Memo Gemeente Wijchen

MEMO
MEMO
MEMO
MEMO
Aan
: Presidium
Van
: Linda Berendsen
Datum : 8 januari 2014
Betreft : Besluitvorming GR Regionaal Werkbedrijf en Modulaire gemeenschappelijke
regeling
Inleiding
Het presidium heeft de griffier gevraagd om een notitie te schrijven voor de raads- en
commissieleden met daarin adviezen hoe de invloed van de raad het best geborgd kan
worden wanneer een Gemeenschappelijke Regeling wordt opgericht. Het verzoek kwam
naar aanleiding van twee beslisnota’s voor de raad over regionale samenwerking:
14 AZ 313 Sterke Werkwoorden (Regionaal werkbedrijf)
14 AZ 314 Modulaire Gemeenschappelijke Regeling (MGR) Rijk van Nijmegen
In 14 AZ 313, beslispunt h staat dat het Werkbedrijf vooralsnog de enige module van de
MGR is. In beslispunt e staat dat de raden hun verordenende bevoegdheid overdragen aan
het Werkbedrijf (concreet: de MGR) (14 AZ 313, beslispunt e).
De beide voorstellen hebben dus met elkaar te maken.
Dit memo is als volgt opgebouwd:
1. Korte historische inleiding.
Een uitgebreid historisch overzicht van de besluitvorming in de raadsperiode 2010
– 2014 staat in Bijlage 1.
2. Opmerkingen bij 14 AZ 313 Sterke werkwoorden en 14 AZ 314 Modulaire Gemeenschappelijke Regeling.
Hierbij heb ik het amendement betrokken dat de raad heeft aangenomen n.a.v. het
raadsvoorstel 13 AZ 244 Regionale samenwerking domein werk (raad 25 april
2013). Dit amendement is als Bijlage 2 toegevoegd.
Korte historische inleiding
De gemeenteraad van Wijchen heeft in de afgelopen periode diverse malen gesproken
over regionale samenwerking.
In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de besluiten die de raad in de afgelopen periode (2010 – december 2013) heeft genomen.
Daarnaast heeft de raad tijdens een studiebijeenkomst op 13 december 2012, een themaavond op 4 april 2013 en tijdens regionale raadsbijeenkomsten (25 februari 2013 en 30
september 2013) meegedacht en meegepraat over regionale samenwerking.
De regionale raadsbijeenkomst van 30 september 2013 was gebaseerd op gesprekken die
een vertegenwoordiging van de burgemeesterskring met alle gemeenteraden in de regio
Nijmegen heeft gevoerd over regionale samenwerking. Tijdens de terugmelding van de
gesprekken tijdens de regionale raadsconferentie van 30 september kwam naar voren dat
de raad(svertegenwoordiging) van Wijchen de enige was die een voorkeur had voor inkoop door iedere gemeente bij (samenwerkingsverbanden van) aanbieders van zorg en
welzijn. Dus in plaats van de gemeenten te laten samenwerken, de aanbieders te laten
www.wijchen.nl
2
samenwerken, waardoor er ketendienstverlening ontstaat.
De raad van Wijchen ziet de meerwaarde van regionale samenwerking in als het de kwaliteit van de dienstverlening aan inwoners verbetert, als het de kwetsbaarheid van de ambtelijke organisatie vermindert en als de kosten worden verminderd. En het liefst alle drie
tegelijk.
In de beslisnota 14 AZ 314 MGR staat bij Beoogd effect “(…) En dat ten slotte ook recht
doet aan de kracht van het lokale (…)” en dat effect betwijfelt de raad van Wijchen.
Uit alle verslagen over de behandeling van beslisnota’s en informatienota’s over regionale
samenwerking valt een rode draad te halen van de zorgen die de raad van Wijchen heeft:
Regionale samenwerking in een gemeenschappelijke regeling plaatst de raad in zijn
volksvertegenwoordigende rol op afstand. Dit terwijl de dossiers waar het over
gaat (toeleiding naar werk en (jeugd)zorg) heel dicht bij de inwoners staan.
Ervaring heeft geleerd dat de raad in regionale samenwerking in een gemeenschappelijke regeling weinig tot geen invulling kan geven aan zijn kaderstellende
en controlerende rol. Begrotingen en jaarrekeningen krijgt de raad onder ogen als
ze zijn afgekaart door het algemeen bestuur.
Bij een gemeenschappelijke regeling, modulair of niet, is sprake van een open
eind-financiering. De raad is altijd gehouden aan het ‘bijpassen’ van tekorten van
een gemeenschappelijke regeling.
Opmerkingen bij 14 AZ 313 Sterke werkwoorden en 14 AZ 314 MGR Rijk van Nijmegen
De portefeuillehouder heeft in de commissievergadering van 12 december al aangegeven dat in de stemverhoudingen zoals die genoemd staan in artikel 9 van de
MGR de gemeente Nijmegen een veto kan uitspreken. Nijmegen heeft 3 maal 36 is
108 van de 200 stemmen.
De raad van Wijchen heeft uitgesproken (amendement bij 13 AZ 244) dat als er
een gemeenschappelijke regeling wordt ingesteld, deze zich dient te richten op uitvoering en niet op beleid. (Zie punt 2.2 van het amendement).
Hoofdstuk 12 van de op te richten MGR gaat over Het uitvoeringsbeleidsplan en het
uitvoeringsbeleidsprogramma (artikel 25 en 26). Er staat “De totstandkoming van
het plan en het programma is overeenkomstig de werkwijze bij het opstellen van
de begroting.” In artikel 29 staat de begrotingsprocedure genoemd. Die is zoals de
raad die nu kent bij de diverse Gemeenschappelijke Regelingen. De raad laat herhaaldelijk weten dat hij niet tevreden is over deze werkwijze, omdat hij m.n. zijn
kaderstellende en volksvertegenwoordige rol niet goed kan uitoefenen.
Wat zou een alternatieve werkwijze kunnen zijn die mogelijk meer recht doet aan
de volksvertegenwoordigende en kaderstellende rol?
Een alternatief voorstel:
* De aangesloten gemeenteraden stellen jaarlijks de kaders vast op basis waarvan
de (M)GR een uitvoeringsplan en een begroting maakt.
* Om de gemeenteraden in staat te stellen om financiële en beleidskaders vast te
stellen legt het college in februari van ieder jaar een startnotitie voor aan de raad.
In die startnotitie evalueert het college op basis van kengetallen en (kwalitatieve)
doelstellingen wat het jaar daarvoor is gebeurd en welke doelstellingen het college
in het nieuwe jaar wenst te behalen en welke financiële middelen daarvoor nodig
zijn.
