Jaarverslag 2013 - Pensioenfonds F. Van Lanschot

Stichting
Pensioenfonds
F. van Lanschot
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot
Hooge Steenweg 29, 5211 JN ‘s-Hertogenbosch
Postbus 1021, 5200 HC ‘s-Hertogenbosch
Telefoon: 073 - 640 85 65
Telefax: 073 - 611 12 67
Ingeschreven in het Handelsregister van de
Kamer van Koophandel onder nummer 41081009
Verslag over het boekjaar
1-1-2013 t/m 31-12-2013
2
Inhoud
Pagina
Personalia en algemeen
5
Meerjarenoverzicht
9
Bestuursverslag
Governance15
Financiële positie van het Pensioenfonds
18
Risicobeleid25
Beleggingsbeleid31
Wet- en regelgeving & Compliance
33
Verantwoordingsorgaan
Verslag van het Verantwoordingsorgaan
37
Reactie Bestuur op het verslag van het
Verantwoordingsorgaan39
Jaarrekening
Balans per 31 december
42
Staat van baten en lasten
44
Kasstroomoverzicht46
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
47
Toelichting op de balans per 31 december
52
Toelichting op de staat van baten en lasten
59
Actuariële toelichting bij verzekeringstechnische
analyse66
Risicoparagraaf68
Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum
79
Pensioenregelingen79
Financiering79
Toeslagbeleid80
Resultaatbestemming81
Uitvoering81
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
Actuariële verklaring
82
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
83
3
Pagina
Bijlagen
4
Aangesloten ondernemingen per 31 december 2013
85
Verklaring enkele gebruikte begrippen
86
Personalia en algemeen
Bestuur per 31 december 2013
Benoemd namens het Bestuur van het Pensioenfonds: Einde lopende benoemingstermijn:
Drs. J.C. Rietvelt
voorzitter
2015
Benoemd namens de werkgever:
Drs. W.S. Zeverijn
secretaris
2015
Drs. J.A.C. Horsten Benoemd namens de Ondernemingsraad:
E.T. Vlietman
secretaris
2016
2013 (tot 1 juni 2013)
Drs. H.A. Kempen
2014 (tot 1 januari 2014)
Drs. M.F. Rab RBA
2014
Benoemd namens de Vereniging van
Gepensioneerden van Van Lanschot:
Mr. R.J.A. Verberne 2015
Dagelijks Bestuur
Drs. J.C. Rietvelt
E.T. Vlietman
Drs. W.S. Zeverijn (tot 1 juni 2013)
(vanaf 1 juni 2013)
Beleggingscommissie
Drs. A.J.C. de Ruiter
onafhankelijk lid, tevens voorzitter
Drs. L.M. ten Cate
onafhankelijk lid
H.M.J. Bongaerts
(tot 1 januari 2014)
Drs. H.A. Kempen
(tot 1 januari 2014)
Drs. M.F. Rab RBA
Drs. J.A.C. Horsten
(vanaf 1 april 2013)
Mr. R.J.A. Verberne
voorzitter
M.J.C. Bogaard
Communicatiecommissie
Drs. J. J.F.A. Rovers
Mevr. Drs. S.H.T. Monné
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
(vanaf 1 maart 2013)
5
Risicomanagementcommissie
Prof. Dr. M. Damm
onafhankelijk lid, tevens voorzitter
Drs. J.A.C. Horsten
(tot 1 april 2013)
Drs. H.A. Kempen
(tot 1 januari 2014)
D. Roest MSC
(tot 1 januari 2014)
Mr. R.J.A. Verberne
Drs. W.S. Zeverijn
(vanaf 1 april 2013)
Verantwoordingsorgaan
Benoemd namens de werkgever
Drs. M. Elsinghorst
Mevr. Drs. W. Winkelhuizen
Benoemd namens de werknemers
door de Ondernemingsraad
J.W.F. Heukensfeldt Jansen MBA
voorzitter
A.G.M. van Hemert
secretaris
Benoemd namens de Vereniging
Gepensioneerden van Van Lanschot
Drs. J.A. Remijn
Mevr. Dr. E. Schols-van Oppen
(tot 1 oktober 2013)
(vanaf 1 oktober 2013)
(tot 1 januari 2014)
vicevoorzitter
Visitatiecommissie
A. van Hulst
Drs. E. Capitain
J.W. Rietmulder
voorzitter
vicevoorzitter
Compliance officer
Mr. O. Loeber
Mevr. Mr. B. Kamerling-Fokma
(tot 1 april 2013)
(vanaf 1 april 2013)
Organisatie
6
Bestuursbureau
Fiduciair Manager
Vermogensbeheerder premieregeling
Vermogensadministrateur
Administrateur
Accountant
Adviserend Actuaris Certificerend Actuaris
Custodian
Bogaard Pensioen Consultancy VOF, ’s-Hertogenbosch
Kempen Capital Management B.V., Amsterdam
ING Personal Fund Services B.V., Amsterdam
KAS BANK N.V., Amsterdam
AZL N.V., Heerlen
Ernst & Young Accountants LLP, Maastricht
Sprenkels & Verschuren, Amsterdam
Triple A, Amsterdam
KAS BANK N.V., Amsterdam
Algemeen
Kernwaarden
Het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot (hierna: het Pensioenfonds) gaat uit van de volgende kernwaarden voor het
Pensioenfonds:
–– Betrouwbaarheid;
–– Beheerste procesvoering;
–– Continuïteit;
–– Duidelijkheid.
Op basis hiervan heeft het zijn mission statement geformuleerd:
Mission statement Pensioenfonds
Het Pensioenfonds heeft als missie om alle huidige en toekomstige deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, te
voorzien van de pensioenuitkeringen zoals in de reglementen vastgesteld. Daarbij worden de aanspraken van de actieve deelnemers,
waar mogelijk jaarlijks, geïndexeerd op basis van de algemene loonontwikkeling en de aanspraken van gewezen deelnemers en de
uitkeringen van de gepensioneerden voor prijsinflatie. In aanloop tot het doen van uitkeringen is het beheren van vermogen ook een
van de taakstellingen van het Pensioenfonds.
Beleidsuitgangspunten
Het Bestuur van het Pensioenfonds heeft de navolgende beleidsuitgangspunten geformuleerd om de uit de mission statement
voortvloeiende doelstelling te kunnen verwezenlijken:
–– Het Bestuur waarborgt dat ongeacht de keuze met betrekking tot (her)verzekeren en/of uitbesteden, de uitvoering van de
pensioenregeling op elk moment in de tijd in overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving;
–– Het Bestuur legt, daar waar sprake is van een uitbestede relatie, haar eisen ten aanzien van de kwaliteit van de uitvoering en de
mate van interne beheersing vast in alle uitbestedingsovereenkomsten en de bijbehorende SLA’s;
–– Het Bestuur waarborgt de beschikbaarheid van informatie over de kwaliteit van de uitvoering van de regeling (administratief en
financieel) en de daarmee gepaard gaande risico’s, zodat het Bestuur in staat is om beslissingen te nemen die het doel van het
Pensioenfonds maximaal ondersteunen;
–– Het Bestuur benoemt, indien gewenst, externe deskundigen om de benodigde informatie in kaart te brengen alsook om te
verifiëren of ten aanzien van de omgang met verkregen informatie intern voldoende checks en balances aanwezig zijn;
–– Het Bestuur heeft een Risicomanagementcommissie ingesteld die onder meer toezicht houdt op de consistente uitvoering van de
beleidsuitgangspunten; deze commissie rapporteert aan het voltallige Bestuur.
De beleidsuitgangspunten geven aan op welke wijze en met welke middelen het Bestuur invulling geeft aan de realisering van de
missie: het beleid dient evenwichtig te zijn en zorgvuldig vormgegeven, risico’s afgewogen en adequaat gemanaged, processen
goed en adequaat ingericht en op beheerste wijze gevoerd en vastgelegd. Voorlichting en informatie dienen begrijpelijk te zijn en de
communicatie duidelijk.
Doelstelling
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot heeft als doel het (doen) verstrekken van pensioen en/of andere uitkeringen te borgen, één en
ander in de gevallen en onder de voorwaarden als nader geregeld in de statuten en de pensioenreglementen, dit ter uitvoering van de
door de aangesloten ondernemingen gesloten pensioenovereenkomsten.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
7
Risicobeleid
De risicobereidheid van het Pensioenfonds is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
–– de bovengenoemde missie, strategie en doelstelling;
–– het verkrijgen en behouden van voldoende solvabiliteit voor het voldoen aan de lange-termijn verplichtingen;
–– behoud van een solide reputatie van het Pensioenfonds, vertrouwen bij de deelnemers en, waar in relatie tot het Pensioenfonds
van toepassing, de werkgever;
–– voldoen aan de vereisten van toezichthouders.
Bovenstaande uitgangspunten resulteren in de navolgende risicostrategie van het Pensioenfonds:
–– In haar streven medewerkers, oud-medewerkers en pensioengerechtigden van Van Lanschot een bestendig pensioen te kunnen
blijven bieden, neemt de Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot alleen risico’s die ze begrijpt. Daartoe worden risico’s vermeden
die de stabiliteit en soliditeit van het Pensioenfonds bedreigen en/of de vertrouwensrelatie met de deelnemers kunnen schaden;
–– De risico’s, waarvan wordt verondersteld dat zij op positieve wijze kunnen bijdragen aan de financiële situatie van het
Pensioenfonds (zoals sommige beleggingsrisico’s), worden regelmatig in kaart gebracht, gemeten, beoordeeld en waar nodig tot
voorbedachte proporties gereduceerd;
–– Operationele risico’s, vooral samenhangend met de bedrijfsvoering van het Pensioenfonds en haar leveranciers, worden eveneens
regelmatig in kaart gebracht, gemonitord, beoordeeld en gemitigeerd, dan wel tot verantwoord geachte proporties teruggebracht.
Het Pensioenfonds wil betrouwbaar en duurzaam zijn om haar financiële verplichtingen nu en in de toekomst waar te kunnen maken.
8
Meerjarenoverzicht
20132012201120102009
Aantallen
Actieve deelnemers
1.3431.4291.5941.6411.685
Gewezen deelnemers
1.9131.8181.6441.6271.587
Pensioengerechtigden
642608578533494
Totaal
3.8983.8553.8163.8013.766
Financiële gegevens
(in duizenden euro)
Toeslagen
0,00%0,00%0,00%
1,25% 1)
Indexatie actieven
0,00%
Indexatie inactieven
0,00%0,00%0,00%0,00%0,00%
Beleggingen voor risico pensioenfonds
Belegd vermogen
658.597655.088606.123486.482448.489
Directe en indirecte beleggingsopbrengsten
-15.06369.08339.40328.31541.242
Rendement op basis van total return -2,26%11,50%7,60%5,90%9,63%
2)
Reserves
Algemene reserve
55.66032.403 8.49610.79830.598
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen voor
risico pensioenfonds
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Totaal technische voorzieningen
611.887639.513573.395492.437430.026
1.2291.2611.107 9382.183
613.116640.774574.502493.375432.209
Voorziening pensioenverplichtingen voor
risico deelnemers
26.93425.64123.65222.36319.503
1)
Indexatie actieven: in 2012 zijn de opgebouwde pensioenaanspraken van actieven verhoogd met 1,25% uit hoofde van een overgangsregeling in het kader van de nieuwe
pensioenregeling. De koopsom is door de werkgever betaald.
2)
Voor meer informatie wordt verwezen naar het hoofdstuk “Beleggingsbeleid” op pagina 31.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
9
20132012201120102009
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers
29.687
37.033
59.336
31.362
20.430
Pensioenuitkeringen eigen rekening
12.52712.70812.25511.43010.276
Vermogenssituatie en solvabiliteit
Pensioenvermogen
668.776673.177582.998504.173462.807
Pensioenverplichtingen
613.116640.774574.502493.375432.209
Aanwezige dekkingsgraad 109,1%105,1%101,5%102,2%107,1%
Vereiste dekkingsgraad
115,3%112,0%115,6%116,4%117,5%
1)
1)
10
De dekkingsgraad wordt berekend door het pensioenvermogen te delen door de pensioenverplichtingen (668.776 / 613.116 x 100% = 109,1%).
Wijziging in de pensioenreglementen
In de bestuursvergadering van 13 december 2012 is besloten om de diverse grensbedragen in de pensioenregelingen per
1 januari 2013 ongewijzigd ten opzichte van 2012 te laten:
Bedragen x € 1
2013
Franchise13.500,00
Salarisgrens126.960,00
Grensbedrag49.297,00
Salarisgrens directeuren
160.982,00
ANW-Hiaat14.228,52
Eigen bijdrage ANW
15,40
Mutatie verzekerdenbestand 2013
(Aantallen)
Actieve Gewezen
Pensioen-
deelnemers deelnemers gerechtigden
Stand per 31 december 2012
1.429
1.818
608
Totaal
3.855
Mutaties door:
Nieuwe toetredingen
13700
137
Ontslag met premievrije aanspraak (waarvan 54 van IBM)
-220
220
0
0
Waardeoverdracht
0 -46
Ingang pensioen
-4
Overlijden
0
Afkoop
0-1-8
-9
Andere oorzaken
1
-36
-1
-36
-86
95
34
43
Mutaties per saldo
Stand per 31 december 2013
-35
0-46
62 1)23
-7 -19-26
1.343 2)1.913
Specificatie pensioengerechtigden
642 3.898
2013
2012
Ouderdomspensioen 457431
Partnerpensioen 139137
Wezenpensioen 4640
Totaal 642608
1)
Inclusief partner- en wezenpensioen.
2)
Inclusief 45 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
11
12
Bestuursverslag
Het jaar 2013 stond voor het Bestuur in het teken van het voortbouwen op in 2012 ingezette hoofdthema’s, namelijk het versterken
van de beheersbaarheid van de organisatie en het verbeteren van de communicatie met de deelnemers. Daarnaast was er uiteraard
doorlopende aandacht voor de financiële positie van het Pensioenfonds. Op het gebied van nieuwe wet- en regelgeving is met name
gewerkt aan de implementatie van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen en is voorbereidend werk verricht voor de op handen
zijnde veranderingen in de fiscale behandeling van pensioenen en in het toezichtskader waarbinnen pensioenfondsen moeten gaan
opereren.
Beheersbare organisatie
Op het gebied van de beheersbaarheid van de organisatie heeft het Bestuur, ondersteund door de Risicomanagementcommissie, een
managementrapportage ontwikkeld waarmee het Bestuur op kwartaalbasis niet alleen kan monitoren of het Pensioenfonds voldoet
aan de door haar vastgestelde risicomaatstaven en uitvoering geeft aan haar jaarplan, maar ook tot uitdrukking brengt en vastlegt hoe
de risico-eigenaren in het Bestuur de verschillende risicogebieden beoordelen en welke verbeteringen er nog mogelijk zijn. Door een
intensieve bespreking van de managementrapportage waarbij de verantwoordelijke bestuursleden ook uitgedaagd kunnen worden,
wordt bewerkstelligd dat het Pensioenfonds zich blijft verbeteren en haar doelstellingen ook zo goed mogelijk realiseert.
Verbetering communicatie
Op het gebied van communicatie heeft het Bestuur in 2013 vaker dan voorheen de deelnemers opgezocht en is de website
volledig vernieuwd. Voor de actieve deelnemers is een informatiebijeenkomst georganiseerd, waar door het Bestuur actuele thema’s
zijn besproken en specifieke vragen over de werking van de regeling beantwoord. Voor de gepensioneerden heeft het Bestuur
voordrachten gegeven in een tweetal bijeenkomsten, die door de Vereniging van Gepensioneerden werden georganiseerd.
Bij de modernisering van de website is met name gekeken naar de toegankelijkheid en begrijpelijkheid en is aandacht geschonken
aan life events die voorkomen in werk en privé, en die van invloed zijn op de pensioensituatie. Door in de informatievoorziening op de
website veel meer dan voorheen een specifieke vraag of casuspositie van de deelnemer als uitgangspunt te nemen, hoopt het Bestuur
een betere manier te hebben gevonden om ook minder toegankelijke elementen uit de regeling op een begrijpelijke wijze uit te
leggen.
Financiële positie
Voor de financiële positie van het Pensioenfonds was 2013 een belangrijker jaar dan andere jaren, omdat aan het eind van 2013,
conform het in 2009 ingediende herstelplan, de dekkingsgraad boven het minimaal vereist eigen vermogen van 104,3% moest liggen
om een verplichte korting van de pensioenaanspraken te kunnen voorkomen.
Gelukkig kon over het hele jaar een stijging van de dekkingsgraad gerealiseerd worden; deze kwam uit op 109,1%. De stijging ten
opzichte van het begin van het jaar, toen de dekkingsgraad 105,1% bedroeg, werd met name veroorzaakt door de herstelkracht uit
de jaarpremie (inclusief bijstorting) en de stijging van de rente. De rentestijging leidde weliswaar tot een negatief rendement op
de vastrentende waarden in de beleggingsportefeuille, maar door een positief rendement op de zakelijke waarden en doordat de
verplichtingen harder daalden dan de vastrentende beleggingen, steeg de dekkingsgraad.
Helaas was de stijging onvoldoende om tot indexatie van de aanspraken over te kunnen gaan. Het beleid van het Bestuur van het
Pensioenfonds is om pas toeslagen te verlenen als de dekkingsgraad ten minste 110% bedraagt.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
13
Wet- en regelgeving
Mede in het kader van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen, maar ook in het kader van het op handen zijnde vertrek van
een aantal bestuurs- en commissieleden, heeft het Bestuur zowel haar eigen samenstelling als de samenstelling van de organen en
Bestuurscommissies geëvalueerd.
Uitgangspunt voor het Bestuur is hierbij geweest, het Pensioenfonds zo te organiseren dat alle kennis en competenties in voldoende
mate aanwezig zijn en, mede met het oog op de kosten van het Pensioenfonds, efficiënt te besturen.
Uitkomst van deze discussie, waarbij ook het Verantwoordingsorgaan (VO) op onderdelen haar advies heeft uitgebracht, is dat het
Bestuur terug is gebracht van 7 leden naar 5 leden, waarbij op het moment van implementatie van de Wet Versterking Bestuur
Pensioenfondsen er één onafhankelijk bestuurslid is (de voorzitter), 2 leden zitting hebben namens de actieven, één namens de
gepensioneerden en één namens de werkgever. Hiernaast zal het VO worden teruggebracht van 6 leden naar 4 leden. Het aantal leden
van de Beleggingscommissie en de Risicomanagementcommissie is verlaagd met één lid.
De Visitatiecommissie blijft bestaan uit 3 personen.
Op het gebied van discussies over het nieuwe pensioencontract heeft de politiek in 2013 helaas niet de vooruitgang geboekt waarop
aan het begin van het jaar was gehoopt. De onduidelijkheid over de wetgevende kaders voor het nieuwe pensioencontract bestaat op
het moment van het schrijven van dit bestuursverslag nog steeds. In 2013 is door zowel Bestuur, werkgever als OR veel tijd besteed aan
de vraagstelling rondom het nieuwe pensioencontract. Er moet geconstateerd worden dat, als gevolg van voortdurende aanpassingen
in de voorstellen, een deel van die activiteiten overbodig is geweest.
Naast het nieuwe pensioencontract, heeft het Bestuur in 2013 ook de continuïteit van het Pensioenfonds op de agenda gezet. De
omvang van de kosten van het Pensioenfonds in combinatie met de daling van het aantal actieven maakt dit onderwerp actueel.
Alhoewel het Bestuur van mening is dat deze kosten op dit moment niet te hoog zijn en het Bestuur en de organen nog goed bezet
kunnen worden, wil het Bestuur voor de lange termijn een juist besluit nemen in het belang van de deelnemers. Een onderzoek naar
alle alternatieven is in 2013 opgestart en zal in 2014 worden afgerond.
Afscheid functionarissen
Zoals eerder in het verslag aangegeven, hebben een aantal functionarissen in 2013 afscheid genomen van het Pensioenfonds. De
heren Vlietman en Kempen traden uit het Bestuur. De heer Vlietman maakte 13 jaar deel uit van het Bestuur van het Pensioenfonds,
waarvan de laatste 7 jaren als lid van het Dagelijks Bestuur; hij heeft in die tijd veel voor het Pensioenfonds betekend. De heer Kempen
heeft in de 2 jaar waarin hij zitting had in het Bestuur veel betekend voor de versterking van het risicobeleid van het Pensioenfonds.
Naast deze bestuursleden is afscheid genomen van de commissieleden de heer Roest, mevrouw Elling en de heer Bongaerts. Het
Bestuur is allen dankbaar voor al datgene wat ze voor het Pensioenfonds hebben gedaan.
Vooruitzichten 2014
Op het moment van het schrijven van dit verslag lijkt er sprake van een voorzichtig herstel van de economie in de Verenigde Staten en
Europa. Tegelijkertijd zijn er nog veel elementen in de economie en de financiële sector die sterke schommelingen in de rente en in
koersen op de financiële markten tot gevolg kunnen hebben.
