BEGROTING 2015 MGR Regio Rijk van Nijmegen 17 november 2014 Inhoudsopgave 1 Inleiding............................................................................................................................ 2 2 2.1 2.2 REGIOPLATFORM voor afstemming en overleg ......................................................... 4 Wat gaan we doen?......................................................................................................... 4 Wat kost het? ................................................................................................................... 4 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 WERKBEDRIJF Wat willen we bereiken? .................................................................... 5 Werk is de uitkomst! ....................................................................................................... 5 Ophalen en invullen van vacatures en werkplekken ................................................... 6 Kandidaten aan het werk ................................................................................................ 8 Ondersteuning bieden op werkplekken ...................................................................... 10 Aandachtspunten .......................................................................................................... 10 4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6 4.2.7 4.2.8 WERKBEDRIJF Wat gaat het kosten? ........................................................................ 13 Uitgangspunten ............................................................................................................. 13 Meerjarenbegroting 2015 - 2018 .................................................................................. 14 Overheidsbijdragen en –subsidies ............................................................................. 15 Programmalasten .......................................................................................................... 16 Personele lasten ............................................................................................................ 19 Afschrijvingen ............................................................................................................... 20 Huisvestingslasten ....................................................................................................... 20 Overige lasten ............................................................................................................... 22 Financiële baten en lasten ........................................................................................... 23 Kosten Gastheerschap ................................................................................................. 23 5 5.1 5.2 5.3 5.4 Verplichte paragrafen ................................................................................................... 24 Paragraaf weerstandsvermogen ................................................................................. 24 Paragraaf Financiering ................................................................................................. 26 Paragraaf Bedrijfsvoering ............................................................................................ 26 Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen .................................................................... 28 6 Bijlagen .......................................................................................................................... 30 1 1 Inleiding Hierbij bied ik u aan de eerste begroting 2015 van de MGR Regio Rijk van Nijmegen. Per 1 juli 2014 bestaat het samenwerkingsverband tussen de gemeenten Beuningen, Druten, Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn, Mook en Middelaar, Nijmegen, Ubbergen en Wijchen formeel. Vanaf 1 januari 2015 gaan we de MGR vullen met de eerste module: het regionale Werkbedrijf. Omdat er nog geen andere modules zijn en we nog moeten bepalen hoe we de regionale afstemmings- en platformfunctie inrichten, focust deze “deelbegroting” grotendeels op het Werkbedrijf. De begroting is een verdere operationalisering van Sterke werkwoorden, dat als basis dient. Dit betekent bijvoorbeeld dat de kosten voor de ondersteuning van de agendacommissie niet opgenomen zijn. REGIOPLATFORM Begin november 2013 hebben alle colleges in de regio Rijk van Nijmegen een viertal uitgangspunten voor regionale samenwerking vastgesteld. De regio sprak hardop uit 1. geen lappendeken van gemeenschappelijke regelingen te willen, 2. de bouw van het werkbedrijf prioriteit te geven, 3. de MGR een uitvoeringsorganisatie én een platform voor regionaal overleg te laten zijn en 4. de stemverhouding naar rato van het aantal inwoners te laten zijn (met die nuance dat er bij stemming minimaal 3 gemeenten in moeten stemmen). Uitgangspunt vier is verwerkt in de regeling die overal is vastgesteld en het overgrote deel van deze begroting gaat over uitgangspunt 2. De andere uitgangspunten verdienen echter ook absolute aandacht in de regio. Nieuwe taken vragen afstemming en overleg. Niet alleen inhoudelijk, maar ook randvoorwaardelijk. In hoofdstuk 2 van deze MGR begroting wordt nader ingegaan op deze platformfunctie, die qua ontwikkeling nog in de kinderschoenen staat. De regionaal uitgesproken lijn, die verwoord staat in “In een goede relatie geef je elkaar de ruimte” respecteren we hierbij. PRIORITEIT BIJ HET WERKBEDRIJF Het Werkbedrijf is de eerste module van de MGR en zal op 1 januari 2015 van start gaan. De deelnemende gemeenten zullen samen met het SW bedrijf Breed, het UWV en andere organisaties de handen ineen slaan om de doelstellingen uit de participatiewet te realiseren. Eén regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt waarbij zoveel mogelijk mensen aan de slag gaan bij reguliere werkgevers. Een bijzonder samenwerkingsverband omdat hiermee het afbreken van de schotten tussen de verschillende regelingen, wordt doorvertaald naar de uitvoeringsorganisatie. Het Werkbedrijf ondersteunt mensen die om verschillende redenen hulp nodig hebben bij het vinden van werk, om die kwaliteiten te ontdekken en te ontwikkelen, zodat zij aan de slag kunnen. Werken brengt mensen sociaal, maatschappelijk en financieel verder. Voor organisaties levert het ook meerwaarde namelijk: capaciteit, werksfeer en maatschappelijke betrokkenheid. Het Werkbedrijf is een partner voor werkgevers in het vinden van de juiste mensen voor hun 2 Inleiding werkkansen. Het Werkbedrijf zoekt de