven beslissen over financieringsverzoeken en dat de gevraagde investeringen primair in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden moeten zijn. Algemeen Pensioenfonds (APF) Ook in het boekjaar 2013 blijven de bestuurlijke aspecten en een effectieve uitvoering van de pensioenregelingen tegen acceptabele kosten de aandacht van de fondsbesturen vragen. Diverse besturen van pensioenfondsen overwegen te liquideren dan wel zoeken naar samenwerking met andere fondsen. In dit kader zijn in het recente verleden andere uitvoeringsvehikels in het leven geroepen, te weten de premiepensioeninstelling (PPI), specifiek ten behoeve van de uitvoering van beschikbare premieregelingen, en het multiopf specifiek voor ondernemingen met meerdere pensioenfondsen. Als voorlopig sluitstuk van deze ontwikkeling zou de algemene pensioeninstelling (API) in een behoefte moeten gaan voorzien. De staatssecretaris vroeg de pensioensector om te reageren op haar vraag of de API een toegevoegde waarde kon betekenen ten opzichte van de bestaande en nieuwe uitvoeringsvormen. Op basis van de ontvangen adviezen heeft zij, in het begin van 2014, een voorontwerp van wet openbaar gemaakt, waarin ze een andere pensioenfondsorganisatie dan de API, het zogenaamd algemeen pensioenfonds (APF) voorstelt. Zij wil dit type pensioenfonds reeds met ingang van 2015 mogelijk maken. Compliance Toezicht door De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten In 2013 is door DNB geen dwangsom of boete opgelegd, geen aanwijzing gegeven, geen bewindvoerder aangesteld en is geen stille curator aangesteld. Wel is een korte- en langetermijnherstelplan van toepassing. De AFM heeft geen gebruikgemaakt van het recht op wettelijk toezichtinstrumentarium. Gedragscode In de Gedragscode van de Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot zijn de normen en waarden vastgelegd waaraan bestuursleden, medewerkers van Van Lanschot of gelieerde ondernemingen die werkzaamheden verrichten ten behoeve van het Pensioenfonds zich dienen te houden. De Gedragscode voldoet aan de voorschriften van de toezichthouders AFM en DNB. Compliance Officer De Compliance Officer, tevens Compliance Officer van de Van Lanschot Groep, houdt toezicht op de naleving van de Gedragscode en overige relevante wet- en regelgeving. In de verslagperiode gaf dit geen aanleiding tot opmerkingen. Tot 1 april 2013 heeft de heer Mr. O. Loeber tijdelijk de functie van Compliance Officer waargenomen. Per 1 april 2013 is mevrouw Mr. B. Kamerling-Fokma benoemd als Compliance Officer van het Pensioenfonds. 34 Naleving wet- en regelgeving Er zijn geen overtredingen van wet- en regelgeving vastgesteld. Toezicht door De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten In het verslagjaar zijn geen aanwijzingen gegeven door DNB als bedoeld in artikel 171 van de PW (Pensioenwet). Er zijn geen boetes of dwangsommen opgelegd door DNB of AFM noch is sprake van een door het Hof aangestelde bewindvoerder. Ombudsman Pensioenen In 2013 heeft één belanghebbende van het Pensioenfonds zich met een klacht tot de Ombudsman Pensioenen gewend. Deze klacht had betrekking op het feit dat bij dienstverlating de pensioenaanspraken uit hoofde van de premieregeling reglementair worden omgezet in een uitkeringstoezegging. Door de toepassing van de fondsspecifieke factoren (rente, overlevingskansen en kosten) en de factoren zoals voorgeschreven bij wettelijke waardeoverdracht, kan er hierdoor een waardeverschil optreden tussen het oorspronkelijke pensioenkapitaal en de over te dragen waarde naar de pensioenuitvoerder van de premieregeling van de nieuwe werkgever van de deelnemer. De Ombudsman Pensioenen heeft begin 2014 de deelnemer bericht, dat het Pensioenfonds conform de reglementaire bepalingen heeft gehandeld. Klachten- en geschillenregeling Belanghebbenden kunnen zich tot het Bestuur wenden indien er een geschil is gerezen over de inhoud van de regeling of indien er een klacht is over de uitvoering van de pensioenregeling. Desgewenst kan men in beroep bij de Ombudsman Pensioenen. Dit is geregeld in de Klachten- en Geschillenprocedure. In 2013 is één klacht ontvangen van een deelnemer. ‘s-Hertogenbosch, 18 juni 2014 Het bestuur Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 35 36 Verantwoordingsorgaan Verslag van het Verantwoordingsorgaan Algemeen Het Verantwoordingsorgaan bestond in 2013 uit vijf leden, waarin werknemers en gepensioneerden waren vertegenwoordigd met ieder twee leden en de werkgever met één lid. In afwachting van de inrichting van een nieuw bestuursmodel werd de openstaande vacature voor de werkgever in 2013 niet opgevuld. De heer Elsinghorst heeft per 1 oktober 2013 afscheid genomen van Van Lanschot en heeft dientengevolge per deze datum zijn functie neergelegd. Mevrouw Winkelhuijzen heeft als vertegenwoordiger van de werkgever de heer Elsinghorst op 1 oktober 2013 opgevolgd. In het kader van het nieuwe bestuursmodel bestaat het Verantwoordingsorgaan vanaf 1 januari 2014 uit vier leden, waarin werknemers zijn vertegenwoordigd door twee leden en de werkgever en gepensioneerden ieder door een lid. Mede om deze reden heeft de heer Remijn zijn functie eind 2013 neergelegd. Het Verantwoordingsorgaan geeft in het kader van de Pensioenwet en de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur jaarlijks een oordeel over het handelen van het Bestuur. Verantwoording en Oordeel over het jaar 2013 Het Verantwoordingsorgaan heeft ter bepaling van haar oordeel onder andere kennis genomen van het concept jaarverslag, het conceptueel actuarieel rapport, het concept rapport van de certificerend actuaris, het concept rapport van de externe accountant, de notulen van de bestuursvergaderingen, het beleggingsplan 2014, de uitkomsten van de SWOT analyse, het financieel crisisplan en de verslagen van de Beleggings-, Risicomanagement- en Communicatiecommissie. Tevens heeft het Verantwoordingsorgaan gesprekken gevoerd met het Bestuur, de Beleggingscommissie, de Risicomanagementcommissie en de Communicatiecommissie. In gesprekken die het Verantwoordingsorgaan op 21 november 2013 en 9 april 2014 met het Bestuur heeft gevoerd zijn de volgende onderwerpen besproken. –– Governance –– Evenwichtige belangenbehartiging –– Beleggingsbeleid –– Dekkingsgraad –– Risicobeheersing –– Kostentransparantie –– Pensioenwetgeving/pensioencontract –– Toekomst van het Pensioenfonds –– Communicatie Bevindingen Het Bestuur heeft besloten het aantal bestuursleden terug te brengen tot vijf personen. Het Verantwoordingsorgaan heeft begrip voor dit bestuursbesluit. Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat het Bestuur van externe en interne professionals een evenwichtige samenstelling vormt. Wel constateren wij een zekere spanning binnen het Bestuur met betrekking tot de beschikbaarheid van bestuurders die ook werknemer zijn. Ook neemt het Verantwoordingsorgaan waar dat de samenstelling van het Bestuur niet divers van aard is en daarmee in strijd is met de Code Pensioenfondsen. Eveneens ontbreekt het door de Code voorgeschreven diversiteitsbeleid. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 37 De gewijzigde samenstelling van het Bestuur had naar het oordeel van het Verantwoordingsorgaan niet noodzakelijkerwijs hoeven te leiden tot een inkrimping van het Verantwoordingsorgaan. Als gevolg hiervan is de vertegenwoordiging van gepensioneerden in het Verantwoordingsorgaan teruggebracht van twee leden naar een lid. Dit doet geen recht aan de toename van het aantal inactieve deelnemers ten opzichte van het aantal actieve deelnemers. Bij de toegenomen complexiteit en intensiteit van wet- en regelgeving verdient de procesbegeleiding door het Bestuursbureau naar de mening van het Verantwoordingsorgaan kritische aandacht. Het Bestuur laat het intern toezicht uitoefenen door een Visitatiecommissie. Het Verantwoordingsorgaan kan zich vinden in dit besluit. In strijd met het bepaalde in de Principes voor goed pensioenfondsbestuur (Principe B9) en de Code Pensioenfondsen is aan het Verantwoordingsorgaan over de samenstelling van deze commissie geen advies gevraagd. De laatste visitatie had betrekking op het verslagjaar 2012. Het Verantwoordingsorgaan adviseert de visitatie, die niet eerder dan voor eind 2014 is gepland, zodanig te laten uitvoeren dat zowel het verslagjaar 2013 als het verslagjaar 2014 in de visitatie worden betrokken. Het Verantwoordingsorgaan heeft geconstateerd dat de dekkingsgraad in 2013 is toegenomen van 105,1% naar 109,1%. Bij dit niveau kan echter nog steeds geen indexatie van opgebouwde rechten plaatsvinden. De relatief grote verschuiving van actieven naar inactieven brengt met zich mee dat het herstelpotentieel afneemt en daarmee ook de kans op indexatie in de komende jaren. Dit in combinatie met de toenemende kostendruk is een punt van zorg. Het Pensioenfonds heeft in 2013 de inrichting van het risicomanagement verder vorm gegeven. Inmiddels wordt per kwartaal een integrale risicomanagementrapportage opgesteld, welke door de leden van het Pensioenfondsbestuur en de commissieleden verder wordt toegelicht. Indien dit noodzakelijk wordt geacht, worden acties afgesproken om het risicobeheer verder te verbeteren. De vertraagde oplevering van de risicomanagementrapportage heeft de aandacht van het Bestuur. Het Verantwoordingsorgaan constateert met genoegen dat op het terrein van communicatie belangrijke stappen zijn gezet. De vernieuwde website is daar een voorbeeld van. Wel is tot op heden nog niet duidelijk of iedereen in voldoende mate wordt bereikt. Specifieke vraag die hierbij opkomt is wat het fonds concreet doet om jongeren meer bij hun pensioen te betrekken. Tevens komt de vraag op of en in hoeverre het Pensioenfonds er in is geslaagd pensioengerechtigden bewust te maken van het feit dat (volledige) toeslagverlening vermoedelijk ook in de komende jaren zal uitblijven en de mogelijke gevolgen daarvan voor hun financiële situatie. Het Verantwoordingsorgaan juicht toe dat het Bestuur de werkgever tracht te betrekken bij de communicatie ten aanzien van pensioenen. Ook het Verantwoordingsorgaan is van mening dat de werkgever, in het kader van goed werkgeverschap, op dit terrein een taak heeft. Conclusie Het Bestuur en Bestuurscommissies hebben in 2013 verder gewerkt aan de professionalisering van het Pensioenfonds. Het Verantwoordingsorgaan spreekt haar waardering uit over de wijze waarop is voortgebouwd op de inspanningen uit voorafgaande jaren op onder andere het gebied van governance, risicomanagement, vermogensbeheer en communicatie. Op basis van de beoordeelde documenten en de gevoerde gesprekken en met in achtneming van de genoemde opmerkingen is het Verantwoordingsorgaan van oordeel dat het Bestuur zich op verantwoorde wijze van haar taken heeft gekweten. 