Met een dekkingsgraad op het moment van schrijven van dit verslag van rond de 110% en gegeven de onzekerheden in de markt, blijft
het Bestuur waarschuwen voor een langere periode waarin aanspraken niet of niet volledig geïndexeerd kunnen worden en moedigt
zij deelnemers aan om zelf proactief aan de slag te gaan met het treffen van aanvullende maatregelen voor de eigen financiële situatie
voor de periode na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen.
14
Governance
Bestuur, medezeggenschap, uitvoering en toezicht
Het Bestuur van het Pensioenfonds heeft de eindverantwoordelijkheid voor de pensioenuitvoering en voor een solide vermogens- en
balansbeheer. Tot de werkzaamheden behoren onder meer:
–– het voeren van een deugdelijke pensioenadministratie;
–– het communiceren over pensioenen en het Pensioenfonds;
–– het toezien op een correcte uitvoering van de pensioenuitkeringen;
–– het afstemmen van de beleggingsstrategie op de pensioenverplichtingen van het Pensioenfonds;
–– het bepalen van het beleggingsbeleid en
–– het beheersen van de daaraan verbonden risico’s.
Het Bestuur van het Pensioenfonds bestaat tot 1 juli 2014 uit drie werkgeversvertegenwoordigers, drie werknemersvertegenwoordigers
en één vertegenwoordiger namens de Vereniging van Gepensioneerden van Van Lanschot (VvGvL). Bij het vervullen van hun
taak zorgen de leden van het Bestuur, dat alle belanghebbenden van het Pensioenfonds door het Bestuur op evenwichtige wijze
vertegenwoordigd worden.
Het Bestuur is in 2013 negenmaal bijeengekomen. Daarnaast zijn twee workshops over pensioen-technische zaken belegd.
Tijdens een Beleidsdag is door het Bestuur onder meer gediscussieerd over de invoering van een dynamisch risicobeheer, het
beleggingsbeleid voor 2014, alternatieve uitvoeringsvormen en fondsspecifieke ontwikkelingen. Bij deze discussie zijn ook de leden
van de commissies aanwezig geweest.
In de samenstelling van het Bestuur hebben in het verslagjaar een aantal wijzigingen plaatsgevonden:
–– Met ingang van 1 juni 2013 heeft de heer Vlietman in verband met het bereiken van de statutaire zittingsduur, zijn taken als
secretaris van het Bestuur neergelegd. Het Bestuur is hem bijzonder erkentelijk voor zijn inzet, waarbij hij in ruim 12 jaar op een
voortreffelijke wijze invulling heeft gegeven aan zijn bestuurslidmaatschap en specifiek in zijn rol als secretaris van het Bestuur;
–– De heer Vlietman is per dezelfde datum opgevolgd door de heer W.S. Zeverijn, benoemd namens de Vennootschap;
–– Per 1 januari 2014 is de heer H.A. Kempen afgetreden als lid van het Bestuur vanwege de in 2014 ingevoerde nieuwe
bestuursstructuur, waarbij het aantal leden van het Bestuur is teruggebracht naar 5. Het Bestuur is ook hem zeer erkentelijk voor zijn
inzet, waarbij hij gedurende zijn relatief korte lidmaatschap van het Bestuur een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de recente
aanpassingen in het beleggings- en risicomanagementbeleid.
Het Bestuur heeft zijn eigen functioneren over 2013 beoordeeld en geëvalueerd aan de hand van een door de risicocommissie
uitgevoerde SWOT analyse, de zelfevaluatie van de individuele bestuursleden en een overzicht van de voor het jaar gestelde doelen
en de realisatie ervan. Als uitkomst van een discussie over deze evaluaties zijn een aantal gezamenlijke en individuele actiepunten
geformuleerd die tot doel hebben het functioneren van het Bestuur ook in het jaar 2014 weer verder te verbeteren.
Beleggingscommissie
Het Bestuur wordt bijgestaan door een Beleggingscommissie. De Beleggingscommissie adviseert het Bestuur over het
beleggingsbeleid in de meest ruime zin, en stuurt in samenwerking met het Bestuursbureau de vermogensbeheerders aan. In 2013 is
veel aandacht besteed aan de ontwikkeling op de financiële markten, het actuele beleggingsbeleid en de doorontwikkeling van het
financiële risicobeleid.
De Beleggingscommissie is in 2013 zesmaal bijeengekomen. Het beleggingsbeleid wordt uiteengezet op pagina 31.
Op 1 april 2013 is de heer J.A.C. Horsten toegetreden als lid van de commissie.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
15
Per 31 december 2013 zijn zowel de heer H.A. Kempen als de heer H.M.J. Bongaerts afgetreden. Zij zullen in het kader van de nieuwe
bestuursstructuur niet worden vervangen. De bezetting van de commissies is gelijktijdig met de nieuwe bestuursstructuur in omvang
teruggebracht, om met een kwalitatief hoge, maar kleinere bezetting, een efficiënt en daadkrachtig beleid te kunnen vormgeven.
Communicatiecommissie
De Communicatiecommissie heeft als doelstelling het voortdurend verbeteren van informatie en communicatie over de
pensioenregeling en het pensioen.
Speerpunt is het actualiseren en het doelgroepgericht aanbieden van informatie.
De Communicatiecommissie wordt ondersteund door het Bestuursbureau en is in 2013 twaalfmaal bij elkaar geweest. Belangrijke
ontwikkelingen in 2013 waren de instelling van een Klankbordgroep Communicatie, de opzet van een nieuwe website van het
Pensioenfonds, de tekst van de Uniform Pensioen Overzichten (UPO) en de intensivering van de communicatie met alle bij het
Pensioenfonds betrokken personen en partijen.
Per 1 maart 2013 is door de benoeming van mevrouw S.H.T. Monné als lid van de Communicatiecommissie voorzien in de vacature.
Risicomanagementcommissie
De Risicomanagementcommissie heeft in 2013 achtmaal vergaderd. Het risicomanagementbeleid wordt uiteengezet op pagina 25.
Per 1 april 2013 is de heer W.S. Zeverijn lid van de commissie.
Bestuursbureau
Het Pensioenfonds heeft een Bestuursbureau, dat wordt uitgevoerd door Bogaard Pensioen Consultancy. Het Bestuursbureau
ondersteunt het Bestuur, bewaakt de relatie met externe partijen en bereidt beleidsbeslissingen van het Pensioenfonds voor.
De Nederlandsche Bank N.V. (DNB)
De taak van DNB als toezichthouder omvat onder meer het toezicht op de Statuten, de Reglementen en de
Uitvoeringsovereenkomsten van het Pensioenfonds met de werkgever, toezicht op de financiële en actuariële opzet van het
Pensioenfonds en een deskundigheidstoets van de bestuursleden en de medebeleidsbepalers van het Pensioenfonds.
Voorts worden de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) en de uitvoering daarvan, alsmede voorgenomen wijzigingen in het
strategische beleggingsbeleid, de jaarstukken en overige relevante bescheiden van het Pensioenfonds, door DNB beoordeeld.
Autoriteit Financiële Markten (AFM)
De AFM houdt op basis van de Pensioenwet (PW) toezicht op het gedrag van het Pensioenfonds ten aanzien van de wettelijk verplichte
informatieverstrekking. Doel van die informatie is het verhogen van het bewustzijn omtrent de individuele pensioenvoorziening, zodat
(gewezen) deelnemers, (gewezen) partners en pensioengerechtigden een goed inzicht kunnen krijgen in hun pensioen.
Daarnaast draagt de AFM bij aan de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening en het transparanter maken van de hoogte en
de risico’s van pensioenen.
Visitatiecommissie
Door het Bestuur van het Pensioenfonds is een Visitatiecommissie ingesteld bestaande uit drie onafhankelijke deskundigen. De
Visitatiecommissie richt zich vanuit de haar toebedeelde intern toezichtstaak op de deskundigheid van het Bestuur en de kwaliteit van
de procedures en de processen binnen het Pensioenfonds. Jaarlijks vindt overleg plaats tussen het Bestuur en de Visitatiecommissie.
Het Bestuur stelt de Visitatiecommissie in staat de ontwikkelingen bij het Pensioenfonds te volgen onder meer door het beschikbaar
stellen van beleidsstukken en andere documenten.
16
In overleg met de Visitatiecommissie is gedurende het jaar besloten de jaarlijkse visitatie in het vervolg in het najaar te laten
plaatsvinden, om samenloop met de werkzaamheden in het kader van het jaarwerk te voorkomen. Derhalve is in dit jaarverslag geen
rapport van de Visitatiecommissie opgenomen. In het jaarverslag over het boekjaar 2014 zal dit wel weer het geval zijn.
Verantwoordingsorgaan
Het Pensioenfonds heeft een Verantwoordingsorgaan bestaande uit zes personen (vanaf 1 januari 2014: 4). Het Bestuur legt aan het
Verantwoordingsorgaan verantwoording af over het gevoerde beleid. Het Verantwoordingsorgaan geeft jaarlijks achteraf een oordeel
over het door het Bestuur vastgestelde beleid en de wijze waarop het beleid is uitgevoerd, alsmede over de naleving van de Principes
voor goed pensioenfondsbestuur, zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid. Daarnaast heeft het Verantwoordingsorgaan
specifieke adviesrechten.
In het Verantwoordingsorgaan worden de werkgever, de werknemers en de pensioengerechtigden elk door twee leden
vertegenwoordigd. De leden van het Verantwoordingsorgaan worden benoemd door de vertegenwoordigers van de diverse
geledingen, te weten de vertegenwoordigers van de werkgever op voordracht van Van Lanschot Bankiers N.V., de vertegenwoordigers
van de deelnemers op voordracht van de Ondernemingsraad en de vertegenwoordigers van de gepensioneerden op voordracht van
de VvGvL.
Het overleg met het Verantwoordingsorgaan is constructief verlopen. Het verslag van het Verantwoordingsorgaan en de reactie van het
Bestuur zijn opgenomen op pagina 37.
Het Bestuur heeft daarbij uitgesproken, dat zij de mening van het Verantwoordingsorgaan zeer op prijs stelt en dat zij, waar nodig, de
communicatie en afstemming met het Verantwoordingsorgaan zal intensiveren.
In het kader van de nieuwe bestuursstructuur is met ingang van 1 januari 2014 het aantal leden van het Verantwoordingsorgaan
teruggebracht naar vier personen. Mede om deze reden heeft de heer drs. J.A. Remijn per 1 januari 2014 afscheid genomen als lid van
het Verantwoordingsorgaan. Vanaf het begin van dit orgaan heeft hij een objectieve, positief-kritische en kundige bijdrage geleverd aan
het functioneren van het Verantwoordingsorgaan. Het Pensioenfonds is hem daarvoor zeer erkentelijk.
Certificerend actuaris
De certificerend actuaris geeft jaarlijks een verklaring af dat het Pensioenfonds heeft voldaan aan de eisen als bedoeld in de artikelen
126 tot en met 140 van de PW. Daartoe voert de certificerend actuaris alle noodzakelijk geachte controles uit.
Externe accountant
De externe accountant geeft jaarlijks een controleverklaring af bij de door het Pensioenfonds gepubliceerde jaarrekening. Hieraan
voorafgaand worden alle hiertoe door de accountant noodzakelijk geachte controles uitgevoerd.
Bestuursstructuur Pensioenfonds F. van Lanschot
Het Bestuur van het Pensioenfonds heeft zich in het verslagjaar meerdere malen beraden over de toekomstige bestuursstructuur, op
basis van het voorliggende wetsvoorstel Versterking Bestuur Pensioenfondsen.
Als conclusie van deze analyse heeft het Bestuur het voornemen om de samenstelling van het Bestuur van het Pensioenfonds per
1 juli 2014 te wijzigen in een paritair Bestuur aangevuld met 1 onafhankelijk lid (tevens voorzitter). Dat betekent, dat het Bestuur
per 1 juli 2014 zal bestaan uit 5 leden, met 1 onafhankelijk lid en 4 leden namens de geledingen (1 namens de werkgever, 2
namens de werknemers en 1 namens de gepensioneerden). Bij de (her)benoemingen van diverse bestuursleden in 2013 is met dit
beleidsvoornemen rekening gehouden en per 1 juli 2014 bestaat het Bestuur reeds uit 5 personen.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
17
Aangezien van bestuursleden een hoog kennis- en ervaringsniveau wordt geëist, is gelijktijdig met de aanpassing van de
bestuursstructuur de aanwijzing door de geledingen van bestuursleden vervangen door voordrachten. Het is dan aan het Bestuur van
het Pensioenfonds (naast de toetsing door DNB) om te bepalen of een voorgedragen kandidaat voldoet aan het functieprofiel en of het
opleidings- en kennisniveau in overeenstemming is met de zwaarte van de functie. Tevens kijkt het Bestuur of de kandidaat past binnen
de cultuur van het Pensioenfonds.
Met een kleiner maar professioneel Bestuur, ondersteund door een aantal commissies met externe deskundigen en een professioneel
Bestuursbureau, is het de verwachting dat een deskundige, daadkrachtige en efficiënte aansturing van het Pensioenfonds kan
plaatsvinden.
Financiële positie van het Pensioenfonds
Ontwikkeling dekkingsgraad
In 2013 is de dekkingsgraad gestegen van 105,1% naar 109,1%. In onderstaande grafiek wordt de ontwikkeling van de dekkingsgraad
uitgesplitst naar de verschillende componenten.
1,4%
0,2%
3,6%
0,6%
109,1%
Ultimo 2013
105,1%
0,8%
Overig
110%
Rendement -/- interest
120%
0,0%
2,6%
100%
Wijziging rente
Toeslagen
Uitkeringen
Premie - extra storting
Premie - regulier
Ultimo 2012
90%
Premiemarge
De premiemarge (feitelijke premie verminderd met benodigde premie voor inkoop pensioenaanspraken) heeft in 2013 een positief
effect van in totaal 2,2% gehad op de dekkingsgraad. De premiemarge in de reguliere premie heeft een positief effect gehad op de
dekkingsgraad van 1,4%. De extra storting van de werkgever van € 5.211.411,- heeft geresulteerd in een stijging van de dekkingsgraad
met 0,8%.
Uitkeringen
Het verrichten van uitkeringen heeft een positief effect gehad op de dekkingsgraad van 0,2%.
18
Toeslagen
In 2013 is door het Bestuur besloten om geen voorwaardelijke toeslagen toe te kennen per 1 januari 2014 vanwege de financiële
positie van het Pensioenfonds. Dit heeft geen effect gehad op de dekkingsgraad.
Wijziging rente
Door wijziging van de rentetermijnstructuur gedurende 2013 is de dekkingsgraad met 2,6% afgenomen. In 2013 was er sprake van een
gedeeltelijke strategische renteafdekking van circa 60% van de zuivere rentetermijnstructuur.
De zuivere rentetermijnstructuur, waarmee de vastrentende waarden worden gewaardeerd, is sterker gestegen dan de nominale
rentetermijnstructuur gepubliceerd door de DNB, waarmee de verplichtingen worden gewaardeerd. Over het afgelopen jaar is de
waardevermindering van de vastrentende portefeuille hierdoor groter dan de waardevermindering van de technische voorziening als
gevolg van de rentestijging.
Rendement
Ondanks het feit dat er in 2013 sprake was van een negatief rendement op de beleggingsportefeuille, was het gerealiseerde rendement
(na aftrek resultaat in verband met renteafdekking) hoger dan het rendement benodigd om de aangroei van de voorziening te
financieren. De dekkingsgraad is hierdoor met 3,6% toegenomen.
Overige grondslagen
De overige oorzaken hebben op de dekkingsgraad een positief effect van 0,6% gehad. Dat wordt veroorzaakt door de positieve
resultaten op sterfte, arbeidsongeschiktheid, waardeoverdrachten en omzetting kapitaal.
Kostenontwikkeling
De kosten van het pensioenbeheer bestaan uit de kosten van uitbesteding, bestuurskosten en de kosten van in- en extern toezicht.
De totale kosten in het boekjaar bedroegen € 1.117.000,-. Dit is exclusief de kosten van vermogensbeheer die direct ten laste van het
beleggingsrendement zijn gebracht. Over 2012 bedroegen de totale kosten € 1.130.000,-. Deze kostendaling wordt niet gereflecteerd
in de kosten per deelnemer aangezien in de noemer slechts de actieven en gepensioneerden worden genomen en niet de ‘nietactieven’, welke laatste groep de laatste jaren een stijgend verloop laat zien terwijl het aantal actieven juist daalt.
De voortdurende stijging van de totale uitvoeringskosten in de afgelopen jaren is hiermee tot staan gebracht, maar met de nog altijd
toenemende regeldruk blijft het een aandachtspunt voor het Bestuur. In het verslagjaar zijn zowel de opslag voor de kosten in de
premie als in de voorziening verhoogd. Samenhangend met het vraagstuk van de kostenontwikkeling wil het Bestuur in 2014 verder
kijken naar de voor de deelnemers meest effectieve en efficiënte manier van uitvoeren van de pensioenregeling.
Nadrukkelijk wijst het Bestuur er overigens op dat ieder pensioenfonds op een eigen wijze stuurt op rendement en risico en
dat de kosten daar een uitvloeisel van zijn. Een deel van deze kosten is inherent aan de aard van de regeling, de opbouw van de
deelnemerspopulatie en het ambitieniveau. De kosten van verschillende pensioenfondsen zijn daardoor niet eenvoudig te vergelijken.
Conform het in november 2011 en nadere uitwerkingen uit 2012 en 2013 door de Pensioenfederatie gepubliceerde document
“Aanbevelingen uitvoeringskosten en de Nadere Uitwerkingen”, zijn in navolgend kostenoverzicht de kosten van het pensioenbeheer
en vermogensbeheer opgenomen.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
19
Uitvoerings- en administratiekosten
20132012
Totaal pensioenuitvoeringskosten
€1.117.000,00
€1.130.000,00
Per (actieve en pensioengerechtigde) deelnemer
€
€
Kosten vermogensbeheer 1)
€3.440.000,00
€2.824.000,00
Transactiekosten
€594.000,00
€601.000,00
Totale kosten vermogensbeheer
€
€
Gemiddeld belegd vermogen
€ 656.842.500,00
562,72
4.034.000,00
554,74
3.425.000,00
€ 630.605.000,00
Kosten vermogensbeheer in % van het gemiddeld belegde vermogen 2)0,52%0,45%
Transactiekosten in % van het gemiddeld belegde vermogen 3)0,09%0,10%
Herstelplan
Vanwege de financiële positie van het Pensioenfonds was tot eind 2011 een herstelplan van kracht met een duur van drie jaar.
Aanleiding voor dit herstelplan was de financiële positie ultimo 2008, waarbij het fondsvermogen onder het Minimaal Vereist Eigen
Vermogen lag. Het in maart 2009 ingediende herstelplan was vanwege de situatie van onderdekking ultimo 2011 nog steeds van
kracht. Per 1 januari 2012 werd een aanvullend herstelplan van kracht met een looptijd van twee jaar. Dit aanvullend herstelplan bleef
van kracht tot 31 december 2013.
Op basis van de eindevaluatie van het kortetermijnherstelplan, heeft ook de DNB bevestigd dat het Pensioenfonds in staat is geweest
binnen de wettelijke termijn het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) te bereiken. Hierdoor heeft het Pensioenfonds per
1 april 2014 geen korting hoeven door te voeren.
1)
Kosten van het vermogensbeheer kunnen in twee categorieën worden onderscheiden. De eerste categorie betreft de kosten zoals die in de jaarrekening zijn verwerkt. Daaronder
vallen de beheervergoeding van de vermogensbeheerder(s) en overige beheervergoedingen. Dit betreft een bedrag van € 1.212.000,-. De tweede categorie betreft kosten die
rechtstreeks ten laste van het beleggingsrendement zijn gebracht. Deze kosten zijn dus niet inbegrepen in de kosten van de vermogensbeheerder(s) zoals opgenomen in de
jaarrekening.
2)
Uit de uitkomsten van een in 2013 door DNB uitgevoerd onderzoek vermogensbeheerkosten van pensioenfondsen blijkt dat de totale vermogensbeheerkosten over de periode
2009 - 2011 0,45% van het beheerd vermogen exclusief transactiekosten bedroegen (gemiddeld in de sector 0,53%).
3)
Hiervoor wordt deels gebruik gemaakt van schattingen aangezien de werkelijke transactiekosten doorgaans niet worden gerapporteerd in de jaarrekening van beleggingsfondsen.