match tussen werkzoekenden en werkgevers. Waar nodig met ondersteuning van het Werkbedrijf. Zo snijdt het mes aan twee kanten. Werk is de uitkomst! Het jaar 2015 staat in het teken van de bouw en de inrichting van het Werkbedrijf Rijk van Nijmegen. In de arbeidsmarktregio Rijk van Nijmegen is de keuze gemaakt om in een vergaande vorm samen te werken met de gemeenten in de regio om de gezamenlijke ambitie de arbeidsparticipatiegraad in de regio, ook onder laag opgeleiden te verhogen te realiseren. Het Werkbedrijf is daarmee een belangrijke uitvoerder van publieke taken uit de Participatiewet. Een belangrijk deel van deze taken is door de gemeenten gedelegeerd dan wel gemandateerd aan de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Rijk van Nijmegen, waar het Werkbedrijf een module van is. De hoofdstukken 3 en 4 gaan concreet over het Werkbedrijf. BREED In deze begroting is de integratie van Breed nog niet meegenomen. Reden daarvoor is dat op uitdrukkelijk verzoek van de deelnemende gemeenten is afgesproken dat zowel Breed als de MGR voorlopig nog een aparte begroting en verantwoording zal leveren om op die manier de financieringsstromen in de overgangsfase transparant te houden. Het jaar 2015 staat in het teken van de opbouw en verdere inrichting van het Werkbedrijf. In 2015 wordt de formele plaatsingsprocedure van het personeel afgerond, vindt de eerste fase van integratie Breed en Werkbedrijf plaats en worden de voorbereidingen getroffen voor de volledige integratie tussen Breed en Werkbedrijf per 1 januari 2016. 3 REGIOPLATFORM voor afstemming en overleg 2 REGIOPLATFORM voor afstemming en overleg 2.1 Wat gaan we doen? In november 2013 hebben alle colleges in de regio Rijk van Nijmegen een modulaire gemeenschappelijke regeling voor instemming neergelegd bij de gemeenteraden. In alle raden is deze regeling besproken en via een regionaal afgestemde motie is de regeling aangepast en voorgelegd aan de provincie Gelderland en Limburg. Per 1 juli 2014 bestond daarmee de modulaire gemeenschappelijke regeling regio Rijk van Nijmegen (MGR). In het koersdocument “In een goede relatie geef je elkaar de ruimte” staat een aantal principes gedefinieerd voor regionale samenwerking. Principes die tot stand gekomen zijn na een traject van ruim twee jaar met raden en colleges: - Samenwerking haalt het maximale uit de uitvoering; - Samenwerking laat beleid een lokale aangelegenheid; - Samenwerking levert geen bestuurlijke drukte op; - Samenwerking gaat uit van ontkokering en integratlieit. Het Werkbedrijf staat voor de uitdaging als eerste module vorm te geven aan de eerste twee principes. In de komende periode staat het Werkbedrijf voor de uitdaging om een slagkrachtige organisatie op te bouwen en op basis van Sterke werkwoorden met gemeenten in gesprek te gaan over haar werkzaamheden. Het DB is aanspreekbaar op de bedrijfsvoering, de Bestuurscommissie Werk (BCW) bepaalt de inhoudelijke koers. De MGR staat voor de uitdaging bestuurlijke drukte te voorkomen en (nog) meer integraliteit aan te brengen in de samenwerking. Dat begint bij de ambities die in het koersdocument zijn uitgesproken (één ICT-bedrijf, nadenken over een contracterings- en inkoopeenheid voor de Wmo/Jeugdwet), maar kent meer facetten. Zo is de impact van specifieke regionaliseringsslagen op de bestaande gemeenten groot en is het niet altijd mogelijk om beleidsdomeinen kunstmatig van elkaar te scheiden als er samenhang is. Dat vraagt om een integrale benadering en om bestuurlijke slagkracht. Het primaat voor deze discussie ligt bij het AB, dat in de regeling naast standaardbevoegdheden en -taken ook een regionaal platform is voor afstemming en overleg. Wat gaat de MGR concreet doen aan deze platformfunctie om invulling te geven aan de in alle gemeenten vastgestelde uitgangspunten uit de inleiding en de hierbovengenoemde principes? Voor 2015 wordt een thema-agenda opgesteld en met deze agenda wordt invulling gegeven aan de platformfunctie. Het DB coördineert de toetreding van nieuwe modules (het AB besluit nadat de raden van de deelnemende gemeenten een verklaring van geen bezwaar hebben afgelegd). Tenslotte wordt – in overleg met de agendacommissie – de agenda van de MGR goed afgestemd met de agenda van de raden in de regio. 2.2 Wat kost het? De begroting voor de platformfunctie moet nog opgesteld worden. De afgelopen jaren is er door de regiogemeenten (juridische expertise) en de gemeente Nijmegen (beleidscapaciteit en juridische expertise, secretariële ondersteuning) geïnvesteerd in regionale samenwerking. Het is wenselijk om een deel van deze ondersteuning binnen de MGR onder te brengen. De komende periode wordt gebruikt om hierover met de regio te overleggen. Op dit moment nemen we een pm-budget op in de begroting voor deze afstemming. 4 WERKBEDRIJF Wat willen we bereiken? 3 WERKBEDRIJF Wat willen we bereiken? 3.1 Werk is de uitkomst! Vanaf 1 januari 2015 is het Werkbedrijf verantwoordelijk voor de arbeidsbemiddeling en participatie van kandidaten met een afstand tot de arbeidsmarkt in de regio Rijk van Nijmegen. Hiertoe behoort de gehele dienstverlening aan bedrijven en kandidaten om ervoor te zorgen dat kandidaten aan het werk kunnen. De ambitie van het Werkbedrijf is om steeds meer organisaties in deze regio “te verrijken met verrassende mensen”. In de regio Rijk van Nijmegen hebben we het dan over minimaal 10.000 mensen. Binnen deze groep zijn er mensen die direct aan de slag kunnen, maar ook mensen die graag aan de slag willen maar door een handicap of beperking (nog) niet in staat zijn direct volledig arbeidsproductief te zijn. Al deze mensen kunnen zich richten tot het Werkbedrijf om hen te helpen bij het vinden van werk. Daarnaast vallen onder deze groep mensen ook de kandidaten die nu al door ons of Breed verbonden zijn aan bedrijven (bijv. leerwerk of de mensen met een SW-plek). Aan de andere kant zijn er bedrijven, de klanten van het Werkbedrijf, die op zoek zijn naar arbeidscapaciteit. Het Werkbedrijf zet zich in om voor deze klanten een passend aanbod te vinden, en zonodig de juiste begeleiding op de werkvloer te leveren. Juist in de verbinding tussen aan de ene kant de kandidaten en aan de andere kant de bedrijven ligt de toegevoegde waarde van het Werkbedrijf. Dat vertaalt zich in drie functies voor het Werkbedrijf: - de bedrijfsdienstverlening, - de kandidaatsbenadering en - de verbindingsfunctie. 