De raad geeft zijn zienswijze op deze startnotitie via een raadsbesluit. De vertegenwoordiger van het college neemt deze startnotitie mee naar het bestuur en
daarin worden alle startnotities afgestemd (MGR artikel 7 Taken en bevoegdheden:
Het algemeen bestuur is een regionaal platform voor samenwerking en afstemming.)
3
De grootste gemene deler van alle door de raden ingediende zienswijzen wordt de
basisdienstverlening; de afwijkende wensen van een gemeente worden omgezet in
een dienstverleningsovereenkomst. (Zie ook argument 1.6 uit 14 AZ 313.)
Voor 1 april zendt het DB van de (M)GR een ontwerpbegroting aan de raad. Voor
15 juni zendt iedere raad een zienswijze op de begroting naar het AB.
Voor 15 juli krijgt iedere raad een reactie op de zienswijze.
(N.B. De voorgestelde werkwijze vergt een omslag in de planning van college en
ambtelijke organisatie. Ik kan mij voorstellen dat jaarlijkse beleidsplannen een
knelpunt kunnen zijn in de uitvoering, wellicht dat daarom overwogen kan worden
om met tweejaarlijkse plannen te werken.)
Overigens spreekt artikel 29 lid 3 nog over het ter inzage leggen, maar in het digitale tijdperk, zou iedereen dit openbare stuk digitaal op de site van de (M)GR en
gemeente in moeten kunnen zien.
Op 30 september is tijdens de regionale raadsconferentie uitgesproken dat de raden de eigen portefeuillehouder ter verantwoording willen kunnen roepen.
Beslispunt 2 van 14 AZ 314 MGR Rijk van Nijmegen luidt:
De bevoegdheid om de afvaardiging in het Algemeen bestuur van de MGR aan te
wijzen, te delegeren aan het college.
Het argument is dat de MGR m.n. een uitvoeringsorganisatie is. Maar in principe is
elke GR een uitvoeringsorganisatie. Waarom zou de raad in dit geval zijn bevoegdheid om leden aan te wijzen in het AB delegeren aan het college? Juist bij het benoemen van een AB-lid kan een raad zich buigen over de “eisen” waaraan een portefeuillehouder moet voldoen om de belangen van Wijchen het best te behartigen.
Ook het ter verantwoording roepen (wat de regionale raadsconferentie een belangrijk item vindt voor de raad) geeft dan een knelpunt.
In argument 1.4 van 14 AZ 314 staat: “Indien de regiogemeenten voor elke taak
die ze op schaalniveau Rijk van Nijmegen uit willen voeren een samenwerkingsverband opricht, ontstaat bestuurlijke drukte. Dat betekent meer besturen, meer
dienstverleningsovereenkomsten, meer verantwoordingsdocumenten en meer
fragmentatie.”
Vervolgens wordt gesteld “Indien de regiogemeenten vinden dat er een sterkere
sturing van portefeuillehouders nodig is binnen de MGR, bestaat de mogelijkheid
een bestuurscommissie op te richten.”
Het instellen van een dergelijke commissie is voorbehouden aan het AB, het DB en
de voorzitter (artikel 14 MGR). (Kort door de bocht: In het voorstel worden leden
van het AB aangewezen door het college. Vervolgens kan het AB een aantal bevoegdheden dat normaal gesproken onder het AB valt, formeel beleggen bij een
bestuurscommissie, die alleen ingesteld kan worden door een AB, waar de raad
niemand van heeft aangewezen. Zie pagina 10 van de bijlage Rijk van Nijmegen
De Modulaire Regeling Een koers voor samenwerking in de regio Nijmegen)
De vraag is of de bestuurlijke drukte wordt verminderd in de nieuw voorgestelde
constructie. Want wat is het verschil tussen enerzijds een MGR met AB en daaronder modules met per module een eigen commissie en een eigenverantwoordingsstructuur en anderzijds aparte GR-en per samenwerkingsonderwerp.
Een andere vraag is of in de voorgestelde bestuurlijke gelaagdheid helder is wie
www.wijchen.nl
4
waarvoor verantwoordelijk is. Tijdens de commissievergadering van 12 december
sprak de commissie daar sterk haar twijfels over uit.
Ik laat het graag aan een ieders voorstellingsvermogen of de voorgestelde constructie van MGR dan wel Regionaal Werkbedrijf op een paddenstoel lijkt. In 2.4
van het amendement bij 13 AZ 244 spreekt de raad van Wijchen uit dat het Regionale werkbedrijf geen paddenstoel mag worden qua organigram.
Een terugkerend punt in de beraadslaging over GR-en is de wijze waarop de uittreding is geregeld.
In artikel 33 van de MGR staat onder lid 4: Het Algemeen bestuur kan voorwaarden
verbinden aan de toe- of uittreding.
Dit artikel verdient een betere uitwerking. Of zoals op de regionale raadsconferentie op 30 september werd gezegd “Regel de huwelijkse voorwaarden voordat je begint”.
Artikel 17 van de MGR regelt dat het AB en DB ongevraagd alle informatie aan de
raden geven die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en
te voeren beleid nodig is.
Het is juist de bedoeling dat de MGR geen beleid gaat voeren, maar een uitvoeringsorganisatie is.
Wat wel wenselijk is, is dat afgesproken wordt dat AB en DB voortgangsrapportages opstellen, welke informatie er in die voortgangsrapportages staat en dat die
per kwartaal aan de raden gestuurd worden.
Uiteindelijk is de exercitie begonnen omdat in het geval van het Regionaal Werkbedrijf het bedrijfsleven en de werkzoekenden betere dienstverlening dienen te krijgen. Werkgevers dienen ontzorgd te worden; werkzoekenden dienen zo snel mogelijk naar werk uit te stromen. Vragen die daarbij op komen zijn:
Wie onderzoekt en hoe wordt de klanttevredenheid van werkgevers en werkzoekenden onderzocht?
De raad heeft bij motie 13 IZ 180 Kracht door verbinding bepaald dat een klanttevredenheidsonderzoek van de Wijchense organisaties onder de aandacht van de
raad gebracht dient te worden om zo te bepalen welke verworvenheden het behouden waard zijn en wat de verbeterpunten zijn. Dit zou ook kunnen gelden voor
tevredenheidsonderzoeken onder het bedrijfsleven en werkzoekenden.
Een vraag die ook steeds meer gehoord wordt is: Hoe kan de raad controleren of
deze doelstellingen op een zo efficiënt en effectieve mogelijke manier worden gehaald? De Rekenkamercommissie van de raad van Wijchen heeft zich laten informeren over het zogenaamde ‘controlegat’ dat dreigt te ontstaan door de toename
van gemeenschappelijke regelingen. De Rekenkamercommissie zal spoedig de raad
hierover een brief sturen.
