Download PDF

K LI NI SC HE PR AK T I JK
CASUÏSTIEK
Phyllodestumor: zeldzame, snelgroeiende
mammatumor
Paul L. den Exter, Bonne J. Hornstra en Robbert Vree
Een 40-jarige vrouw bezocht de mammapolikliniek met een zeer forse zwelling van de linker borst. De grootte, de
snelle groei en de radiologische kenmerken van het proces deden een phyllodestumor vermoeden; deze diagnose
werd bevestigd door histologisch onderzoek van een naaldbiopt. Aanvullend CT-onderzoek gaf geen aanwijzingen
voor metastasering. Er werd een ablatio verricht waarbij een tumor van 48 × 33 × 25 cm werd geëxcideerd. Histologisch onderzoek toonde een ‘borderline’ phyllodestumor. Phyllodestumoren zijn zeldzame fibro-epitheliale
mammatumoren, preoperatief soms moeilijk te onderscheiden van fibroadenomen. De tumor kent een variabel klinisch gedrag, met de mogelijkheid tot metastasering en een neiging tot recidivering. Om een lokaal recidief te
vermijden is excisie met ruime marges essentieel. In onze casus bleken de chirurgische marges krap, er werd
daarom besloten tot postoperatieve radiotherapie.
Van alle tumoren uitgaande van de mamma wordt minder dan  gevormd door zogenaamde phyllodestumoren. Deze zeldzame fibro-epitheliale neoplasmata vertonen grote gelijkenis met fibroadenomen en gedragen zich
veelal goedaardig. De diagnose ‘phyllodestumor’ omvat
echter een spectrum aan biologische verschijningen dat
zich uitbreidt tot sarcomateuze varianten, in staat tot
metastasering.
De phyllodestumor manifesteert zich nogal eens door
zeer snelle groei. Zo ook in de casus die wij in dit artikel
beschrijven. Het betreft een vrouw die zich na uitstel van
een doktersbezoek presenteerde met een uitzonderlijk
grote phyllodestumor.
ZIEKTEGESCHIEDENIS
Diaconessenhuis, afd. Chirurgie, Leiden.
P.L. den Exter, coassistent; drs. B.J. Hornstra en
dr. Robbert Vree, chirurgen.
Contactpersoon: P.L. den Exter
([email protected]).