20
Op hoofdlijnen bestaat het aanvullend herstelplan uit de navolgende maatregelen:
Vanaf 1 januari 2012 is de door de Vennootschap te betalen premie afhankelijk van de financiële positie van het Pensioenfonds. In het
onderstaande schema wordt de hoogte van de premie weergegeven:
Dekkingsgraad
Premie
Lager dan Minimaal Vereist Eigen Vermogen
30% salarissom
Tussen Minimaal Vereist Eigen Vermogen en
–– Naar rato tussen de basispremie (dekkingsgraad gelijk aan
Vereist Eigen Vermogen
VEV) en 30% van som pensioensalarissen (dekkingsgraad
gelijk aan MVEV)
–– Premiewijziging maximaal 2% per jaar
Tussen Vereist Eigen Vermogen en reële dekkingsgraad
Basispremie (2013: 20,1% salarissom)
Groter dan de reële dekkingsgraad
–– Korting op basispremie mogelijk
1)
–– Premie ten minste gelijk aan minimale premie
(circa 8,5% salarissom)
–– Premiewijziging maximaal 2% per jaar
Per 31 december 2011 heeft de Vennootschap een bijstorting gedaan ter grootte van 70% van het dekkingstekort (€ 39.045.000,-).
Daarnaast is afgesproken dat het restant in twee termijnen wordt betaald: ultimo 2012 en ultimo 2013. De hoogte van de bijstorting
ultimo 2012 en 2013 is afhankelijk van de dekkingsgraad, conform onderstaande tabel:
Dekkingsgraad
Bijstorting ultimo 2012 en 2013
Lager dan Minimaal Vereist Eigen Vermogen
15% van het dekkingstekort ultimo 2011
Tussen Minimaal Vereist Eigen Vermogen en 110%
–– 15% van het dekkingstekort ultimo 2011
–– Er vindt een verrekening plaats van de zogenoemde “extra
premie” van maximaal 6% van de pensioen-salarissen, indien
de dekkingsgraad ultimo 2012 of ultimo 2013 hoger is dan
het Minimaal Vereist Eigen Vermogen, maar lager dan 110%.
Groter dan 110%
Nihil
1)
Reële dekkingsgraad: de dekkingsgraad behorende bij het vermogen, waarbij de opgebouwde pensioenaanspraken jaarlijks onvoorwaardelijk kunnen worden verhoogd met de
volledige indexatie.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
21
Ultimo 2013 was de dekkingsgraad voor bijstorting hoger dan het Minimaal Vereist Eigen Vermogen maar lager dan 110%. De
Vennootschap heeft daarom een bijstorting gedaan van 15% van het dekkingstekort ultimo 2011 verlaagd met de “extra premie”
betaald in 2013, te weten € 5.211.411,- (2012: € 8.366.735,-).
In het kader van de gewijzigde uitvoeringsovereenkomst heeft het Bestuur besloten om per 1 januari 2012 het toeslagbeleid aan te
passen. Met ingang van 1 januari 2012 begint de indexatiestaffel bij een dekkingsgraad van 110%.
Op 29 januari 2012 is het aanvullend herstelplan door DNB goedgekeurd.
In de onderstaande tabel wordt de feitelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad tussen 31 december 2008 en 31 december 2013
vergeleken met de geprognosticeerde ontwikkeling van de dekkingsgraad volgens het oorspronkelijke herstelplan:
Oorspronkelijk
herstelplanWerkelijk
Dekkingsgraad 31-12-200895,8%95,0%
Premie 0,2%17,0%
Uitkeringen0,4%0,8%
Toeslagen-0,3% 0,0%
Wijziging rente
0,7%
-11,8%
Rendement 9,2%12,4%
Wijziging actuariële grondslagen
0,0%
-7,1%
Overig2,4%2,8%
Dekkingsgraad 31-12-2013108,4%109,1%
Vanaf 1 januari 2012 is een aanvullend herstelplan van toepassing. In de onderstaande tabel wordt de ontwikkeling van de financiële
positie vergeleken met de ontwikkeling van de dekkingsgraad vanaf 1 januari 2012 volgens het aanvullend herstelplan.
Aanvullend
herstelplan Werkelijk
Dekkingsgraad 31-12-2011101,3%101,5%
Premie7,1%5,5%
Uitkeringen0,2%0,3%
Toeslagen-3,1% 0,0%
Wijziging rente
0,0%
-3,3%
Rendement6,3%7,5%
Wijziging actuariële grondslagen
0,0%
-3,3%
Overig0,4%0,9%
Dekkingsgraad 31-12-2013112,2%109,1%
22
Conform wettelijke eisen wordt in het herstelplan onderscheid gemaakt tussen het kortetermijnherstel en het langetermijnherstel.
Het kortetermijnherstel dient zodanig te zijn dat de dekkingsgraad uiterlijk ultimo 2013 gelijk is aan het Minimaal Vereist Eigen
Vermogen (104,3%). Ultimo 2012 was de dekkingsgraad reeds hoger dan het Minimaal Vereist Eigen Vermogen.
Het langetermijnherstel dient zodanig te zijn dat de dekkingsgraad uiterlijk ultimo 2023 gelijk is aan het Vereist Eigen Vermogen. Het
Vereist Eigen Vermogen als percentage van de technische voorzieningen wijzigt in de tijd. Voor beleidsdoeleinden wordt uitgegaan
van een Vereist Eigen Vermogen van 116%. Indien de strategische mix wijzigt kan het Bestuur besluiten dit percentage aan te passen.
Ultimo 2013 ligt het Vereist Eigen Vermogen op basis van de strategische mix lager, namelijk op 115,3%.
Uitgaande van de veronderstellingen die zijn gehanteerd bij het opstellen van het aanvullend herstelplan, zal de dekkingsgraad ultimo
2015 naar verwachting hoger liggen dan het Vereist Eigen Vermogen voor beleidsdoeleinden (116%).
In de onderstaande tabel wordt het geprognosticeerde langetermijnherstel op grond van de evaluatie van het herstelplan op basis van
de dekkingsgraad ultimo 2013 weergegeven.
Langetermijnherstel
Verwachte dekkingsgraad 31-12-2013
109,4%
Premie1,9%
Uitkeringen0,6%
Toeslagen-2,0%
Wijziging rente
0,0%
Rendement7,5%
Wijziging actuariële grondslagen
Overig0,2%
Dekkingsgraad ultimo 2015
117,6%
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat het herstel met name afhankelijk is van het rendement en de feitelijke premies.
Het langetermijnherstel dient zodanig te zijn dat de dekkingsgraad uiterlijk ultimo 2023 gelijk is aan het Vereist Eigen Vermogen. Het
Vereist Eigen Vermogen als percentage van de technische voorzieningen wijzigt in de tijd. Voor beleidsdoeleinden wordt uitgegaan
van een Vereist Eigen Vermogen van 116%. Indien de strategische mix wijzigt kan het Bestuur besluiten dit percentage aan te passen.
Ultimo 2012 ligt het Vereist Eigen Vermogen op basis van de strategische mix lager, namelijk op 112%.
Uitgaande van de veronderstellingen die zijn gehanteerd bij het opstellen van het aanvullend herstelplan, zal de dekkingsgraad ultimo
2014 naar verwachting hoger zijn dan het Vereist Eigen Vermogen (112%). Ultimo 2015 is de dekkingsgraad naar verwachting hoger
dan het Vereist Eigen Vermogen voor beleidsdoeleinden (116%).
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
23
Toeslagen
Het Pensioenfonds tracht de pensioenuitkeringen jaarlijks aan te passen aan de stijging van de prijzen (CPI). De toeslagen worden
gefinancierd uit de algemene middelen van het Pensioenfonds. Er geldt een voorwaardelijk toeslagenbeleid ten aanzien van
pensioengerechtigden en gewezen deelnemers. Met ingang van 1 januari 2012 is dit voorwaardelijke toeslagenbeleid ook van
toepassing op de actieve deelnemers. Het Bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden
aangepast. Er is geen recht op toeslagen en het is niet zeker in hoeverre in de toekomst toeslagen zullen plaatsvinden. Indien de
huidige economische situatie voortduurt, zal ook in de nabije toekomst geen of een beperkte toeslag kunnen worden verleend.
Doordat in de jaren 2009 tot en met 2013 geen toeslag werd verleend, is er een achterstand in de toeslagverlening van 8,67% ontstaan
voor gepensioneerden en gewezen deelnemers. Per 1 januari 2014 loopt deze achterstand op naar 9,57%. Pas als de financiële situatie
van het Pensioenfonds het in de toekomst toelaat, kan deze niet-verleende indexatie eventueel worden ingehaald (inhaaltoeslagen).
Voor gepensioneerden en gewezen deelnemers geldt het het navolgende toeslagenoverzicht:
Toegekende toeslag Volledige
Verschil
(CPI)
Jaar 2013 0,0%0,90%0,90%
Jaar 2012 0,0%1,98%1,98%
Jaar 2011 0,0%2,38%2,38%
Jaar 2010 0,0% 1,38%
1,38%
Jaar 2009 0,0% 0,40% 0,40%
Jaar 2008 0,0% 2,53% 2,53%
De pensioenaanspraken van de actieve deelnemers over 2012 zijn per 1 januari 2012 verhoogd met 1,25%. De kosten hiervoor
zijn betaald door de Vennootschap in het kader van de afspraken voor de Pensioenregeling 2012. Per 1 januari 2013 zijn de
pensioenaanspraken van de actieve deelnemers niet verhoogd, aangezien de CAO-verhoging over 2012 nihil was, waardoor er voor de
actieve deelnemers per 1 januari 2014 geen achterstand in toeslagverlening bestaat.
Premiebeleid
Begin 2013 is de basispremie van het lopende jaar vastgesteld op 20,1% van de relevante loonsom (in 2008: 18,5%; 2009: 20,5%; 2010:
21,3%; 2011: 18,8% en 2012: 18,8%).
De basispremie is de gedempte kostendekkende premie die het Pensioenfonds nodig heeft voor inkoop van de pensioenaanspraken.
Bij de vaststelling van deze basispremie wordt uitgegaan van een gedempte rentevoet van 3%.
Voor 2013 is de werkelijke premie inclusief de deelnemersbijdragen vastgesteld op 29,4% van de relevante loonsom, in verband met de
situatie van onderdekking begin 2012. Conform de betreffende CAO-bepaling, was de eigen bijdrage voor de actieve deelnemers per
1 januari 2013 5% (2008: 1,75%; 2009: 2,75%: 2010: 2,75%; 2011:3,75%, 2012: 5%) van de relevante pensioengrondslag
(= relevante loonsom minus AOW-franchise).
De werkgever heeft eind 2013 een extra storting gedaan van € 5.211.411,-. Deze storting vloeit voort uit de afspraken die in 2011 met
de werkgever zijn gemaakt in het kader van het dekkingstekort eind 2011.
24
De hoogte van de diverse premies in 2013 zijn in onderstaande tabel weergegeven:
Premies over 2013
20132012
Feitelijke premie € 29.687.000,- € 34.198.000,Gedempte kostendekkende premie € 16.069.000,- € 16.630.000,Zuivere kostendekkende premie € 16.011.000,- € 16.577.000,De ontvangen premie is hoger dan de gedempte kostendekkende premie en de zuivere kostendekkende premie. In de ontvangen
premie is een extra storting van de werkgever van € 5.211.411,- opgenomen.
Deze extra bijstorting is gelijk aan 15% van het dekkingstekort ultimo 2011 verminderd met het pro-rata deel ((dekkingsgraad -/MVEV)/(110 -/- MVEV)) van de door de werkgever betaalde extra premie. De “extra premie” is hierbij gedefinieerd als het verschil tussen:
–– De premie die de Vennootschap had moeten betalen, indien de bijstortingsverplichting ultimo 2011 volledig was geëffectueerd.
Deze premie bedraagt 24,3% van de salarissom;
–– De dekkingsgraadafhankelijke premie die de Vennootschap in 2013 moet betalen op grond van de nieuwe
uitvoeringsovereenkomst.
Risicobeleid
Het Bestuur heeft ook in 2013 veel aandacht besteed aan het risicobeleid van het Pensioenfonds.
Zowel ten aanzien van de financiële risico’s als ten aanzien van de niet-financiële risico’s heeft een formele vastlegging plaatsgevonden
van de uitgangspunten voor het beleid, het normatieve kader en de wijze van monitoring.
Hierop volgend zijn ook alle risicogebieden specifiek toegewezen aan bestuursleden die op kwartaalbasis rapporteren over de door
hun uitgevoerde controle op de naleving van het beleid.
Met de nieuwe inrichting van de managementrapportage per kwartaal, komt het Bestuur tot een afronding van een herziening van de
risicomanagement-infrastructuur. Deze herziening bestond uit:
–– Risicomanagementcommissie;
–– overschakeling naar een fiduciair manager;
–– aanstelling van een aparte partij voor de financiële risicomonitoring;
–– aanstelling van een Compliance Officer met een bredere taakomschrijving;
–– betere vastlegging van het gehanteerde risicobeleid (inclusief het normatieve kader en de wijze van monitoring) en
–– vertaling hiervan naar de AOIB en de gehanteerde SLA’s en
–– aanscherping van de managementrapportage.
Financiële risico’s
Inleiding
Het Pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s.
De belangrijkste doelstelling van het Pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze
doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. In deze
paragraaf wordt ingegaan op het beleid van het Pensioenfonds en de risico’s die het Pensioenfonds bij de uitvoering van zijn taken
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
25
loopt. Voor de wijze waarop deze risico’s zijn afgedekt en een kwantificering van deze risico’s wordt verwezen naar de risicoparagraaf in
de jaarrekening.
Beleid en risicobeheer
Het Bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN, de actuariële en bedrijfstechnische nota. Algemene leidraad voor het uitvoeren van
zijn beheertaken is risicobewust operationeel management.
Het Bestuur heeft beleid geformuleerd om deze risico’s te kunnen beheersen, meer in het bijzonder:
–– financieel risicobeleid;
–– beleggingsbeleid;
–– premiebeleid;
–– toeslagbeleid;
–– herverzekeringsbeleid;
–– beleid ten aanzien van uitbesteding.
De keuze, aanpassing en toepassing van de gehanteerde beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te
verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALMstudies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en
de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s.
De invloed van deze sturingsmiddelen op de financiële positie van het Pensioenfonds wordt jaarlijks geëvalueerd. Bij deze evaluatie
speelt zowel de huidige financiële positie, alsmede de financiële positie van het Pensioenfonds in de toekomst, een rol.
Om te toetsen of het beleid op lange termijn tot de gewenste ontwikkeling leidt, voert het Pensioenfonds ten minste eens in de drie
jaar een continuïteitsanalyse uit. Het Pensioenfonds heeft deze continuïteitsanalyse in het jaar 2012 laten uitvoeren, mede in het kader
van het opstellen van het aanvullend herstelplan.
Om de risico’s verbonden aan het Pensioenfonds continu te kunnen volgen, heeft het Bestuur in 2011 een nieuwe risicoanalyse
uitgevoerd, ter vervanging van de eerder uitgevoerde analyse en ontwikkelde risico-matrix. Minimaal eens per kwartaal worden ook
aan de hand van een uitgebreide managementrapportage door het Bestuur de risico’s beoordeeld en indien noodzakelijk worden
aanvullende beheersmaatregelen genomen.
In de navolgende overzichten worden de diverse risicocategorieën zoals deze ten grondslag liggen aan de door het Bestuur
vastgestelde risicomatrix en het door DNB gehanteerd risicomodel nader toegelicht:
Financiële risico’s
Het risicomodel van DNB kent voor een aantal risicocategorieën vastgestelde scenario’s (‘schokken’). De hoofdletter ‘S’, aangevuld
met een nummer achter een aantal risicocategorieën vertegenwoordigt de code die DNB in het risicomodel voor de desbetreffende
risicocategorie hanteert. Bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen (buffers) past het Pensioenfonds de standaardmethode
toe op basis van de zogenaamde wortelformule (S1 t/m S6). In het geval van een afwijkend risicoprofiel is van het standaardmodel
afgeweken. Kwantitatieve en kwalitatieve toelichtingen van deze risico’s zijn opgenomen in de “risicoparagraaf” in de jaarrekening.
Het Vereist Eigen Vermogen wordt berekend op basis van zowel de feitelijke als de strategische beleggingsmix. De hoogste van beide
wordt gehanteerd als zijnde het Vereist Eigen Vermogen.
26
Solvabiliteitsrisico
Het belangrijkste risico voor het Pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het Pensioenfonds niet beschikt
over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen
geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd.
Zo heeft het Bestuur op verzoek van DNB ter afwending van het solvabiliteitsrisico met betrekking tot de beschikbare premieregeling,
voor het beschikbare premiedeel een minimaal eigen vermogen vastgesteld.
Indien de solvabiliteit van het Pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor
eventuele toeslagverlening over de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn
dat het Pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.
Het solvabiliteitsrisico bestaat uit de volgende risicocategorieën:
–– Renterisico (S1).
–– Zakelijke waarden risico (S2).
–– Valutarisico (S3).
–– Grondstoffenrisico (S4).
–– Kredietrisico (S5).
–– Verzekeringstechnisch risico (S6).
–– Liquiditeitsrisico (S7).
–– Concentratierisico (S8).
–– Operationeel risico (S9).
Renterisico (S1)
Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen. Vanwege deze mismatch
loopt een fonds renterisico. Immers bij een rentedaling zullen de verplichtingen sterker toenemen in waarde dan de bezittingen.
Het standaardmodel van DNB bevat voorgeschreven rentescenario’s (verschuiving actuele rentetermijnstructuur via voorgeschreven
rentefactoren) om het Vereist Eigen Vermogen voor dit risico te bepalen.
Om de aanwezige mismatch te beperken heeft het Pensioenfonds het beleid om het renterisico gedeeltelijk af te dekken door middel
van renteswaps.
Het strategische afdekkingspercentage bedroeg in 2013 60%.
Zakelijke waarden risico (S2)
De waarden van aandelen en onroerend goed zijn onderhevig aan marktfluctuaties. Pensioenfondsen die een deel van hun vermogen
in dergelijke zakelijke waarden hebben belegd, lopen hierdoor risico.
Het beleid is om door spreiding over verschillende categorieën en sectoren het risico te beperken. Dit om het concentratierisico tegen
te gaan.
Binnen het strategisch beleggingsbeleid kan het aandeel zakelijke waarden 30% bedragen.
Valutarisico (S3)
Valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen in vreemde valuta verslechtert als gevolg van veranderingen van
valutakoersen. De kans dat de wisselkoers van vreemde valuta verslechtert ten opzichte van de euro betekent een risico voor een
pensioenfonds, omdat verplichtingen veelal in euro luiden en bezittingen (deels) in vreemde valuta. Dit risico is van belang voor zowel
directe posities in een valuta, als voor beleggingen die gewaardeerd zijn in een andere valuta.
Het beleid van het Pensioenfonds is om het valutarisico af te dekken in de obligaties, maar niet in de zakelijke waarden.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
27
Grondstoffenrisico (S4)
Pensioenfondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt.
Vooralsnog maken directe beleggingen in grondstoffen geen deel uit van de strategische beleggingsmix. Door de toevoeging van
alternatieve beleggingen kunnen grondstoffen in zeer beperkte mate indirect onderdeel worden van de beleggingsportefeuille.
Kredietrisico (S5)
Bij het kredietrisico dient de kredietwaardigheid van de tegenpartij tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in
de zogenaamde creditspread. Deze spread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij
en een uitkering die met volledige zekerheid, risicovrij, tot uitkering zal komen.
Met betrekking tot het kredietrisico gelden binnen het Pensioenfonds restricties voor de samenstelling van de vastrentende
portefeuilles met beperking tot geografische spreiding, verdeling over verschillende debiteurencategorieën en de minimale kwaliteit
van de debiteur (‘creditrating’).
Verzekeringstechnisch risico (S6)
Naast de financiële risico’s staat het Pensioenfonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s. Binnen het verzekeringstechnische risico
worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten
opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico).De sterftetrend zelf dient te worden
meegenomen bij de bepaling van de voorziening voor risico van het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds hanteert de AG-prognosetafel
2012-2062, met fondsspecifieke ervaringssterfte.
Liquiditeitsrisico (S7)
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide
middelen. Hierdoor kan het Pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen voldoen. Waar de overige risicocomponenten
vooral de lange termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het
strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities.
In de formulering en de uitvoering van het beleggingsbeleid houdt het Bestuur expliciet rekening met de verhandelbaarheid van de op
te nemen beleggingstitels.
Concentratierisico (S8)
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt.
Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een
portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in
dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Om het concentratierisico tegen te gaan kiest het Bestuur voor spreiding, zowel in verschillende beleggingscategorieën als over
verschillende landen. Concentratierisico wordt in beperkte mate toegestaan om andere risico’s te mitigeren.
Niet-financiële risico’s
Sponsorrisico
Het Pensioenfonds heeft een directe economische en contractuele band met de werkgever als sponsor van het Pensioenfonds.
Deze afhankelijkheid vertaalt zich in risico’s voor het Pensioenfonds, de zogenaamde sponsorrisico’s. Voorbeelden van sponsorrisico’s
zijn onder meer: faillissementsrisico, betalingsonmacht van de sponsor veroorzaakt door negatieve ontwikkelingen bij de sponsor,
financieringsrisico, beëindiging van de relatie met de sponsor en belangenverstrengeling tussen het Pensioenfonds en de sponsor.
28
Omgevingsrisico
Hieronder worden risico’s verstaan als gevolg van externe veranderingen zoals de eerder in dit verslag genoemde op handen zijnde
extern opgelegde veranderingen in de inrichting en organisatie van pensioeninstellingen.