Een andere vraag is de rol van de (lokale) cliëntenraden. In de in deze memo
voorgestelde alternatieve werkwijze waarin de raad jaarlijks in februari een startnotitie krijgt, kan de lokale cliëntenraad meepraten over de zienswijze op die startnotitie.
In het amendement bij 13 AZ 244 staat te lezen (2.6) dat er leden van de gemeenteraad benoemd dienen te worden in het algemeen en dagelijks bestuur. En dat er
bestuurders zitting hebben die slechts met één belang rekening dienen te houden.
In de afgelopen periode is er ervaring opgedaan met een regionale raadswerkgroep
die de Transitie van Breed monitort. Ervaring leert dat het voor raadsleden moeilijk
is om namens ‘de raad’ te praten, zeker als het proces nog in de informerende of
meningsvormende fase is. Het brengt ook extra tijdsinvestering voor raadsleden
mee, want de inbreng in het regionale overleg dient voorbereid te worden. Hier-
5
door kan het besluitvormingsproces in de eigen raad vertraagd worden, want ervaring met de regionale raadswerkgroep leert ook dat het heel moeilijk is om een dag
en tijdstip te vinden dat alle afgevaardigden uit de raden in de regio kunnen. (De
raden in de regio vergaderen op andere dagen.)
Tenslotte: De raad van Wijchen is niet de enige raad die worstelt met de besluitvorming
over deze beide onderwerpen. Een werkgroep van de raad van Nijmegen heeft een notitie
opgesteld, waarin zij een heleboel vragen stelt die te maken hebben met de borging van
de invloed van de raad op de (modulaire) gemeenschappelijke regeling. De notitie is als
Bijlage 3 toegevoegd. In de notitie van de werkgroep van de raad van Nijmegen wordt
gesproken over een Regieraad en een Samenwerkingscommissie (voorstel college van
Nijmegen). De raad van Nijmegen is wisselend betrokken geweest bij de regionale raadswerkgroep Breed. Dat is wellicht de reden dat de ervaringen die met deze raadswerkgroep
zijn opgedaan niet verwerkt zijn in de Regieraad en de Samenwerkingscommissie. Overigens zou ik ieder gremium van raadsleden liever ondersteund zien vanuit de griffierskring,
dan vanuit een (M)GR.
www.wijchen.nl
6
Bijlage 1: Overzicht besluitvorming in de raadsperiode 2010 – januari 2014
2010
Op 9 december 2010 heeft de raad van Wijchen een besluit genomen
over de Politieke agenda van de raad (10 GR 002). Eén van de onderwerpen was regionale samenwerking.
De raad besloot om voor minder actieve kaderstelling te kiezen met betrekking tot de “Verkenning van samenwerking met de buurgemeenten
Heumen, Beuningen, West Maas en Waal en Druten”. Dit betekende dat
het college het voortouw kon nemen en de raad informeerde over zijn
stappen. Dit is gebeurd wat betreft (het onderzoek naar) de samenwerking met de gemeente Heumen.
2011
Op 22 december 2011 (11 AZ 137)heeft de raad een besluit genomen
over het voornemen om de samenwerking op het terrein van de dienstverlening op het domein werk vorm te geven. De gemeenten verklaarden de intentie te hebben om:
-
-
de samenwerking op een niet vrijblijvende manier vorm te geven en
juridisch te borgen
de samenwerking op het domein van werk, zorg en inkomen verder
uit te breiden in nauwe samenhang met de transitie Jeugdzorg en de
decentralisatie Awbz
zich te verplichten, op basis van de intentieverklaring, maximaal in te
spannen en al datgene te doen noodzakelijk voor het realiseren van
de samenwerking.
Het onderzoek naar de samenwerking met de gemeente Heumen resulteerde in een raadsbesluit op 28 juni 2012 (12 AZ 179).
1. Kennis te nemen van het rapport Berenschot en de foto als bijlage
bij dit rapport.
2. De nota van de visie op toekomstige bestuurlijke organisatie 2025
vast te stellen, waarmee Wijchen zich uitspreekt voor een organisatie waarbij op verschillende schaalniveaus taken in de regio
worden verricht en waarbij geleidelijk toegewerkt gaat worden
naar een gemeentelijk schaalniveau van ca. 100.000 inwoners.
3. Over te nemen de conclusies van Berenschot en te besluiten voor
scenario 3 uit deze beslisnota, waarmee u opteert voor een uitbouw van de reeds gestarte samenwerking met Heumen naar een
gezamenlijk op te zetten servicecentrum in het Land van Maas en
Waal.
4. Het college opdracht te geven een stappenplan hiertoe voor te
leggen.
Het college heeft bij het raadsvoorstel ook een nota met de visie op de
toekomstige bestuurlijke organisatie 2025 meegestuurd (beslispunt
2). De raad heeft deze nota vastgesteld via het raadsbesluit bij 12 AZ
179.
De bouwstenen die samen de toekomstvisie vormen, zijn:
1. Een toekomstbestendige gemeente voert zelfstandig de regie over
80% van de gemeentelijke taken.
2. Intergemeentelijke samenwerking is en blijft nodig.
7
3. Samenwerking op de schaal van Wijchen en Heumen lijkt voor Wijchen onvoldoende voordelen op te leveren.
4. Een grotere gemeente kan een steviger positie innemen in de regio.
5. Bestuurlijke fusie met gelijkgezinde verstedelijkte plattelandsgemeenten verdient de voorkeur boven fusie met Nijmegen.
6. Het Land van Maas en Waal is een cultuurhistorische eenheid, biedt
een toekomstbestendige schaal en kan ook een herkenbare identiteit
verschaffen.
7. Als groeimodel opteren we voor een constructie waarbij zoveel mogelijk op de schaal van het Land van Maas en Waal al een shared servicecentrum ontstaat dat de basis kan vormen voor een op te richten
nieuwe gemeente.
8. De regio Nijmegen is een van oudsher logische schaal om op samen
te werken, voor taken waar het Land van Maas en Waal te klein is.
9. Veiligheidsvraagstukken moeten op de schaal van de Veiligheidsregio
worden georganiseerd.