38 Reactie Bestuur op het verslag van het Verantwoordingsorgaan Het Bestuur heeft kennis genomen van het oordeel van het Verantwoordingsorgaan over het handelen van het Bestuur in 2013. Het Bestuur is verheugd over het positieve oordeel van het Verantwoordingsorgaan. Het Bestuur betreurt het dat het Verantwoordingsorgaan het terugbrengen van de omvang van het VO niet positief heeft kunnen ondersteunen. Desalniettemin blijft het Bestuur van mening dat het VO in de nieuwe samenstelling nog steeds uitstekend in staat zal zijn om zich op een goede manier van haar taken te kwijten met voldoende representativiteit namens de diverse geledingen. De opmerking over de procesbegeleiding door het Bestuursbureau wordt door het Bestuur onderschreven. Inmiddels is hieraan verdere invulling gegeven, onder meer door personele versterking van het Bestuursbureau. Naar aanleiding van de bevindingen van het Verantwoordingsorgaan met betrekking tot de bestuurssamenstelling, merkt het Bestuur het volgende op: bij alle nieuwe benoemingen is rekening gehouden met hetgeen bepaald is in de Principes voor goed pensioenfondsbestuur en het in de Code Pensioenfondsen opgenomen diversiteitsbeleid. Zo is bij de vacatures, zoals in het verslagjaar ontstaan in de diverse commissies en organen, juist rekening gehouden met de noodzakelijke diversiteit. Vacatures (onder andere in de Visitatiecommissie) zijn om die reden ingevuld met vrouwelijke leden. Aan de benoeming van jongere leden is helaas geen invulling gegeven. Dit komt door het ontbreken van geïnteresseerden met voldoende potentie en/of gebleken ervaring en competenties. Ten aanzien van de gemaakte opmerkingen door het Verantwoordingsorgaan over het betrekken van jongeren, wordt opgemerkt dat begin 2014 de eerste contacten gelegd zijn met Jong Van Lanschot. Door contacten met deze groep tracht het Bestuur de jongere deelnemers beter te betrekken bij het onderwerp pensioenen. In de (elders in het jaarverslag gememoreerde) twee jaarlijkse bijeenkomsten van de Vereniging van de Gepensioneerden van Van Lanschot wordt duidelijk verteld door het Bestuur dat toeslagverlening in de komende jaren, bij ongewijzigde omstandigheden, zal uitblijven. De relatief grote groep gewezen deelnemers (personen die uit dienst zijn getreden) en de gepensioneerden zullen in de loop van 2014 opgeroepen worden hun e-mailadressen op te geven aan het Pensioenfonds, zodat het mogelijk wordt om met e-mailalerts rechtstreeks met hen te communiceren. Het Bestuur en het Verantwoordingsorgaan zijn in 2013 gestart om eens per kwartaal te overleggen, ter bespreking van de actuele gebeurtenissen die het Pensioenfonds raken. Hierdoor is het Verantwoordingsorgaan, naar de mening van het Bestuur, nog beter in staat de overwegingen van de bestuursbesluiten te kunnen volgen. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 39 40 Jaarrekening Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 41 Balans per 31 december (na bestemming saldo; in duizenden euro) Activa20132012 Beleggingen voor risico pensioenfonds [1] Onroerende zaken 18.977 26.941 Zakelijke waarden 136.257 111.316 Vastrentende waarden 475.672 326.236 Derivaten Overige beleggingen 1585.278 27.676 105.341 658.597655.112 Beleggingen voor risico deelnemers [2] Onroerende zaken Zakelijke waarden 96 278 9.783 8.634 Vastrentende waarden 14.834 13.791 Overige beleggingen 1.493 2.212 728 726 Nog in te leggen gelden 26.93425.641 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen [3] 1.229 1.261 Vorderingen en overlopende activa [4] 8.839 5.103 Liquide middelen [5] 1.815 19.658 Totaal activa697.414706.775 [..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal 42 onderdeel uitmaakt van de jaarrekening. Passiva20132012 Stichtingskapitaal en reserves [6] 55.660 32.403 Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [7] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen [8] 611.887 639.513 1.229 1.261 613.116640.774 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [9] 26.934 25.641 Kortlopende schulden en overlopende passiva [10] 1.704 7.957 Totaal passiva697.414706.775 [..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 43 Staat van baten en lasten (in duizenden euro) 20132012 Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds [11] Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Directe kosten van vermogensbeheer 8.280 40.508 -23.343 28.575 -1.212 -1.375 -16.275 67.708 Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers [12] Directe beleggingsopbrengsten 288 314 Indirecte beleggingsopbrengsten 980 2.495 1.2682.809 Premiebijdragen van werkgevers en werknemers [13] 26.670 33.954 Premiebijdragen voor risico deelnemers [14] 3.017 3.079 Saldo van overdrachten van rechten [15] -4.832 -1.639 Saldo van overdrachten van rechten voor risico deelnemers [16] 781 29 Pensioenuitkeringen [17]-12.555-12.728 [..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een 44 integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening. 20132012 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [18] Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen -9.411-9.265 0 -2.800 1) Rentetoevoeging -2.255-9.020 Onttrekking voor pensioenuitkeringen 12.604 12.851 441 257 23.563 -61.951 Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Schattingswijziging UFR 0 25.121 2) Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten 5.449 1.909 Omzetting pensioenspaarkapitaal -3.202 -3.290 Mutatie invaliditeitsreserve 47 -519 Mutatie voorziening herverzekering -32 154 Wijziging actuariële grondslagen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 0 422 -19.350 3) -215 27.626-66.118 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [19] -1.293 -1.989 Herverzekering [20]-37-73 Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [21] -1.117 -1.198 Overige baten en lasten [22] 4 73 Saldo van baten en lasten 23.257 23.907 Bestemming van het saldo Algemene reserve 23.257 23.907 23.25723.907 1) Indexatie actieven: in 2012 zijn de opgebouwde pensioenaanspraken van actieven verhoogd met 1,25% uit hoofde van een overgangsregeling in het kader van de nieuwe pensioenregeling. De koopsom is door de werkgever betaald. 2) DNB heeft per eind september 2012 de methodiek voor het vaststellen van de nominale rentetermijnstructuur aangepast. Voor looptijden vanaf 20 jaar wordt de rente zodanig aangepast dat deze toegroeit naar de zogenoemde Ultimate Forward Rate (UFR). De lange rente ligt hierdoor hoger. Dit wordt gezien als een schattingswijziging. 3) Eind 2012 zijn de overlevingstafels en ervaringssterfte aangepast. Daarnaast is de opslag voor excassokosten verhoogd. [..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 45 Kasstroomoverzicht (in duizenden euro) 20132012 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Uitkeringen uit herverzekering Overgenomen pensioenverplichtingen Overige 20.162 35.878 16 11 413 -52 50 20.59635.837 Uitgaven Uitgekeerde pensioenen Overgedragen pensioenverplichtingen Premies herverzekering Pensioenuitvoerings- en administratiekosten -12.547 -12.752 -5.206 -1.639 -99 -98 -1.135 -1.274 -18.987-15.763 Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen beleggingen 8.928 41.280 212.957 868.339 221.885909.619 Uitgaven Aankopen beleggingen Directe kosten van vermogensbeheer -239.810 -936.562 -1.527 -1.347 -241.337-937.909 Mutatie liquide middelen -17.843 -8.216 Saldo liquide middelen 1 januari 19.658 27.874 Saldo liquide middelen 31 december 1.815 19.658 46 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Toepassing richtlijnen voor de jaarverslaggeving Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot heeft dit jaarverslag opgesteld in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW, met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet en met toepassing van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Met de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 worden beleggingen en pensioenverplichtingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het Bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “vorderingen of schulden uit hoofde van effectentransacties”. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 47 Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar Euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Waardering Beleggingen worden bij de eerste opname verwerkt tegen reële waarde plus eventuele direct toerekenbare transactiekosten. De reële waarde is het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen die tot een transactie bereid en die onafhankelijk van elkaar zijn. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de transacties niet in het kader van executie of liquidatie worden uitgevoerd. Na eerste opname worden de beleggingen als volgt gewaardeerd: Onroerende zaken Beleggingen in vastgoed beleggingsfondsen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Nietbeursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de op lokale grondslagen gebaseerde meest recente opgaven van de desbetreffende fondsmanagers welke uitgaan van waardering op marktwaarde. Zakelijke waarden Beursgenoteerde aandelen en aandelen in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Participaties in beleggingsfondsen in aandelen die geen beursnotering kennen worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de op lokale grondslagen gebaseerde meest recente opgaven van de desbetreffende fondsmanagers welke uitgaan van waardering op marktwaarde. Dividenden worden in de staat van baten en lasten verantwoord onder directe beleggingsopbrengsten op het moment dat het recht van de entiteit wordt gevestigd. In het geval van beursgenoteerde effecten is dit de datum waarop het aandeel ex-dividend gaat. Alle gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen worden verantwoord in de Staat van baten en lasten onder indirecte beleggingsopbrengsten. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en aandelen in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Participaties in beleggingsfondsen in vastrentende waarden die geen beursnotering kennen worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de op lokale grondslagen gebaseerde meest recente opgaven van de desbetreffende fondsmanagers welke uitgaan van waardering op marktwaarde. Couponrente wordt in de staat van baten en lasten verantwoord onder directe beleggingsopbrengsten. Alle gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen worden verantwoord in de staat van baten en lasten onder indirecte beleggingsopbrengsten. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van waarderingsmodellen. Alle gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen worden verantwoord in de staat van baten en lasten onder indirecte beleggingsopbrengsten. 48 Derivaten met een negatieve waarde dienen op de passiva zijde van de balans te worden weergegeven. Overige beleggingen Beursgenoteerde beleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde (indirecte) beleggingen worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de op lokale grondslagen gebaseerde opgaven van de desbetreffende fondsmanagers. Beleggingen voor risico deelnemers Participaties in beleggingsinstellingen ten behoeve van de pensioenkapitaalrekeningen worden gewaardeerd tegen de beurswaarde per 31 december van het verslagjaar. Deze beleggingen worden aangehouden voor rekening en risico van de deelnemer, hetgeen weerspiegeld wordt in de Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers (Pensioensparen). Algemene reserve Aan de algemene reserve wordt het saldo van baten en lasten van het jaar toegevoegd. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen is vastgesteld als de contante waarde van de tijdsevenredig opgebouwde pensioenaanspraken. Voor arbeidsongeschikte deelnemers is de voorziening pensioenverplichtingen gesteld op de contante waarde van de volledige te bereiken aanspraken. Schattingswijziging DNB heeft per eind september 2012 de methodiek voor het vaststellen van de nominale rentetermijnstructuur aangepast. Hierbij gaat het om een aanpassing van de rentetermijnstructuur voor looptijden vanaf 20 jaar. Voor looptijden tot en met 20 jaar blijft de rente gelijk aan de driemaands gemiddelde rente. Voor looptijden vanaf 20 jaar wordt de rente zodanig aangepast dat deze toegroeit naar de zogenoemde Ultimate Forward Rate (UFR). Dit is in 2012 verwerkt als een schattingswijziging,waardoor de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds is verlaagd met 4,1%. Het cumulatief effect van de schattingswijziging op de technische voorziening ad. € 25.121 is in 2012 als mutatie in het resultaat verwerkt. Daarnaast hebben in 2012 wijzigingen plaatsgevonden inzake de overlevingskansen, gehuwdheidsfrequentie en excassokosten. Ultimo verslagjaar is de voorziening pensioenverplichting omgerekend naar de AG prognosetafel 2012-2062 met fondsspecifieke ervaringssterfte. De fondsspecifieke ervaringssterfte is voor de hoofdverzekerde niet gewijzigd, voor de medeverzekerde wel. De gehuwdheidsfrequentie is gewijzigd naar 100% voor zowel uitruilbaar partnerpensioen als niet-uitruilbaar partnerpensioen. De excassokosten zijn gewijzigd van 2% naar 3,5%. Het cumulatieve effect van de schattingswijzigingen op de technische voorziening ad. € 19.350 is in 2012 als mutatie in het resultaat verwerkt. De voorziening is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen: Rekenrente Voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december in enig jaar wordt gebruik gemaakt van de nominale rentetermijnstructuur ultimo verslagjaar zoals deze is gepubliceerd door De Nederlandsche Bank. De rentetoevoeging in 2013 is gebaseerd op een vaste rente (overeenkomstig met de rentetermijnstructuur per 31 december 2012). De 1-jaars intresttoevoeging aan de voorziening pensioenverplichtingen is gelijk aan 0,351%. Toeslagverlening Er wordt bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen geen rekening gehouden met de voorwaardelijke toekomstige verhogingen van opgebouwde en toegekende pensioenen. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 49 Op grond van een overgangsregeling, door de werkgever in het leven geroepen in het kader van de nieuwe pensioenregeling 2012, kwamen actieve deelnemers in 2013 voor het laatste jaar in aanmerking voor een onvoorwaardelijke en volledige indexatie gelijk aan de algemene loonontwikkeling. De koopsom voor deze toeslag wordt separaat gefinancierd door de werkgever. De algemene loonontwikkeling over 2012 was echter nihil, zodat de opgebouwde pensioenaanspraken van de actieven niet geïndexeerd zijn per 1 januari 2013. De dekkingsgraad bevindt zich einde 2013 onder de grens van 110%, waarboven voorwaardelijke indexatie plaatsvindt. De toeslagverlening per 1 januari 2014 is derhalve nihil. Overlevingstafels Voor mannen en vrouwen zijn de overlevingskansen ontleend aan de door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde generatietafel 2012-2062. Bij het vaststellen van de Voorziening Pensioenverplichtingen is rekening gehouden met fondsspecifieke ervaringssterfte door het toepassen van leeftijdsafhankelijke correctiefactoren. Gezinssamenstelling Voor zowel de mannelijke als de vrouwelijke deelnemers en gewezen deelnemers is bij de berekening van de contante waarde van het partnerpensioen tot de pensioenleeftijd uitgegaan van een gehuwdheidsfrequentie conform de tabel GBM/V 8590. Indien het (uitruilbare) partnerpensioen is opgebouwd na 31 december 2001 wordt de partnerfrequentie verondersteld 100% te zijn op de pensioendatum. De frequentie neemt na de pensioendatum af op grond van de sterftekansen van de partner volgens de gebruikte overlevingstafels. Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op drie jaar gesteld. De technische voorziening voor nog niet ingegaan ouderdomspensioen bevat een opslag van 0,6% in verband met het risico van uitgesteld wezenpensioen. Invaliditeitsvoorziening Als onderdeel van de voorziening pensioenverplichtingen is voor arbeidsongeschikte deelnemers een voorziening opgenomen ter grootte van de contante waarde van de toekomstige voortzetting van pensioenopbouw en het uit te keren arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor deelnemers die na 31 december 2011 ziek geworden zijn is het arbeidsongeschiktheidspensioen verzekerd via de werkgever. Voor zieke deelnemers is een voorziening opgenomen ter dekking van het risico op toekomstige voortzetting van pensioenopbouw. Hierbij wordt rekening gehouden met de voortzetting van de beschikbare premies. Bij de vaststelling van de voorziening voor zieke deelnemers is verondersteld dat de voorziening gelijk is aan: –– 5,2% van de schadelast, indien een werknemer 0 maanden ziek is; –– 25,9% van de schadelast, indien een werknemer 6 maanden ziek is; –– 51,8% van de schadelast, indien een werknemer 1 jaar ziek is; –– 100% van de schadelast, indien een werknemer 2 jaar ziek is. De tussenliggende periodes worden geïnterpoleerd. De schadelast is hierbij gelijk gesteld aan de contante waarde van de toekomstige premievrijstelling en het eventuele arbeidsongeschiktheidspensioen. Uitkeringen De uitkeringen zijn continu betaalbaar verondersteld. Kosten In de voorziening pensioenverplichtingen is een excassovoorziening begrepen van 3,5% van de netto voorziening. 50 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Voor de berekening van de gekapitaliseerde waarde van de verzekeringspolissen zijn dezelfde grondslagen aangehouden als voor de totale voorziening pensioenverplichtingen. Er is met betrekking tot de herverzekeringscontracten geen recht op resultatendeling overeengekomen. Resultaatbepaling Algemeen De lasten en baten worden zoveel mogelijk toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan: –– rente; –– dividend; –– soortgelijke opbrengsten. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder indirecte beleggingsopbrengsten worden de volgende resultaten opgenomen: –– gerealiseerde en niet-gerealiseerde koersverschillen van aandelen, obligaties en beleggingen in beleggingsfondsen; –– valutaverschillen inzake deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransaties. Bestemming van het saldo Het saldo over 2013 wordt toegevoegd aan de algemene reserve. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 51 Toelichting op de balans per 31 december (in duizenden euro) Activa [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Niet Categorie Stand Aankopen/ Gerealiseerde gerealiseerde Stand ultimo verstrek- Verkopen/koers-koers-ultimo 2012Herallocatie 1) kingenaflossingenverschillenverschillen 2013 Onroerende zaken Vastgoed beleggingsfondsen 26.941 0 3.725 -12.298360249 18.977 Zakelijke waarden Aandelen beleggingsfondsen 111.316 058.455 -41.5831.3846.685 136.257 Vastrentende waarden Obligaties, index bonds en obligatiebeleggingsfondsen 326.236183.478158.800-158.954 -1.711 -32.177475.672 Derivaten Valutaderivaten 0-24 0 -1221223915 Rentederivaten 85.278 -85.27800000 85.278 -85.302 0 -122 1223915 Overige beleggingen Hedge funds 7.1410 18.82400 1.711 27.676 Beleggingsfondsen in liquiditeiten 98.200 -98.20000000 105.341-98.20018.824 0 0 1.71127.676 Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds activa zijde 655.112 -24 239.804 -212.957 155 -23.493 658.597 Derivaten (passiva zijde) Valutaderivaten -242400000 Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds passiva zijde -24 2400000 Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds 1) 0239.804-212.957 155 -23.493658.597 De doorkijk naar de onderliggende beleggingen is inmiddels verder doorgevoerd waardoor verschuivingen binnen de beleggingscategorieën per 1 januari 2013 hebben plaatsgevonden. 