Operationeel risico (S9)
Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen
of als gevolg van externe gebeurtenissen. Operationele risico’s hebben een negatieve impact op een goede uitvoering van de
pensioenregeling. Voor deze operationele risico’s geldt wel dat een verregaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten
met zich mee kan brengen. De operationele uitvoering van de administratie en verslaglegging geschiedt door AZL N.V. Deze partij
heeft een ISAE-3402 verklaring (type II) verstrekt. Ook de Vermogensadministrateur, de Vermogensbeheerders (ING IM) en de Fiduciair
Manager hebben een ISAE-3402 verklaring (type II) overlegd.
Door het overleggen van deze verklaringen tonen deze partijen aan het Pensioenfonds én aan de accountant van het Pensioenfonds
aan, dat de uitvoering ‘in control’ is. Het overleggen van de ISAE-3402 verklaring komt tevens tegemoet aan de Beleidsregel
‘Uitbesteding Pensioenfondsen’ waarin DNB heeft vastgesteld dat een pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een
uitvoerder, verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie en vermogensbeheer.
Uitbestedingsrisico’s
Het Bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. De uitbesteding
van werkzaamheden aan een derde partij heeft tot gevolg dat het Bestuur geen directe gezagsverhouding heeft met de personen die
bij de derde partij feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het Bestuur heeft voorts geen rechtstreeks
zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen en
dergelijke van de dienstverleners van het Pensioenfonds.
Het uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de uitbestede werkzaamheden wordt geschaad.
Op basis van de ervaringen opgedaan bij de selectie van de pensioenadministrateur en de fiduciair manager is in het kader van het
uitbestedingsrisico in 2012 een aangepast uitbestedingsbeleid vastgesteld, welke voldoet aan het bij of krachtens in artikel 34 van de
PW bepaalde. In voorkomende gevallen worden met de uitvoerende organisatie nadere afspraken omtrent procedures, processen,
informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA). In een SLA worden ten minste
ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie en procuratiesystemen en de interne controle van de
uitvoerende organisatie.
Het Bestuursbureau controleert periodiek de uitvoeringskosten en de uitvoering van de diverse uitbestede processen. Het Bestuur
onderkent dat aan de uitbesteding het risico is verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door de betrokken partijen.
Wat betreft de uitbestedingsrisico’s kan worden opgemerkt dat het Bestuur overleg heeft gevoerd met de diverse betrokken partijen
over de dienstverlening en de SLA. Om aan de behoefte van het Bestuur aan zekerheid en daarmee aan kwaliteitsgaranties tegemoet te
komen, beschikken nagenoeg alle partijen over een certificering conform ISAE3402 (type II).
Voor de meeste relevante processen is een beschrijving van de AO/IB opgesteld, die heeft geleid tot een beschrijving van de
beheersingsmaatregelen voor de betreffende processen.
Het Bestuur wordt door middel van periodieke rapportages van zowel de uitvoeringsorganisatie als van de Vermogensadministrateur
en de Vermogensbeheerders en van externe adviseurs in staat gesteld de risico’s en fondssituatie goed te monitoren.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
29
IT-risico
De informatietechnologie is een belangrijke risicocategorie voor pensioenfondsen. Omdat het merendeel van de fondsen de IT heeft
uitbesteed, is dit risico tot een uitbestedingsrisico verworden. Dit geldt ook voor Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot.
Integriteitsrisico
DNB verstaat hieronder het risico dat de integriteit van het Pensioenfonds dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van
niet-integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding, een en ander in het kader van wet- en
regelgeving en maatschappelijke en door het Pensioenfonds opgestelde normen. Bij de beheersing van dit risico kan gedacht worden
aan onder meer gedragscodes en procesmatige waarborgen.
Het Pensioenfonds heeft een gedragscode en een compliancebeleid. Beiden zijn een wettelijke verplichting en DNB ziet actief toe
op naleving. Een regeling voor omgang met integriteitsgevoelige functies komt relatief weinig voor. DNB toetst voorts nieuwe
bestuursleden.
Juridische risico’s
Een pensioenfonds loopt het risico in rechte aangesproken te worden. Ten einde dit risico te beperken kan het Pensioenfonds
maatregelen treffen. Eén risico is dat de fondsstukken niet voldoen aan de wettelijke bepalingen. Een ander risico is dat men als
fondsbestuurder in persoon kan worden aangesproken. Een derde risico betreft het niet in voldoende mate vorm geven aan consistent
beleid; dit maakt het Pensioenfonds kwetsbaar indien het hierop wordt aangesproken. Een vierde risico betreft het niet of onduidelijk
communiceren naar partijen. Een vijfde risico betreft aansprakelijkheid door het niet of niet goed uitvoeren door partijen die het
Pensioenfonds heeft ingehuurd. Met betrekking tot bovengenoemde risico’s heeft het Bestuur de volgende maatregelen genomen:
–– Het Pensioenfonds heeft Bogaard Pensioen Consultancy aangesteld als Bestuursbureau. Het Bestuursbureau toetst bij
wetswijzigingen de fondsstukken en stelt waar nodig wijzigingen op en legt deze voor aan het Bestuur.
–– Het Pensioenfonds heeft een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afgesloten.
–– Het Pensioenfonds ziet erop toe dat besluitvorming consistent en goed gedocumenteerd plaatsvindt. Deze documentatie zorgt
ervoor dat ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen.
–– Het Pensioenfonds werkt volgens een communicatieplan. Dit plan bewaakt de wettelijk verplichte communicatiemomenten. Naast
deze vereisten heeft het Pensioenfonds eigen communicatiedoeleinden.
–– Met alle ingehuurde partijen zijn contractuele afspraken gemaakt. Partijen dienen regelmatig te rapporteren over het wel of
niet voldoen aan de gemaakte afspraken. Daar waar mogelijk heeft het Pensioenfonds activiteiten gescheiden ondergebracht,
waardoor er een mechanisme ontstaat van controle van de ene partij door de andere partij.
Jaarlijks vinden er controles plaats door actuaris en accountant op de uitvoering door het Pensioenfonds. Materiële onvolkomenheden
worden door hen gerapporteerd. In het algemeen draagt het Bestuur er zorg voor dat het voldoende kennis en kunde bezit om
zijn verantwoordelijkheid te kunnen dragen. De hierboven genoemde risico’s zijn niet limitatief maar de juiste afdekking van deze
genoemde risico’s geven wel een indicatie over de juridische weerbaarheid van het Pensioenfonds.
Inflatierisico
Het Pensioenfonds kent een voorwaardelijk toeslagenbeleid en communiceert dit beleid, conform wettelijke voorgeschreven
formuleringen, naar alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Door die communicatie is de kans gering dat
onjuiste verwachtingen worden gewekt.
30
Beleggingsbeleid
De beleggingsportefeuille van het Pensioenfonds is in 2013 slechts marginaal gewijzigd. Dit had zowel te maken met de
ontwikkelingen op de financiële markten als met de financiële positie van het Pensioenfonds. Eind 2012 werden de financiële markten
alsmede de belangrijkste economieën nog gekenmerkt door grote structurele onzekerheden. De Europese economie liet ondanks het
accommoderend monetair beleid van de ECB nauwelijks tekenen van herstel zien, en ook waren er steeds meer zorgen met betrekking
tot de Chinese economie. Alleen in de VS waren duidelijk tekenen van herstel zichtbaar. Alhoewel begin 2013 verwacht werd dat,
ondanks alle onzekerheden, het nemen van risico zich zou vertalen naar een hoger rendement, is er voor gekozen om daar slechts
marginaal op in te spelen. Reden hiervoor was dat het Pensioenfonds nog steeds in herstel was en vanuit de financiële positie van het
fonds nauwelijks ruimte was voor verhoging van het risico. Slechts in de vastrentende portefeuille is gekozen voor uitbreiding met
enkele Europese landen. Ook werd de beperking op financials in de vastrentende portefeuille opgeheven. Over het jaar bezien heeft
dit een positieve bijdrage geleverd aan het rendement op de portefeuille. Het ook na de doorgevoerde wijzigingen nog steeds lage
risicoprofiel van de beleggingsportefeuille met een relatief hoog aandeel staatsobligaties en een lage weging van zakelijke waarden,
zorgde er wel voor dat het totaalrendement in 2013 negatief was.
Fiduciair Management en resultaat 2013
Over geheel 2013 is op het belegde vermogen een rendement behaald van -2,26%. De fiduciair beheerder van het Pensioenfonds
behaalde voor de rendementsportefeuille en matchingportefeuille over geheel 2013 een resultaat van respectievelijk 5,04% en
-6,29%. De matchingportefeuille deed het iets beter dan de benchmark (-6,62%) en de rendementsportefeuille deed het iets slechter
dan de benchmark (6,08%). De stijging ten opzichte van het begin van het jaar toen de dekkingsgraad 105,1% bedroeg werd met
name veroorzaakt door de herstelkracht uit de jaarpremie (inclusief bijstorting) en de netto stijging van de rente. Deze rentestijging
zorgde weliswaar voor een negatief rendement op de vastrentende waarden in de beleggingsportefeuille, echter door een positief
rendement op de zakelijke waarden en doordat de verplichtingen als gevolg van de rentestijging harder daalden dan de vastrentende
beleggingen, zorgde dit voor een positief effect op de dekkingsgraad.
Marktontwikkelingen
Het beleggingsjaar 2013 liet een gemengd beeld zien. De aankondiging door de Fed in de VS dat stapsgewijs het opkoopprogramma
van staatsobligaties beëindigd zou worden leidde tot een forse rentestijging in de VS en Europa, terwijl mede als gevolg daarvan de
Emerging Markets onder druk kwamen te staan.
De aandelenmarkten daarentegen waren positief gestemd. Geholpen door een stevig winstherstel bij de bedrijven, een
accommoderend monetair beleid en positieve verwachtingen over het economisch herstel lieten vrijwel alle aandelenmarkten hoge
rendementen zien.
Vastrentende waarden
Het jaar 2013 stond in het teken van een sterke stijging van de rentes in zowel de VS als Europa. In de VS was de aanleiding voor de
rentestijging de mededeling van de Fed om het inkoopprogramma van staatsobligaties (de zogenoemde ‘tapering’) stapsgewijs te
beëindigen. De 10-jaars swaprente in Europa steeg van 1,56% naar 2,15%; in de VS steeg de 10-jaars swaprente van 1,82% naar 3,09%.
Door de rentestijging behaalde de matchingportefeuille, die dient ter replicatie van de rentekarakteristieken van de verplichtingen, een
rendement van -6,29%. De beleggingen in investment grade bedrijfsobligaties, high yield bedrijfsobligaties en Emerging Markets Debt
behaalde in 2013 een rendement van respectievelijk 1,7%, -0,58% en -13,84%. De zwakke performance van Emerging Markets Debt
reflecteert het gecombineerde effect van een zwakke valuta en een zwakke obligatiemarkt in de Emerging Markets.
Aandelen
Evenals in 2012 behaalden de aandelenmarkten in 2013 hoge rendementen. Dit werd enerzijds ingegeven door de positieve
winstontwikkeling bij de bedrijven, en anderzijds doordat beleggers in 2013 een voorschot namen op het verwachte economisch
herstel. Bovendien was de consensus verwachting –mede geholpen door de guidance van de Fed en de ECB– dat er voorlopig
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
31
geen rentestijgingen te verwachten zijn. Het meest in het oog springend was het goede resultaat van Japan. Onder invloed van het
zogenoemde ‘three arrow’ -beleid van premier Abe (expansief overheidsbeleid, accommoderend monetair beleid en structurele
hervormingen) verzwakte de Japanse Yen en lieten Japanse aandelen een krachtig herstel zien.
In 2013 was het resultaat op de Europese aandelenportefeuille 19,86%; voor de VS 27,46%, voor de Emerging Markets -6,99% en voor de
aandelen wereldwijd (MSCI World) 20,13%. Het negatieve resultaat voor de Emerging Markets is een direct gevolg van de aankondiging
van de Fed stapsgewijs te gaan stoppen met het opkopen van staatsobligaties. Dit leidde tot een uitstroom van kapitaal uit de
Emerging Markets met als gevolg dalende koersen en valuta depreciaties.
Onroerend goed
De Europese onroerend goed beleggingen behaalden in 2013 een redelijk resultaat met een rendement van 4,26%. Daarmee is de
positieve lijn die in 2012 is ingezet doorgetrokken.
In toenemende mate wordt zichtbaar dat de Europese vastgoedmarkt weer vaste grond onder de voeten krijgt.
Alternatieve beleggingen
De hedge fund-beleggingen lieten in 2013 een goed resultaat zien met een rendement van 8,42%. Dit was beter dan de benchmark
(HFRX Global Hedge Funds EUR Index) die een rendement van 6,70% behaalde.
Verantwoord beleggen
Het Bestuur ziet in de huidige tijd dat de financiële markten zich niet meer uitsluitend richten naar de voorspelbaarheid van de uit
de modellen voortkomende kasstromen maar tevens naar de maatschappelijke rol van de betreffende organisaties. Het Bestuur
verwacht ook een correlatie tussen de maatschappelijke instelling van de uitgever van financiële titels en het op langere termijn daaruit
voortkomende rendement.
Hiernaast voelt het Bestuur het ook als zijn verantwoordelijkheid om daar waar het Pensioenfonds door haar beleggingsgedrag
het maatschappelijk functioneren van organisaties positief kan beïnvloeden, die invloed ook uit te oefenen. Het hanteren van de
uitgangspunten van UNPRI (United Nations Principles for Responsible Investment) maakt dan ook een onlosmakelijk deel uit van het
beleggingsbeleid van het Pensioenfonds.
Beleggingen voor risico deelnemers
Met betrekking tot de premieregelingen zoals ondergebracht bij ING Personal Fund Management, is navolgend een opgave
opgenomen van de aantallen deelnemers en keuzes:
LifeCycle Eigen Vrije Spaar-
Mix
Verdeling Keus rekening
Totaal
1.840
80 159 37 2.116
Aantal op 01-01-2013 Nieuwe deelnemers 102 0
0
0
102
Van LyfeCycle Mix
-19
7
12 0
0
Van Eigen verdeling
00000
Van Vrije keuze
1
Van Spaarrekening
Deelname beëindigd
Aantal op 31-12-2013
32
2
-4 1
0
2
0
0
-2
0
-229 -12
-23
-6
-270
1.697
77
144
30
1.948
Wet- en regelgeving & Compliance
Wet- en Regelgeving
Ook het jaar 2013 was een jaar met een groot aantal pensioenontwikkelingen. Het voert in het kader van dit jaarverslag te ver om alle
ontwikkelingen nader toe te lichten, maar enkele zaken lichten we er uit:
Wet- en regelgeving op het gebied van Governance
De governance van pensioenfondsen, op onderdelen onderwerp van jarenlange discussie binnen de pensioensector en van politieke
belangstelling, liet in het onderhavige verslagjaar enkele nieuwe ontwikkelingen zien.
Wet versterking bestuur pensioenfondsen (Wvbp)
Halverwege het boekjaar kwam de Wvbp tot stand. Hierin is onder andere de verplichte vertegenwoordiging van gepensioneerden
in het bestuur van het pensioenfonds geregeld. De wet is bedoeld om de deskundigheid van het bestuur te vergroten en het
intern toezicht te versterken. Bovendien wordt beoogd om de taken en bevoegdheden van de bestaande fondsorganen te
stroomlijnen. De vorenstaande doelstellingen kunnen onder meer worden gerealiseerd door middel van de introductie van twee
nieuwe bestuursmodellen, ter vervanging van het huidige paritaire bestuursmodel. Het gaat dan om het zogenaamde gemengde
bestuursmodel of one tier board en het onafhankelijk bestuursmodel. DNB ziet in de wetswijziging een uitgelezen gelegenheid voor
de fondsbesturen om hun fondsorganisatie aan een kritisch onderzoek te onderwerpen en aan te passen aan de maatschappelijke
veranderingen en eisen.
Na de totstandkoming van de wet werd het invoeringstraject nader ingevuld. Omdat het Pensioenfonds met ingang van 1 juli 2014
aan de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen moet voldoen en DNB een daaraan voorafgaande periode nodig heeft om de
gewijzigde fondsdocumenten en wisselingen in het Bestuur te beoordelen op deskundigheid en integriteit, dienen de voorbereidende
werkzaamheden uiterlijk 1 april 2014 gereed te zijn. DNB gaat er in dit verband vanuit dat de fondsbesturen daarom nog voor het einde
van het onderhavige boekjaar op hoofdlijnen weten voor welk bestuursmodel zij kiezen. In het bestuursverslag (hoofdstuk 2) is hierop
al nader ingegaan.
Code Pensioenfondsen
Tegelijk met de Wvbp zijn de Principes voor goed pensioenfondsbestuur d.d. 6 december 2005 van de Stichting van de Arbeid (STAR)
vervangen door de Code Pensioenfondsen. Aan deze code die door de Pensioenfederatie en de STAR gezamenlijk is ontworpen en
83 normen bevat, is ondertussen een wettelijke grondslag gegeven. Het Bestuur heeft in 2013 de code beoordeeld op zijn gevolgen
en heeft de navolging van de normen geheel of gedeeltelijk meegenomen in het transitieproces in verband met de Wvbp. Over de
toepassing of uitleg, indien bepaalde normen niet worden nageleefd dan wel daarvan wordt afgeweken, zal dan ook in het jaarverslag
over 2014 voor het eerst verantwoording worden afgelegd.
Verlaging toekomstige pensioenopbouw (Witteveenkader)
Met ingang van 1 januari 2014 zijn de maximaal toegestane opbouwpercentages voor middel- en eindloonregelingen neerwaarts
aangepast en is vanaf 1 januari 2015 een verdergaande verlaging in het vooruitzicht gesteld. De lagere opbouwpercentages
vanaf 2014 passen bij een verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar, omdat het niet in de bedoeling van het kabinet lag
dat de latere pensioenleeftijd en dientengevolge twee jaar langere pensioenopbouw uiteindelijk zouden uitmonden in hogere
pensioenuitkomsten.
Om aan de Europese stabiliteitsnormen te voldoen, moet de Nederlandse regering bezuinigen op haar overheidsuitgaven. De fiscale
facilitering van de aanvullende, collectieve pensioenopbouw is in dit kader opnieuw bezien. Als uitvloeisel hiervan wordt met ingang
van 2015 naar een verdergaande inperking van het Witteveenkader gestreefd.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
33
Inmiddels zijn, na revisie van de plannen onder druk van de Eerste Kamer, met instemming van de oppositiepartijen D66, ChristenUnie
en SGP, de wijzigingsvoorstellen aangepast en door de Tweede Kamer aangenomen. Opvallend in de voorstellen zijn de aftopping van
de pensioenopbouw in de tweede pijler en vooral het scheppen van waarborgen dat de lagere pensioenopbouw ook daadwerkelijk
wordt vertaald in een lagere premie.
De lagere pensioenopbouw in de tweede pensioenpijler en de herstelplannen, die nog voor diverse pensioenfondsen van kracht zijn
(na herstel van de reserve dient nog een versterking van de financiële buffers plaats te vinden), vallen samen met een wens van de
overheid dat pensioenfondsen een bijdrage leveren aan het herstel van de Nederlandse economie. Er wordt een toenemend beroep
op de vermogens van de pensioenfondsen gedaan, door deze in te zetten bij de woningmarkt, het midden- en kleinbedrijf, voor
duurzame energie en de infrastructuur.
De Pensioenfederatie heeft het kabinet laten weten dat de pensioenfondsen in vrijheid moeten kunnen blijven beslissen over
financieringsverzoeken en dat de gevraagde investeringen primair in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden moeten
zijn.
Algemeen Pensioenfonds (APF)
Ook in het boekjaar 2013 blijven de bestuurlijke aspecten en een effectieve uitvoering van de pensioenregelingen tegen acceptabele
kosten de aandacht van de fondsbesturen vragen. Diverse besturen van pensioenfondsen overwegen te liquideren dan wel zoeken
naar samenwerking met andere fondsen. In dit kader zijn in het recente verleden andere uitvoeringsvehikels in het leven geroepen, te
weten de premiepensioeninstelling (PPI), specifiek ten behoeve van de uitvoering van beschikbare premieregelingen, en het multiopf specifiek voor ondernemingen met meerdere pensioenfondsen. Als voorlopig sluitstuk van deze ontwikkeling zou de algemene
pensioeninstelling (API) in een behoefte moeten gaan voorzien.
De staatssecretaris vroeg de pensioensector om te reageren op haar vraag of de API een toegevoegde waarde kon betekenen ten
opzichte van de bestaande en nieuwe uitvoeringsvormen. Op basis van de ontvangen adviezen heeft zij, in het begin van 2014, een
voorontwerp van wet openbaar gemaakt, waarin ze een andere pensioenfondsorganisatie dan de API, het zogenaamd algemeen
pensioenfonds (APF) voorstelt. Zij wil dit type pensioenfonds reeds met ingang van 2015 mogelijk maken.