10. Wijchen heeft veel profijt van de schaal van de Stadsregio voor bovenregionale vraagstukken.
11. Voor de Stadsregionale samenwerking zijn de gemeenten op de zogenoemde S-as essentieel.
Tijdens de behandeling op 28 juni 2012 in de raadsvergadering van de
beslisnota 12 AZ 179 (waar ook 12 AZ 185 bij werd betrokken) concludeerde de voorzitter, na de eerste termijn, als volgt:
De voorzitter beluistert dat de raad van mening is dat verder gegaan
kan worden en dat het college met een voorstel moet komen waaruit
blijkt op welke gebied de gemeenten en colleges kunnen samenwerken. Vooralsnog is nog geen einddatum aan de orde, maar is het de
bedoeling eerst samen te werken en gaandeweg - wanneer er aanleiding toe is - vervolgstappen zetten. Dit is de bandbreedte voor het
college in de verdere ontwikkeling van het voorstel.
Na de tweede termijn concludeert hij:
Het college denkt te weten wat het einddoel is, maar de gemeenteraad bepaalt wat de limiet is. De raad gehoord hebbend, concludeert
de voorzitter dat samengewerkt dient te worden, maar dat nog geen
eindpunt gedefinieerd wordt. Eerst zal gekeken worden hoe de samenwerking verloopt.
Het presidium heeft 12 AZ 185 terug gestuurd naar het college. Het vond
dat de conclusie van de voorzitter tijdens de raadsvergadering van 28 juni voldoende richting gaf aan het college wat betreft de ontwikkeling van
regionale samenwerking.
Ook heeft de burgemeester (voor de volledigheid burgemeester Noordewier) in 2011 meegewerkt aan een verklaring van de burgemeesters uit
het rijk van Nijmegen waarin zij de colleges opriepen om, in samenspraak
met de gemeenteraden, de intergemeentelijke samenwerking in de regio
Nijmegen te intensiveren en op zoek te gaan naar een structuur die
daarbij past. In februari 2012 hebben de 10 colleges uit de regio, als ver-
www.wijchen.nl
8
volg op de oproep, een regionaal bestuurlijk aanjaagteam in het leven te roepen. De gemeentesecretaris van Wijchen neemt deel aan dit
zogenoemde RAT. Het eerste rapport van het RAT zat bij beslisnota 12 AZ
185. Deze nota is door het presidium teruggezonden aan het college en
dus niet door de raad vastgesteld. Zoals hierboven al vermeld besloot het
presidium 12 AZ 185 terug te sturen naar het college en het college te
verzoeken om t.z.t. een geactualiseerde nota voor te leggen aan de raad
over de bestuurlijke organisatie in de regio.
Tijdens de vergadering van de raad over de begroting diende Kernachtig
Wijchen een motie in, waarin raad en college werden opgeroepen om:
Om één plaats binnen het regionale aanjaagteam of zijn opvolger aan
te wijzen voor een vertegenwoordiging uit de gemeenteraden.
- Binnen het regionale aanjaagteam specifiek in te zoomen op de gemeentes in het land van Maas en Waal.
- Met de Wijchense bevolking van gedachten te wisselen over dit onderwerp.
(Motie 5 Regionale samenwerking (12 AZ 201, 1 november 2012)
-
2013
Tijdens de raadsvergadering van 25 april 2013 heeft de raad het volgende amendement aangenomen bij de beslisnota 13 AZ 244 Regionale samenwerking domein werk:
Ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Beslispunt 1 te wijzigen in:
Vooralsnog niet in te stemmen met het voornemen van ons college om,
in het kader van de Participatiewet, een modulaire gemeenschappelijke
regeling uit te werken voor een regionaal werkbedrijf, vanwege de onduidelijkheid rond de uitwerking van het Sociaal Akkoord.
Toe te voegen beslispunt 2:
De beslisnota 13 AZ 244 Regionale samenwerking domein Werk te beschouwen als een meningsvormende nota.
Toe te voegen beslispunt 2:
Het college de Wensen en bedenkingen op het voorstel, zoals het college
dat verwoord heeft in 13 AZ 244, mee te geven zoals zij hieronder genoemd staan.
(Het volledige amendement is als bijlage 2 opgenomen.)
Op woensdag 11 december 2013 is gesproken, tijdens een commissievergadering, over de Informatienota 13 AZ 308, Oplossing voor samenwerking in Rijk van Nijmegen.
De commissie was niet enthousiast over de Modulaire gemeenschappelijke regeling. Zo werd opgemerkt dat de MGR ‘Nieuwe wijn in oude zakken’
was, dat het de lappendeken aan GR-en niet zou verminderen of voorkomen, dat de gelaagdheid zorgt voor afstand tot inwoners en dat de gebondenheid met financiële consequenties bezwaarlijk blijft.
9
Bijlage 2 Amendement 13 AZ 244 Regionale samenwerking domein Werk
Regionale samenwerking domein Werk
Amendement van de fracties van CDA, D66, Kernachtig Wijchen, Lokale Dorpspartijen, PvdA, Sociaal Wijchen en VVD
Eerste indiener amendement: n.v.t.
ingediend 25 april 2013
Ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Beslispunt 1 te wijzigen in:
Vooralsnog niet in te stemmen met het voornemen van ons college om, in het kader van
de Participatiewet, een modulaire gemeenschappelijke regeling uit te werken voor een regionaal werkbedrijf, vanwege de onduidelijkheid rond de uitwerking van het Sociaal Akkoord.
Toe te voegen beslispunt 2:
De beslisnota 13 AZ 244 Regionale samenwerking domein Werk te beschouwen als een
meningsvormende nota.
Toe te voegen beslispunt 2:
Het college de Wensen en bedenkingen op het voorstel, zoals het college dat verwoord
heeft in 13 AZ 244, mee te geven zoals zij hieronder genoemd staan.
Toelichting:
Het college heeft op 19 februari 2013 de hierboven genoemde nota 13 AZ 244 Regionale
samenwerking op het domein Werk gezonden aan de raad. Het college heeft de raad verzocht om wensen en bedenkingen kenbaar te maken op het voorstel.
Op 11 april lieten het kabinet en de sociale partners weten dat zij een Sociaal akkoord
hebben gesloten. Dit Sociaal akkoord heeft gevolgen voor o.a. de invoering van de Participatiewet en daardoor voor de positie van o.a. de sociale werkvoorziening.
Op 18 april hebben de fracties in de commissievergadering gesproken over de gevolgen
van het Sociaal akkoord op het voorstel van het college zoals dat verwoord staat in 13 AZ
244. Het blijkt dat de koepelorganisaties VNG, Cedris en Divosa nog veel vragen hebben
over het Sociaal akkoord. Daardoor was het voor de fracties ook ingewikkeld om met wensen en bedenkingen te komen over het voorstel 13 AZ 244 gezien de mogelijke toekomstige ontwikkelingen.