52 655.088 Methodiek bepaling marktwaarde Niveau 1: De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen van identieke beleggingen in een actieve markt. Niveau 2: Actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. Niveau 3: De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin geen gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. Niveau 4: De waarde wordt vastgesteld door middel van onafhankelijke taxaties. Stand Categorie ultimo (indeling categorie is op basis van “look through”) Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 2013 Onroerende zaken 018.977 0 018.977 Zakelijke waarden 0136.257 0 0136.257 253.298222.374 0 0475.672 Vastrentende waarden Derivaten 015 0 015 Overige 0 Totaal belegd vermogen Categorie (indeling categorie is op basis van “look through”) 1) 253.298 027.676 377.623 27.676 027.676 0 658.597 Stand Toepassing Stand ultimoLopende Liquide 2013 Look risico- intrest middelen Throughparagraaf Onroerende zaken 18.977000 18.977 Zakelijke waarden 136.257000 136.257 Vastrentende waarden 475.672000 475.672 Derivaten Overige 1500 -150 27.6760 7770 28.453 658.597 0 777 -15659.359 Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de risicoparagraaf op pagina 68. 1) Bij toepassing van het look-through principe wordt door de betreffende beleggingsfondsen heen gekeken en vervolgens worden onderliggende beleggingen toebedeeld naar hun desbetreffende beleggingscategorie. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 53 [2] Beleggingen voor risico deelnemers Categorie StandAankopen/ ultimo 2012 Directe Indirecte Stand verstrek- Verkopen/beleggings-beleggings- ultimo kingen aflossingenopbrengstenopbrengsten 2013 Onroerende zaken Vastgoed beleggingsfondsen 27842 -233 0 996 Zakelijke waarden Aandelen beleggingsfondsen 8.6349.573-9.469 01.0459.783 Vastrentende waarden Vastrentende beleggingsfondsen 13.79118.172-16.995 0 -13414.834 Overige beleggingen Money Market 2.212 30.795 -31.862 288 60 1.493 Totaal beleggingen voor risico deelnemers Nog in te leggen premies 4e kwartaal 24.91558.582-58.559 288 98026.206 726 728 Totaal beleggingen voor risico deelnemers 54 25.641 26.934 20132012 [3] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand per 1 januari Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen 1.261 1.107 -32 154 1.2291.261 Deze post herverzekering heeft betrekking op elders verzekerde aanspraken en bestaat bijna volledig uit de contante waarde van de herverzekerde pensioenkapitalen die tot uitkering komen uiterlijk op de pensioendatum en worden aangewend voor aankoop van pensioenrechten bij het pensioenfonds. [4] Vorderingen en overlopende activa Vorderingen op aangesloten ondernemingen 4.347 0 Vorderingen op verzekeringsmaatschappijen 61 14 Lopende intrest en nog te ontvangen dividend –– Zakelijke waarden –– Vastrentende waarden 0 7 4.390 4.224 –– Derivaten 00 –– Banken -1-1 Subtotaal lopende intrest Terugvorderbare dividendbelasting Overige vorderingen 4.389 4.230 42 849 0 10 Totaal vorderingen en overlopende activa 8.839 5.103 [5] Liquide middelen Rekeningen courant F. van Lanschot Bankiers N.V. Kas Bank N.V. 1.038 17.972 777 1.686 1.81519.658 Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 55 Passiva20132012 [6] Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal00 Algemene reserve Stand per 1 januari 32.403 8.496 Saldobestemming boekjaar 23.257 23.907 Stand per 31 december 55.660 32.403 55.660 32.403 De bestemmingsreserve voor de toekomstige indexatie is in deze jaarrekening niet expliciet opgenomen, maar is impliciet verwerkt als onderdeel van de algemene reserve. Totaal eigen vermogen Inclusief het stichtingskapitaal van € 45,38. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 26.580 104,3% 28.395 104,4% Het vereist eigen vermogen bedraagt 93.823 115,3% 76.758 112,0% 109,1% 105,1% De dekkingsgraad is De dekkingsgraad is vastgesteld als het totaal vermogen gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds. De berekening is als volgt: (55.660 + 611.887 + 1.229) / (611.887 + 1.229) x 100% = 109,1% Sinds 31 december 2008 voldoet het Pensioenfonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot het vereiste eigen vermogen. Voor verdere informatie wordt verwezen naar het bestuursverslag, onderdeel “Herstelplan” op pagina 20. 56 20132012 Technische voorzieningen [7] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand per 1 januari 639.513 573.395 Mutatie boekjaar volgens Staat van baten en lasten -27.626 66.118 Stand per 31 december 2) 611.887 1)639.513 Een actuariële analyse is opgenomen op pagina 65. [8] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand per 1 januari Mutatie 1.261 1.107 -32154 Stand per 31 december 1.229 1.261 613.116 640.774 De post “Herverzekeringsdeel technische voorzieningen” betreft de elders verzekerde aanspraken. Totaal technische voorzieningen De technische voorzieningen zijn als volgt opgebouwd Actieve deelnemers 3) 209.947242.348 Gewezen deelnemers 209.649 Pensioengerechtigden 191.926195.777 611.522638.664 Voorziening arbeidsongeschiktheidsrisico 1.594 200.539 2.110 613.116640.774 [9] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stand per 1 januari Stortingen Overgenomen pensioenverplichtingen 25.641 23.652 3.0173.079 781 68 Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten -3.773 -3.966 Rendement 1.2682.808 Stand per 31 december 1) Waarvan kortlopend karakter (uitkeringen in 2014): 12.847. 2) Waarvan kortlopend karakter (uitkeringen in 2013): 13.028. 3) Inclusief arbeidsongeschikte deelnemers. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 26.934 25.641 57 20132012 [10] Kortlopende schulden en overlopende passiva Schulden aan aangesloten ondernemingen 0 832 Schulden uit hoofde van derivaten 0 24 Belastingen en sociale premies 312 303 Schulden uit hoofde van kosten vermogensbeheer 391 706 Schulden uit hoofde van kosten accountant 47 50 Schulden uit hoofde van kosten actuaris 84 86 Schulden uit hoofde van overige kosten Nog in te leggen premies voor risico deelnemers Vooruitontvangen bedragen volgend boekjaar 59 82 728 0 83 5.874 1.7047.957 58 Toelichting op de staat van baten en lasten (in duizenden euro) Bezoldiging bestuursleden In de ”Overige kosten” is in 2013 een bedrag ad € 115.000,- (2012: € 97.000,-) aan bestuursvergoedingen opgenomen. Overige bezoldigingen In de ”Overige kosten” is in 2013 een bedrag ad € 36.000,- (2012: € 28.000,-) aan vergoedingen aan leden van het Verantwoordingsorgaan en de Visitatiecommissie opgenomen. Personeel Gedurende het boekjaar 2013 had Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot geen personeelsleden in dienst. Baten en lasten 2013 2012 [11] Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten Onroerende zaken 49 0 Zakelijke waarden 1.458 33.729 Vastrentende waarden 6.869 6.791 -48 0 Overige beleggingen Subtotaal Banken Waardeoverdrachten Overige 8.32840.520 -63 -44-16 21 Totaal directe beleggingsopbrengsten 8.280 40.508 Indirecte beleggingsopbrengsten Gerealiseerde resultaten –– Onroerende zaken 360 2.176 –– Zakelijke waarden 1.384 10.288 –– Vastrentende waarden -1.711 16.487 –– Derivaten 12214.787 –– Overige beleggingen 0 –– Valutaverschillen 0-1.202 Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 134 15542.670 59 20132012 Ongerealiseerde resultaten –– Onroerende zaken 249 4.232 –– Zakelijke waarden 6.685 4.122 -32.177 -2.944 –– Vastrentende waarden –– Derivaten –– Overige beleggingen –– Valutaverschillen 39-20.475 1.711 970 -50 -23.498-14.095 Totaal indirecte beleggingsopbrengsten -23.343 28.575 Directe kosten van vermogensbeheer Beheerloon -850 Bewaarloon -149-80 Beleggingscommissie Beleggingsadministratie Bankkosten e.d. -1.086 1) -65-47 -110-162 -38 0 Totaal directe kosten vermogensbeheer -1.212 -1.375 Totaal beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds -16.275 67.708 [12] Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers Directe beleggingsopbrengsten Overige beleggingen 288 Totaal directe beleggingsopbrengsten 314 288 314 Indirecte beleggingsopbrengsten Ongerealiseerde resultaten –– Onroerende zaken 9 50 –– Zakelijke waarden 1.045 763 -134 1.306 60 376 –– Vastrentende waarden –– Overige beleggingen Totaal indirecte beleggingsopbrengsten 980 2.495 Totaal beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers 1.268 2.809 1) 60 In 2012 opgenomen in “Pensioenuitvoerings- en administratiekosten”. 20132012 [13] Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Periodieke premies van deelnemende ondernemingen 21.388 22.608 Herstelpremie 1) 8.3678.367 Gedeeltelijke verrekening “extra premie” over 2013 1) -3.1560 FVP-bijdragen 71145 Inkoopsommen t.b.v. toeslagverlening 2) 02.834 26.67033.954 [14] Bijdragen voor risico deelnemers Premies pensioensparen Totaal feitelijke premie 3.0173.079 29.687 Kostendekkende premie 16.011 19.377 3) Gedempte kostendekkende premie 16.069 19.277 3) Feitelijke premie 29.687 37.033 3) 10.718 13.406 3) 1.313 1.688 Opslag voor uitvoeringskosten 744 988 Premie AOP en ANW-hiaat 219 216 3.017 3.079 37.033 De kostendekkende premie is als volgt samengesteld: Onvoorwaardelijke aanspraken Opslag in stand houden vereist vermogen Spaarpremie DC 16.01119.377 De gedempte kostendekkende premie is als volgt samengesteld: Onvoorwaardelijke aanspraken Opslag in stand houden vereist vermogen Opslag voor uitvoeringskosten Premie AOP en ANW-hiaat Spaarpremie DC Herstelpremie 10.051 12.566 3) 1.230 1.580 744 988 200 208 3.017 3.079 827856 16.06919.277 1) Ultimo 2012 en ultimo 2013 heeft de werkgever een bijstorting gedaan ter grootte van 15% van het dekkingstekort ultimo 2011, waarbij in 2013 een gedeeltelijke verrekening heeft plaatsgevonden van het verschil tussen de feitelijke premie 2013 en de premie die de vennootschap had moeten betalen, indien de bijstortingsverplichting ultimo 2011 volledig was geëffectueerd. 