Patiënt A, een -jarige vrouw met een blanco voorgeschiedenis, werd verwezen naar onze mammapolikliniek wegens een omvangrijke zwelling van de linker
borst. Zij vertelde dat deze zwelling was ontstaan in
minder dan  jaar tijd, maar vooral de laatste maanden
aanzienlijk was gegroeid. De tumor gaf weinig klachten
anders dan mechanische bezwaren.
Bij lichamelijk onderzoek zagen wij een zeer grote,
onregelmatige tumor uitgaande van de linker mamma
(figuur ). De overliggende, glanzende huid toonde
opvallend grote venen en was deels geülcereerd aan de
onderzijde. Er waren geen vergrote lymfeklieren palpabel. Het laboratoriumonderzoek toonde een ernstige,
hypochrome, microcytaire anemie (Hb: , mmol/l),
passend bij ijzergebrek. De geconsulteerde internist
vond anamnestisch geen aanwijzingen voor bloedverlies en verklaarde de anemie in eerste instantie door
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009 5 DECEMBER;15349
K LI NI SC HE PR AK T I JK
toegenomen ijzerbehoefte als gevolg van de enorme
tumorgroei.
Bij echografie betrof het een deels vochthoudende, deels
solide tumor met een groot aantal schotten en een forse
vascularisatie. Histologisch onderzoek van een naaldbiopt wees sterk in de richting van een phyllodestumor.
Aanvullend CT-onderzoek gaf geen aanwijzingen voor
infiltratie in de omgeving, pathologisch vergrote lymfeklieren of voor het bestaan van long- of levermetastasen.
Na correctie van de anemie middels erytrocytentransfusie, verrichtten wij een ablatio mammae met meenemen
van een deel van de M. pectoralis major. Voldoende huid
bleef beschikbaar voor een primaire wondsluiting.
Pathologisch onderzoek van het resectiepreparaat toonde
een tumormassa van , kg en afmetingen van  ×  ×
 cm (figuur ). Microscopisch werd een celrijk stroma
gezien zonder sterke atypie en met beperkte mitoseactiviteit, overeenkomend met een ‘borderline’ phyllodestumor (figuur ), dat wil zeggen met een intermediaire differentiatiegraad tussen maligne en benigne. De tumor
reikte focaal tot op minder dan  mm van de fascie. Het
gereseceerde deel van de M. pectoralis major toonde
reactieve fibrose.
Patiënte herstelde vlot en zij was achteraf gezien verbaasd
een doktersbezoek, uit angst voor een kwaadaardigheid,
zo lang te hebben uitgesteld. Vanwege de krappe resectiemarges werd, gezien het risico op een lokaal recidief,
besloten tot postoperatieve radiotherapie. Bij follow-up
na  maanden maakte patiënte het goed en waren er geen
aanwijzingen voor een recidief. Wel persisteerde een
milde, microcytaire anemie, welke nog nader diende te
worden geanalyseerd.
FIGUUR 1 Grote zwelling van de linker borst van patiënt A door een
phyllodestumor, met aan de onderzijde een drukulcus.
metastasering, laat het klinisch beloop van phyllodestumoren, zoals eerder geïllustreerd in dit tijdschrift, zich
moeilijk voorspellen.
Kliniek, diagnostiek en onderscheid met een fibroadenoom De moeilijk voorspelbare, maar potentieel
infauste prognose maakt chirurgie noodzakelijk. Dit in
tegenstelling tot een fibroadenoom, waarvoor een expectatief beleid gerechtvaardigd is. Het is daarom van belang
BESCHOUWING
De phyllodestumor, voor het eerst beschreven in 
door Johannes Müller, wordt bifasisch genoemd vanwege
zijn opbouw uit zowel een stromale als een epitheliale
component. In het celrijke, spoelcellige stroma vormen
zich diepe inkepingen door het in langgerekte buizen
gearrangeerde tweelagig epitheel, hierdoor ontstaan de
typische bladvormige structuren waaraan de tumor zijn
naam dankt (Grieks phyllon = blad).
Classificatie De verscheidenheid in biologisch gedrag
maakt het van belang dat de diagnose gepaard gaat met
een classificatie als ‘benigne’, ‘borderline’ of ‘maligne’;
dat geldt voor respectievelijk ,  en  van de
phyllodestumoren. Deze histologische gradering wordt
bepaald door kenmerken van het stroma: de mate van
cellulaire atypie, de mitotische activiteit, de eventuele
aanwezigheid van stromale overgroei en de begrenzing
ten opzichte van de omgeving. Hoewel de maligniteitsgraad correleert met het optreden van recidieven en
FIGUUR 2 Macroscopisch beeld van het excisiepreparaat van patiënt A: de gehele
mamma wordt ingenomen door een gelatineuze, wisselend vast-elastische,
geel-wittige tumor met grote gebieden van weefselverval (donker gekleurd).
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009 5 DECEMBER;15349