5 WERKBEDRIJF Wat willen we bereiken? De functie bedrijfsdienstverlening houdt in dat we beantwoorden aan de vraag van organisaties naar arbeidscapaciteit. Dat kan door het invullen van vacatures, maar ook door werk te vinden waarvoor voorheen nog geen vacatures bestonden maar waaraan wel behoefte is. Door nauw contact met bedrijven te onderhouden, weten we wat er speelt en welke behoeftes er zijn. Het bedrijf staat centraal in de bedrijfsdienstverlening, het Werkbedrijf ontzorgt bedrijven. Om invulling te kunnen geven aan de behoeftes en vragen van werkgevers moeten we een goed beeld hebben van onze kandidaten en hun competenties. Daarvoor ontwikkelen we methodieken en werkwijzen die ons in staat zullen stellen vraag en aanbod snel te matchen en inzicht geven in de mogelijkheden van onze kandidaten. Zonodig ondersteunen we bij de ontwikkeling van gevraagde vaardigheden of competenties. Dit noemen we de kandidaatsbenadering. Het Werkbedrijf gaat altijd uit van wat kandidaten wél kunnen. De verbindingsfunctie tenslotte, richt zich op begeleiding en ondersteuning van mensen op de werkplek, in die gevallen waarin dat nodig is. De drie functies hebben we vertaald in doelstellingen. Doelstellingen die concreet maken wat we in 2015 met het Werkbedrijf willen realiseren: (1) ophalen van vacatures en vraag naar werk en het invullen daarvan; (2) zoveel mogelijk kandidaten aan werk helpen of laten participeren en; (3) ondersteuning en begeleiding bieden op werkplekken. Deze drie doelstellingen zijn gericht op de output van het Werkbedrijf. Het Werkbedrijf is aanspreekbaar op de realisatie van deze doelstellingen. De regio heeft zichzelf ten doel gesteld dat een aantal trends minimaal gelijke tred houdt met de landelijke benchmarks. Hiervoor gebruikt het Werkbedrijf de Divosa benchmark, waarin bijv. de omvang van het uitkeringsbestand en de gemiddelde prijs van de uitkeringen gemonitord worden. 3.2 Ophalen en invullen van vacatures en werkplekken Hoofddoelstelling: Ophalen van zoveel mogelijk vacatures en werkplekken en de invulling daarvan. Vertaling naar concrete doelen: - Het Werkbedrijf voert 5.700 bedrijfsbezoeken uit. - Het Werkbedrijf haalt 1.900 reguliere vacatures op. - Het Werkbedrijf vervult ten minste 40% van de opgehaalde reguliere vacatures. - Het Werkbedrijf werft voldoende leerwerkplekken bij bedrijven zodat 1.000 kandidaten daar een eerste stap naar werk kunnen maken (zie paragraaf 3.4). De wijze waarop we deze doelen realiseren, wordt hieronder uitgewerkt. De bovenstaande hoofddoelstelling is gekoppeld aan de kernfunctie Bedrijfsdienstverlening van het Werkbedrijf. Om vacatures en werk op te halen is het noodzakelijk dat er nauwe contacten worden onderhouden met bedrijven en organisaties. Dat kan op verschillende niveaus (strategisch, tactisch en operationeel). Belangrijk is dat er een duidelijk aanspreekpunt is voor 6 WERKBEDRIJF Wat willen we bereiken? bedrijven en organisaties. Mensen die kennis hebben van de specifieke branche van het bedrijf en in staat zijn te adviseren over de wijze waarop bedrijven kunnen bijdragen kandidaten aan de onderkant van de arbeidsmarkt in dienst te nemen dan wel een werkplek te bieden. Verder is van belang een detacheringsfaciliteit te bieden en werkgeversrisico’s voor bedrijven weg te nemen. Het Werkbedrijf voert de bedrijfsdienstverlening in nauwe samenwerking met het UWV, SWbedrijf Breed en de uitvoerders van de arbeidsmatige dagbesteding uit. Aan de hand van vier werkwoorden vatten we de activiteiten van het Werkbedrijf op dit onderdeel samen: samenwerken, adviseren, acquireren en profileren. Het aantal van 1.900 vacatures is gebaseerd op een rekensom. Volgens landelijke benchmarks stroomt grofweg 30% van het bijstandsbestand uit, waarvan ongeveer 30% naar Werk (CBS 2013, cijfers per gemeente). In de regio Rijk van Nijmegen hadden in 2013 8.500 mensen een bijstandsuitkering. Om en nabij 750 mensen zijn uitgestroomd naar Werk. Dit uitstroomcijfer hebben we daarom gebruikt om het aantal bedrijfsbezoeken en vacatures op te baseren. Om deze uitstroom mogelijk te blijven maken, weten we dat ongeveer tweeëneenhalf keer zoveel vacatures nodig hebben. We schatten in dat we hiervoor 5.700 bedrijfsbezoeken moeten doen. Dan halen we zeker genoeg vacatures op om de huidige uitstroom van 750 in stand te houden. Met deze resultaten realiseren we als regio minimaal wat de regio tot dusver realiseerde. Operationeel niveau Op operationeel niveau wordt uitvoering gegeven aan het marktbewerkingsplan voor de arbeidsmarktregio Rijk van Nijmegen. De professionals van het Werkbedrijf én de samenwerkingspartners leggen de bedrijfsbezoeken af. Het Werkbedrijf heeft 5.700 bedrijfsbezoeken geraamd. De doelen van de bedrijfsbezoeken zijn meerledig en dragen in principe bij aan het adviseren van bedrijven om kandidaten aan de onderkant van de arbeidsmarkt werk te bieden, het acquireren van vacatures ten behoeve van de kandidaten en de profilering van het Werkbedrijf als de partner in de regio voor bedrijven die zoeken naar arbeidscapaciteit voor een passende prijs die maatschappelijk verantwoord is. Tactisch niveau Op tactisch niveau wordt in samenwerking met het onderwijsveld (met name ROC Nijmegen, Voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs), het SW-bedrijf Breed, het UWV en de gecontracteerde AWBZ-partijen voor de uitvoering van de arbeidsmatige dagbesteding één marktbewerkingsplan voor de arbeidsmarktregio Rijk van Nijmegen opgesteld. Strategisch niveau Op strategisch niveau zal vanuit het Werkbedrijf in nauw overleg met de bestuurscommissie Werkbedrijf van de MGR een Platform Rijk van Nijmegen worden ontwikkeld. Het platform is het samenwerkingsverband tussen sociale partners en het regionale bestuur om de landelijke afspraken in het Sociaal Akkoord te realiseren in onze arbeidsmarktregio. In het Platform nemen vooralsnog de werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers deel, een vertegenwoordiging van de bestuurscommissie Werkbedrijf, het UWV, het SW-bedrijf Breed en een vertegenwoordiging van het onderwijsveld. Het Platform komt een eerste maal in 2014 bijeen en zal in 2015 minimaal twee keer bij elkaar komen. Sociaal Akkoord In het Sociaal akkoord is de afspraak gemaakt om uiteindelijk 100.000 mensen met een arbeidsbeperking in de marktsector aan het werk te helpen en 25.000 bij de overheid. Voor de arbeidsmarktregio Rijk van Nijmegen gaat het over de periode 2014 tot en met 2016 (bij 7 WERKBEDRIJF Wat willen we bereiken? benadering) om 250 banen in de marktsector en 55 bij de overheid. In onze marktbenadering houden we hier rekening mee. 3.3 