2) Indexatie actieven: in 2012 zijn de opgebouwde pensioenaanspraken van actieven verhoogd met 1,25% uit hoofde van een overgangsregeling in het kader van de nieuwe pensioenregeling. De koopsom is door de werkgever betaald. 3) Inclusief betaalde en benodigde koopsom voor indexatie actieven ad € 2.834.000,-. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 61 Toelichting De feitelijke premie wordt afgeleid van de gedempte kostendekkende premie op een vaste rekenrente van 3%. Is de dekkingsgraad van het Pensioenfonds lager dan het vereist eigen vermogen dan wordt de feitelijke premie verhoogd tot maximaal 30% van de salarissom. De totale premiebijdrage wordt door de deelnemende ondernemingen betaald. In de Pensioenwet en het Besluit FTK is beschreven op welke wijze de zuivere kostendekkende premie en de gedempte kostendekkende premie moeten worden vastgesteld. Zoals beschreven in de ABTN, maakt het Pensioenfonds gebruik van de mogelijkheid de kostendekkende premie te dempen. Bij het vaststellen van de gedempte kostendekkende premie wordt vanaf 2012 gebruik gemaakt van een vaste rekenrente van 3%. De zuivere kostendekkende premie is gebaseerd op de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per 31 december 2013. Ultimo 2013 heeft de werkgever een aanvullende premiestorting gedaan. Deze premie is opgenomen onder “herstelpremie”. 20132012 [15] Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen 374 1 Overgedragen pensioenverplichtingen -5.206 -1.640 -4.832-1.639 [16] Saldo van overdrachten van rechten voor risico deelnemers 781 29 [17] Pensioenuitkeringen Pensioenen Ouderdomspensioen Partnerpensioen -10.150-10.497 -2.082-1.834 Wezenpensioen -149-152 Invaliditeitspensioen -162-179 Overige pensioenuitkeringen -92 -88 Ontvangen gecedeerde uitkeringen 108 42 Subtotaal -12.527-12.708 Andere uitkeringen Afkoopsommen -28-20 Totaal pensioenuitkeringen-12.555-12.728 [18]Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor 62 risico pensioenfonds 27.626 -66.118 20132012 [19]Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Pensioenspaarkapitalen Stortingen Overgenomen pensioenverplichtingen -3.017-3.079 -781 -68 Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten 3.773 3.966 Rendement -1.268-2.808 -1.293-1.989 [20] Herverzekering Premies herverzekering -50 1)-86 Deze post betreft de aan de herverzekeraar (Zwitserleven) verschuldigde premie voor het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico uit hoofde van de door de stichting aangegane herverzekeringsovereenkomst. Uitkeringen uit herverzekering Ouderdomspensioen 1313 -37-73 1) Premie 2013: -67, restitutie 2012: 17. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 63 20132012 [21] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Administratie -337-324 Accountant –– Controle van de jaarrekening 2011 0 2 –– Controle van de jaarrekening 2012 -7 -50 –– Controle van de jaarrekening 2013 -46 0 –– Overige advieswerkzaamheden -42 -36 Totaal accountant -95 -84 Actuaris –– Jaarwerk -49-42 –– Certificering -19-21 –– Overige (advies)werkzaamheden -56 Totaal actuaris Contributies en bijdragen Overige kosten -134 1) -124 -197 -56 -65 -505 -528 2) Totaal pensioenuitvoerings- en administratiekosten -1.117 -1.198 [22] Overige baten en lasten 4 73 Saldo van baten en lasten 23.257 23.907 1) Inclusief eenmalige kosten i.v.m. het invoeren van de nieuwe pensioenregeling: 55. 2) Inclusief eenmalige kosten i.v.m. de selectie van fiduciair manager: 60. 64 20132012 Actuariële analyse van het saldo Wijziging actuariële grondslagen Rendement en wijziging rentetermijnstuctuur Financiering Sterfte en differenties Kosten 0 5.033 -19.350 1) 21.906 14.98919.647 1.096 137 68-303 Arbeidsongeschiktheid 825285 Overige technische grondslagen -28 294 (Risico) Herverzekering -69 81 Waardeoverdracht 617231 Uitkeringen 49123 Diverse bestandsmutaties 102 Spaarsaldi 571676 Overige baten en lasten 4 Totaal saldo van baten en lasten 1) 107 73 23.257 23.907 Eind 2012 zijn de overlevingstafels en ervaringssterfte aangepast. Daarnaast is in 2012 de opslag voor excassokosten verhoogd. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 65 Actuariële toelichting bij verzekeringstechnische analyse De verzekeringstechnische analyse is opgenomen op pagina 65, onder actuariële analyse van het saldo. Onderstaande posten geven een toelichting op deze analyse en luiden in duizenden euro. Rendement en wijziging rentetermijnstructuur (€ 5.033) De directe en indirecte beleggingsbaten bedroegen na aftrek van kosten -€ 15.007. De aan de Voorziening Pensioenverplichtingen toe te voegen rente bedroeg € 3.523. Door de wijziging van de rentetermijnstructuur gedurende het boekjaar nam de Voorziening Pensioenverplichtingen af met € 23.563. Per saldo bedraagt het resultaat op rendement en wijziging rentetermijnstructuur € 5.033. Financiering (€ 14.989) De feitelijke premie wordt afgeleid van de gedempte kostendekkende premie op een vaste rekenrente van 3%. Is de dekkingsgraad van het pensioenfonds lager dan het vereist eigen vermogen dan wordt de feitelijke premie verhoogd tot maximaal 30% van de salarissom. De totale premiebijdrage wordt door de deelnemende ondernemingen betaald. De feitelijke premie 2013 is door het bestuur vastgesteld op 29,4% van de salarissom. Daarnaast heeft de werkgever ultimo 2013 een aanvullende storting gedaan van € 5.211 in verband met de financiële positie van het pensioenfonds en de afspraken die hierover eind 2011 zijn gemaakt. De totale afgedragen premie bedroeg € 29.687. Hierin was € 2.270 begrepen voor risicodekking en kosten. De verhoging van de pensioenaanspraken was actuarieel benodigd € 12.428. Hieruit volgt een resultaat op financiering van € 14.989. Sterfte en differenties (€ 1.096) Dit resultaat is ontstaan doordat het aantal overledenen en het gemiddeld pensioen van de overledenen afwijkt van hetgeen is verondersteld. In algemene zin geldt dat, indien minder personen overlijden dan verondersteld (ondersterfte), dit een verlies geeft op de verzekeringen voor ouderdomspensioen en ingegaan pensioen (langlevenrisico) en een winst op de verzekeringen voor partnerpensioen (kortlevenrisico). Bij oversterfte is het omgekeerde het geval. Ten gevolge van verondersteld overlijden is aan de Voorziening Pensioenverplichtingen € 2.009 toegevoegd terwijl als gevolg van werkelijk overlijden € 2.357 uit de Voorziening Pensioenverplichtingen is vrijgevallen. Daarnaast is € 748 aan risicopremie voor het overlijdensrisico ontvangen. Per saldo is het resultaat € 1.096 positief. Dit resultaat is onder te verdelen in een resultaat van € 1.471 op langleven en -€ 375 op kort leven. Kosten (€ 68) Het resultaat op kosten bestaat enerzijds uit de vrijval van de kostenopslag uit de Voorziening Pensioenverplichtingen bij het doen van uitkeringen ad € 441 en de in de premie opgenomen opslag voor directe kosten van € 744 en anderzijds uit de werkelijke kosten volgens de rekening van baten en lasten van € 1.117. Per saldo resulteert een winst van € 68. Eind 2012 is zowel de opslag voor excassokosten als de kostenopslag in de premie verhoogd. Het resultaat is hierdoor sterk verbeterd ten opzichte van het verlies van € 303 in 2012. Arbeidsongeschiktheid (€ 825) De premie voor arbeidsongeschiktheidspensioen en de opslag in de premie voor premievrijstelling bedroegen € 778. De vrijval van de Voorziening Pensioenverplichtingen was gelijk aan € 47. Het resultaat op arbeidsongeschiktheid is daarmee gelijk aan € 825. Overige technische grondslagen (-€ 28) Dit betreft met name het resultaat op keuzemogelijkheden binnen het pensioenfonds, zoals variatie bij pensionering (uitruil, hoog/ laag, etc.). 66 (Risico) Herverzekering (-€ 69) Het Pensioenfonds heeft het arbeidsongeschiktheidsrisico en overlijdensrisico gedeeltelijk herverzekerd. In 2013 is € 50 betaald aan risicoherverzekeringspremies. Hiertegenover staat een ontvangen uitkering van de verzekeraar van € 13. Een beperkt deel van de Voorziening Pensioenverplichtingen is herverzekerd bij Delta Lloyd. De herverzekerde voorziening is met € 32 toegenomen (en daardoor de Voorziening Pensioenverplichtingen voor rekening pensioenfonds met hetzelfde bedrag afgenomen). Per saldo bedroeg het negatieve resultaat op herverzekering € 69. Waardeoverdracht (€ 617) In verband met inkomende waardeoverdrachten is een bedrag van € 1.155 ontvangen. De Voorziening Pensioenverplichtingen is toegenomen met € 1.171. Aan uitgaande waardeoverdrachten is een bedrag ad € 5.206 uitgekeerd. De Voorziening Pensioenverplichtingen is in verband hiermee met € 5.839 afgenomen. De wettelijke tarieven voor de bepaling van de individuele overdrachtswaarde waren in 2013 lager dan de tarieven waarmee de Voorziening Pensioenverplichtingen van het pensioenfonds wordt vastgesteld. Op uitgaande waardeoverdrachten is om deze reden een positief resultaat geboekt en op inkomende waardeoverdrachten een negatief resultaat. Uitkeringen (€ 49) Dit resultaat bestaat uit het verschil tussen de daadwerkelijk gedane pensioenuitkeringen en afkopen (€ 12.555) en de vrijval uit de Voorziening Pensioenverplichtingen door het verrichten van uitkeringen (€ 12.604). Diverse bestandsmutaties (€ 102) Dit resultaat bestaat uit een toename van de Voorziening Pensioenverplichtingen uit hoofde van diverse mutaties en correcties. Spaarsaldi (€ 571) De toename van de Voorziening Pensioenverplichtingen door omzetting van het spaarsaldo in aanspraken op ouderdoms- en/of partnerpensioen bedroeg € 3.202. De vrijval van het spaarkapitaal was gelijk aan € 3.773. Per saldo een positief resultaat van € 571. Overige oorzaken (€ 4) Dit resultaat bestaat uit de overige baten van € 4. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 67 Risicoparagraaf (in duizenden euro) In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna worden een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. De risicoparagraaf is gebaseerd op het doorkijkbeginsel (lookthrough-principe). Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode (standaardmodel) vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke financiële risico’s op te kunnen vangen en daarmee of aan de pensioentoezeggingen kan worden voldaan. De berekeningen van het Vereist Eigen Vermogen zijn met name van belang voor de premiestelling en de evaluatie van het herstelplan van het Pensioenfonds. Het Eigen vermogen van het Pensioenfonds is per 31 december 2013 kleiner dan het Vereist Eigen Vermogen volgens het standaardmodel, waardoor het Pensioenfonds in een reservetekort verkeert. Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende standaard risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6. Naast de standaard risicocomponenten (S-componenten) is in de bepaling van het Vereist Eigen Vermogen ook rekening gehouden met de risicocomponent voor actief risico (wordt verwerkt binnen de berekeningen van de S2 middels een extra verzwaring van de buffer) en concentratierisico (S8). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën op basis van het maximum van de feitelijke en strategische beleggingsmix (2013: strategisch 115,3%; 2012: strategisch 112,0%). 20132012 €% €% Renterisico (S1) 30.2674,9 29.1214,6 Zakelijke waarden risico (S2) 66.269 Valutarisico (S3) 26.3834,3 26.9964,2 Grondstoffenrisico (S4) Kredietrisico (S5) 10,8 47.779 7,5 00,0 00,0 4.2040,7 2.8430,4 Verzekeringstechnisch risico (S6) 21.881 Concentratierisico (S8) 15.7002,6 5.5170,9 Diversificatie-effect -71.150 -11,6-59.482 Vereist Eigen Vermogen 93.55415,3 76.50212,0 Vereist Eigen Vermogen over gespaarde kapitalen Totaal Vereist Eigen Vermogen 3,6 23.728 3,7 -9,3 269 0,0 256 0,0 93.823 15,3 76.758 12,0 Aanwezige dekkingsgraad109,1105,1 Minimaal vereiste dekkingsgraad 104,3 104,4 Vereiste dekkingsgraad115,3112,0 68 De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het Pensioenfonds (minus de passiefposten Kortlopende schulden en overlopende passiva en Herverzekeringsdeel technische voorzieningen) te delen door de voorziening pensioenverplichtingen (plus Overige technische voorzieningen). Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het Pensioenfonds, toegenomen van 105,1% (2012) tot 109,1% (2013). Renterisico Het renterisico wordt veroorzaakt, doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de beleggingen. Door gebruik te maken van rentederivaten wordt de looptijd van de beleggingen verlengd. Onderstaande duratie cijfers geven meer inzicht. Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentederivaten) 18,5 jaar (2012: 22,5 jaar). Duratie van de pensioenverplichtingen 19,0 jaar (2012: 19,9 jaar). Voor de vaststelling van het renterisico bij het Vereist Eigen Vermogen worden de kasstromen van de rentegevoelige beleggingen afgezet tegen de kasstromen van de voorziening pensioenverplichtingen. Vervolgens worden beide kasstromen afgezet tegen door DNB bepaalde renteschokken die per looptijd verschillen. Op basis van deze renteschokken kan de impact op de technische voorziening en de impact op alle rentegevoelige beleggingen worden berekend. Overeenkomstig kan een afdekkingspercentage worden berekend. Rentegevoeligheid is één van de belangrijkste factoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie van de portefeuille. Feitelijke verdeling in € % Strategische verdeling in € % Impact op technische voorziening voor risico Pensioenfonds (A) 75.667 75.667 Impact op de rentegevoelige beleggingen (B) 49.711 45.400 Renterisico 25.9564,2 30.2674,9 Afdekkingspercentage (B/A)65,760,0 Derivaten Het renterisico is afgedekt door middel van langlopende obligaties. Door LDI pools 1) wordt de duratie van de portefeuille van vastrentende waarden verlengd van 7,1 naar 18,5 jaar. Strategisch dekt het Pensioenfonds volgens het beleggingsmandaat 60% van het renterisico van haar verplichtingen af. Hoogte buffer Op basis van de Vereist Eigen Vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk renterisico 25.956 (4,2%) en voor het strategisch renterisico 30.267 (4,9%) ultimo 2013. 1) Liability Driven Investment pools: beleggingen in vastrentende waarden. Dit betreft beleggingsfondsen met een relatief lange looptijd met als doel het renterisico van de verplichtingen af te dekken. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 69 Zakelijke waarden risico Het Pensioenfonds loopt het risico dat haar beleggingen in aandelen, vastgoed en alternatieve beleggingen in waarde dalen. In het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer. In onderstaande tabel wordt de verdeling naar de verschillende zakelijke waarden categorieën getoond. 20132012 €% €% Verdeling zakelijke waarden per categorie: Ontwikkelde markten (Mature markets) 85.178 52,0 82.470 56,7 Opkomende markten (Emerging markets) 51.079 31,1 55.794 38,4 Private equity, hedge funds en multimanagerfondsen 27.676 16,9 7.141 4,9 163.933100,0 145.405100,0 Hoogte buffer Bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch zakelijke waarden risico rekening gehouden met de door DNB voorgeschreven schokken die variëren overeenkomstig de risicograad van het type belegging. Deze standaardschokken zijn verder opgehoogd om zodoende rekening te houden met de additionele risicocomponent actief risico. De buffer voor het feitelijk zakelijke waarden risico bedraagt 50.865 (8,3%) en voor het strategisch zakelijke waarden risico 66.269 (10,8%). Valutarisico Het valutarisico wordt veroorzaakt doordat de verplichtingen van het Pensioenfonds in euro’s luiden terwijl veel van de beleggingen van het Pensioenfonds in niet-euro luiden. Het Pensioenfonds loopt het risico dat haar buitenlandse beleggingen dalen in waarde als gevolg van valutakoersontwikkelingen. Het Pensioenfonds kiest er daarom voor om (een gedeelte) van haar buitenlandse valuta’s af te dekken. Zonder afdekking van valutarisico loopt het Pensioenfonds risico bij een daling van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Door meer dan 100% van het risico af te dekken loopt het Pensioenfonds risico bij een stijging van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het valutarisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in vreemde valuta van 20%. Het valutarisico is het totale negatieve effect op de waarde van alle beleggingen als gevolg van dit scenario. Afdekking van het valutarisico vindt plaats via derivatencontracten. 70 20132012 €% €% Totaal beleggingen naar valuta voor afdekking met derivaten Amerikaanse dollar Australische dollar Canadese dollar Britse pound sterling Hongkongse dollar Japanse yen Noorse kroon Niet Euro 77.185 11,7 360 0,1 525 0,1 11.870 1,8 5.423 0,8 635 0,1 2.831 0,4 98.82915,0 137.99221,1 Euro 560.53085,0 517.09678,9 659.359100,0 655.088100,0 Totaal beleggingen naar valuta na afdekking met derivaten Amerikaanse dollar Australische dollar Canadese dollar Britse pound sterling Hongkongse dollar Japanse yen Noorse kroon Niet Euro 73.036 11,1 360 0,1 525 0,1 11.870 1,8 5.423 0,8 635 0,1 2.831 0,4 94.68014,4 128.82119,7 Euro 564.67985,6 526.26780,3 659.359100,0 655.088100,0 Derivaten Ter afdekking van de valutarisico’s op de effectenportefeuille zijn er door de vermogensbeheerders valutatermijntransacties afgesloten. De post valutatermijntransacties bestaat uit de volgende transacties, omgerekend in euro per 31 december 2013: in duizenden euro Euro US dollar Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 aankoop transacties verkoop transacties uiterlijke resultaat einddatum 4.149 0 4.149 maart 2014 0 -4.134 -4.134 maart 2014 4.149-4.134 15 71 Indien de afrekening van deze transacties op 31 december 2013 zou hebben plaatsgevonden dan zou het af te rekenen bedrag € 15 duizend lager uitvallen dan overeengekomen (ongerealiseerde resultaat van € 15 duizend). Strategisch dekt het Pensioenfonds 100% van haar niet-euro beleggingen in de vastrentende returnportefeuille af. De niet-euro beleggingen in de andere beleggingscategorieën worden niet afgedekt. Hoogte buffer Bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch valuta risico rekening gehouden met een door DNB voorgeschreven schok van 20% die berekend wordt op de niet-euro beleggingen na afdekking. De buffer voor het feitelijk valuta risico bedraagt 25.725 (4,2%) en voor het strategisch valuta risico 26.383 (4,3%). Grondstoffenrisico Bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch grondstoffenrisico rekening gehouden met een door DNB voorgeschreven schok van 30%. Het Pensioenfonds belegt niet in grondstoffen en hoeft daarom geen buffers hiervoor aan te houden. Kredietrisico Het Pensioenfonds loopt het risico dat één of meerdere van haar tegenpartijen niet aan de voorafgesproken betalingen kan voldoen. Bij de berekening van het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid (risicovrij) tot uitkering zal komen. Het kredietrisico verbonden aan derivatentransacties wordt beheerst door het afsluiten van standaardovereenkomsten met tegenpartijen, het beoordelen van de kredietwaardigheid van tegenpartijen, het spreiden van het transactievolume over verschillende tegenpartijen, het eisen van voldoende onderpand en een adequate monitoring met betrekking tot de gestelde eisen inzake het onderpand. Het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille kan gemeten worden aan de hand van de creditspread. De gewogen gemiddelde creditspread van de rentegevoelige beleggingen van het Pensioenfonds is -0,3%. Een andere indicator voor het aanwezige kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille van het Pensioenfonds is de rating afgegeven door een kredietbeoordelaar. Een AAA rating impliceert dat de vastrentende waarden belegging een zeer beperkt kredietrisico loopt. Daarentegen worden beleggingen die geclassificeerd staan onder ‘lager dan BBB’ als zeer risicovol beschouwd. Cash wordt als kredietrisicovrij beschouwd. 