De fracties beschouwden de beslisnota daarom eerder als een meningsvormende nota.
Naar aanleiding van de meningsvorming in de commissievergadering van 18 april is gekomen tot de volgende wensen en bedenkingen.
Wensen en bedenkingen
1. Algemeen
1.1. Zodra er meer bekend is over de uitwerking van het Sociaal akkoord en de invloed van de uitwerking op de opzet van een Regionaal werkbedrijf ziet de raad
graag dat hij een geactualiseerd document voorgelegd krijgt door het college
waarop de raad zijn wensen en bedenkingen kan uiten.
www.wijchen.nl
10
1.2. De raad ziet graag dat de focus blijft op de doelgroep, zowel het stijgende aantal
werkzoekenden als de sw-geïndiceerden, en dat uitgegaan wordt van de capaciteiten en mogelijkheden van wat een ieder individueel wel kan.
1.3. De raad wenst dat er een integrale aanpak komt van de vraagstukken in het totale sociale domein
1.4. Informatievoorziening:
1.4.1. De raad ziet graag dat hij voortdurend wordt geïnformeerd door het college over de gevolgen van het Sociaal akkoord op de ontwikkelingen van de
transities in het sociale domein in het algemeen, en in het bijzonder op de
ontwikkelingen rond de samenwerking op het domein werk en de transitie
van Breed.
1.4.2. De raad ziet graag dat het Bestuursteam de, bij het Regionaal werkbedrijf
betrokken, gemeenteraden eenduidig en helder informeert over de gevolgen van het Sociaal akkoord voor de ontwikkeling van het Regionaal werkbedrijf.
1.5. Het uitgangspunt voor het Regionale werkbedrijf dient te zijn ‘Lokaal wat lokaal
kan, regionaal wat regionaal moet’.
1.6. De samenwerking in het Regionale werkbedrijf dient voordelen op te leveren
m.b.t. kosten, kwaliteit en afnemende kwetsbaarheid.
1.7. De raad ziet graag dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt voor de swgeïndiceerde en ambtelijke (directe en indirecte) medewerkers van Breed over de
gevolgen van het Sociaal akkoord voor de transitie bij Breed.
1.8. Bij de opzet van het Werkbedrijf dient het maatschappelijk middenveld betrokken
te worden.
1.9. Als een gemeenschappelijke regeling wordt opgericht dan dient in de statuten van
die gemeenschappelijke regeling opgenomen te worden onder welke voorwaarden
gemeenten kunnen toetreden en uittreden.
2. Sturing door de raad
2.1. De raad ziet graag dat het Bestuursteam tijdig voorstellen (die met beleid en/of
uitvoering van het Regionaal Werkbedrijf te maken hebben) met beslispunten aan
de bij het Regionaal werkbedrijf betrokken gemeenteraden voorlegt, zodat de
raad zijn kaderstellende, volksvertegenwoordigende en controlerende rol kan uitvoeren.
2.2. Als er een gemeenschappelijke regeling wordt ingesteld, dan dient deze zich te
richten op de uitvoering van de basistaken en niet op het beleid
2.3.
2.3.1. De gemeenteraad moet eigen beleid kunnen blijven voeren, naast de basistaken die in handen van het Regionale werkbedrijf worden gelegd.
2.3.2. De gemeenten dienen gezamenlijk beleid op te stellen ter bevordering van
de efficiëntie en effectiviteit.
2.4. Het Regionale werkbedrijf mag geen paddenstoel worden qua organigram
2.5. Qua primaire en secundaire voorwaarden mag geen van de managers of directieleden boven de WNT-norm verdienen. (Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT). Daarin staat o.a. dat topfunctionarissen die binnen deze sector vallen, altijd openbaar moeten maken wat zij verdienen, of dit nu meer of minder is dan de norm. De norm is voor 2013: €
11
228.599,-)
2.6.
2.6.1. In het Algemeen en dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband dienen leden van de gemeenteraad benoemd te worden.
2.6.2. De raad ziet graag dat in het bestuur van het Regionaal werkbedrijf bestuurders zitting hebben die slechts met één belang, dat van het Regionale
Werkbedrijf, rekening hoeven te houden, zodat er geen sprake is van de
zogenoemde ‘dubbele petten’-problematiek.
3. Regionale werkbedrijf
3.1. De werkgeversbenadering dient regionaal op te worden gepakt, via één loket.
3.2. Er dient een goede dienstverlening voor werkgevers opgezet te worden, waarin
werkgevers worden ‘ontzorgd’.
3.3. Als er een nieuw Regionaal werkbedrijf komt dan dient dit een nieuw Werkbedrijf
te zijn en geen Breed plus-variant. Wel dient de expertise van Breed gebruikt te
worden.
3.4. Breed dient te stoppen met de werkgeversbenadering en mag geen nieuw personeel meer aannemen met een arbeidscontract dat langer duurt dan de verwachte
afbouwperiode van Breed.
3.5. Er zullen faciliteiten nodig zijn voor de groep mensen met een verdiencapaciteit
van minder dan 40%.
3.6. Binnen de ontwikkeling van het Regionaal werkbedrijf dient aandacht te blijven
voor beschut werken.
3.7. De cliënten dienen in dienst te zijn bij het Regionale werkbedrijf en van daaruit
geplaatst te worden bij andere bedrijven.
3.8. De raad ziet graag dat er gebruik wordt gemaakt van lokale kennis en betrokkenheid bij de opzet van een Regionaal werkbedrijf.
3.9. Een Regionaal werkbedrijf dient kleinschalig te denken bij het onderhouden van
contacten met lokale bedrijven.
4. Financiën
4.1. De raad ziet graag op korte termijn helderheid over de financiële opzet van het
Regionale werkbedrijf.
4.2. Uitgewerkte voorstellen m.b.t. de verplicht af te nemen producten (toegangspoort, bemiddelingsfunctie en werkgeversbenadering) dienen aan de gemeenteraden voorgelegd te worden voorzien van de financiële consequenties.
4.3. De begroting moet zo ingericht worden dat helder is wat iedere gemeente apart
betaalt voor het vaste deel en wat iedere gemeente apart betaalt voor de af te
nemen diensten.
4.4. De gelden die ter beschikking zijn gesteld aan Breed voor de transitie moeten
voldoende zijn voor het opzetten en inrichten van het Regionale werkbedrijf.
4.5. Er dienen duidelijke prestatie-indicatoren opgenomen te worden in de begroting.
www.wijchen.nl
12
5. Overige
5.1. Er dient een laagdrempelig Wmo-loket incl. jongerenloket te komen in Wijchen,
bemenst door professionals, waarbij de menselijke maat leidend is.