Kandidaten aan het werk Aan de ene kant is het Werkbedrijf ervoor om zoveel mogelijk arbeidsplaatsen in te vullen en werk bij werkgevers ‘op te halen’. Aan de andere kant willen we zoveel mogelijk kandidaten helpen aan werk of een werkplek. Deze beide doelstellingen liggen in elkaars verlengde maar zijn niet precies hetzelfde. Daarom is de tweede hoofddoelstelling als volgt geformuleerd: Hoofddoelstelling Zoveel mogelijk kandidaten begeleiden naar werk, passende leerwerk- of participatie plaats. Vertaling naar concrete doelen: 1. Minimaal 750 kandidaten van het Werkbedrijf stromen in 2015 door naar werk. 2. Minimaal 1# kandidaten hebben een leerwerkplek. - Het Werkbedrijf begeleidt voldoende kandidaten om bovenstaande twee doelstellingen te halen. Dat zijn in ieder geval: - de nieuwe instroom (+/- 2.000 per jaar met arbeidsplicht); - jongeren onder de 27; - kandidaten met een arbeidsbeperking en; - 2.000 mensen die al langere tijd een uitkering hebben. De begeleiding van de SW/kandidaten dit op dit moment geplaatst zijn bij Breed blijft voorlopig ook bij Breed. In de loop van 2015 zal de integratie van Breed in het Werkbedrijf verder vorm krijgen. Toelichting De verantwoordelijkheid om de arbeidsinschakeling van de doelgroep van de Participatiewet te realiseren hebben de deelnemende gemeenten overgedragen aan het Werkbedrijf Rijk van Nijmegen. De omvangrijkste subgroep van de doelgroep Participatiewet zijn bijstandsgerechtigden. Jaarlijks stromen mensen in en uit de bijstand. In 2015 wordt de instroom in de bijstand naar verwachting nog groter door het beperken van de instroom in de Wajong en afschaffing van de WSW. Vanaf 2015 zullen ook mensen die voorheen voor deze regelingen in aanmerking kwamen een beroep doen op de bijstand. Ook deze mensen zullen in 2015 vanuit het Werkbedrijf begeleid worden naar werk. Daarnaast werkt het Werkbedrijf samen met UWV en zal in de loop van 2015 ook de integratie met Breed plaatsvinden. De bovenstaande hoofddoelstelling is gekoppeld aan één van de kernfuncties van het Werkbedrijf, namelijk de kandidaatsbenadering. In de dienstverlening aan kandidaten wordt de focus gelegd op nieuwe instroom, jongeren en kandidaten met een arbeidsbeperking. Uitgangspunt is kandidaten mensgericht te benaderen. Niet iedereen is in staat om zelfstandig werk te vinden. Sommige mensen hebben ‘net dat laatste zetje’ nodig, anderen moeten intensief begeleid worden. Het Werkbedrijf gaat hierbij altijd uit van wat kandidaten wél kunnen en van direct contact tussen bedrijf en kandidaat. Het Werkbedrijf biedt hierbij de juiste begeleiding van bemiddeling tot intensieve begeleiding. Aan de hand van vier werkwoorden lichten we de activiteiten van het Werkbedrijf voor wat betreft de kernfunctie kandidaatsbenadering samen: screenen, activeren, diagnosticeren en controleren. 8 WERKBEDRIJF Wat willen we bereiken? Screenen en activeren De focus van de dienstverlening ligt bij nieuwe (bijstandsgerechtigde) kandidaten, bij kandidaten jonger dan 27 jaar en bij kandidaten met een arbeidsbeperking. Het Werkbedrijf screent de kandidaat bij binnenkomst en maakt hierbij gebruik van gegevens die al bekend zijn (vanuit de gemeenten, het UWV, de zorg- of welzijnswereld of het onderwijsveld). De screening levert een inschatting op van de kandidaat en zijn of haar mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Om de verbinding met bedrijven mogelijk te maken is het essentieel dat het Werkbedrijf de kandidaat kent. Het Werkbedrijf maakt hiervoor gebruik van online vragenlijsten, groepsactiviteiten en individuele gesprekken. De uitkomst van de screening is een onderscheid naar drie groepen: - kandidaten die (bijna) werkfit zijn; - kandidaten die met tijdelijke ondersteuning aan het werk kunnen; - kandidaten die met structurele ondersteuning aan het werk kunnen. Het onderscheid is relevant voor de vorm en intensiviteit van de dienstverlening door het Werkbedrijf. Alle kandidaten nemen deel aan workshops die gericht zijn op de individuele ontwikkeling richting werkaanvaarding. Gedurende de workshopperiode is het doel de kandidaten in contact te brengen met bedrijven. Niet het Werkbedrijf, maar bedrijven selecteren kandidaten voor werk. De inspanningen vanuit het Werkbedrijf zijn voor de bijna werkfitte kandidaten in de regel minder dan voor de kandidaten die met structurele ondersteuning aan de slag kunnen. Ook is er voor de kandidaten met een ondersteuningsbehoefte meer ruimte voor een individuele aanpak. Er is ook nog een vierde groep mensen: - kandidaten die alleen met zeer intensieve begeleiding op de arbeidsmarkt actief kunnen zijn. Dit geldt in het bijzonder voor mensen met een verstandelijke handicap of een psychiatrisch probleem. Dit zijn kandidaten die vaak op meerdere leefgebieden problemen hebben. Zij worden gescreend en gediagnosticeerd in en door de lokale toegangspoort, die gebruik kunnen maken van het Werkbedrijf als “specialist Werk”. Voor deze groep mensen koopt het Werkbedrijf de arbeidsmatige dagbesteding in. Diagnosticeren In sommige gevallen is screenen en activeren niet voldoende, omdat een kandidaat bijvoorbeeld meer problemen of een (duurzame) arbeidsbeperking heeft. In dit geval doet of laat het Werkbedrijf een verdiepende diagnose uitvoeren. Voor de kandidaten die op 31 december 2014 een Wsw-indicatie hadden (en op de wachtlijst stonden voor een arbeidsplek binnen de sociale werkvoorziening) geldt dat we deze groep met voorrang (laten) indiceren voor de wettelijke loonkostensubsidie en beschut werk. Controleren Het Werkbedrijf maakt met de kandidaten individuele afspraken die voor beide partijen bindend zijn. Het Werkbedrijf controleert of kandidaten hun afspraken nakomen. In het geval de kandidaat bijstand ontvangt kan het niet nakomen van de afspraken gevolgen hebben voor de hoogte van de bijstand. Het is de woongemeente van de kandidaat die dit beoordeelt. 9 WERKBEDRIJF Wat willen we bereiken? 