K LI NI SC HE PR AK T I JK
tumorweefsel
klierbuis
epitheelbekleding
FIGUUR 3 Histopathologisch beeld van een ‘borderline’ phyllodestumor bij patiënt A: prominent, celrijk stroma met spoelvormige cellen met ovale kernen zonder
sterke atypie. Ook zichtbaar is een langgerekte klierbuis bekleed met tweelagig epitheel (HE-kleuring, circa 100 maal vergroot) (verklarende tekening: Maartje
Kunen).
deze afwijkingen van elkaar te onderscheiden. Preoperatief is dit echter geen eenvoudige opgave. Beide mammatumoren presenteren zich doorgaans als pijnloze, vaste,
gladde zwellingen, beweeglijk van de onderlaag. Klinisch
kan een phyllodestumor worden vermoed wanneer een
tumor snel groeit of de diameter groter is dan  cm. De
gemiddelde grootte bij presentatie is - cm, in de literatuur worden extremen tot  cm gerapporteerd. De
piekincidentie ligt op de leeftijd van  jaar, ongeveer
 jaar boven die van fibroadenomen.
Hoewel een heterogeen echopatroon of cysteuze gebieden bij echografie het vermoeden van een phyllodestumor kunnen versterken, zijn mammografie en echografie
slechts van beperkte waarde voor differentiatie tussen
U LEERPUNTEN U
t &FOQIZMMPEFTUVNPSJTFFO[FME[BNFNBNNBUVNPSWBOGJCSP
FQJUIFMJBMFPPSTQSPOH
t 1SFPQFSBUJFGPOEFSTDIFJENFUFFOGJCSPBEFOPPNJTOJFUFFOWPVEJH
WBOXFHFFFOHSPUFPWFSMBQJOEJBHOPTUJTDIFLFONFSLFO
t %FTOFMHSPFJFOEFBBSEFOEFNPHFMJKLIFJEUPUNFUBTUBTFSJOH
NBLFOUJKEJHFIFSLFOOJOHWBOCFMBOHFODIJSVSHJTDIJOHSJKQFO
OPPE[BLFMJKL
t (F[JFOIFUBBO[JFOMJKLFSJTJDPPQFFOMPLBBMSFDJEJFGEJFOFO
QIZMMPEFTUVNPSFOHFÑYDJEFFSEUFXPSEFONFUFFOSVJNFNBSHF
ɲDN
HF[POEXFFGTFM[POPEJHHFWPMHEEPPSSFFYDJTJF

deze aandoeningen, door een substantiële overlap in
radiologische kenmerken., De rol van MRI dient nog
nader te worden bepaald, maar ook hiermee lijkt men
geen precies onderscheid te kunnen maken.
Bij aanwijzingen voor een phyllodestumor verdient dikkenaaldbiopsie de voorkeur. Histologisch wordt het stellen van de diagnose echter bemoeilijkt doordat het
stroma vaak een heterogeen karakter heeft. Een biopsie
genomen uit een celarm gebied kan zo ten onrechte worden beoordeeld als een fibroadenoom. Het risico op een
fout-negatieve uitslag bedraagt -. Het is daarom
soms de kliniek (snelle groei of tumorgrootte > cm) die
moet doen besluiten een verdachte afwijking te excideren.,
Therapie Phyllodestumoren hebben, ongeacht hun histologische classificatie, de neiging te recidiveren na
resectie. Een inadequate chirurgische marge wordt hiervoor gezien als de belangrijkste determinant.,, Ruime
excisie, met meenemen van een zone gezond weefsel van
tenminste  cm, vormt daarom de kern van de behandeling. Wanneer bij een borstsparende operatie deze
tumorvrije marge niet is verkregen, wordt re-excisie
geadviseerd.
Radiotherapie heeft een nog onduidelijke rol als adjuvante behandeling en wordt weinig toegepast, maar lijkt
in staat de recidiefkans te verkleinen. Postoperatieve
radiotherapie dient ten minste te worden overwogen
wanneer een mastectomie niet radicaal blijkt.,
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009 5 DECEMBER;15349
CONCLUSIE
Preoperatief is differentiatie tussen een fibroadenoom en
een phyllodestumor niet eenvoudig, maar van wezenlijk
belang omdat de behandeling en prognose verschillen.
De beschreven casus illustreert dat een phyllodestumor
zich onbehandeld in korte tijd kan ontwikkelen tot een
grote, maar niet noodzakelijk maligne, afwijking. Vanwege de recidiefkans is complete resectie met ruime
marges essentieel.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op  september 
Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. ;:A
> Meer op www.ntvg.nl/klinischepraktijk
M
LITERATUUR

Tavassoli FA. Phyllodes tumours. In: Tavassoli FA, Devilee P. World

Histopathology. ;:-.
tumours of the breast and female genital organs. Lyon, Franktijk: IARC

Press; . p. -.