Compliance
Toezicht door De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten
In 2013 is door DNB geen dwangsom of boete opgelegd, geen aanwijzing gegeven, geen bewindvoerder aangesteld en is geen stille
curator aangesteld. Wel is een korte- en langetermijnherstelplan van toepassing. De AFM heeft geen gebruikgemaakt van het recht op
wettelijk toezichtinstrumentarium.
Gedragscode
In de Gedragscode van de Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot zijn de normen en waarden vastgelegd waaraan bestuursleden,
medewerkers van Van Lanschot of gelieerde ondernemingen die werkzaamheden verrichten ten behoeve van het Pensioenfonds zich
dienen te houden. De Gedragscode voldoet aan de voorschriften van de toezichthouders AFM en DNB.
Compliance Officer
De Compliance Officer, tevens Compliance Officer van de Van Lanschot Groep, houdt toezicht op de naleving van de Gedragscode en
overige relevante wet- en regelgeving. In de verslagperiode gaf dit geen aanleiding tot opmerkingen. Tot 1 april 2013 heeft de heer
Mr. O. Loeber tijdelijk de functie van Compliance Officer waargenomen. Per 1 april 2013 is mevrouw Mr. B. Kamerling-Fokma benoemd
als Compliance Officer van het Pensioenfonds.
34
Naleving wet- en regelgeving
Er zijn geen overtredingen van wet- en regelgeving vastgesteld.
Toezicht door De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten
In het verslagjaar zijn geen aanwijzingen gegeven door DNB als bedoeld in artikel 171 van de PW (Pensioenwet). Er zijn geen boetes of
dwangsommen opgelegd door DNB of AFM noch is sprake van een door het Hof aangestelde bewindvoerder.
Ombudsman Pensioenen
In 2013 heeft één belanghebbende van het Pensioenfonds zich met een klacht tot de Ombudsman Pensioenen gewend. Deze klacht
had betrekking op het feit dat bij dienstverlating de pensioenaanspraken uit hoofde van de premieregeling reglementair worden
omgezet in een uitkeringstoezegging. Door de toepassing van de fondsspecifieke factoren (rente, overlevingskansen en kosten) en de
factoren zoals voorgeschreven bij wettelijke waardeoverdracht, kan er hierdoor een waardeverschil optreden tussen het oorspronkelijke
pensioenkapitaal en de over te dragen waarde naar de pensioenuitvoerder van de premieregeling van de nieuwe werkgever van de
deelnemer. De Ombudsman Pensioenen heeft begin 2014 de deelnemer bericht, dat het Pensioenfonds conform de reglementaire
bepalingen heeft gehandeld.
Klachten- en geschillenregeling
Belanghebbenden kunnen zich tot het Bestuur wenden indien er een geschil is gerezen over de inhoud van de regeling of indien
er een klacht is over de uitvoering van de pensioenregeling. Desgewenst kan men in beroep bij de Ombudsman Pensioenen. Dit is
geregeld in de Klachten- en Geschillenprocedure. In 2013 is één klacht ontvangen van een deelnemer.
‘s-Hertogenbosch, 18 juni 2014
Het bestuur
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
35
36
Verantwoordingsorgaan
Verslag van het Verantwoordingsorgaan
Algemeen
Het Verantwoordingsorgaan bestond in 2013 uit vijf leden, waarin werknemers en gepensioneerden waren vertegenwoordigd met
ieder twee leden en de werkgever met één lid. In afwachting van de inrichting van een nieuw bestuursmodel werd de openstaande
vacature voor de werkgever in 2013 niet opgevuld. De heer Elsinghorst heeft per 1 oktober 2013 afscheid genomen van Van
Lanschot en heeft dientengevolge per deze datum zijn functie neergelegd. Mevrouw Winkelhuijzen heeft als vertegenwoordiger
van de werkgever de heer Elsinghorst op 1 oktober 2013 opgevolgd. In het kader van het nieuwe bestuursmodel bestaat het
Verantwoordingsorgaan vanaf 1 januari 2014 uit vier leden, waarin werknemers zijn vertegenwoordigd door twee leden en de
werkgever en gepensioneerden ieder door een lid. Mede om deze reden heeft de heer Remijn zijn functie eind 2013 neergelegd.
Het Verantwoordingsorgaan geeft in het kader van de Pensioenwet en de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur jaarlijks een
oordeel over het handelen van het Bestuur.
Verantwoording en Oordeel over het jaar 2013
Het Verantwoordingsorgaan heeft ter bepaling van haar oordeel onder andere kennis genomen van het concept jaarverslag, het
conceptueel actuarieel rapport, het concept rapport van de certificerend actuaris, het concept rapport van de externe accountant, de
notulen van de bestuursvergaderingen, het beleggingsplan 2014, de uitkomsten van de SWOT analyse, het financieel crisisplan en de
verslagen van de Beleggings-, Risicomanagement- en Communicatiecommissie. Tevens heeft het Verantwoordingsorgaan gesprekken
gevoerd met het Bestuur, de Beleggingscommissie, de Risicomanagementcommissie en de Communicatiecommissie. In gesprekken
die het Verantwoordingsorgaan op 21 november 2013 en 9 april 2014 met het Bestuur heeft gevoerd zijn de volgende onderwerpen
besproken.
–– Governance
–– Evenwichtige belangenbehartiging
–– Beleggingsbeleid
–– Dekkingsgraad
–– Risicobeheersing
–– Kostentransparantie
–– Pensioenwetgeving/pensioencontract
–– Toekomst van het Pensioenfonds
–– Communicatie
Bevindingen
Het Bestuur heeft besloten het aantal bestuursleden terug te brengen tot vijf personen. Het Verantwoordingsorgaan heeft begrip voor
dit bestuursbesluit. Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat het Bestuur van externe en interne professionals een evenwichtige
samenstelling vormt. Wel constateren wij een zekere spanning binnen het Bestuur met betrekking tot de beschikbaarheid van
bestuurders die ook werknemer zijn. Ook neemt het Verantwoordingsorgaan waar dat de samenstelling van het Bestuur niet divers van
aard is en daarmee in strijd is met de Code Pensioenfondsen. Eveneens ontbreekt het door de Code voorgeschreven diversiteitsbeleid.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
37
De gewijzigde samenstelling van het Bestuur had naar het oordeel van het Verantwoordingsorgaan niet noodzakelijkerwijs hoeven
te leiden tot een inkrimping van het Verantwoordingsorgaan. Als gevolg hiervan is de vertegenwoordiging van gepensioneerden in
het Verantwoordingsorgaan teruggebracht van twee leden naar een lid. Dit doet geen recht aan de toename van het aantal inactieve
deelnemers ten opzichte van het aantal actieve deelnemers.
Bij de toegenomen complexiteit en intensiteit van wet- en regelgeving verdient de procesbegeleiding door het Bestuursbureau naar
de mening van het Verantwoordingsorgaan kritische aandacht.
Het Bestuur laat het intern toezicht uitoefenen door een Visitatiecommissie. Het Verantwoordingsorgaan kan zich vinden in dit besluit.
In strijd met het bepaalde in de Principes voor goed pensioenfondsbestuur (Principe B9) en de Code Pensioenfondsen is aan het
Verantwoordingsorgaan over de samenstelling van deze commissie geen advies gevraagd.
De laatste visitatie had betrekking op het verslagjaar 2012. Het Verantwoordingsorgaan adviseert de visitatie, die niet eerder dan voor
eind 2014 is gepland, zodanig te laten uitvoeren dat zowel het verslagjaar 2013 als het verslagjaar 2014 in de visitatie worden betrokken.
Het Verantwoordingsorgaan heeft geconstateerd dat de dekkingsgraad in 2013 is toegenomen van 105,1% naar 109,1%. Bij dit niveau
kan echter nog steeds geen indexatie van opgebouwde rechten plaatsvinden. De relatief grote verschuiving van actieven naar
inactieven brengt met zich mee dat het herstelpotentieel afneemt en daarmee ook de kans op indexatie in de komende jaren. Dit in
combinatie met de toenemende kostendruk is een punt van zorg.
Het Pensioenfonds heeft in 2013 de inrichting van het risicomanagement verder vorm gegeven. Inmiddels wordt per kwartaal een
integrale risicomanagementrapportage opgesteld, welke door de leden van het Pensioenfondsbestuur en de commissieleden verder
wordt toegelicht. Indien dit noodzakelijk wordt geacht, worden acties afgesproken om het risicobeheer verder te verbeteren. De
vertraagde oplevering van de risicomanagementrapportage heeft de aandacht van het Bestuur.
Het Verantwoordingsorgaan constateert met genoegen dat op het terrein van communicatie belangrijke stappen zijn gezet. De
vernieuwde website is daar een voorbeeld van. Wel is tot op heden nog niet duidelijk of iedereen in voldoende mate wordt bereikt.
Specifieke vraag die hierbij opkomt is wat het fonds concreet doet om jongeren meer bij hun pensioen te betrekken.
Tevens komt de vraag op of en in hoeverre het Pensioenfonds er in is geslaagd pensioengerechtigden bewust te maken van het feit dat
(volledige) toeslagverlening vermoedelijk ook in de komende jaren zal uitblijven en de mogelijke gevolgen daarvan voor hun financiële
situatie.
Het Verantwoordingsorgaan juicht toe dat het Bestuur de werkgever tracht te betrekken bij de communicatie ten aanzien van
pensioenen. Ook het Verantwoordingsorgaan is van mening dat de werkgever, in het kader van goed werkgeverschap, op dit terrein
een taak heeft.
Conclusie
Het Bestuur en Bestuurscommissies hebben in 2013 verder gewerkt aan de professionalisering van het Pensioenfonds. Het
Verantwoordingsorgaan spreekt haar waardering uit over de wijze waarop is voortgebouwd op de inspanningen uit voorafgaande jaren
op onder andere het gebied van governance, risicomanagement, vermogensbeheer en communicatie. Op basis van de beoordeelde
documenten en de gevoerde gesprekken en met in achtneming van de genoemde opmerkingen is het Verantwoordingsorgaan van
oordeel dat het Bestuur zich op verantwoorde wijze van haar taken heeft gekweten.
38
Reactie Bestuur op het verslag van het Verantwoordingsorgaan
Het Bestuur heeft kennis genomen van het oordeel van het Verantwoordingsorgaan over het handelen van het Bestuur in 2013. Het
Bestuur is verheugd over het positieve oordeel van het Verantwoordingsorgaan.
Het Bestuur betreurt het dat het Verantwoordingsorgaan het terugbrengen van de omvang van het VO niet positief heeft kunnen
ondersteunen. Desalniettemin blijft het Bestuur van mening dat het VO in de nieuwe samenstelling nog steeds uitstekend in staat zal
zijn om zich op een goede manier van haar taken te kwijten met voldoende representativiteit namens de diverse geledingen.
De opmerking over de procesbegeleiding door het Bestuursbureau wordt door het Bestuur onderschreven. Inmiddels is hieraan
verdere invulling gegeven, onder meer door personele versterking van het Bestuursbureau.
Naar aanleiding van de bevindingen van het Verantwoordingsorgaan met betrekking tot de bestuurssamenstelling, merkt het
Bestuur het volgende op: bij alle nieuwe benoemingen is rekening gehouden met hetgeen bepaald is in de Principes voor goed
pensioenfondsbestuur en het in de Code Pensioenfondsen opgenomen diversiteitsbeleid. Zo is bij de vacatures, zoals in het verslagjaar
ontstaan in de diverse commissies en organen, juist rekening gehouden met de noodzakelijke diversiteit. Vacatures (onder andere in de
Visitatiecommissie) zijn om die reden ingevuld met vrouwelijke leden. Aan de benoeming van jongere leden is helaas geen invulling
gegeven. Dit komt door het ontbreken van geïnteresseerden met voldoende potentie en/of gebleken ervaring en competenties.
Ten aanzien van de gemaakte opmerkingen door het Verantwoordingsorgaan over het betrekken van jongeren, wordt opgemerkt dat
begin 2014 de eerste contacten gelegd zijn met Jong Van Lanschot. Door contacten met deze groep tracht het Bestuur de jongere
deelnemers beter te betrekken bij het onderwerp pensioenen.
In de (elders in het jaarverslag gememoreerde) twee jaarlijkse bijeenkomsten van de Vereniging van de Gepensioneerden van Van
Lanschot wordt duidelijk verteld door het Bestuur dat toeslagverlening in de komende jaren, bij ongewijzigde omstandigheden, zal
uitblijven.
De relatief grote groep gewezen deelnemers (personen die uit dienst zijn getreden) en de gepensioneerden zullen in de loop van
2014 opgeroepen worden hun e-mailadressen op te geven aan het Pensioenfonds, zodat het mogelijk wordt om met e-mailalerts
rechtstreeks met hen te communiceren.
Het Bestuur en het Verantwoordingsorgaan zijn in 2013 gestart om eens per kwartaal te overleggen, ter bespreking van de actuele
gebeurtenissen die het Pensioenfonds raken. Hierdoor is het Verantwoordingsorgaan, naar de mening van het Bestuur, nog beter in
staat de overwegingen van de bestuursbesluiten te kunnen volgen.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
39
40
Jaarrekening
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
41
Balans per 31 december
(na bestemming saldo; in duizenden euro)
Activa20132012
Beleggingen voor risico pensioenfonds [1]
Onroerende zaken
18.977
26.941
Zakelijke waarden
136.257
111.316
Vastrentende waarden
475.672
326.236
Derivaten
Overige beleggingen
1585.278
27.676
105.341
658.597655.112
Beleggingen voor risico deelnemers [2]
Onroerende zaken
Zakelijke waarden
96
278
9.783
8.634
Vastrentende waarden
14.834
13.791
Overige beleggingen
1.493
2.212
728
726
Nog in te leggen gelden
26.93425.641
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen [3]
1.229
1.261
Vorderingen en overlopende activa [4]
8.839
5.103
Liquide middelen [5]
1.815
19.658
Totaal activa697.414706.775
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
42
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Passiva20132012
Stichtingskapitaal en reserves [6]
55.660
32.403
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [7]
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen [8]
611.887
639.513
1.229
1.261
613.116640.774
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [9]
26.934
25.641
Kortlopende schulden en overlopende passiva [10]
1.704
7.957
Totaal passiva697.414706.775
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
43
Staat van baten en lasten
(in duizenden euro)
20132012
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds [11]
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Directe kosten van vermogensbeheer
8.280
40.508
-23.343
28.575
-1.212
-1.375
-16.275 67.708
Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers [12]
Directe beleggingsopbrengsten 288
314
Indirecte beleggingsopbrengsten 980
2.495
1.2682.809
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers [13]
26.670
33.954
Premiebijdragen voor risico deelnemers [14]
3.017
3.079
Saldo van overdrachten van rechten [15]
-4.832
-1.639
Saldo van overdrachten van rechten voor risico deelnemers [16]
781
29
Pensioenuitkeringen [17]-12.555-12.728
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
44
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
20132012
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
risico pensioenfonds [18]
Pensioenopbouw
Indexering en overige toeslagen
-9.411-9.265
0
-2.800 1)
Rentetoevoeging
-2.255-9.020
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
12.604
12.851
441
257
23.563
-61.951
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
Wijziging marktrente
Schattingswijziging UFR
0
25.121 2)
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
5.449
1.909
Omzetting pensioenspaarkapitaal
-3.202
-3.290
Mutatie invaliditeitsreserve
47
-519
Mutatie voorziening herverzekering
-32
154
Wijziging actuariële grondslagen
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
0
422
-19.350 3)
-215
27.626-66.118
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
risico deelnemers [19]
-1.293
-1.989
Herverzekering [20]-37-73
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [21]
-1.117
-1.198
Overige baten en lasten [22]
4
73
Saldo van baten en lasten
23.257
23.907
Bestemming van het saldo
Algemene reserve
23.257
23.907
23.25723.907
1)
Indexatie actieven: in 2012 zijn de opgebouwde pensioenaanspraken van actieven verhoogd met 1,25% uit hoofde van een overgangsregeling in het kader van de nieuwe
pensioenregeling. De koopsom is door de werkgever betaald.
2)
DNB heeft per eind september 2012 de methodiek voor het vaststellen van de nominale rentetermijnstructuur aangepast. Voor looptijden vanaf 20 jaar wordt de rente zodanig
aangepast dat deze toegroeit naar de zogenoemde Ultimate Forward Rate (UFR). De lange rente ligt hierdoor hoger. Dit wordt gezien als een schattingswijziging.
3)
Eind 2012 zijn de overlevingstafels en ervaringssterfte aangepast. Daarnaast is de opslag voor excassokosten verhoogd.
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
45
Kasstroomoverzicht
(in duizenden euro)
20132012
Pensioenactiviteiten
Ontvangsten
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers
Uitkeringen uit herverzekering
Overgenomen pensioenverplichtingen
Overige
20.162
35.878
16
11
413
-52
50
20.59635.837
Uitgaven
Uitgekeerde pensioenen
Overgedragen pensioenverplichtingen
Premies herverzekering
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-12.547
-12.752
-5.206
-1.639
-99
-98
-1.135
-1.274
-18.987-15.763
Beleggingsactiviteiten
Ontvangsten
Directe beleggingsopbrengsten
Verkopen en aflossingen beleggingen
8.928
41.280
212.957
868.339
221.885909.619
Uitgaven
Aankopen beleggingen
Directe kosten van vermogensbeheer
-239.810
-936.562
-1.527
-1.347
-241.337-937.909
Mutatie liquide middelen
-17.843
-8.216
Saldo liquide middelen 1 januari
19.658
27.874
Saldo liquide middelen 31 december
1.815
19.658
46
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Algemeen
Toepassing richtlijnen voor de jaarverslaggeving
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot heeft dit jaarverslag opgesteld in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW, met inachtneming
van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet en met toepassing van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.
Met de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 worden beleggingen en pensioenverplichtingen gewaardeerd tegen actuele
waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden
toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben.
Schattingen en veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het Bestuur oordelen vormt en schattingen
en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en
verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het
verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan
vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen
blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen.
Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het
pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans
opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de
omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel,
samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de
omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een
actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met
betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de
balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer
wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de
bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg
hiervan kan sprake zijn van een post “vorderingen of schulden uit hoofde van effectentransacties”.
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van
een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien
de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële
verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten
en lasten opgenomen.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
47
Vreemde valuta
Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar Euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering
is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden
omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
Waardering
Beleggingen worden bij de eerste opname verwerkt tegen reële waarde plus eventuele direct toerekenbare transactiekosten. De
reële waarde is het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen ter zake
goed geïnformeerde partijen die tot een transactie bereid en die onafhankelijk van elkaar zijn. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de
transacties niet in het kader van executie of liquidatie worden uitgevoerd.
Na eerste opname worden de beleggingen als volgt gewaardeerd:
Onroerende zaken
Beleggingen in vastgoed beleggingsfondsen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Nietbeursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende intrinsieke waarde.
De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de op lokale grondslagen gebaseerde meest recente opgaven van de desbetreffende
fondsmanagers welke uitgaan van waardering op marktwaarde.
Zakelijke waarden
Beursgenoteerde aandelen en aandelen in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum
geldende beurskoers. Participaties in beleggingsfondsen in aandelen die geen beursnotering kennen worden gewaardeerd op de
ultimo verslagperiode berekende intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de op lokale grondslagen gebaseerde
meest recente opgaven van de desbetreffende fondsmanagers welke uitgaan van waardering op marktwaarde.
Dividenden worden in de staat van baten en lasten verantwoord onder directe beleggingsopbrengsten op het moment dat het recht
van de entiteit wordt gevestigd. In het geval van beursgenoteerde effecten is dit de datum waarop het aandeel ex-dividend gaat.
Alle gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen worden verantwoord in de Staat van baten en lasten onder indirecte
beleggingsopbrengsten.
Vastrentende waarden
Beursgenoteerde vastrentende waarden en aandelen in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per
balansdatum geldende beurskoers. Participaties in beleggingsfondsen in vastrentende waarden die geen beursnotering kennen
worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de op
lokale grondslagen gebaseerde meest recente opgaven van de desbetreffende fondsmanagers welke uitgaan van waardering op
marktwaarde.
Couponrente wordt in de staat van baten en lasten verantwoord onder directe beleggingsopbrengsten. Alle gerealiseerde en
ongerealiseerde waardeveranderingen worden verantwoord in de staat van baten en lasten onder indirecte beleggingsopbrengsten.
Derivaten
Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die
wordt bepaald met behulp van waarderingsmodellen.
Alle gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen worden verantwoord in de staat van baten en lasten onder indirecte
beleggingsopbrengsten.
48
Derivaten met een negatieve waarde dienen op de passiva zijde van de balans te worden weergegeven.
Overige beleggingen
Beursgenoteerde beleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde
(indirecte) beleggingen worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt
ontleend aan de op lokale grondslagen gebaseerde opgaven van de desbetreffende fondsmanagers.