3.4 Ondersteuning bieden op werkplekken Hoofddoelstelling Kandidaten met verminderde loonwaarde indien nodig begeleiding en ondersteuning bieden op de werkplek. Vertaling naar concrete doelen: - In 2015 rapporteren we over de loonkostensubsidie met als ambitie hier in de toekomst concrete afspraken over te maken. - We zijn van plan om de loonkostensubsidie volledig in te zetten voor de doelgroep, en geven daarbij prioriteit aan mensen die voorheen een indicatie voor WSW of Wajong kregen en mensen die op dit moment op de wachtlijst WSW staan. - In 2015 begeleiden we minimaal 1.000 kandidaten op een (leer)werkplek. Toelichting Mensen die voorheen een indicatie voor WSW of Wajong kregen zullen in de toekomst onder verantwoordelijkheid komen te vallen van het Werkbedrijf (met bijstandsuitkering en indicatie voor loonkostensubsidie). Deze groep zal in 2015 geleidelijk aan instromen in de bijstand. Voor deze mensen zullen werkplekken gevonden moeten worden waarbij mogelijk ook begeleiding gegeven moet worden. Op dit moment is nog niet bekend om hoeveel mensen dat zal gaan in 2015. Het aantal (leer)werkplekken waarnaar we kandidaten begeleiden, is gebaseerd op het huidige aantal (leer)werkplekken in de regio Rijk van Nijmegen. De bovenstaande hoofddoelstelling is gekoppeld aan één van de kernfuncties van het Werkbedrijf, namelijk de verbindingsfunctie. Verbinden is de kerncompetentie van een arbeidsbemiddelingsbedrijf en is mensenwerk. Vakmensen brengen bedrijven en kandidaten direct met elkaar in contact en kunnen zo nodig instrumenten inzetten om een blijvende match te maken. Er bestaat een grote verscheidenheid aan instrumenten die mensen naar werk moeten helpen en kunnen bijdragen aan het behouden van werk. Het verbinden van kandidaten en bedrijven is altijd maatwerk. De ene werkgever heeft zelf uitstekende randvoorwaarden in huis om iemand met een arbeidsbeperking te begeleiden, terwijl de andere deze expertise van het Werkbedrijf verwacht. Het begeleiden van mensen maakt dus ook onderdeel uit van de bemiddeling. Dit is niet iets dat het Werkbedrijf per definitie zelf doet. Niet alleen omdat bedrijven dit soms zelf willen, maar ook omdat deze expertise ingekocht kan worden en beschikbaar is bij het huidige Breed, AWBZ-instellingen of andere partijen. De verhouding tussen vacatures en plaatsingen is bij reguliere vacatures anders dan bij leerwerkplekken. Een leerwerkplek kan per jaar door meerdere kandidaten bezet worden. We schatten in dat we 800 leerwerkplekken per jaar nodig hebben. 3.5 Aandachtspunten Maatwerk en meerwerk In de tweede helft van 2014 wordt met alle gemeenten gesproken over de inzet van het maatwerkbudget. Daarnaast staat het alle gemeenten vrij om meer budget in te zetten voor reintegratie-activiteiten. Dit noemen we vanaf nu “meerwerk”. Deze afspraken komen vast te liggen in overeenkomsten tussen het Werkbedrijf en de afzonderlijke gemeenten. Rapportage hierover 10 WERKBEDRIJF Wat willen we bereiken? vindt plaats via de verantwoordingsdocumenten. Arbeidsmatige dagbesteding De arbeidsmatige dagbesteding wordt ingekocht door het Werkbedrijf en is daarom ook opgenomen in deze begroting. Op dit moment loopt het inkooptraject nog, op basis waarvan het definitieve budget voor arbeidsmatige dagbesteding bekend wordt. Met de partijen die de dagbesteding gaan vormgeven, werkt het Werkbedrijf nauw samen via een samenwerkingsteam. Bijvoorbeeld om vorm te geven aan de zorgcontinuïteit en de bedrijfsdienstverlening. De begeleiding van de mensen in de arbeidsmatige dagbesteding wordt ingekocht. DVO´s Deze begroting is gebaseerd op de huidige uitvoeringspraktijk en lokale keuzes. Mocht in de DVO´s blijken dat accenten anders komen te liggen, dan heeft dat gevolgen voor de resultaten voor de doelstellingen. De term dienstverleningsovereenkomst gaan we mogelijk wijzigen in samenwerkingsovereenkomst (SWO) (zie ook paragraaf 5.3, de passage over VPB). 11 WERKBEDRIJF Wat willen we bereiken? 12 WERKBEDRIJF Wat gaat het kosten? 4 WERKBEDRIJF Wat gaat het kosten? In dit hoofdstuk wordt de financiële meerjarenbegroting van het regionaal Werkbedrijf weergegeven. We starten met de uitgangspunten die we hebben gehanteerd bij het opstellen van deze eerste meerjarenbegroting. In de paragraaf 3.2 presenteren we de meerjarenbegroting en lichten we de hoofdonderdelen van de begroting toe (directe en indirecte uitvoeringskosten, programmagelden en gemeentelijke bijdragen). 4.1 Uitgangspunten Voor de opzet van de nieuwe begroting van het regionale Werkbedrijf (exclusief Breed) zijn de volgende algemene uitgangspunten gehanteerd: - - - Het document Sterke werkwoorden. Gemeente Nijmegen treedt op als gastheergemeente voor het Werkbedrijf. Gemeenten dragen hun gehele Participatiebudget over aan het Werkbedrijf. Als gemeenten extra middelen in willen zetten, kan dit in de vorm van aparte meerwerkafspraken. Extra afspraken kunnen worden gemaakt over de behandeling van extra kandidaten of een groep van kandidaten; Het restant van het Participatiebudget 2014 is nog niet meegenomen in deze begroting. Vanaf 2016 wordt de jaarlijkse indexactie gebaseerd op de BRN-norm (begrotingsrichtlijn regio Nijmegen). Omdat de omvang daarvan nu nog niet bekend is, wordt in de berekeningen in deze meerjarenbegroting uitgegaan van een jaarlijkse indexatie van 2,5%; De productieve uren van een medewerker zijn bepaald op 1.350 uur; De loonkosten bedragen gemiddeld zo’n € 61.000 per FTE in de directe ondersteuning. 13 WERKBEDRIJF Wat gaat het kosten? 4.2 Meerjarenbegroting 2015 - 2018 Onderstaand is de meerjarenbegroting 2015 - 2018 van het regionaal Werkbedrijf Rijk van Nijmegen opgenomen. De meerjarenbegroting is sluitend. In de toelichting op de meerjarenbegroting worden de onderdelen van de meerjarenbegroting nader uitgewerkt. Daarnaast gaan wij bij paragraaf 3.2.9 specifiek in op de regionale overheadnorm die voor 2015 voor het Werkbedrijf uitkomt op 25%. 2015 2016 2017 2018 (x € 1.000) Baten Overheidsbijdragen en subsidies (4.2.1) Totaal baten 21.599 22.700 23.339 25.143 21.599 22.700 23.339 25.143 Programmalasten (4.2.2) Personele lasten (4.2.3) Afschrijvingen (4.2.4 & 4.2.7) Huisvestingslasten (4.2.5) Overige (4.2.6) Totaal lasten 12.094 7.481 72 578 1.374 21.599 13.020 7.666 72 578 1.364 22.700 13.969 7.856 72 578 864 23.339 15.575 8.054 72 578 864 25.143 Lasten * Een toelichting van deze tabel staat in de paragrafen 4.2.1 tot en met 4.2.7. ** Een totaaloverzicht staat in de bijlage van deze begroting. 