Namens de fracties van
CDA
D66
Kernachtig Wijchen
Lokale Dorpspartijen
PvdA
Sociaal Wijchen
VVD
Elaine van Haren
Esther Dauphin
Pim Verbeeten
Gerrie Toonen
Katja Jamin
Dorien van den Bos
Cees Goldhoorn
13
Bijlage 3 bij notitie voor presidium over besluitvorming 14 AZ 313 (Sterke werkwoorden) en 14 AZ 314 (Modulaire Gemeenschappelijke regeling Rijk van Nijmegen)
Notitie over de invulling van het begrip democratische legitimatie Modulaire Gemeenschappelijke Regeling in het Rijk van Nijmegen
Opgesteld door een werkgroep uit de gemeenteraad van Nijmegen onder voorzitterschap
van M. van Nijnatten
12 december 2013
1. Inleiding
Op maandag 28 oktober heeft een delegatie uit de gemeenteraad de heren M. van Nijnatten, A. Hillen, H.Krijger, P. de Wit, F. Peters en mevrouw C.Teunissen met elkaar gesproken over het opstellen van een notitie die een leidraad voor de raad kan vormen voor het
beoordelen en toetsen van voorstellen die in de komende periode op de agenda komen
over regionale samenwerking, met name op het punt van de democratische legitimatie/democratische controle. U treft hierbij de notitie aan.
In de tweede paragraaf beschrijven we de definitie van de beide begrippen, zoals we die
hanteren. De derde paragraaf verwijzen wij naar een bijlage bevattend een samenvatting
van de uitspraken die de Nijmeegse raad eerder in de diverse gesprekken heeft gedaan
(memo aan de raad van 26 september 2013). U treft daarbij ook de resultaten van de
quick scan en de gedane uitspraken op de bijeenkomst van 30 september met de regionale gemeenteraden. Paragraaf vier bevat de criteria die gebruikt kunnen worden bij de
toetsing van de raadsvoorstellen op het punt van de democratische controle/legitimatie.
2. Definities
Uit: Onderzoek Ritsema Universiteit Twente juli 2008
Democratische controle
De democratische controle op gemeenschappelijke regelingen is gedefinieerd als alle voorzieningen, regelingen, maatregelen, procedures, etc. in de Wet Gemeenscahppelijke Regeling, in gemeenschappelijke regelingen en bij individuele gemeenten die bedoeld zijn de
gemeenteraad in staat te stellen invloed en controle uit te oefenen op de besluitvorming
en het functioneren van samenwerkingsverbanden.
Democratische legitimatie
Het door de gemeenteraad zodanig inbedden van zijn mogelijkheden tot resultaatsturing,
afvaardiging, periodieke informatievoorziening en financiële controle in de cyclus van kaderstelling, beheersing van de relatie met het samenwerkingsverband en verantwoording
dat de gemeenteraad in staat is sturing en controle uit te oefenen op de resultaatverwezenlijking en het functioneren van de samenwerkingsverbanden.
www.wijchen.nl
14
Uit: Wet WGR
Artikel 16 Wgr biedt de gemeenteraad de mogelijkheid om via verschillende lijnen inzicht
te hebben in en invloed uit te oefenen op de activiteiten van de intergemeentelijke organen en hun vertegenwoordigers in die organen. Men spreekt van politieke controle.
Met voorzieningen op het terrein van de politieke controle worden alle voorzieningen bedoeld die het de gemeentelijke bestuursorganen mogelijk maken inzicht te hebben in respectievelijk invloed uit te oefenen op de rol en activiteiten van de intergemeentelijke organen en hun vertegenwoordigers in die organen.
De belangrijkste vraag die in deze notitie moet worden beantwoord luidt:
Wat is er voor nodig om de raad en raadsleden als volksvertegenwoordigers in
staat te stellen de kaderstellende en controlerende rol te vervullen bij gemeenschappelijke regelingen?
3. Stand van zaken huidige besluitvorming
Om een goed beeld te krijgen van de stand van zaken in de Nijmeegse raad verwijzen wij
naar de memo van 26 september 2013, waarin de raad wordt geïnformeerd over:
het formele besluitvormingsproces van de Nijmeegse gemeenteraad over regionalisering in het algemeen, besluitvorming over de invoering van de participatiewet en
de decentralisatieopgaven van Zorg en Welzijn.
een weergave van de opvattingen die in de afgelopen maanden in de verschillende
kamerrondes over regionale samenwerking zijn besproken. In de bijlage treft u
daar een kort overzicht van aan.
4. Criteria op basis waarvan de nog te agenderen voorstellen rondom regionale
samenwerking.
In de hiernavolgende criteria hebben vooral te maken met het toetsen van het construct
van de MGR, waarover de raad binnenkort een besluit moet nemen. In de komende periode worden parallel hieraan voorstellen ontwikkeld over de decentralisatie/organisatie van
de participatiewet en de transitie Jeugdzorg/AWBZ. Mocht de raad daar prijs op stellen
dan zullen wij in de komende periode hiertoe afzonderlijke toetsingscriteria opstellen.
Wij presenteren de toetsingscriteria MGR-construct in de vorm van vragen, waarbij de
hoofdvraag is:
Hoe vindt de politieke sturing op de MGR plaats?
De kaderstellende rol
Geeft het voorstel voldoende inzicht in de over te dragen bevoegdheden en de kaders
daarvoor ten behoeve van de raad; waarbij het college een en ander nauwkeurig formuleert, zodat de raad precies weet wat het college overdraagt, waarom en onder welke
voorwaarden dat gebeurt.
Wordt in het voorstel duidelijk wat de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van
de wethouder in de MGR is en de wijze waarop de portefeuillehouder verantwoording aflegt hierover aan de eigen gemeenteraad?
15
Is het uitgangspunt van gelijkwaardigheid voldoende expliciet gemaakt?
Is er een procedure voorzien waarin is geregeld onder welke voorwaarden gemeenten uit
de MGR kunnen stappen? Is dat ook ingevuld voor het geval dat een gemeenteraad wijziging wil aanbrengen in het beleidskader en/of opdracht aan de MGR?
Is het voor de raad duidelijk op welke wijze de MGR de afstemming die bij het regionale
beleidsproces van de afzonderlijke gemeente nodig is faciliteert?
Aandachtspunten:
Ontvangt de raad startnotities waarin ook het beleidsproces beschreven wordt ingeval bijstelling van beleid noodzakelijk is?
Op welke wijze vindt de afstemming tussen de diverse raden plaats: denk daarbij
aan de planning van de perspectiefnota en vaststellen van de financiële kaders.