Vos DI, Mastboom WJ, de Vos RA. Fyllodestumor in de mamma. Ned

Rosen PP. Fibroepithelial neoplams. In: Rosen PP. Rosen’s breast
Clin Pathol. ;:-.

tumors of the breast. Ann Surg Oncol. ;:-.
Reinfuss M, Mitus J, Duda K, Stelmach A, Rys J, Smolak K. The treatment
and prognosis of patients with phyllodes tumor of the breast: an analysis

Mangi AA, Smith BL, Gadd MA, Tanabe KK, Ott MJ, Souba WW.

Barth jr RJ , Wells WA, Mitchell SE, Cole BF. A Prospective, Multi-
Surgical management of phyllodes tumors. Arch Surg. ;:-.
of  cases. Cancer. ;:-.
Yilmaz E, Sal S, Lebe B. Differentiation of phyllodes tumors versus
Institutional Study of Adjuvant Radiotherapy After Resection of
fibroadenomas. Acta Radiol. ;:-.

Malignant Phyllodes Tumors. Ann Surg Oncol. ;:-.
Foxcroft LM, Evans EB, Porter AJ. Difficulties in pre-operative diagnosis
of phyllodes tumours of the breast: A study of  cases. The Breast.

Barrio AV, Clark BD, Goldberg JI, Hoque LW, Bernik SF, Flynn LW, et al.
Clinicopathologic features and long-term outcomes of  phyllodes
pathology, nd ed. Philadelphia, USA: Wolters Kluwer; . p. -.

Tan PH, Jayabaskar T, Chuah KL, Lee HY, Tan Y, Hilmy M, et al.
Phyllodes tumors of the breast: the role of pathologic parameters. Am J
Tijdschr Geneeskd. ;:-.

Lee AHS. Recent developments in the histological diagnoses of spindle
cell carcinoma, fibromatosis and phyllodes tumour of the breast.
Health Organization Classification of Tumours. Pathology and genetics of

Belkacémi Y, Bousquet G, Marsiglia H, Ray-Coquard I, Magné N, Malard
;:-.
Y, et al. Phyllodes tumor of the breast. Int J Radiat Oncol Biol Phys.
Wurdinger S, Herzog AB, Fischer DR, Marx C, Raabe G, Schneider A, et
;:-.
al. Differentiation of phyllodes breast tumors from fibroadenomas on
MRI. Am J Roentgenol. ;:-.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009 5 DECEMBER;15349

K LI NI SC HE PR AK T I JK
Daar phyllodestumoren zich doorgaans hematogeen verspreiden, zijn de lymfeklieren zelden aangedaan. Het
routinematig uitvoeren van een okselklierdissectie is dan
ook niet aangewezen.,
Prognose De meeste patiënten met een phyllodestumor
genezen na operatief ingrijpen, maar bij circa  keert
de ziekte lokaal terug., Het risico op systemische uitbreiding van de ziekte is gering voor borderline tumoren,
voor maligne phyllodestumoren bedraagt dit risico .
Voor de individuele patiënt is het huidige classificatiesysteem onvoldoende in staat het optreden van recidieven
of metastasen betrouwbaar te voorspellen. Een verdere
verfijning van de tumorclassificatie is daarom gewenst.
Mogelijk is hier een rol weggelegd voor immunohistochemische markers. Recente studies tonen aan dat
maligne phyllodestumoren toegenomen expressie van
p-eiwit en c-kit (CD) vertonen. Onduidelijk is nog
of deze markers daadwerkelijk van toegevoegde prognostische waarde zijn.