Beleggingen voor risico deelnemers
Participaties in beleggingsinstellingen ten behoeve van de pensioenkapitaalrekeningen worden gewaardeerd tegen de beurswaarde
per 31 december van het verslagjaar. Deze beleggingen worden aangehouden voor rekening en risico van de deelnemer, hetgeen
weerspiegeld wordt in de Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers (Pensioensparen).
Algemene reserve
Aan de algemene reserve wordt het saldo van baten en lasten van het jaar toegevoegd.
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
De voorziening pensioenverplichtingen is vastgesteld als de contante waarde van de tijdsevenredig opgebouwde
pensioenaanspraken. Voor arbeidsongeschikte deelnemers is de voorziening pensioenverplichtingen gesteld op de contante waarde
van de volledige te bereiken aanspraken.
Schattingswijziging
DNB heeft per eind september 2012 de methodiek voor het vaststellen van de nominale rentetermijnstructuur aangepast. Hierbij
gaat het om een aanpassing van de rentetermijnstructuur voor looptijden vanaf 20 jaar. Voor looptijden tot en met 20 jaar blijft de
rente gelijk aan de driemaands gemiddelde rente. Voor looptijden vanaf 20 jaar wordt de rente zodanig aangepast dat deze toegroeit
naar de zogenoemde Ultimate Forward Rate (UFR). Dit is in 2012 verwerkt als een schattingswijziging,waardoor de voorziening
pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds is verlaagd met 4,1%. Het cumulatief effect van de schattingswijziging op de
technische voorziening ad. € 25.121 is in 2012 als mutatie in het resultaat verwerkt.
Daarnaast hebben in 2012 wijzigingen plaatsgevonden inzake de overlevingskansen, gehuwdheidsfrequentie en excassokosten.
Ultimo verslagjaar is de voorziening pensioenverplichting omgerekend naar de AG prognosetafel 2012-2062 met fondsspecifieke
ervaringssterfte. De fondsspecifieke ervaringssterfte is voor de hoofdverzekerde niet gewijzigd, voor de medeverzekerde wel.
De gehuwdheidsfrequentie is gewijzigd naar 100% voor zowel uitruilbaar partnerpensioen als niet-uitruilbaar partnerpensioen.
De excassokosten zijn gewijzigd van 2% naar 3,5%. Het cumulatieve effect van de schattingswijzigingen op de technische voorziening
ad. € 19.350 is in 2012 als mutatie in het resultaat verwerkt.
De voorziening is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen:
Rekenrente
Voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december in enig jaar wordt gebruik gemaakt van de nominale
rentetermijnstructuur ultimo verslagjaar zoals deze is gepubliceerd door De Nederlandsche Bank. De rentetoevoeging in 2013 is
gebaseerd op een vaste rente (overeenkomstig met de rentetermijnstructuur per 31 december 2012). De 1-jaars intresttoevoeging aan
de voorziening pensioenverplichtingen is gelijk aan 0,351%.
Toeslagverlening
Er wordt bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen geen rekening gehouden met de voorwaardelijke toekomstige
verhogingen van opgebouwde en toegekende pensioenen.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
49
Op grond van een overgangsregeling, door de werkgever in het leven geroepen in het kader van de nieuwe pensioenregeling 2012,
kwamen actieve deelnemers in 2013 voor het laatste jaar in aanmerking voor een onvoorwaardelijke en volledige indexatie gelijk
aan de algemene loonontwikkeling. De koopsom voor deze toeslag wordt separaat gefinancierd door de werkgever. De algemene
loonontwikkeling over 2012 was echter nihil, zodat de opgebouwde pensioenaanspraken van de actieven niet geïndexeerd zijn per
1 januari 2013.
De dekkingsgraad bevindt zich einde 2013 onder de grens van 110%, waarboven voorwaardelijke indexatie plaatsvindt. De
toeslagverlening per 1 januari 2014 is derhalve nihil.
Overlevingstafels
Voor mannen en vrouwen zijn de overlevingskansen ontleend aan de door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde generatietafel
2012-2062. Bij het vaststellen van de Voorziening Pensioenverplichtingen is rekening gehouden met fondsspecifieke ervaringssterfte
door het toepassen van leeftijdsafhankelijke correctiefactoren.
Gezinssamenstelling
Voor zowel de mannelijke als de vrouwelijke deelnemers en gewezen deelnemers is bij de berekening van de contante waarde van
het partnerpensioen tot de pensioenleeftijd uitgegaan van een gehuwdheidsfrequentie conform de tabel GBM/V 8590. Indien het
(uitruilbare) partnerpensioen is opgebouwd na 31 december 2001 wordt de partnerfrequentie verondersteld 100% te zijn op de
pensioendatum. De frequentie neemt na de pensioendatum af op grond van de sterftekansen van de partner volgens de gebruikte
overlevingstafels.
Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op drie jaar gesteld.
De technische voorziening voor nog niet ingegaan ouderdomspensioen bevat een opslag van 0,6% in verband met het risico van
uitgesteld wezenpensioen.
Invaliditeitsvoorziening
Als onderdeel van de voorziening pensioenverplichtingen is voor arbeidsongeschikte deelnemers een voorziening
opgenomen ter grootte van de contante waarde van de toekomstige voortzetting van pensioenopbouw en het
uit te keren arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor deelnemers die na 31 december 2011 ziek geworden zijn is het
arbeidsongeschiktheidspensioen verzekerd via de werkgever.
Voor zieke deelnemers is een voorziening opgenomen ter dekking van het risico op toekomstige voortzetting van pensioenopbouw.
Hierbij wordt rekening gehouden met de voortzetting van de beschikbare premies. Bij de vaststelling van de voorziening voor zieke
deelnemers is verondersteld dat de voorziening gelijk is aan:
–– 5,2% van de schadelast, indien een werknemer 0 maanden ziek is;
–– 25,9% van de schadelast, indien een werknemer 6 maanden ziek is;
–– 51,8% van de schadelast, indien een werknemer 1 jaar ziek is;
–– 100% van de schadelast, indien een werknemer 2 jaar ziek is.
De tussenliggende periodes worden geïnterpoleerd. De schadelast is hierbij gelijk gesteld aan de contante waarde van de toekomstige
premievrijstelling en het eventuele arbeidsongeschiktheidspensioen.
Uitkeringen
De uitkeringen zijn continu betaalbaar verondersteld.
Kosten
In de voorziening pensioenverplichtingen is een excassovoorziening begrepen van 3,5% van de netto voorziening.
50
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Voor de berekening van de gekapitaliseerde waarde van de verzekeringspolissen zijn dezelfde grondslagen aangehouden als voor
de totale voorziening pensioenverplichtingen. Er is met betrekking tot de herverzekeringscontracten geen recht op resultatendeling
overeengekomen.
Resultaatbepaling
Algemeen
De lasten en baten worden zoveel mogelijk toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben.
Directe beleggingsopbrengsten
Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan:
–– rente;
–– dividend;
–– soortgelijke opbrengsten.
Indirecte beleggingsopbrengsten
Onder indirecte beleggingsopbrengsten worden de volgende resultaten opgenomen:
–– gerealiseerde en niet-gerealiseerde ­koersverschillen van aandelen, obligaties en beleggingen in beleggingsfondsen;
–– valutaverschillen inzake deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransaties.
Bestemming van het saldo
Het saldo over 2013 wordt toegevoegd aan de algemene reserve.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
51
Toelichting op de balans per 31 december
(in duizenden euro)
Activa
[1] Beleggingen voor risico pensioenfonds
Niet
Categorie
Stand
Aankopen/
Gerealiseerde
gerealiseerde
Stand
ultimo
verstrek-
Verkopen/koers-koers-ultimo
2012Herallocatie 1)
kingenaflossingenverschillenverschillen 2013
Onroerende zaken
Vastgoed beleggingsfondsen
26.941 0
3.725
-12.298360249
18.977
Zakelijke waarden
Aandelen beleggingsfondsen
111.316
058.455
-41.5831.3846.685
136.257
Vastrentende waarden
Obligaties, index bonds en
obligatiebeleggingsfondsen
326.236183.478158.800-158.954 -1.711 -32.177475.672
Derivaten
Valutaderivaten
0-24 0
-1221223915
Rentederivaten
85.278
-85.27800000
85.278
-85.302 0
-122
1223915
Overige beleggingen
Hedge funds
7.1410
18.82400
1.711
27.676
Beleggingsfondsen in liquiditeiten 98.200
-98.20000000
105.341-98.20018.824
0
0 1.71127.676
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds activa zijde
655.112
-24
239.804
-212.957
155
-23.493
658.597
Derivaten (passiva zijde)
Valutaderivaten
-242400000
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds passiva zijde
-24
2400000
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds
1)
0239.804-212.957
155 -23.493658.597
De doorkijk naar de onderliggende beleggingen is inmiddels verder doorgevoerd waardoor verschuivingen binnen de beleggingscategorieën per 1 januari 2013 hebben
plaatsgevonden.
52
655.088
Methodiek bepaling marktwaarde
Niveau 1: De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen van identieke beleggingen in een
actieve markt.
Niveau 2: Actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin gebruik is gemaakt van waarneembare
marktdata.
Niveau 3: De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin geen gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata.
Niveau 4: De waarde wordt vastgesteld door middel van onafhankelijke taxaties.
Stand
Categorie ultimo
(indeling categorie is op basis van “look through”)
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
2013
Onroerende zaken
018.977
0
018.977
Zakelijke waarden
0136.257
0
0136.257
253.298222.374
0
0475.672
Vastrentende waarden
Derivaten
015 0 015
Overige
0
Totaal belegd vermogen
Categorie
(indeling categorie is op basis van “look through”) 1)
253.298
027.676
377.623
27.676
027.676
0
658.597
Stand
Toepassing
Stand
ultimoLopende Liquide
2013
Look
risico-
intrest middelen Throughparagraaf
Onroerende zaken
18.977000
18.977
Zakelijke waarden
136.257000
136.257
Vastrentende waarden
475.672000
475.672
Derivaten
Overige
1500
-150
27.6760
7770
28.453
658.597
0
777
-15659.359
Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de risicoparagraaf op pagina 68.
1)
Bij toepassing van het look-through principe wordt door de betreffende beleggingsfondsen heen gekeken en vervolgens worden onderliggende beleggingen toebedeeld naar hun
desbetreffende beleggingscategorie.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
53
[2] Beleggingen voor risico deelnemers
Categorie
StandAankopen/
ultimo
2012
Directe Indirecte
Stand
verstrek- Verkopen/beleggings-beleggings-
ultimo
kingen aflossingenopbrengstenopbrengsten 2013
Onroerende zaken
Vastgoed beleggingsfondsen
27842
-233 0 996
Zakelijke waarden
Aandelen beleggingsfondsen
8.6349.573-9.469
01.0459.783
Vastrentende waarden
Vastrentende beleggingsfondsen
13.79118.172-16.995
0 -13414.834
Overige beleggingen
Money Market
2.212
30.795
-31.862
288
60
1.493
Totaal beleggingen voor
risico deelnemers
Nog in te leggen premies 4e kwartaal
24.91558.582-58.559
288
98026.206
726
728
Totaal beleggingen voor
risico deelnemers
54
25.641
26.934
20132012
[3] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Stand per 1 januari
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
1.261
1.107
-32
154
1.2291.261
Deze post herverzekering heeft betrekking op elders verzekerde
aanspraken en bestaat bijna volledig uit de contante waarde van de
herverzekerde pensioenkapitalen die tot uitkering komen uiterlijk
op de pensioendatum en worden aangewend voor aankoop van
pensioenrechten bij het pensioenfonds.
[4] Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen op aangesloten ondernemingen
4.347
0
Vorderingen op verzekeringsmaatschappijen
61
14
Lopende intrest en nog te ontvangen dividend
–– Zakelijke waarden
–– Vastrentende waarden
0
7
4.390
4.224
–– Derivaten
00
–– Banken
-1-1
Subtotaal lopende intrest
Terugvorderbare dividendbelasting
Overige vorderingen
4.389
4.230
42
849
0
10
Totaal vorderingen en overlopende activa
8.839
5.103
[5] Liquide middelen
Rekeningen courant F. van Lanschot Bankiers N.V.
Kas Bank N.V.
1.038
17.972
777
1.686
1.81519.658
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
55
Passiva20132012
[6] Stichtingskapitaal en reserves
Stichtingskapitaal00
Algemene reserve
Stand per 1 januari
32.403
8.496
Saldobestemming boekjaar
23.257
23.907
Stand per 31 december
55.660
32.403
55.660
32.403
De bestemmingsreserve voor de toekomstige indexatie is in deze
jaarrekening niet expliciet opgenomen, maar is impliciet verwerkt als
onderdeel van de algemene reserve.
Totaal eigen vermogen
Inclusief het stichtingskapitaal van € 45,38.
Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt
26.580
104,3%
28.395
104,4%
Het vereist eigen vermogen bedraagt
93.823
115,3%
76.758
112,0%
109,1%
105,1%
De dekkingsgraad is
De dekkingsgraad is vastgesteld als het totaal vermogen gedeeld door
de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds.
De berekening is als volgt:
(55.660 + 611.887 + 1.229) / (611.887 + 1.229) x 100% = 109,1%
Sinds 31 december 2008 voldoet het Pensioenfonds niet aan de
wettelijke normen met betrekking tot het vereiste eigen vermogen.
Voor verdere informatie wordt verwezen naar het bestuursverslag,
onderdeel “Herstelplan” op pagina 20.
56
20132012
Technische voorzieningen
[7] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
Stand per 1 januari
639.513
573.395
Mutatie boekjaar volgens Staat van baten en lasten
-27.626
66.118
Stand per 31 december
2)
611.887 1)639.513
Een actuariële analyse is opgenomen op pagina 65.
[8] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Stand per 1 januari
Mutatie
1.261
1.107
-32154
Stand per 31 december
1.229
1.261
613.116
640.774
De post “Herverzekeringsdeel technische voorzieningen” betreft de elders
verzekerde aanspraken.
Totaal technische voorzieningen
De technische voorzieningen zijn als volgt opgebouwd
Actieve deelnemers 3)
209.947242.348
Gewezen deelnemers
209.649
Pensioengerechtigden
191.926195.777
611.522638.664
Voorziening arbeidsongeschiktheidsrisico
1.594
200.539
2.110
613.116640.774
[9] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
Stand per 1 januari
Stortingen
Overgenomen pensioenverplichtingen
25.641
23.652
3.0173.079
781
68
Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten
-3.773
-3.966
Rendement
1.2682.808
Stand per 31 december
1)
Waarvan kortlopend karakter (uitkeringen in 2014): 12.847.
2)
Waarvan kortlopend karakter (uitkeringen in 2013): 13.028.
3)
Inclusief arbeidsongeschikte deelnemers.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
26.934
25.641
57
20132012
[10] Kortlopende schulden en overlopende passiva
Schulden aan aangesloten ondernemingen
0
832
Schulden uit hoofde van derivaten
0
24
Belastingen en sociale premies
312
303
Schulden uit hoofde van kosten vermogensbeheer
391
706
Schulden uit hoofde van kosten accountant
47
50
Schulden uit hoofde van kosten actuaris
84
86
Schulden uit hoofde van overige kosten
Nog in te leggen premies voor risico deelnemers
Vooruitontvangen bedragen volgend boekjaar
59
82
728
0
83
5.874
1.7047.957
58
Toelichting op de staat van baten en lasten
(in duizenden euro)
Bezoldiging bestuursleden
In de ”Overige kosten” is in 2013 een bedrag ad € 115.000,- (2012: € 97.000,-) aan bestuursvergoedingen opgenomen.
Overige bezoldigingen
In de ”Overige kosten” is in 2013 een bedrag ad € 36.000,- (2012: € 28.000,-) aan vergoedingen aan leden van het
Verantwoordingsorgaan en de Visitatiecommissie opgenomen.
Personeel
Gedurende het boekjaar 2013 had Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot geen personeelsleden in dienst.
Baten en lasten
2013
2012
[11] Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
Directe beleggingsopbrengsten
Onroerende zaken
49
0
Zakelijke waarden
1.458
33.729
Vastrentende waarden
6.869
6.791
-48
0
Overige beleggingen
Subtotaal
Banken
Waardeoverdrachten
Overige
8.32840.520
-63
-44-16
21
Totaal directe beleggingsopbrengsten
8.280
40.508
Indirecte beleggingsopbrengsten
Gerealiseerde resultaten
–– Onroerende zaken
360
2.176
–– Zakelijke waarden
1.384
10.288
–– Vastrentende waarden
-1.711
16.487
–– Derivaten
12214.787
–– Overige beleggingen
0
–– Valutaverschillen
0-1.202
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
134
15542.670
59
20132012
Ongerealiseerde resultaten
–– Onroerende zaken
249
4.232
–– Zakelijke waarden
6.685
4.122
-32.177
-2.944
–– Vastrentende waarden
–– Derivaten
–– Overige beleggingen
–– Valutaverschillen
39-20.475
1.711
970
-50
-23.498-14.095
Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
-23.343
28.575
Directe kosten van vermogensbeheer
Beheerloon -850
Bewaarloon
-149-80
Beleggingscommissie
Beleggingsadministratie
Bankkosten e.d.
-1.086
1)
-65-47
-110-162
-38
0
Totaal directe kosten vermogensbeheer
-1.212
-1.375
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
-16.275
67.708
[12] Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers
Directe beleggingsopbrengsten
Overige beleggingen
288
Totaal directe beleggingsopbrengsten
314
288
314
Indirecte beleggingsopbrengsten
Ongerealiseerde resultaten
–– Onroerende zaken
9
50
–– Zakelijke waarden
1.045
763
-134
1.306
60
376
–– Vastrentende waarden
–– Overige beleggingen
Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
980
2.495
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers
1.268
2.809
1)
60
In 2012 opgenomen in “Pensioenuitvoerings- en administratiekosten”.
20132012
[13] Premiebijdragen van werkgevers en werknemers
Periodieke premies van deelnemende ondernemingen
21.388
22.608
Herstelpremie 1)
8.3678.367
Gedeeltelijke verrekening “extra premie” over 2013 1)
-3.1560
FVP-bijdragen
71145
Inkoopsommen t.b.v. toeslagverlening 2)
02.834
26.67033.954
[14] Bijdragen voor risico deelnemers
Premies pensioensparen
Totaal feitelijke premie
3.0173.079
29.687
Kostendekkende premie
16.011
19.377 3)
Gedempte kostendekkende premie
16.069
19.277 3)
Feitelijke premie
29.687
37.033 3)
10.718
13.406 3)
1.313
1.688
Opslag voor uitvoeringskosten
744
988
Premie AOP en ANW-hiaat
219
216
3.017
3.079
37.033
De kostendekkende premie is als volgt samengesteld:
Onvoorwaardelijke aanspraken
Opslag in stand houden vereist vermogen
Spaarpremie DC
16.01119.377
De gedempte kostendekkende premie is als volgt samengesteld:
Onvoorwaardelijke aanspraken
Opslag in stand houden vereist vermogen
Opslag voor uitvoeringskosten
Premie AOP en ANW-hiaat
Spaarpremie DC
Herstelpremie
10.051
12.566 3)
1.230
1.580
744
988
200
208
3.017
3.079
827856
16.06919.277
1)
Ultimo 2012 en ultimo 2013 heeft de werkgever een bijstorting gedaan ter grootte van 15% van het dekkingstekort ultimo 2011, waarbij in 2013 een gedeeltelijke verrekening heeft
plaatsgevonden van het verschil tussen de feitelijke premie 2013 en de premie die de vennootschap had moeten betalen, indien de bijstortingsverplichting ultimo 2011 volledig was
geëffectueerd.
2)
Indexatie actieven: in 2012 zijn de opgebouwde pensioenaanspraken van actieven verhoogd met 1,25% uit hoofde van een overgangsregeling in het kader van de nieuwe
pensioenregeling. De koopsom is door de werkgever betaald.
3)
Inclusief betaalde en benodigde koopsom voor indexatie actieven ad € 2.834.000,-.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
61
Toelichting
De feitelijke premie wordt afgeleid van de gedempte kostendekkende premie op een vaste rekenrente van 3%. Is de dekkingsgraad van
het Pensioenfonds lager dan het vereist eigen vermogen dan wordt de feitelijke premie verhoogd tot maximaal 30% van de salarissom.
De totale premiebijdrage wordt door de deelnemende ondernemingen betaald.
In de Pensioenwet en het Besluit FTK is beschreven op welke wijze de zuivere kostendekkende premie en de gedempte
kostendekkende premie moeten worden vastgesteld. Zoals beschreven in de ABTN, maakt het Pensioenfonds gebruik van de
mogelijkheid de kostendekkende premie te dempen. Bij het vaststellen van de gedempte kostendekkende premie wordt vanaf 2012
gebruik gemaakt van een vaste rekenrente van 3%. De zuivere kostendekkende premie is gebaseerd op de door DNB gepubliceerde
rentetermijnstructuur per 31 december 2013.
Ultimo 2013 heeft de werkgever een aanvullende premiestorting gedaan. Deze premie is opgenomen onder “herstelpremie”.