20132012 €% €% Rating vastrentende waarden: AAA 218.12045,8 254.00677,7 AA 108.748 22,98.652 2,7 A 44.0719,3 29.8559,2 BBB 34.7007,3 25.3407,8 Lager dan BBB Geen rating 72 1.512 0,3 8.383 2,6 68.521 14,400 475.672100,0 326.236100,0 20132012 €% €% Verdeling vastrentende waarden naar looptijd: Resterende looptijd korter dan 1 jaar 109.678 23,0 15.011 4,6 Resterende looptijd tussen 1 en 5 jaar 93.573 19,7 72.357 22,2 Resterende looptijd tussen 5 en 10 jaar 128.297 27,0 164.855 50,5 Resterende looptijd langer dan 10 jaar 144.124 30,3 74.013 22,7 475.672100,0 326.236100,0 Hoogte buffer Binnen de berekening van het standaardmodel wordt een kredietrisico becijferd voor de rentegevoelige beleggingen die een creditspread groter dan 0% hebben. De creditspread wordt bepaald op basis van de rentegevoelige kasstromen van het Pensioenfonds. De creditspread van de bedrijfsobligaties (ad 71,4 miljoen) bedraagt 1,9%. Dit vertaalt zich in een buffer voor het feitelijk kredietrisico van 2.743 (0,4%) en voor het strategisch kredietrisico van 4.204 (0,7%). Verzekeringstechnisch risico Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). Tot het verzekeringstechnische risico worden gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. Het Pensioenfonds hanteert bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen de meest recente overlevingstafels (AG prognosetafel 2012-2062), met fondsspecifieke ervaringssterfte. Dit neemt niet weg dat toekomstige ontwikkelingen kunnen leiden tot nog verdere verbetering of tot verslechtering van de levensduur en dat dientengevolge in de toekomst verdere verhoging of verlaging van de voorziening pensioenverplichtingen aan de orde kan komen. Hoogte buffer Dit vertaalt zich in een buffer voor het feitelijk verzekeringstechnisch risico van 21.881 (3,6%) en voor het strategisch verzekeringstechnisch risico van 21.881 (3,6%). Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 73 Concentratierisico Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. De spreiding van de portefeuille is in de toelichting op de balans nader toegelicht. Ook “grote posten” zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Onroerende zaken20132012 €% €% Verdeling onroerende zaken per sector 1): Kantoren 5.31428,0 Winkels 8.91947,0 Woningen Overige 7594,0 3.98521,0 18.977100,0 Verdeling onroerende zaken per regio: Europa niet EU 949 Azië 9495,0 5,0 1.89810,0 Europa EU 17.079 90,0 26.941 100,0 18.977100,0 26.941100,0 Grote posten: Vastgoedbeleggingsfondsen groter dan 2% van het balanstotaal: Kempen european property smart index 1) 74 Deze “look-through” informatie was in 2012 niet opgenomen in de jaarrekening. 18.977 2,7 14.315 2,0 Zakelijke waarden20132012 €% €% Verdeling zakelijke waarden per sector: 1) Basismaterialen 9.3056,8 Communicatie diensten 8.708 6,4 Cyclische consumptiegoederen 11.887 8,7 Defensieve consumptiegoederen 11.999 8,8 Gezondheidszorg 5.354 3,9 Vastgoed 1.9491,4 Energie 12.1408,9 Financiële dienstverlening 27.230 Industrie 12.4609,2 Nutsbedrijven 20,0 4.2583,1 Technologie 12.2229,0 Diversen 18.74513,8 136.257100,0 Verdeling zakelijke waarden per regio: Europa niet EU 16.681 Noord-Amerika 32.20523,7 Midden- en Zuid-Amerika Azië 6.286 12,2 4,6 39.54329,0 Oceanië 1.8971,4 Overige 4.5123,3 Europa EU 101.124 74,215.945 4,9 35.13325,8 310.29195,1 136.257100,0 326.236100,0 Grote posten: Aandelen beleggingsfondsen groter dan 2% van het balanstotaal: Vanguard Emerging Markets Stock Index Fund 23.472 3,4 Vanguard European Stock Index Fund 20.998 3,0 Vanguard Institutional Index Fund 18.746 2,7 1) 23.484 3,3 Deze “look-through” informatie was in 2012 niet opgenomen in de jaarrekening. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 75 Zakelijke waarden20132012 €% €% Verdeling vastrentende waarden per soort: 1) Staatsobligaties Bedrijfsobligaties (Credit funds) Hypotheken Index bonds 271.52157,2 68.465 14,4 2010,0 19.698 4,1 Geldmiddelen 115.78724,3 475.672100,0 Verdeling vastrentende waarden per regio: Europa niet EU 10.531 2,2 Noord-Amerika 12.7572,7 Midden- en Zuid-Amerika 2.137 Azië 2.5530,5 Oceanië 9.2351,9 Overige 29.6416,3 66.854 0,4 14,015.945 4,9 Europa EU 408.81886,0 310.29195,1 475.672100,0 326.236100,0 Grote posten: Obligatiedebiteuren groter dan 2% van het balanstotaal: Staatsobligaties Duitsland 104.54615,0 114.17116,2 Staatsobligaties Nederland 45.814 6,6 Staatsobligaties Oostenrijk 30.205 4,3 European Union 18.2372,6 18.0352,6 Bovengenoemde staatsobligaties betreffen alleen de directe beleggingen in staatsobligaties. 1) 76 Deze “look-through” informatie was in 2012 niet opgenomen in de jaarrekening. 98.389 13,9 Grote posten: Vastrentende beleggingsfondsen groter dan 2% van het balanstotaal: 20132012 €% €% Insight Liquid Fund eur cash fund 58.901 8,4 JPMorgan Liquidity Funds-Euro Liquidity Fund 50.777 7,3 92.998 13,2 Insight LDI Solut Plus Euro 20 year 34.429 4,9 37.324 5,3 iShares Barclays EUR CR BD ex-Fin 32.345 4,6 58.068 8,2 Insight LDI Solut Plus Euro 30 year 25.138 3,6 32.325 4,6 Legal & General IM-Euro Corporate Bond Fund 16.780 2,4 Blackrock Euro Investment Grade Corp Bond Ind Inst 16.645 2,4 Insight LDI Solut Plus Euro 50 year 14.531 2,1 5.156 0,7 Overige beleggingen20132012 €% €% Overige beleggingen per regio: Noord-Amerika 11.07038,9 Oceanië 310,1 Overige 7852,8 11.88641,8 Europa EU 16.567 28.453100,0 105.341100,0 58,2 105.341 100,0 Er zijn geen beleggingen uitgeleend en er zijn geen beleggingen in F. van Lanschot Bankiers N.V. en de aan haar gelieerde ondernemingen. Hoogte buffer In het standaardmodel is de gevoeligheid van het eigen vermogen voor concentratierisico (S8) becijferd voor de grootste concentraties binnen de vastrentende waarden portefeuille. Het betreffen hier landenconcentraties binnen de vastrentende waarden portefeuille die meer dan 2% van de totale marktwaarde in beslag nemen. De buffer voor het feitelijk concentratierisico bedraagt 15.337 (2,5%) en voor het strategisch concentratierisico 15.700 (2,6%). ‘s-Hertogenbosch, 18 juni 2014 Het bestuur Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 77 78 Overige gegevens Gebeurtenissen na balansdatum De feitelijke dekkingsgraad, voor bijstorting door de werkgever, per 31 december 2013 (108,2%) wijkt af van de per deze datum geraamde dekkingsgraad (108,6%). Dit wordt grotendeels veroorzaakt een stijging van de voorziening (€ 1,1 miljoen) door correcties die in de administratie zijn verwerkt in januari 2014, tussen de datum van oplevering van de maandrapportage en de datum van aanlevering van de jaarwerkbestanden. Hierdoor is de in de jaarrekening 2013 opgenomen bijstortingsverplichting € 277.518,- te laag. De correctie zal in boekjaar 2014 verwerkt worden. Pensioenregelingen Het Pensioenfonds voert de volgende pensioenregeling uit: Pensioenregeling 2012 Per 1 januari 2012 is voor alle actief zijnde medewerkers een nieuwe pensioenregeling van kracht geworden. De per 31 december 2011 opgebouwde aanspraken uit de eindloon- en beschikbare premieregelingen uit de Nieuwe en Vernieuwde Regeling, zijn per 1 januari 2012 ingebracht in de Pensioenregeling 2012. De Pensioenregeling 2012 bestaat uit een basisregeling en een aanvullende (excedent-) regeling. 1. De basisregeling is een uitkeringstoezegging op basis van middelloon voor de opbouw van een ouderdomspensioen van 1,875% per deelnemersjaar over de pensioengrondslag. Deze grondslag is gebaseerd op een salaris tot een grens van € 49.297,-. Het partnerpensioen in de basisregeling bedraagt 70% van het ouderdomspensioen per deelnemersjaar vanaf 1 januari 2012 tot de pensioendatum. 2. De aanvullende (excedent-)regeling voor de opbouw van het ouderdomspensioen over het excedentsalaris tot het maximale pensioensalaris van € 126.960,- voor de reguliere medewerkers of € 160.982,- voor de vennootschapsdirecteuren. Het partnerpensioen in de aanvullende regeling is op risicobasis en bedraagt 1,225% per deelnemersjaar vanaf 1 januari 2002 of later datum van indiensttreding tot de pensioendatum. 3. Voorts is een wezenpensioen en vrijstelling premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid meeverzekerd en facultatief een dekking voor het Anw-hiaat. Financiering De onderneming streeft ernaar de door de actuaris berekende premies en koopsommen te verstrekken aan het Pensioenfonds, indien en voorzover het Pensioenfonds die nodig heeft ter dekking van de op het Pensioenfonds rustende pensioenverplichtingen. Het uitgangspunt bij de bepaling van de premie is het handhaven van een evenwichtig verloop van de pensioenlasten over de jaren. Hiertoe wordt door de adviserend actuaris jaarlijks een prognose opgesteld van het verloop van de voorziening pensioenverplichtingen en de algemene reserve. Voor de financiering van de regelingen geldt een reglementair maximum aan de premie van 30% van de salarissom. De basispremie over 2013 bedroeg 20,1% (2012: 18,8%). De feitelijke premie over 2013 bedroeg 29,4% (2012: 30,0%). Bovendien werd in 2011, 2012 en 2013 door de werkgever een additionele herstelpremie aan het Pensioenfonds betaald, omdat de dekkingsgraad ultimo Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 79 2011 beneden de minimaal vereiste dekkingsgraad lag. De in 2011 betaalde herstelpremie bedroeg 70% van het dekkingstekort ultimo 2011. In 2012 en 2013 heeft de werkgever een herstelpremie betaald van 15% van het dekkingstekort ultimo 2011, waarbij in 2013 een gedeeltelijke verrekening heeft plaatsgevonden van het verschil tussen de feitelijke premie 2013 en de premie die de vennootschap had moeten betalen, indien de bijstortingsverplichting ultimo 2011 volledig was geëffectueerd. De kosten verbonden aan de uitvoering van de pensioenregeling en de administratie worden gedragen door het Pensioenfonds. Reglementair is bepaald dat, indien voornoemde maximumpremie wordt overschreden, er een deelnemersbijdrage kan worden geheven dan wel de toekomstige pensioenopbouw kan worden verminderd. De mogelijkheid van een deelnemersbijdrage is vastgelegd in de Algemene Bank-CAO. Ter dekking van algemene risico’s, waaronder beleggingsrisico’s, houdt het Pensioenfonds een algemene reserve aan. Jaarlijks muteert deze reserve met het saldo van de staat van baten en lasten. Toeslagbeleid Het Pensioenfonds kent een voorwaardelijk toeslagbeleid ten aanzien van