14 WERKBEDRIJF Wat gaat het kosten? Toelichting op de meerjarenbegroting 2015 - 2018 4.2.1 Overheidsbijdragen en –subsidies De overheidsbijdragen en –subsidies betreffen bijdragen van de deelnemende gemeenten. Deze bijdragen zijn als volgt onder te verdelen: Rijkssubsidies / overige inkomsten (x € 1.000) Participatie Inkomensdeel (I-deel) Inkomensdeel beschut (I-deel) Meerwerk Nijmegen Meerwerk regio Arbeidsmatige dagbesteding Bijdrage gemeenten transitie Totale inkomsten 2015 2016 2017 2018 14.017 281 259 2.853 pm 3.689 500 21.599 14.008 950 820 2.733 pm 3.689 500 22.700 14.054 1.705 1.338 2.553 pm 3.689 23.339 14.606 2.482 1.813 2.553 pm 3.689 25.143 Participatiebudget: Het participatiebudget is gebaseerd op de voorlopige verdeling van de Participatiebudgetten voor het jaar 2015. Deze cijfers zijn in juni 2014 door de Rijksoverheid bekend gemaakt. In totaal is voor de deelnemende gemeente € 14,0 miljoen beschikbaar. Hieronder volgt een tabel per gemeente met de voorlopig toegezegde Participatiebudgetten. Op grond van deze budgetten is de begroting 2015 en verder opgesteld. Meerjarig zijn de budgetten doorgerekend door het bureau Berenschot. Deze doorberekening is de basis geweest voor de in de meerjarenbegroting opgenomen bedragen. Voorlopige verdeling budget Participatiebudget 2015 (x € 1.000) Beuningen 474 Druten 296 Heumen 265 Ubbergen 196 Nijmegen 11.261 Mook 117 Groesbeek 472 Wijchen 784 Millingen 153 Totaal 14.017 Restant Participatiebudget 2014: In de nu voorliggende begroting is de overheveling van eventuele restanten van het participatiebudget van 2014 door gemeenten aan het Werkbedrijf nog niet opgenomen. De reden hiervoor is dat de omvang hiervan pas bij de vaststelling van de gemeenterekening 2014 bekend is. De deelnemende gemeenten hebben wel het principebesluit genomen overschotten van het participatiebudget uit voorgaande jaren over te dragen aan het Werkbedrijf. Over de inzet van dit budget worden per gemeente afspraken gemaakt. 15 WERKBEDRIJF Wat gaat het kosten? Inkomensdeel regulier-beschut: Vanuit het inkomensdeel voor loonkostensubsidies (niet geoormerkte gelden vanuit de deelnemende gemeenten) zijn in de deelbegroting van het Werkbedrijf als inkomsten opgenomen. Bron hiervoor zijn de berekeningen uitgevoerd door bureau Berenschot van juni 2014. Berenschot heeft zijn gegevens ontleend aan de memorie van toelichting op de Participatiewet December 2013. Arbeidsmatige dagbesteding: Voor de arbeidsmatige dagbesteding is in deze begroting rekening gehouden met een bedrag van € 3,7 miljoen. Het bedrag staat budgettair neutraal in de begroting. Uit dit budget moeten de begeleidingskosten betaald worden (nog niet geraamd). De hoogte van het budget is een aanname, maar wordt definitief bepaald als de offerte-aanvragen voor de diverse vormen van dagbesteding binnen zijn. Daarnaast moet de nieuwe instroom geïndiceerd worden. De indicatie voor de arbeidsmatige dagbesteding zal plaatsvinden bij de lokale toegangspoort. Deze kosten zijn nog niet geraamd. Met de totale verdeling van het uitvoeringsbudget voor de AWBZ en Jeugd zal met dit feit rekening gehouden worden. Meerwerk: Alleen de gemeente Nijmegen zet op dit moment extra middelen in ter hoogte van € 2,85 miljoen voor 2015. Over de inzet van deze middelen zullen nadere afspraken worden gemaakt tussen het Werkbedrijf en de gemeente Nijmegen. Uitgangspunt voor de nadere afspraken met de gemeenten die extra middelen beschikbaar stellen is het productenboek en de tarieven die het Werkbedrijf hanteert voor de te onderscheiden producten. Bijdrage gemeenten transitiekosten Overeenkomstig Sterke Werkwoorden dragen de deelnemende gemeenten op basis van het aantal inwoners (50%) en het aantal klanten (50%) bij aan de transitiekosten. Deze bijdragen dienen de deelnemende gemeenten voor 1 januari aan het Werkbedrijf te realiseren. 4.2.2 Programmalasten De programmalasten bestaan uit de volgende onderdelen: Programmagelden (x € 1.000) Verbindingsfunctie loonkostensubsidie Verbindingsfunctie (4# * € 500) Verplichtingen Meerwerk Nijmegen - Materiële kosten meerwerk - Begeleiding pre-starters - Verbinding 2015 2016 2017 2018 540 1.770 3.044 4.296 2.000 2.000 2.000 2.000 3.315 3.300 2.500 2.500 195 160 1.471 195 160 1.325 195 160 1.119 195 160 1.092 16 WERKBEDRIJF Wat gaat het kosten? Meerwerk regio pm pm pm pm Maatwerkbudget Regio - Materiële kosten maatwerk - Verbinding 54 670 54 527 54 1.208 54 1.589 Arbeidsmatige dagbesteding 3.689 3.689 3.689 3.689 Totaal programmagelden 12.094 13.020 13.969 15.575 Loonkostensubsidies: Vanuit het inkomensdeel (niet geoormerkte gelden vanuit de deelnemende gemeenten) zijn in de deelbegroting van het Werkbedrijf loonkostensubsidies als instrument opgenomen. Bron hiervoor is het rapport Berenschot. Berenschot heeft zijn gegevens ontleend aan de memorie van toelichting op de Participatiewet December 2013. Instrumenten: In sterke werkwoorden is voor 4.000 kandidaten rekening gehouden met een budget voor de inzet van instrumenten ten behoeve van de verbindingsfunctie van € 2,0 miljoen. Dit budget wordt ingezet voor instrumenten voor het verkrijgen van werk en het behouden van werk. De vertaling van deze wensen ligt vast in de re-integratieverordening. Lopende re-integratieverplichtingen: Vanuit de deelnemende gemeenten is in juni 2014 een opgaaf verstrekt voor de lopende structurele verplichtingen (WIW, ID en overige verplichtingen). In deze begroting is hier rekening mee gehouden. Meerwerkbudget Nijmegen: De gemeente Nijmegen brengt een eigen budget voor meerwerk in ter hoogte van € 2,85 miljoen in 2015 (inclusief loonkosten). Over de inzet van deze middelen voor formatie en verbinding worden nog nadere afspraken gemaakt, vooralsnog is rekening gehouden met € 1,0 miljoen voor personele kosten. Voor het restant zullen instrumenten van het Werkbedrijf ingezet worden. Hier is € 1,85 miljoen voor beschikbaar. In het vervolg noemen we dit type afspraken “meerwerk”, omdat de financiering hiervan niet uit de vaste budgetten voor het Werkbedrijf komt. Meerwerk dekt de lading van dit type opdrachten beter en de introductie van “meerwerk” heeft als voordeel dat er bij het “maatwerk” niet steeds toegelicht hoeft te worden of het maatwerk uit het Participatiebudget betreft of niet. Maatwerkbudget Regio: In Sterke werkwoorden is rekening gehouden met een budget van € 1,0 miljoen (inclusief loonkosten). In deze begroting is rekening gehouden met een aanvullend bedrag van € 24 welke deels wordt ingezet voor formatie en deels voor de verbinding. De inzet van middelen voor formatie en de verbinding is afhankelijk van de afspraken die de individuele gemeenten maken met het Werkbedrijf. Vooralsnog is rekening gehouden met € 0,3 miljoen voor personele kosten. Voor het restant zullen instrumenten van het Werkbedrijf ingezet worden. Hier is € 0,7 miljoen voor beschikbaar. In Sterke Werkwoorden (bladzijde 33) staat een tabel waarin voor iedere gemeente de maatwerkgelden inzichtelijk is gemaakt. Bij het maken van de maatwerkafspraken tussen het 17 WERKBEDRIJF Wat gaat het kosten? Werkbedrijf en de individuele gemeenten