20132012
[15] Saldo van overdrachten van rechten
Overgenomen pensioenverplichtingen
374
1
Overgedragen pensioenverplichtingen
-5.206
-1.640
-4.832-1.639
[16] Saldo van overdrachten van rechten voor risico deelnemers
781
29
[17] Pensioenuitkeringen
Pensioenen
Ouderdomspensioen
Partnerpensioen
-10.150-10.497
-2.082-1.834
Wezenpensioen
-149-152
Invaliditeitspensioen
-162-179
Overige pensioenuitkeringen
-92
-88
Ontvangen gecedeerde uitkeringen
108
42
Subtotaal
-12.527-12.708
Andere uitkeringen
Afkoopsommen
-28-20
Totaal pensioenuitkeringen-12.555-12.728
[18]Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
62
risico pensioenfonds
27.626
-66.118
20132012
[19]Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
risico deelnemers
Pensioenspaarkapitalen
Stortingen
Overgenomen pensioenverplichtingen
-3.017-3.079
-781
-68
Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten
3.773
3.966
Rendement
-1.268-2.808
-1.293-1.989
[20] Herverzekering
Premies herverzekering
-50 1)-86
Deze post betreft de aan de herverzekeraar (Zwitserleven)
verschuldigde premie voor het overlijdens- en
arbeidsongeschiktheidsrisico uit hoofde van de door de stichting
aangegane herverzekeringsovereenkomst.
Uitkeringen uit herverzekering
Ouderdomspensioen
1313
-37-73
1)
Premie 2013: -67, restitutie 2012: 17.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
63
20132012
[21] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
Administratie
-337-324
Accountant
–– Controle van de jaarrekening 2011
0
2
–– Controle van de jaarrekening 2012
-7
-50
–– Controle van de jaarrekening 2013
-46
0
–– Overige advieswerkzaamheden
-42
-36
Totaal accountant
-95
-84
Actuaris
–– Jaarwerk
-49-42
–– Certificering
-19-21
–– Overige (advies)werkzaamheden
-56
Totaal actuaris
Contributies en bijdragen
Overige kosten
-134 1)
-124
-197
-56
-65
-505
-528 2)
Totaal pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-1.117
-1.198
[22] Overige baten en lasten
4
73
Saldo van baten en lasten
23.257
23.907
1)
Inclusief eenmalige kosten i.v.m. het invoeren van de nieuwe pensioenregeling: 55.
2)
Inclusief eenmalige kosten i.v.m. de selectie van fiduciair manager: 60.
64
20132012
Actuariële analyse van het saldo
Wijziging actuariële grondslagen
Rendement en wijziging rentetermijnstuctuur
Financiering
Sterfte en differenties
Kosten
0
5.033
-19.350 1)
21.906
14.98919.647
1.096
137
68-303
Arbeidsongeschiktheid
825285
Overige technische grondslagen
-28
294
(Risico) Herverzekering
-69
81
Waardeoverdracht
617231
Uitkeringen
49123
Diverse bestandsmutaties
102
Spaarsaldi
571676
Overige baten en lasten
4
Totaal saldo van baten en lasten
1)
107
73
23.257
23.907
Eind 2012 zijn de overlevingstafels en ervaringssterfte aangepast. Daarnaast is in 2012 de opslag voor excassokosten verhoogd.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
65
Actuariële toelichting bij verzekeringstechnische analyse
De verzekeringstechnische analyse is opgenomen op pagina 65, onder actuariële analyse van het saldo. Onderstaande posten geven
een toelichting op deze analyse en luiden in duizenden euro.
Rendement en wijziging rentetermijnstructuur (€ 5.033)
De directe en indirecte beleggingsbaten bedroegen na aftrek van kosten -€ 15.007. De aan de Voorziening Pensioenverplichtingen
toe te voegen rente bedroeg € 3.523. Door de wijziging van de rentetermijnstructuur gedurende het boekjaar nam de Voorziening
Pensioenverplichtingen af met € 23.563. Per saldo bedraagt het resultaat op rendement en wijziging rentetermijnstructuur € 5.033.
Financiering (€ 14.989)
De feitelijke premie wordt afgeleid van de gedempte kostendekkende premie op een vaste rekenrente van 3%. Is de dekkingsgraad van
het pensioenfonds lager dan het vereist eigen vermogen dan wordt de feitelijke premie verhoogd tot maximaal 30% van de salarissom.
De totale premiebijdrage wordt door de deelnemende ondernemingen betaald. De feitelijke premie 2013 is door het bestuur
vastgesteld op 29,4% van de salarissom. Daarnaast heeft de werkgever ultimo 2013 een aanvullende storting gedaan van
€ 5.211 in verband met de financiële positie van het pensioenfonds en de afspraken die hierover eind 2011 zijn gemaakt. De
totale afgedragen premie bedroeg € 29.687. Hierin was € 2.270 begrepen voor risicodekking en kosten. De verhoging van de
pensioenaanspraken was actuarieel benodigd € 12.428. Hieruit volgt een resultaat op financiering van € 14.989.
Sterfte en differenties (€ 1.096)
Dit resultaat is ontstaan doordat het aantal overledenen en het gemiddeld pensioen van de overledenen afwijkt van hetgeen is
verondersteld. In algemene zin geldt dat, indien minder personen overlijden dan verondersteld (ondersterfte), dit een verlies geeft
op de verzekeringen voor ouderdomspensioen en ingegaan pensioen (langlevenrisico) en een winst op de verzekeringen voor
partnerpensioen (kortlevenrisico). Bij oversterfte is het omgekeerde het geval.
Ten gevolge van verondersteld overlijden is aan de Voorziening Pensioenverplichtingen € 2.009 toegevoegd terwijl als gevolg van
werkelijk overlijden € 2.357 uit de Voorziening Pensioenverplichtingen is vrijgevallen. Daarnaast is € 748 aan risicopremie voor het
overlijdensrisico ontvangen. Per saldo is het resultaat € 1.096 positief. Dit resultaat is onder te verdelen in een resultaat van € 1.471 op
langleven en -€ 375 op kort leven.
Kosten (€ 68)
Het resultaat op kosten bestaat enerzijds uit de vrijval van de kostenopslag uit de Voorziening Pensioenverplichtingen bij het doen
van uitkeringen ad € 441 en de in de premie opgenomen opslag voor directe kosten van € 744 en anderzijds uit de werkelijke kosten
volgens de rekening van baten en lasten van € 1.117. Per saldo resulteert een winst van € 68.
Eind 2012 is zowel de opslag voor excassokosten als de kostenopslag in de premie verhoogd. Het resultaat is hierdoor sterk verbeterd
ten opzichte van het verlies van € 303 in 2012.
Arbeidsongeschiktheid (€ 825)
De premie voor arbeidsongeschiktheidspensioen en de opslag in de premie voor premievrijstelling bedroegen € 778. De vrijval van de
Voorziening Pensioenverplichtingen was gelijk aan € 47. Het resultaat op arbeidsongeschiktheid is daarmee gelijk aan € 825.
Overige technische grondslagen (-€ 28)
Dit betreft met name het resultaat op keuzemogelijkheden binnen het pensioenfonds, zoals variatie bij pensionering (uitruil, hoog/
laag, etc.).
66
(Risico) Herverzekering (-€ 69)
Het Pensioenfonds heeft het arbeidsongeschiktheidsrisico en overlijdensrisico gedeeltelijk herverzekerd. In 2013 is € 50 betaald aan
risicoherverzekeringspremies. Hiertegenover staat een ontvangen uitkering van de verzekeraar van € 13.
Een beperkt deel van de Voorziening Pensioenverplichtingen is herverzekerd bij Delta Lloyd. De herverzekerde voorziening is met € 32
toegenomen (en daardoor de Voorziening Pensioenverplichtingen voor rekening pensioenfonds met hetzelfde bedrag afgenomen).
Per saldo bedroeg het negatieve resultaat op herverzekering € 69.
Waardeoverdracht (€ 617)
In verband met inkomende waardeoverdrachten is een bedrag van € 1.155 ontvangen. De Voorziening Pensioenverplichtingen
is toegenomen met € 1.171. Aan uitgaande waardeoverdrachten is een bedrag ad € 5.206 uitgekeerd. De Voorziening
Pensioenverplichtingen is in verband hiermee met € 5.839 afgenomen. De wettelijke tarieven voor de bepaling van de individuele
overdrachtswaarde waren in 2013 lager dan de tarieven waarmee de Voorziening Pensioenverplichtingen van het pensioenfonds wordt
vastgesteld. Op uitgaande waardeoverdrachten is om deze reden een positief resultaat geboekt en op inkomende waardeoverdrachten
een negatief resultaat.
Uitkeringen (€ 49)
Dit resultaat bestaat uit het verschil tussen de daadwerkelijk gedane pensioenuitkeringen en afkopen (€ 12.555) en de vrijval uit de
Voorziening Pensioenverplichtingen door het verrichten van uitkeringen (€ 12.604).
Diverse bestandsmutaties (€ 102)
Dit resultaat bestaat uit een toename van de Voorziening Pensioenverplichtingen uit hoofde van diverse mutaties en correcties.
Spaarsaldi (€ 571)
De toename van de Voorziening Pensioenverplichtingen door omzetting van het spaarsaldo in aanspraken op ouderdoms- en/of
partnerpensioen bedroeg € 3.202. De vrijval van het spaarkapitaal was gelijk aan € 3.773. Per saldo een positief resultaat van € 571.
Overige oorzaken (€ 4)
Dit resultaat bestaat uit de overige baten van € 4.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
67
Risicoparagraaf
(in duizenden euro)
In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna worden een aantal specifieke
risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. De risicoparagraaf is gebaseerd op het doorkijkbeginsel (lookthrough-principe).
Solvabiliteitsrisico
Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen.
Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode (standaardmodel)
vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke financiële risico’s op te
kunnen vangen en daarmee of aan de pensioentoezeggingen kan worden voldaan. De berekeningen van het Vereist Eigen Vermogen
zijn met name van belang voor de premiestelling en de evaluatie van het herstelplan van het Pensioenfonds. Het Eigen vermogen
van het Pensioenfonds is per 31 december 2013 kleiner dan het Vereist Eigen Vermogen volgens het standaardmodel, waardoor het
Pensioenfonds in een reservetekort verkeert.
Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende standaard risicofactoren hierin worden benoemd
onder de noemer S1 tot en met S6. Naast de standaard risicocomponenten (S-componenten) is in de bepaling van het Vereist Eigen
Vermogen ook rekening gehouden met de risicocomponent voor actief risico (wordt verwerkt binnen de berekeningen van de S2
middels een extra verzwaring van de buffer) en concentratierisico (S8). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende
risicocategorieën op basis van het maximum van de feitelijke en strategische beleggingsmix (2013: strategisch 115,3%; 2012:
strategisch 112,0%).
20132012
€% €%
Renterisico (S1)
30.2674,9
29.1214,6
Zakelijke waarden risico (S2)
66.269
Valutarisico (S3)
26.3834,3
26.9964,2
Grondstoffenrisico (S4)
Kredietrisico (S5)
10,8
47.779
7,5
00,0 00,0
4.2040,7
2.8430,4
Verzekeringstechnisch risico (S6)
21.881
Concentratierisico (S8)
15.7002,6
5.5170,9
Diversificatie-effect
-71.150 -11,6-59.482
Vereist Eigen Vermogen
93.55415,3
76.50212,0
Vereist Eigen Vermogen over gespaarde kapitalen
Totaal Vereist Eigen Vermogen 3,6
23.728
3,7
-9,3
269
0,0
256
0,0
93.823
15,3
76.758
12,0
Aanwezige dekkingsgraad109,1105,1
Minimaal vereiste dekkingsgraad
104,3
104,4
Vereiste dekkingsgraad115,3112,0
68
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het Pensioenfonds (minus de passiefposten
Kortlopende schulden en overlopende passiva en Herverzekeringsdeel technische voorzieningen) te delen door de voorziening
pensioenverplichtingen (plus Overige technische voorzieningen). Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het Pensioenfonds,
toegenomen van 105,1% (2012) tot 109,1% (2013).
Renterisico
Het renterisico wordt veroorzaakt, doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de
beleggingen. Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de beleggingen. Door gebruik te
maken van rentederivaten wordt de looptijd van de beleggingen verlengd.
Onderstaande duratie cijfers geven meer inzicht.
Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentederivaten) 18,5 jaar (2012: 22,5 jaar).
Duratie van de pensioenverplichtingen 19,0 jaar (2012: 19,9 jaar).
Voor de vaststelling van het renterisico bij het Vereist Eigen Vermogen worden de kasstromen van de rentegevoelige beleggingen
afgezet tegen de kasstromen van de voorziening pensioenverplichtingen. Vervolgens worden beide kasstromen afgezet tegen
door DNB bepaalde renteschokken die per looptijd verschillen. Op basis van deze renteschokken kan de impact op de technische
voorziening en de impact op alle rentegevoelige beleggingen worden berekend. Overeenkomstig kan een afdekkingspercentage
worden berekend. Rentegevoeligheid is één van de belangrijkste factoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie van de
portefeuille.
Feitelijke verdeling in €
%
Strategische verdeling
in € %
Impact op technische voorziening voor risico Pensioenfonds (A)
75.667
75.667
Impact op de rentegevoelige beleggingen (B)
49.711
45.400
Renterisico
25.9564,2
30.2674,9
Afdekkingspercentage (B/A)65,760,0
Derivaten
Het renterisico is afgedekt door middel van langlopende obligaties. Door LDI pools 1) wordt de duratie van de portefeuille van
vastrentende waarden verlengd van 7,1 naar 18,5 jaar.
Strategisch dekt het Pensioenfonds volgens het beleggingsmandaat 60% van het renterisico van haar verplichtingen af.
Hoogte buffer
Op basis van de Vereist Eigen Vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk renterisico 25.956 (4,2%) en voor het
strategisch renterisico 30.267 (4,9%) ultimo 2013.
1)
Liability Driven Investment pools: beleggingen in vastrentende waarden. Dit betreft beleggingsfondsen met een relatief lange looptijd met als doel het renterisico van de
verplichtingen af te dekken.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
69
Zakelijke waarden risico
Het Pensioenfonds loopt het risico dat haar beleggingen in aandelen, vastgoed en alternatieve beleggingen in waarde dalen. In het
beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in de
beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen
wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer. In onderstaande tabel wordt de verdeling naar de
verschillende zakelijke waarden categorieën getoond.
20132012
€% €%
Verdeling zakelijke waarden per categorie:
Ontwikkelde markten (Mature markets)
85.178
52,0
82.470
56,7
Opkomende markten (Emerging markets)
51.079
31,1
55.794
38,4
Private equity, hedge funds en multimanagerfondsen
27.676
16,9
7.141
4,9
163.933100,0
145.405100,0
Hoogte buffer
Bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch zakelijke waarden risico rekening
gehouden met de door DNB voorgeschreven schokken die variëren overeenkomstig de risicograad van het type belegging. Deze
standaardschokken zijn verder opgehoogd om zodoende rekening te houden met de additionele risicocomponent actief risico.
De buffer voor het feitelijk zakelijke waarden risico bedraagt 50.865 (8,3%) en voor het strategisch zakelijke waarden risico 66.269
(10,8%).
Valutarisico
Het valutarisico wordt veroorzaakt doordat de verplichtingen van het Pensioenfonds in euro’s luiden terwijl veel van de beleggingen
van het Pensioenfonds in niet-euro luiden. Het Pensioenfonds loopt het risico dat haar buitenlandse beleggingen dalen in waarde als
gevolg van valutakoersontwikkelingen. Het Pensioenfonds kiest er daarom voor om (een gedeelte) van haar buitenlandse valuta’s af te
dekken. Zonder afdekking van valutarisico loopt het Pensioenfonds risico bij een daling van vreemde valuta ten opzichte van de euro.
Door meer dan 100% van het risico af te dekken loopt het Pensioenfonds risico bij een stijging van vreemde valuta ten opzichte van de
euro.
Het valutarisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in
vreemde valuta van 20%. Het valutarisico is het totale negatieve effect op de waarde van alle beleggingen als gevolg van dit scenario.
Afdekking van het valutarisico vindt plaats via derivatencontracten.
70
20132012
€% €%
Totaal beleggingen naar valuta voor afdekking met derivaten
Amerikaanse dollar
Australische dollar
Canadese dollar
Britse pound sterling
Hongkongse dollar
Japanse yen
Noorse kroon
Niet Euro
77.185
11,7
360
0,1
525
0,1
11.870
1,8
5.423
0,8
635
0,1
2.831
0,4
98.82915,0
137.99221,1
Euro
560.53085,0
517.09678,9
659.359100,0
655.088100,0
Totaal beleggingen naar valuta na afdekking met derivaten
Amerikaanse dollar
Australische dollar
Canadese dollar
Britse pound sterling
Hongkongse dollar
Japanse yen
Noorse kroon
Niet Euro
73.036
11,1
360
0,1
525
0,1
11.870
1,8
5.423
0,8
635
0,1
2.831
0,4
94.68014,4
128.82119,7
Euro
564.67985,6
526.26780,3
659.359100,0
655.088100,0
Derivaten
Ter afdekking van de valutarisico’s op de effectenportefeuille zijn er door de vermogensbeheerders valutatermijntransacties afgesloten.
De post valutatermijntransacties bestaat uit de volgende transacties, omgerekend in euro per 31 december 2013:
in duizenden euro
Euro
US dollar
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
aankoop transacties
verkoop
transacties
uiterlijke
resultaat
einddatum
4.149
0
4.149
maart 2014
0
-4.134
-4.134
maart 2014
4.149-4.134
15
71
Indien de afrekening van deze transacties op 31 december 2013 zou hebben plaatsgevonden dan zou het af te rekenen bedrag
€ 15 duizend lager uitvallen dan overeengekomen (ongerealiseerde resultaat van € 15 duizend).
Strategisch dekt het Pensioenfonds 100% van haar niet-euro beleggingen in de vastrentende returnportefeuille af. De niet-euro
beleggingen in de andere beleggingscategorieën worden niet afgedekt.
Hoogte buffer
Bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch valuta risico rekening gehouden met een door
DNB voorgeschreven schok van 20% die berekend wordt op de niet-euro beleggingen na afdekking.
De buffer voor het feitelijk valuta risico bedraagt 25.725 (4,2%) en voor het strategisch valuta risico 26.383 (4,3%).
Grondstoffenrisico
Bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch grondstoffenrisico rekening gehouden met een
door DNB voorgeschreven schok van 30%. Het Pensioenfonds belegt niet in grondstoffen en hoeft daarom geen buffers hiervoor aan te
houden.
Kredietrisico
Het Pensioenfonds loopt het risico dat één of meerdere van haar tegenpartijen niet aan de voorafgesproken betalingen kan voldoen.
Bij de berekening van het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking
te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de uitkering
die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid (risicovrij) tot uitkering zal
komen. Het kredietrisico verbonden aan derivatentransacties wordt beheerst door het afsluiten van standaardovereenkomsten met
tegenpartijen, het beoordelen van de kredietwaardigheid van tegenpartijen, het spreiden van het transactievolume over verschillende
tegenpartijen, het eisen van voldoende onderpand en een adequate monitoring met betrekking tot de gestelde eisen inzake het
onderpand.
Het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille kan gemeten worden aan de hand van de creditspread. De gewogen
gemiddelde creditspread van de rentegevoelige beleggingen van het Pensioenfonds is -0,3%. Een andere indicator voor het aanwezige
kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille van het Pensioenfonds is de rating afgegeven door een kredietbeoordelaar.
Een AAA rating impliceert dat de vastrentende waarden belegging een zeer beperkt kredietrisico loopt. Daarentegen worden
beleggingen die geclassificeerd staan onder ‘lager dan BBB’ als zeer risicovol beschouwd. Cash wordt als kredietrisicovrij beschouwd.
20132012
€% €%
Rating vastrentende waarden:
AAA
218.12045,8
254.00677,7
AA
108.748 22,98.652 2,7
A
44.0719,3
29.8559,2
BBB
34.7007,3
25.3407,8
Lager dan BBB
Geen rating
72
1.512
0,3
8.383
2,6
68.521
14,400
475.672100,0
326.236100,0
20132012
€% €%
Verdeling vastrentende waarden naar looptijd:
Resterende looptijd korter dan 1 jaar
109.678
23,0
15.011
4,6
Resterende looptijd tussen 1 en 5 jaar
93.573
19,7
72.357
22,2
Resterende looptijd tussen 5 en 10 jaar
128.297
27,0
164.855
50,5
Resterende looptijd langer dan 10 jaar
144.124
30,3
74.013
22,7
475.672100,0
326.236100,0
Hoogte buffer
Binnen de berekening van het standaardmodel wordt een kredietrisico becijferd voor de rentegevoelige beleggingen die een
creditspread groter dan 0% hebben. De creditspread wordt bepaald op basis van de rentegevoelige kasstromen van het Pensioenfonds.
De creditspread van de bedrijfsobligaties (ad 71,4 miljoen) bedraagt 1,9%.