gepensioneerden en gewezen deelnemers. Het Pensioenfonds probeert de pensioenuitkeringen jaarlijks aan te passen aan de stijging van de consumentenprijsindex, alle huishoudens, afgeleid van het CBS. Met ingang van 1 januari 2012 geldt ook voor de actieve deelnemers een voorwaardelijk toeslagbeleid. De toeslag wordt gebaseerd op de algemene loonontwikkeling. Hiervoor wordt niet apart gereserveerd: de toeslagen worden gefinancierd uit de algemene middelen van het Pensioenfonds. Er is dus geen recht op toeslagen en het is niet zeker in hoeverre in de toekomst toeslagen zullen plaatsvinden. Voor 2012 en 2013 geldt een overgangsregeling. De pensioenaanspraken van de actieve deelnemers worden in deze jaren onvoorwaardelijk geïndexeerd met de algemene loonontwikkeling. De werkgever betaalt hiervoor een extra koopsom. Voor de premievrij opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers geldt eveneens een voorwaardelijk toeslagen beleid. Het Bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. In de jaren 2006-2008 zijn de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken met respectievelijk 1,25% (2006), 1,50% (2007), 1,75% (2008) verhoogd. In de jaren 2009 tot en met 2013 kon geen toeslag worden verleend. De pensioenaanspraken van de actieve deelnemers over 2012 zijn met terugwerkende kracht per 1 januari 2012 verhoogd met 1,25%. De kosten hiervoor zijn betaald door de werkgever. Per 1 januari 2013 zijn de pensioenaanspraken van de actieve deelnemers niet verhoogd, aangezien de CAO-verhoging over 2012 nihil was. Gezien de huidige financiële situatie van het Pensioenfonds kan in de komende jaren naar huidige verwachting geen of slechts in beperkte mate een toeslag worden verleend. Doordat in de jaren 2009 tot en met 2013 geen toeslag werd verleend, is er een achterstand in de toeslagverlening van 8,67% ontstaan voor gepensioneerden en gewezen deelnemers. Per 1 januari 2014 loopt deze achterstand op naar 9,57%. Pas als de financiële situatie van het Pensioenfonds het in de toekomst toelaat, kan deze niet-verleende indexatie eventueel worden ingehaald (inhaaltoeslagen). 80 Resultaatbestemming Bepalingen omtrent de resultaatbestemming Conform hoofdstuk 5 van de ABTN worden de jaarresultaten toegevoegd aan de reserves ter dekking van algemene risico’s. Resultaatverdeling Het Bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2013 toe te voegen aan de Algemene reserve. Uitvoering De bevoegdheden van het Bestuur zijn vastgesteld in de statuten en in het reglement van Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot. Het ambtelijk secretariaat (bestuursbureau) is uitbesteed aan Bogaard Pensioen Consultancy te ‘s-Hertogenbosch. De pensioenadministratie van Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot is opgedragen aan AZL N.V. te Heerlen. De beleggingsadministratie is opgedragen aan Kas Bank N.V. te Amsterdam. Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door Kempen Capital Management N.V. te Amsterdam voor de uitkeringstoezegging en door ING Personal Fund Services B.V. te Amsterdam voor de premietoezegging. De controle van de jaarrekening is uitgevoerd door Ernst & Young Accountants LLP te Maastricht. De verantwoordelijkheid voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen berust bij Sprenkels en Verschuren te Amsterdam, adviserend actuaris van het Pensioenfonds. De controle van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgevoerd door Triple A Risk Finance Certification te Amsterdam. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 81 Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds F. Van Lanschot te ‘s Hertogenbosch is aan Triple A – Risk Finance Certification B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het Bestuur van het Pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het Pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het Pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: –– heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en –– heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het Pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het Pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het Pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds F. Van Lanschot is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Amsterdam, 18 juni 2014 drs. J.J.M. Tol AAG RBA verbonden aan Triple A – Risk Finance Certification B.V. 82 Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot, ‘s-Hertogenbosch Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot te ‘s-Hertogenbosch gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het Bestuur van het Pensioenfonds is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het Bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van het Pensioenfonds. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van het pensioenfonds gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 83 Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Maastricht, 18 juni 2014 Ernst & Young Accountants LLP w.g. Drs. N.A.J. Silverentand RA 84 Bijlagen Aangesloten ondernemingen per 31 december 2013 F. van Lanschot Bankiers N.V. Van Lanschot Chabot B.V. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 85 Verklaring enkele gebruikte begrippen ABTN Actuariële en bedrijfstechnische nota. Het doel van de ABTN is om integraal inzicht te geven in het functioneren van het Pensioenfonds en om een beschrijving te geven van het ten behoeve van het Pensioenfonds te voeren beleid, waarbij de financiële opzet van de grondslagen gemotiveerd zijn omschreven. AFM (Autoriteit Financiële Markten) en DNB (De Nederlandsche Bank) De AFM werkt als toezichthouder samen met de Nederlandsche Bank (DNB). De AFM en DNB controleren allebei de financiële markten. De AFM let erop dat o.m. pensioenfondsen hun deelnemers goede informatie geven. De AFM controleert ook of ondernemingen zich houden aan de afspraken met hun deelnemers. DNB heeft een andere taak en controleert o.m. of pensioenfondsen financieel gezond zijn en kunnen voldoen aan hun verplichtingen. Dekkingsgraad De verhouding tussen de contante waarde van de op dat moment geldende reglementaire pensioenaanspraken (verplichtingen) en het aanwezige vermogen. De dekkingsgraad bij het Pensioenfonds F. van Lanschot is de waarde van het pensioenvermogen als percentage van de waarde van de pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad wordt als graadmeter gezien voor de mate van zekerheid dat de toegezegde pensioenen ook daadwerkelijk kunnen worden uitbetaald. Dekkingstekort Er is een dekkingstekort indien het eigen vermogen minder is dan het minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV). Eigen vermogen (EV ) Het eigen vermogen is het verschil tussen het Pensioenvermogen en de voorziening pensioenverplichtingen. Financieel Toetsingskader (FTK) Het FTK is het onderdeel van de Pensioenwet waarin de wettelijke financiële eisen aan pensioenfondsen zijn vastgelegd. Het FTK is opgebouwd rond de principes van marktwaardering, risicogebaseerde financiële eisen en transparantie. De marktwaardering brengt met zich mee dat de beleggingen en de pensioenverplichtingen op eenzelfde manier worden gewaardeerd. Zo wordt de technische voorziening vastgesteld door discontering van verwachte toekomstige kasstromen tegen de actuele rentetermijnstructuur. De bepaling van het vereiste eigen vermogen vindt risicogebaseerd plaats, zodat de eisen toe- of afnemen met de mate waarin het Pensioenfonds aan risico’s blootstaat. Met transparantie wordt beoogd de financiële positie van het Pensioenfonds op een zuivere en objectieve manier in kaart te brengen en openbaar te maken. Herstelplan In een herstelplan moeten de pensioenfondsen een strategie aan de toezichthouder DNB voorleggen met maatregelen die genomen worden om de dekkingsgraad weer boven het wettelijk vereiste minimum van 105% (104,3% op basis van het huidige beleid) te krijgen. De pensioenfondsen krijgen maximaal vijf jaar de tijd om de dekkingsgraad op te vijzelen. Rentetermijnstructuur (RTS) Een set van rentes voor iedere looptijd. In de regel zal voor iedere looptijd een andere rente gelden. Dit weerspiegelt verschillen in het rendement dat vereist wordt op beleggingen met een verschillende horizon. De RTS wordt afgeleid van de zogenaamde risico-free zero coupon rentetermijnstructuur. 86 Reservetekort Er is een reservetekort indien het eigen vermogen minder is dan het Vereist Eigen Vermogen (VEV) maar hoger dan het MVEV. SWAP-rente De door DNB aan pensioenfondsen voorgeschreven disconteringsvoet bij de berekening van de pensioenverplichtingen. UFR DNB heeft per eind september 2012 de methodiek voor het vaststellen van de rentetermijnstructuur aangepast. Hierbij gaat het om een aanpassing van de rentetermijnstructuur voor looptijden vanaf 20 jaar. Voor looptijden tot en met 20 jaar blijft de rente gelijk aan de driemaands gemiddelde RTS. Voor looptijden vanaf 20 jaar wordt de rente zodanig aangepast dat deze toegroeit naar de zogenoemde Ultimate Forward Rate (UFR). UPO Alle pensioenfondsen en verzekeraars gebruiken hetzelfde overzicht: het Uniform Pensioenoverzicht (UPO). Dit overzicht biedt deelnemers informatie over hun p ensioensituatie, zoals de uitkeringen bij pensionering, overlijden en arbeidsongeschiktheid alsmede een toelichting op onderdelen. Vereist Eigen Vermogen (VEV ) Het Vereist Eigen Vermogen is het vermogen dat correspondeert met de evenwichtssituatie van het Pensioenfonds. In die situatie is het eigen vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% ten aanzien van de als onvoorwaardelijk aangemerkte onderdelen van de pensioenovereenkomsten wordt voorkomen, dat het vermogen van het Pensioenfonds binnen één jaar minder is dan de voorziening pensioenverplichtingen. Voorziening pensioenverplichtingen (VPV ) Het bedrag waarover het Pensioenfonds moet beschikken om er zeker van te kunnen zijn dat voldaan kan worden aan de pensioenverplichtingen. Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013 87
© Copyright 2024 ExpyDoc