wordt de verdeling van de middelen voor het maatwerkbudget definitief bekend gemaakt. In de begroting hebben wij er rekening mee gehouden dat voor het uitvoeren van het maatwerkdeel personeel nodig is. Wij hebben nu rekening gehouden met 4,95 fte. Afhankelijk van de gemaakte afspraken kan deze formatie nog wijzigen. Omdat de gemeente Nijmegen voor € 2,9 miljoen meerwerk heeft ingebracht hebben wij vooralsnog voor dit onderdeel rekening gehouden met 16,95 fte. Ook deze formatie kan nog wijzigen. Zoals uit deze begroting blijkt zijn de kosten voor uitvoering van maatwerk en meerwerk relatief hoger dan voor de basisdienstverlening. Dat is gedaan omdat er vanuit wordt gegaan dat voor deze werkzaamheden niet gebruik kan worden gemaakt van de schaalvoordelen die in de basisdienstverlening wel zijn voorzien. Arbeidsmatige dagbesteding: Voor de arbeidsmatige dagbesteding is in deze begroting rekening gehouden met een bedrag van € 3,7 miljoen. Dat is een indicatief bedrag omdat de exacte verhouding tussen arbeidsmatige en belevingsgerichte dagbesteding nog niet bekend is en het budget op dit moment dus niet exact verdeeld kan worden. Het bedrag staat budgettair neutraal in de begroting. Uit dit budget moeten de begeleidingskosten betaald worden. Met de totale verdeling van het uitvoeringsbudget voor de AWBZ en Jeugd wordt met dit feit rekening gehouden. De budgetten per gemeente voor de arbeidsmatige dagbesteding voor 2015 zijn als volgt samengesteld: Beuningen Druten Groesbeek Heumen Millingen aan de Rijn Mook en Middelaar Nijmegen Ubbergen Wijchen € 251.500 € 355.200 € 259.000 € 129.500 € 37.000 € 86.800 € 2.074.200 € 36.000 € 459.600 Totaal € 3.688.800 Voor dit budget gaan we partijen contracteren die de begeleiding van de mensen in de arbeidsmatige dagbesteding verzorgen. De uitvoeringskosten voor het contractbeheer van de arbeidsmatige dagbesteding zit nog niet in deze begroting. Met het nieuwe Regionale Ondersteunings Bureau i.o. maken we afspraken over hoe we de contractering, het contractbeheer en de monitoring in de toekomst vormgeven. De uitvoeringskosten voor de indicatiestelling zitten ook nog niet in deze begroting. Met de lokale toegangspoort – waar met het Werkbedrijf afgesproken wordt wanneer iemand in aanmerking komt voor arbeidsmatige dagbesteding – worden hier afspraken over gemaakt. Kostprijs In bijlage 7 staat een kostprijsberekening voor de hoofdprocessen die aan de basis liggen van deze begroting. 18 WERKBEDRIJF Wat gaat het kosten? 4.2.3 Personele lasten De personele lasten bestaan uit de volgende onderdelen: Organisatieonderdeel (x € 1.000) Management en leiding Primair proces Maatwerk regio Meerwerk Nijmegen Ondersteunende functies Personele voorzieningen Totaal Formatie 1/1/2015 5,00 78,13 4,95 16,95 11,35 116,38 2015 2016 2017 2018 504 4.631 300 1.027 986 33 7.481 517 4.746 308 1.053 1.009 33 7.666 530 4.865 315 1.079 1.034 33 7.856 543 4.987 323 1.106 1.062 33 8.054 In algemene zin merken we op dat in deze begroting is uitgegaan van gemiddelden voor de salariskosten. De functiewaardering moet nog plaatsvinden nadat de definitieve functies zijn vastgesteld. Daarnaast benadrukken we dat we nog werken aan een sturingsfilosofie, waarvoor de basis is gelegd in Sterke werkwoorden. Medewerkers van het Werkbedrijf werken vooral buiten de deur. Bij de bepaling van de benodigde huisvesting is daar rekening mee gehouden. Tenslotte streven we in het Werkbedrijf ook naar een flexibele schil voor de inzet van personeel die het mogelijk maakt om de formatie aan te passen op de omvang van de budgetten zoals deze jaarlijks ingebracht worden (deze kunnen jaarlijks fluctueren door het Participatiebudget jaarlijks opnieuw wordt vastgesteld en doordat de gemeenten zelf ook nog extra middelen kunnen inbrengen). Management en leiding: In de begroting is rekening gehouden met een directeur en vier leidinggevenden. Uitgaande van een totale formatie van 94 fte (excl. management en directie, excl. meerwerk) is de gemiddelde span of control afgerond 24 fte. Hierbij is vooralsnog geen rekening gehouden met het meerwerkdeel van de gemeente Nijmegen(16,95 fte). Ook is nog geen rekening gehouden met meerwerkverzoeken vanuit overige regiogemeenten. Afhankelijk van de daadwerkelijke omvang en de specifieke keuzes voor het meerwerkdeel zal er vanuit het meerwerkdeel mogelijk extra leidinggevende capaciteit ingezet moeten worden. Primair proces, basis dienstverlening: Het primair proces bestaat uit de inzet van de formatie voor het programma Werk te weten de kandidaatsbenadering, de bedrijfsdienstverlening en de verbindingsfunctie. In totaal is hiervoor 78,13 fte beschikbaar. Binnen deze formatie valt ook de directe ondersteuning van het primaire proces (8 fte, administratieve ondersteuning van het primaire proces). Deze ondersteuning hangt zo sterk samen met het primaire proces, dat deze niet onder het gastheerschap van de gemeente Nijmegen valt. Primair proces, maatwerk en meerwerk: Voor het uitvoeren van het maatwerkbudget van de Regio en het aanvullend meerwerk van de Gemeente Nijmegen is naar verwachting 21,90 fte nodig. De benodigde omvang betreft een inschatting. Pas nadat de definitieve afspraken met de gemeenten zijn vastgelegd, zal de definitieve omvang van deze formatie berekend kunnen worden. 19 WERKBEDRIJF Wat gaat het kosten? Bij de invulling van de formatie zal rekening worden gehouden met een ‘flexibele schil’, wat inhoudt dat een deel van het personeel via een flexibele aanstelling werkt binnen het Werkbedrijf. Dat zal in ieder geval gelden voor het personeel gefinancierd wordt vanuit de gelden die ingezet worden voor het meerwerk. Zo mogelijk zal de flexibele schil echter nog wat groter worden gemaakt. Indirecte loonkosten (ondersteuning): Naast het primaire proces en de ondersteuning hiervan, heeft het Werkbedrijf ook nog secundaire processen (PIOFACH). Voor deze indirecte loonkosten is een raming opgesteld. Deze raming voor het benodigde personeel is gebaseerd op een tweetal uitgangspunten: Ten eerste is de personele inzet op de uitvoering van de PIOFACH-taken naar rato van de personele omvang van het Werkbedrijf geraamd. Deze raming (inzet aantal fte per PIOFACH-taak) is specifiek. Ten tweede is per unieke taak, respectievelijk functie, een specifieke factor berekend betreffende een benodigde inzet. De berekening van die specifieke factoren is gebaseerd op ervaringsgegevens. Uitgangspunt hierbij was de huidige, gemeentelijke inzet, naar functie, op de verschillende PIOFACH-onderdelen, gerelateerd aan de totale omvang van de gemeentelijke organisatie in fte. De raming is dat we de volgende ondersteunende functies en capaciteit nodig hebben: Functie P&O Financiën ICT, dienstverlening Productontwikkeling Juridisch ondersteuning Communicatie Contractbeheer/kwaliteit Totaal FTE 2,00 2,20 2,00 2,00 0,40 0,75 2,00 11,35 De gemeente Nijmegen is gastheer voor de ondersteunende functies en de dienstverleningsovereenkomst tussen het Werkbedrijf en de gemeente Nijmegen op het gebied van de PIOFACH-ondersteuning is in voorbereiding. Hierin worden de definitieve afspraken over wat het Werkbedrijf exact bij de gemeente Nijmegen afneemt vastgelegd. De raming is voor het Werkbedrijf het uitgangspunt. Overige personele lasten: Dit zijn de kosten die gemaakt worden voor de salarisadministratie en de bedrijfszorg. 