Dit vertaalt zich in een buffer voor het feitelijk kredietrisico van 2.743 (0,4%) en voor het strategisch kredietrisico van 4.204 (0,7%).
Verzekeringstechnisch risico
Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het
omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend
(langlevenrisico). Tot het verzekeringstechnische risico worden gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van
de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de
op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat
het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid
in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen.
Het Pensioenfonds hanteert bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen de meest recente overlevingstafels (AG
prognosetafel 2012-2062), met fondsspecifieke ervaringssterfte. Dit neemt niet weg dat toekomstige ontwikkelingen kunnen leiden tot
nog verdere verbetering of tot verslechtering van de levensduur en dat dientengevolge in de toekomst verdere verhoging of verlaging
van de voorziening pensioenverplichtingen aan de orde kan komen.
Hoogte buffer
Dit vertaalt zich in een buffer voor het feitelijk verzekeringstechnisch risico van 21.881 (3,6%) en voor het strategisch
verzekeringstechnisch risico van 21.881 (3,6%).
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
73
Concentratierisico
Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen.
De spreiding van de portefeuille is in de toelichting op de balans nader toegelicht. Ook “grote posten” zijn aan te duiden als een vorm
van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde
debiteur worden gesommeerd.
Onroerende zaken20132012
€% €%
Verdeling onroerende zaken per sector 1):
Kantoren
5.31428,0
Winkels
8.91947,0
Woningen
Overige
7594,0
3.98521,0
18.977100,0
Verdeling onroerende zaken per regio:
Europa niet EU
949
Azië
9495,0
5,0
1.89810,0
Europa EU
17.079
90,0
26.941
100,0
18.977100,0
26.941100,0
Grote posten: Vastgoedbeleggingsfondsen groter dan 2% van het balanstotaal:
Kempen european property smart index
1)
74
Deze “look-through” informatie was in 2012 niet opgenomen in de jaarrekening.
18.977
2,7
14.315
2,0
Zakelijke waarden20132012
€% €%
Verdeling zakelijke waarden per sector: 1)
Basismaterialen
9.3056,8
Communicatie diensten
8.708
6,4
Cyclische consumptiegoederen
11.887
8,7
Defensieve consumptiegoederen
11.999
8,8
Gezondheidszorg 5.354
3,9
Vastgoed
1.9491,4
Energie
12.1408,9
Financiële dienstverlening
27.230
Industrie
12.4609,2
Nutsbedrijven
20,0
4.2583,1
Technologie
12.2229,0
Diversen
18.74513,8
136.257100,0
Verdeling zakelijke waarden per regio:
Europa niet EU
16.681
Noord-Amerika
32.20523,7
Midden- en Zuid-Amerika
Azië
6.286
12,2
4,6
39.54329,0
Oceanië
1.8971,4
Overige
4.5123,3
Europa EU
101.124
74,215.945
4,9
35.13325,8
310.29195,1
136.257100,0
326.236100,0
Grote posten: Aandelen beleggingsfondsen groter dan 2% van het balanstotaal:
Vanguard Emerging Markets Stock Index Fund
23.472
3,4
Vanguard European Stock Index Fund
20.998
3,0
Vanguard Institutional Index Fund
18.746
2,7
1)
23.484
3,3
Deze “look-through” informatie was in 2012 niet opgenomen in de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
75
Zakelijke waarden20132012
€% €%
Verdeling vastrentende waarden per soort: 1)
Staatsobligaties
Bedrijfsobligaties (Credit funds)
Hypotheken
Index bonds
271.52157,2
68.465
14,4
2010,0
19.698
4,1
Geldmiddelen
115.78724,3
475.672100,0
Verdeling vastrentende waarden per regio:
Europa niet EU
10.531
2,2
Noord-Amerika
12.7572,7
Midden- en Zuid-Amerika
2.137
Azië
2.5530,5
Oceanië
9.2351,9
Overige
29.6416,3
66.854
0,4
14,015.945
4,9
Europa EU
408.81886,0
310.29195,1
475.672100,0
326.236100,0
Grote posten: Obligatiedebiteuren groter dan 2% van het balanstotaal:
Staatsobligaties Duitsland
104.54615,0
114.17116,2
Staatsobligaties Nederland
45.814
6,6
Staatsobligaties Oostenrijk
30.205
4,3
European Union
18.2372,6
18.0352,6
Bovengenoemde staatsobligaties betreffen alleen de directe beleggingen in staatsobligaties.
1)
76
Deze “look-through” informatie was in 2012 niet opgenomen in de jaarrekening.
98.389
13,9
Grote posten: Vastrentende beleggingsfondsen groter dan 2% van het balanstotaal:
20132012
€% €%
Insight Liquid Fund eur cash fund
58.901
8,4
JPMorgan Liquidity Funds-Euro Liquidity Fund
50.777
7,3
92.998
13,2
Insight LDI Solut Plus Euro 20 year
34.429
4,9
37.324
5,3
iShares Barclays EUR CR BD ex-Fin
32.345
4,6
58.068
8,2
Insight LDI Solut Plus Euro 30 year
25.138
3,6
32.325
4,6
Legal & General IM-Euro Corporate Bond Fund
16.780
2,4
Blackrock Euro Investment Grade Corp Bond Ind Inst
16.645
2,4
Insight LDI Solut Plus Euro 50 year
14.531
2,1
5.156
0,7
Overige beleggingen20132012
€% €%
Overige beleggingen per regio:
Noord-Amerika
11.07038,9
Oceanië
310,1
Overige
7852,8
11.88641,8
Europa EU
16.567
28.453100,0
105.341100,0
58,2
105.341
100,0
Er zijn geen beleggingen uitgeleend en er zijn geen beleggingen in F. van Lanschot Bankiers N.V. en de aan haar gelieerde
ondernemingen.
Hoogte buffer
In het standaardmodel is de gevoeligheid van het eigen vermogen voor concentratierisico (S8) becijferd voor de grootste concentraties
binnen de vastrentende waarden portefeuille. Het betreffen hier landenconcentraties binnen de vastrentende waarden portefeuille die
meer dan 2% van de totale marktwaarde in beslag nemen.
De buffer voor het feitelijk concentratierisico bedraagt 15.337 (2,5%) en voor het strategisch concentratierisico 15.700 (2,6%).
‘s-Hertogenbosch, 18 juni 2014
Het bestuur
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
77
78
Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum
De feitelijke dekkingsgraad, voor bijstorting door de werkgever, per 31 december 2013 (108,2%) wijkt af van de per deze datum
geraamde dekkingsgraad (108,6%). Dit wordt grotendeels veroorzaakt een stijging van de voorziening (€ 1,1 miljoen) door correcties
die in de administratie zijn verwerkt in januari 2014, tussen de datum van oplevering van de maandrapportage en de datum van
aanlevering van de jaarwerkbestanden. Hierdoor is de in de jaarrekening 2013 opgenomen bijstortingsverplichting € 277.518,- te laag.
De correctie zal in boekjaar 2014 verwerkt worden.
Pensioenregelingen
Het Pensioenfonds voert de volgende pensioenregeling uit:
Pensioenregeling 2012
Per 1 januari 2012 is voor alle actief zijnde medewerkers een nieuwe pensioenregeling van kracht geworden. De per 31 december 2011
opgebouwde aanspraken uit de eindloon- en beschikbare premieregelingen uit de Nieuwe en Vernieuwde Regeling, zijn per
1 januari 2012 ingebracht in de Pensioenregeling 2012.
De Pensioenregeling 2012 bestaat uit een basisregeling en een aanvullende (excedent-) regeling.
1. De basisregeling is een uitkeringstoezegging op basis van middelloon voor de opbouw van een ouderdomspensioen van 1,875%
per deelnemersjaar over de pensioengrondslag. Deze grondslag is gebaseerd op een salaris tot een grens van € 49.297,-.
Het partnerpensioen in de basisregeling bedraagt 70% van het ouderdomspensioen per deelnemersjaar vanaf 1 januari 2012 tot de
pensioendatum.
2. De aanvullende (excedent-)regeling voor de opbouw van het ouderdomspensioen over het excedentsalaris tot het maximale
pensioensalaris van € 126.960,- voor de reguliere medewerkers of € 160.982,- voor de vennootschapsdirecteuren. Het
partnerpensioen in de aanvullende regeling is op risicobasis en bedraagt 1,225% per deelnemersjaar vanaf 1 januari 2002 of later
datum van indiensttreding tot de pensioendatum.
3. Voorts is een wezenpensioen en vrijstelling premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid meeverzekerd en facultatief een dekking
voor het Anw-hiaat.
Financiering
De onderneming streeft ernaar de door de actuaris berekende premies en koopsommen te verstrekken aan het Pensioenfonds, indien
en voorzover het Pensioenfonds die nodig heeft ter dekking van de op het Pensioenfonds rustende pensioenverplichtingen.
Het uitgangspunt bij de bepaling van de premie is het handhaven van een evenwichtig verloop van de pensioenlasten over
de jaren. Hiertoe wordt door de adviserend actuaris jaarlijks een prognose opgesteld van het verloop van de voorziening
pensioenverplichtingen en de algemene reserve.
Voor de financiering van de regelingen geldt een reglementair maximum aan de premie van 30% van de salarissom.
De basispremie over 2013 bedroeg 20,1% (2012: 18,8%). De feitelijke premie over 2013 bedroeg 29,4% (2012: 30,0%). Bovendien werd in
2011, 2012 en 2013 door de werkgever een additionele herstelpremie aan het Pensioenfonds betaald, omdat de dekkingsgraad ultimo
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
79
2011 beneden de minimaal vereiste dekkingsgraad lag. De in 2011 betaalde herstelpremie bedroeg 70% van het dekkingstekort ultimo
2011. In 2012 en 2013 heeft de werkgever een herstelpremie betaald van 15% van het dekkingstekort ultimo 2011, waarbij in 2013 een
gedeeltelijke verrekening heeft plaatsgevonden van het verschil tussen de feitelijke premie 2013 en de premie die de vennootschap
had moeten betalen, indien de bijstortingsverplichting ultimo 2011 volledig was geëffectueerd.
De kosten verbonden aan de uitvoering van de pensioenregeling en de administratie worden gedragen door het Pensioenfonds.
Reglementair is bepaald dat, indien voornoemde maximumpremie wordt overschreden, er een deelnemersbijdrage kan worden
geheven dan wel de toekomstige pensioenopbouw kan worden verminderd. De mogelijkheid van een deelnemersbijdrage is
vastgelegd in de Algemene Bank-CAO.
Ter dekking van algemene risico’s, waaronder beleggingsrisico’s, houdt het Pensioenfonds een algemene reserve aan. Jaarlijks muteert
deze reserve met het saldo van de staat van baten en lasten.
Toeslagbeleid
Het Pensioenfonds kent een voorwaardelijk toeslagbeleid ten aanzien van gepensioneerden en gewezen deelnemers. Het
Pensioenfonds probeert de pensioenuitkeringen jaarlijks aan te passen aan de stijging van de consumentenprijsindex, alle
huishoudens, afgeleid van het CBS. Met ingang van 1 januari 2012 geldt ook voor de actieve deelnemers een voorwaardelijk
toeslagbeleid. De toeslag wordt gebaseerd op de algemene loonontwikkeling. Hiervoor wordt niet apart gereserveerd: de toeslagen
worden gefinancierd uit de algemene middelen van het Pensioenfonds. Er is dus geen recht op toeslagen en het is niet zeker in
hoeverre in de toekomst toeslagen zullen plaatsvinden. Voor 2012 en 2013 geldt een overgangsregeling. De pensioenaanspraken van
de actieve deelnemers worden in deze jaren onvoorwaardelijk geïndexeerd met de algemene loonontwikkeling. De werkgever betaalt
hiervoor een extra koopsom.
Voor de premievrij opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers geldt eveneens een voorwaardelijk toeslagen beleid.
Het Bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. In de jaren 2006-2008 zijn de
ingegane pensioenen en premievrije aanspraken met respectievelijk 1,25% (2006), 1,50% (2007), 1,75% (2008) verhoogd. In de jaren
2009 tot en met 2013 kon geen toeslag worden verleend.
De pensioenaanspraken van de actieve deelnemers over 2012 zijn met terugwerkende kracht per 1 januari 2012 verhoogd met 1,25%.
De kosten hiervoor zijn betaald door de werkgever. Per 1 januari 2013 zijn de pensioenaanspraken van de actieve deelnemers niet
verhoogd, aangezien de CAO-verhoging over 2012 nihil was.
Gezien de huidige financiële situatie van het Pensioenfonds kan in de komende jaren naar huidige verwachting geen of slechts in
beperkte mate een toeslag worden verleend.
Doordat in de jaren 2009 tot en met 2013 geen toeslag werd verleend, is er een achterstand in de toeslagverlening van 8,67% ontstaan
voor gepensioneerden en gewezen deelnemers. Per 1 januari 2014 loopt deze achterstand op naar 9,57%. Pas als de financiële situatie
van het Pensioenfonds het in de toekomst toelaat, kan deze niet-verleende indexatie eventueel worden ingehaald (inhaaltoeslagen).
80
Resultaatbestemming
Bepalingen omtrent de resultaatbestemming
Conform hoofdstuk 5 van de ABTN worden de jaarresultaten toegevoegd aan de reserves ter dekking van algemene risico’s.
Resultaatverdeling
Het Bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2013 toe te voegen aan de Algemene reserve.
Uitvoering
De bevoegdheden van het Bestuur zijn vastgesteld in de statuten en in het reglement van Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot.
Het ambtelijk secretariaat (bestuursbureau) is uitbesteed aan Bogaard Pensioen Consultancy te ‘s-Hertogenbosch.
De pensioenadministratie van Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot is opgedragen aan AZL N.V. te Heerlen.
De beleggingsadministratie is opgedragen aan Kas Bank N.V. te Amsterdam. Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door Kempen
Capital Management N.V. te Amsterdam voor de uitkeringstoezegging en door ING Personal Fund Services B.V. te Amsterdam
voor de premietoezegging. De controle van de jaarrekening is uitgevoerd door Ernst & Young Accountants LLP te Maastricht.
De verantwoordelijkheid voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen berust bij Sprenkels en Verschuren te
Amsterdam, adviserend actuaris van het Pensioenfonds.
De controle van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgevoerd door Triple A Risk Finance Certification te Amsterdam.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
81
Actuariële verklaring
Opdracht
Door Stichting Pensioenfonds F. Van Lanschot te ‘s Hertogenbosch is aan Triple A – Risk Finance Certification B.V. de opdracht verleend
tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het
Bestuur van het Pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij
gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het Pensioenfonds heeft mij
geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens
en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn.
Werkzaamheden
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door
het Pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij
beoordeelde berekeningen heb aanvaard.
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
–– heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen
vermogen toereikend zijn vastgesteld, en
–– heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het Pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden
van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het Pensioenfonds de tot
balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het Pensioenfonds.
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap
geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend
vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen,
maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de
verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort.
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de
Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132.
De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds F. Van Lanschot is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort.
Amsterdam, 18 juni 2014
drs. J.J.M. Tol AAG RBA
verbonden aan Triple A – Risk Finance Certification B.V.
82
Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot, ‘s-Hertogenbosch
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot te ‘s-Hertogenbosch
gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de
toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere
toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het Bestuur van het Pensioenfonds is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat
getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van
het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het Bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als
het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van
fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle
verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de
voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid
wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen
in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met
inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het
opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend
zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de
effectiviteit van de interne beheersing van het Pensioenfonds. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de
gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van het pensioenfonds gemaakte
schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel
te bieden.
Oordeel betreffende de jaarrekening
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting
Pensioenfonds F. van Lanschot per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
83
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het
onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in
artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover
wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Maastricht, 18 juni 2014
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. Drs. N.A.J. Silverentand RA
84
Bijlagen
Aangesloten ondernemingen per 31 december 2013
F. van Lanschot Bankiers N.V.
Van Lanschot Chabot B.V.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
85
Verklaring enkele gebruikte begrippen
ABTN
Actuariële en bedrijfstechnische nota. Het doel van de ABTN is om integraal inzicht te geven in het functioneren van het Pensioenfonds
en om een beschrijving te geven van het ten behoeve van het Pensioenfonds te voeren beleid, waarbij de financiële opzet van de
grondslagen gemotiveerd zijn omschreven.
AFM (Autoriteit Financiële Markten) en DNB (De Nederlandsche Bank)
De AFM werkt als toezichthouder samen met de Nederlandsche Bank (DNB). De AFM en DNB controleren allebei de financiële markten.
De AFM let erop dat o.m. ­pensioenfondsen hun deelnemers goede informatie geven. De AFM controleert ook of ondernemingen zich
houden aan de afspraken met hun deelnemers. DNB heeft een andere taak en controleert o.m. of ­pensioenfondsen financieel gezond
zijn en kunnen voldoen aan hun verplichtingen.
Dekkingsgraad
De verhouding tussen de contante waarde van de op dat moment geldende reglementaire pensioenaanspraken (verplichtingen)
en het aanwezige vermogen. De dekkingsgraad bij het Pensioenfonds F. van Lanschot is de waarde van het pensioenvermogen als
percentage van de waarde van de pensioenverplichtingen.
De dekkingsgraad wordt als graadmeter gezien voor de mate van zekerheid dat de toegezegde pensioenen ook daadwerkelijk kunnen
worden uitbetaald.
Dekkingstekort
Er is een dekkingstekort indien het eigen vermogen minder is dan het minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV).
Eigen vermogen (EV )
Het eigen vermogen is het verschil tussen het Pensioen­vermogen en de voorziening pensioenverplichtingen.
Financieel Toetsingskader (FTK)
Het FTK is het onderdeel van de Pensioenwet waarin de wettelijke financiële eisen aan pensioenfondsen zijn vastgelegd. Het FTK
is opgebouwd rond de principes van marktwaardering, risicogebaseerde financiële eisen en transparantie. De marktwaardering
brengt met zich mee dat de beleggingen en de pensioenverplichtingen op eenzelfde manier worden gewaardeerd. Zo wordt de
technische voorziening vastgesteld door discontering van verwachte toekomstige kasstromen tegen de actuele rentetermijnstructuur.
De bepaling van het vereiste eigen vermogen vindt risicogebaseerd plaats, zodat de eisen toe- of afnemen met de mate waarin het
Pensioenfonds aan risico’s blootstaat. Met transparantie wordt beoogd de financiële positie van het Pensioenfonds op een zuivere en
objectieve manier in kaart te brengen en openbaar te maken.
Herstelplan
In een herstelplan moeten de pensioenfondsen een ­strategie aan de toezichthouder DNB voorleggen met maatregelen die genomen
worden om de dekkingsgraad weer boven het wettelijk vereiste minimum van 105% (104,3% op basis van het huidige beleid) te
krijgen. De pensioenfondsen krijgen maximaal vijf jaar de tijd om de dekkingsgraad op te vijzelen.
Rentetermijnstructuur (RTS)
Een set van rentes voor iedere looptijd. In de regel zal voor iedere looptijd een andere rente gelden. Dit weerspiegelt verschillen in het
rendement dat vereist wordt op beleggingen met een verschillende horizon. De RTS wordt afgeleid van de zogenaamde risico-free
zero coupon rentetermijnstructuur.
86
Reservetekort
Er is een reservetekort indien het eigen vermogen minder is dan het Vereist Eigen Vermogen (VEV) maar hoger dan het MVEV.
SWAP-rente
De door DNB aan pensioenfondsen ­voorgeschreven disconteringsvoet bij de berekening van de pensioen­verplichtingen.
UFR
DNB heeft per eind september 2012 de methodiek voor het vaststellen van de rentetermijnstructuur aangepast. Hierbij gaat het om
een aanpassing van de rentetermijnstructuur voor looptijden vanaf 20 jaar. Voor looptijden tot en met 20 jaar blijft de rente gelijk aan de
driemaands gemiddelde RTS. Voor looptijden vanaf 20 jaar wordt de rente zodanig aangepast dat deze toegroeit naar de zogenoemde
Ultimate Forward Rate (UFR).
UPO
Alle pensioenfondsen en verzekeraars gebruiken ­hetzelfde overzicht: het Uniform Pensioenoverzicht (UPO). Dit ­overzicht biedt
deelnemers informatie over hun p
­ ensioensituatie, zoals de uitkeringen bij pensionering, overlijden en arbeidsongeschiktheid alsmede
een toelichting op onderdelen.
Vereist Eigen Vermogen (VEV )
Het Vereist Eigen Vermogen is het vermogen dat corres­pondeert met de evenwichtssituatie van het Pensioenfonds. In die situatie
is het eigen vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% ten aanzien van de als
onvoorwaardelijk aangemerkte onderdelen van de pensioenovereenkomsten wordt voorkomen, dat het vermogen van het
Pensioenfonds binnen één jaar minder is dan de voorziening pensioenverplichtingen.
Voorziening pensioenverplichtingen (VPV )
Het bedrag waarover het Pensioenfonds moet beschikken om er zeker van te kunnen zijn dat voldaan kan worden aan de
pensioenverplichtingen.
Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Jaarverslag 2013
87