Op welke wijze worden (tegenstrijdige) wensen, bedenkingen, moties en amendementen die door de afzonderlijke gemeenten zijn ingediend en aanvaard op elkaar
afgestemd?
Op welke wijze wordt inzicht geboden in de relatie tussen de stadsbegroting en de
begroting van de MGR en die van de afzonderlijke modules (participatiewet –
jeugdzorg en AWBZ)
Wordt er gewerkt met meerjarige uitvoeringsprogramma’s van de verschillende
modules, waarbij de raad kan sturen op prioritering en de te behalen outcome?
Agendasettende rol van de raad
Geeft het voorstel inzicht in de wijze waarop het besluitvormingsproces van de afzonderlijke gemeenten wordt gefaciliteerd? Denk daarbij bijvoorbeeld aan een agendacommissie/regieraad.
De controlerende rol
Is er een procedure voorzien waarin de raad geïnformeerd wordt over het behalen van de
(smart) doelstellingen en indicatoren die rondom het samenwerkingsmodel MGR zijn geformuleerd (niet de doelstellingen rondom de uitvoering van de afzonderlijke modules)? Is
er voorzien van een evaluatie?
Is er een procedure voorzien waarin de raad geïnformeerd wordt over behaalde doelstellingen van de afzonderlijke modules en de wijze waarop de monitoring is voorzien? Is
voorzien in klanttevredenheids-onderzoeken?
Is er voorzien in een klachtenprocedure?
Is er voldoende inzicht in de relatie tussen de begroting en jaarstukken van de gemeenten
en van de MGR en die van de afzonderlijke modules (participatiewet – jeugdzorg en
AWBZ)
www.wijchen.nl
16
Rekenkamer
De NVRR meldt op 8 november 2013 aan de gemeenteraden dat de minister van BZK
voornemens is de bevoegdheden van rekenkamercommissies gelijk te gaan trekken met
die van de rekenkamers.
Een dergelijk controlegat zit ook op samenwerkingsverbanden waarin lokale overheden
participeren. Daarom is het voor alle gemeenten noodzakelijk dat de bevoegdheden van
de rekenkamers en rekenkamercommissies ook worden toegesneden op de gevallen waar
een gezamenlijke grote gemeentelijke betrokkenheid is.
Volgens artikel 184 van de gemeentewet zijn de bevoegdheden beperkt tot die gevallen
waar het belang van een afzonderlijke gemeente meer dan 50 % is. Vanwege de samenwerkingsvorming en schaalvergroting wordt de 50 % grens steeds minder bereikt op het
niveau van afzonderlijke gemeente. Om dit probleem op te lossen moet het gezamenlijk
belang van de deelnemende gemeenten als volgt als uitgangspunt worden genomen. Indien het gezamenlijk belang van de deelnemende gemeenten meer dan 50 % is moeten
rekenkamers en rekenkamercommissies in het werkgebied van de betreffende gemeente
de bevoegdheid krijgen tot onderzoek bij derden in het gebied. De NVVR bepleit om dit
wettelijk te regelen. Inmiddels is een motie daartoe in de Tweede Kamer aangenomen.
De NVVR adviseert gemeenten het volgende:
1. Overleg met de rekenkamers en rekenkamercommissies in het samenwerkingsverband en de betrokken griffiers over de wijze waarop de rekenkamer(commissies)
de controletaak op de taakuitoefening van samenwerkingsverbanden en daarmee
gepaard gaande geldstromen kan versterken,
2. Spreek af dat bij elke aanbesteding en dienstverleningsovereenkomst die uw gemeente afsluit met bijv. zorgaanbieder resp. samenwerkingsverband of centrumgemeente er in de bepalingen van het contract standaard een verplichting tot medewerking aan rekenkameronderzoek is opgenomen.
3. Spreek af dat in elke gemeenschappelijke regeling die uw gemeente in het sociaal
domein en in andere domeinen afsluit bepalingen zijn opgenomen waarmee de rekenkamer(commissies) van de deelnemende gemeenten afzonderlijk en in samenwerking in staat worden gesteld om alle informatie te verkrijgen die voor de wettelijke taakuitoefening nodig is.
Als bijlage is opgenomen een overzicht van de rekenkamers/rekenkamerfucnties in de
deelnemende gemeenten.
Accountant
De mogelijkheid worden gecreëerd om inbreng te hebben in jaarlijkse controle door de accountant. Mogelijk kan deze taak ingebracht worden in de regieraad.
Volksvertegenwoordigende rol
Faciliteert het voorstel van de MGR voldoende om de volksvertegenwoordigende rol te
kunnen vervullen? Wat is daarvoor nodig? Denk aan het tijdig kunnen beschikken over informatie, mogelijk de burgers en instellingen van tevoren in het beleid te kunnen betrekken.
17
Wensen ten aanzien van de informatie
Wordt in het voorstel voorzien in de wens om de informatie van de MGR op een transparante wijze toegankelijk wordt gemaakt? Wordt er een informatiestatuut opgesteld, waarin
wordt opgenomen op welke wijze, waarover en wanneer de MGR of de afzonderlijke modules de deelnemende gemeente informeert (statuten, verdeling van rollen en bevoegdheden, beleidsplannen, tussentijdse wijzigingen  bijsturing, jaarstukken decharge, uitvoering van de taakstelling). Daarin moet expliciet aandacht worden gegeven aan de digitale ontsluiting van informatie.
Tenslotte
Hoe houdt de raad grip op het construct van de MGR en de afzonderlijke modules?
Een regieraad
Een regieraad wordt samengesteld vanuit raadsleden uit de deelnemende gemeenten. Te
denken valt aan een raadslid per gemeenteraad. De belangrijkste taak van een regieraad:
de regie voeren op de verschillende processen tussen de gemeente en de MGR en niet
op de inhoudelijke beleidsgebieden.
Een dergelijk raad kan operationeel zijn voor het gehele werkgebied van de MGR of per
afzonderlijk beleidsterrein zoals: Zorg en welzijn en Werkbedrijf.
De regieraad volgt de gang van zaken bij ontwikkelen van beleidskaders, verantwoording
en dergelijke. Daarbij kan aan de volgende aandachtsgebieden gedacht worden:
Agenderen. Het op de agenda plaatsen van onderwerpen waar beleidskaders voor
vast gesteld moeten worden of waarover verantwoording naar de gemeenteraden
afgelegd moet worden.
Beleid- en verantwoordingsprocessen. Door middel van startnotities inrichten van
deze processen.
Monitor van de processen. Het bewaken van de beleid- en verantwoordingsprocessen
en het signaleren van problemen bij de uitvoering of de verwachting dat de processen niet leiden tot de gewenste resultaten.
Evaluatie processen. Beoordeling van gang van zaken tijdens de processen en formuleren van lessen die geleerd zijn.
Auditcommissie. Optreden als Auditcommissie in relatie tot de accountantscontrole.
Zoals eerder gemeld, een regieraad richt zich op de processen en niet op de inhoud en de
uitvoering van beleid. Bij voorkeur wordt ingegaan op voorstellen die vanuit het bestuur
worden voorgelegd. Dit leidt tot een beoordeling en advies aan de afzonderlijke gemeenteraden. Bij gebrek aan dergelijke voorstellen en indien die behoefte aanwezig is worden
voorstellen geformuleerd. De gemeenteraden beslissen over de onderwerpen en de voorstellen voor inrichting van de processen.
Een regieraad komt tenminste 4 x per jaar bijeen en wordt ondersteund door de MGR.
Voorstel van het College: een samenwerkingscommissie
Het college hanteert het begrip in de brief aan de raad over de MGR de term “samenwerkings commissie”. En meldt daar in het kort hierover het volgende:
www.wijchen.nl
18



Vertegenwoordiging 2 raadsleden per gemeente
Besluitvorming is niet aan de orde, de samenwerkingscommissie heeft geen formele bevoegdheden
De belangrijkste taken en bevoegdheden
o Procesmatige verbetervoorstellen doen die de taken die de raad heeft (kaderstelling, controle en volksvertegenwoordiging) versterken.
o Meedenken over de inrichting van de regeling MGR, zodat verbetervoorstellen kunnen worden gedaan.
In deze commissie zitten raadsleden en wordt het proces van politieke besluitvorming
(kaderstelling en verantwoording) voorbereid. Centraal staat de vraag welke informatie de
gemeenteraden nodig hebben om goede strategische kaders te kunnen stellen. Ook is het
mogelijk om in deze commissie het gesprek aan te gaan over de MGR zelf (de regeling).
In de eerste fase – bij de bouw van de MGR – wordt veel waarde gehecht aan het vinden
van een juiste informatiebalans. Raadsleden geven aan goede sturingsinformatie te willen,
maar willen ook niet over geïnformeerd worden. De samenwerkingscommissie wordt gebruikt om deze balans te vinden. Uiteraard kunnen de gemeenteraden – naast deze commissie – ook op andere manieren samenwerking met anderen zoeken. De MGR faciliteert
dit, indien nodig.
Quick Scan en bijeenkomst 30 september
Op 30 september in het overleg met de regionale gemeenteraad zijn de hoofdlijnen van
de Quick Scan gepresenteerd. De conclusie luidde:
De ingrediënten voor een goede samenwerking zijn:
•
•
•
•
•
Gelijkwaardigheid
Raad vroegtijdig betrekken bij keuze of en hoe/met wie samenwerking
Grip houden op construct
Informatievoorziening belangrijkste succesfactor
MGR vrijwel overal als beste model genoemd
Uit bovenstaande informatie hebben we in het hiernavolgende overzicht de belangrijkste
criteria uitgelicht. In de volgende paragraaf volgt een uitwerking op het concrete niveau,
waarop de kaderstellende en controlerende rol vervuld kan worden.
Uit: conclusies bijeenkomst met de regionale gemeenteraden op 30 september:
Vraag: scheiding tussen beleid en uitvoering
► Resultaten quick scan: beleid vaststellen in gemeenteraad, met ruimte voor gemeentelijk maatwerk
► Uitvoering: door gemeenschappelijk uitvoeringsorgaan, differentiatie moet mogelijk zijn
Waar ligt volgens u de scheiding tussen beleid en uitvoering
Antwoorden





Alles wat van de raad is is beleid
Draagvlak voor differentiatie/ruimte voor maatwerk zowel voor beleid en uitvoering, op
basis van helder geformuleerde prestaties
Gemeenschappelijkheid over een goed basispakket
Basispakket met ruimte voor differentiatie – afhankelijk van het beschikbare budget
Raad gaat over het wat en niet over het hoe
19




Geen inmenging bij professionals, methodes van uitvoering gaat de raad niet over, stel
je prioriteiten en wees kritisch op de uitvoering.
Zoveel mogelijk kunnen shoppen op de uitvoering
Formuleer goed randvoorwaarden voor beleid en voor uitvoering
Elke raad maakt zijn eigen beleid – helder geformuleerd en prestatie-indicatoren1
2. Vraag: Kaderstellen, controleren en volksvertegenwoordigen
De informatievoorziening is van cruciaal belang voor sturing en controle vanuit raad. De
quick scan noemt volgende rubrieken:
Rapportage op basis van indicatoren
Tijdigheid van de informatie, aansluitend op eigen cyclus en belang van goede informatie vooraf
 Informatievoorziening door het samenwerkingsverband en door het college
 Bottom-up versus top-down (raadswerkgroep)
 Mogelijk andere criteria?
Antwoorden










De politiek verantwoordelijke informeert de raad
Tijdigheid van informatie op basis van wensen van raadsleden
Werkgroepen zijn pleisters
Ruimte in construct voor betrokkenheid van raden
Regionale rekenkamer
P&C cyclus aanpassen op regionale wensen
In info voorziening ook klanttevredenheidsonderzoek opnemen
Samenwerking vereist inlevering ten behoeve van het collectieve
3. Vraag: Criteria voor samenwerking
Kunt u criteria noemen wanneer tot samenwerking moet worden overgegaan?
Voorbeelden zijn:
 Raad in vroeg stadium betrokken
 Keuze uit scenario’s van samenwerkingsverbanden
 Betere en goedkopere dienstverlening
 Informatie over inhoud, aard en omvang van taken
 Mogelijk andere criteria?
Antwoorden:








Moment van wegen en heroverwegen
Regel de huwelijkse voorwaarden voordat je begint
Producten leveren aan derden om ontwikkelingkosten te drukken
Aanwezigheid van een gezamenlijke wil
Werk met intentieovereenkomsten
Klein heeft groot nodig en vice versa
Continuïteit is belangrijker dan kosten
Uitgangspunt is gelijkwaardigheid
1
prestatie-indicatoren of liever resultaat indicatoren. Prestatie verwijst naar de inspanning of activiteiten die geleverd wordt(en). Wij moeten duidelijk worden over wat die inspanning oplevert. Dan gaat het over output/producten en outcome/effecten.
www.wijchen.nl
20
21
www.wijchen.nl