4.2.4 Afschrijvingen Dit betreft de afschrijvingslasten op de inverstering in de inrichting van het pand. Deze investering wordt in 20 jaar afgeschreven en bedraagt € 49.000 per jaar. 4.2.5 Huisvestingslasten De huisvestingslasten bestaan uit de volgende onderdelen (x € 1.000): Huisvesting Facilitaire voorzieningen Totaal 488 90 578 488 90 578 488 90 578 488 90 578 20 WERKBEDRIJF Wat gaat het kosten? Huisvesting: Het Werkbedrijf vestigt zich aan de Nieuwe Dukenburgseweg. Intensief overleg met het UWV over een gezamenlijke huisvesting heeft geleid tot een keuze voor dit pand in Nijmegen. Na bestuurlijke afstemming zijn alle gemeenteraden hier door de colleges van op de hoogte gesteld in de raadsinformatiebrief van medio 2014. De huisvestingslasten bestaan uit de volgende onderdelen (x € 1.000): Huur Huismeester en bewaking Schoonmaak GWE Overig 192 115 93 48 40 488 De MGR Rijk van Nijmegen huurt van de gemeente Nijmegen kantoorruimte voor € 120 per vierkante meter. De huisvesting voldoet aan het uitgangspunt van “Het nieuwe werken”. De dienstverleningsovereenkomst met de gemeente Nijmegen voorziet in de volledige bij de huisvesting behorende ondersteuning, zoals gebruik van vergaderzalen, sanitaire voorzieningen, catering, telefooncentrale en receptie. De huurprijs is tot stand gekomen als gevolg van een uitvraag van het UWV bij meerdere verhuurders van gebouwen waaronder gemeente Nijmegen en kan de toets aan de landelijke geldende normen doorstaan. Voor het Werkbedrijf aan de Nieuwe Dukenburgseweg wordt uitgegaan van ca. 1.600 m2 verhuurbare vloeroppervlakte. Het Werkbedrijf huurt naast werkplekken ook gebruiksruimten zoals een klantzone, spreekkamers, ruimtes voor de ontvangst van werkgevers en ruimtes voor cursussen en groepsbijeenkomsten. Hiervoor is ongeveer 800 m2 voor nodig. Facilitaire voorzieningen: Dit betreft de kosten die betrekking hebben op koffie, kantoorartikelen, bedrijfsrestaurant en vervoer van personeel. Investeringen inrichting en inventaris: Bij de specifieke inrichtingswensen hebben wij gebruik gemaakt van dezelfde systematiek als toegepast bij de ODRN. Ook het Werkbedrijf, dat samen met het UWV gehuisvest gaat worden in het pand aan de Nieuwe Dukkenburgseweg heeft specifieke wensen ten aanzien van de inrichting en inventaris van het gebouw. Deze inrichtingswensen dienen door de huurder zelf bekostigd te worden. De investering voor de inrichting en inventaris van het gebouw komen voor rekening van het Werkbedrijf en het UWV. Het aandeel voor het Werkbedrijf is begroot op € 1.171.000 exclusief BTW. In de begroting is rekening gehouden met een jaarlijkse kapitaallast van € 72.000 (20 jaar annuitaïre afschrijving, rente 2%). Deze investering financiert het Werkbedrijf door een lening af te sluiten bij de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG). Doordat het Werkbedrijf rechtstreeks opdracht verstrekt tot de inrichting kan de betaalde BTW via het BTW-compensatiefonds van de deelnemende gemeenten teruggevorderd worden. 21 WERKBEDRIJF Wat gaat het kosten? 4.2.6 Overige lasten De overige lasten bestaan uit de volgende onderdelen (x € 1.000): Automatisering Promotiekosten Transitiekosten Overig Totaal 699 75 500 100 1.374 689 75 500 100 1.364 689 75 100 864 689 75 100 864 Automatisering: De MGR rijk van Nijmegen maakt gebruik van de kantoorapplicaties van Nijmegen en daarvoor is een Citrix omgeving gebouwd waarin het gedigitaliseerde werkproces is ondergebracht. In 2015 zal de ICT verder worden vormgegeven in uniformering in regionaal verband. Er is rekening gehouden met kosten voor software aanpassingen voor GWS, JVS Jongerenloket, Coda en Matchline. Daarnaast is voor overige voorzieningen een bedrag beschikbaar en zijn er bedragen opgenomen voor licentiekosten, generieke applicaties en documentaire informatievoorziening. In totaal een bedrag van € 699.000 aan automatiseringskosten. Promotiebudget: In deze begroting wordt rekening gehouden met € 75.000 promotiemateriaal, voorlichtingsbijeenkomsten etc. Transitiekosten opstart Werkbedrijf In 2015 en 2016 investeert de regio € 500.000 per jaar in de ontwikkeling van het nieuwe Werkbedrijf. Hieruit worden de kosten gedekt voor de opstart van het nieuwe Werkbedrijf en de kosten van ondersteuning en inrichting die nodig is om het Werkbedrijf te bouwen. Hierbij moet gedacht worden aan initiële opleidingskosten, inrichting automatiering, fiscale en juridische ondersteuning, etc. Deze inzet van deze middelen zijn afkomstig van de eenmalige transitiekosten van € 1,5 miljoen zoals opgenomen in Sterke Werkwoorden voor de jaren 2014 tot en met 2016). Daarvan is voor 2015 en 2016 nog € 1.000.000 miljoen beschikbaar. Binnen dit budget is per jaar ook een bedrag beschikbaar voor de scholing en opleiding van medewerkers. Dit bedrag is vrijgemaakt omdat we – zoals beschreven staat in Sterke werkwoorden – willen dat de medewerkers van het Werkbedrijf op een andere manier gaan werken dan nu het geval is: op locatie, buiten de deur, met bedrijven en partijen in de regio. Medewerkers die meegaan naar het nieuwe Werkbedrijf, moeten dit kunnen of deze stap kunnen maken. Dat betekent ook dat wij moeten investeren in het mogelijk maken van deze ontwikkeling. Overige kosten: We houden rekening met een post overige kosten van € 100.000 (betreft o.a. accountantskosten, reiskosten voor het personeel, etc.). 22 WERKBEDRIJF Wat gaat het kosten? 4.2.7 Financiële baten en lasten Om de inrichting en inventaris van het nieuwe gebouw te kunnen bekostigen, gaan wij een lening aan bij de Bank Nederlandse Gemeenten. Het rentepercentage bedraagt 2%. De jaarlijkse rentelast bedraagt € 23.000. 4.2.8 Kosten Gastheerschap De onderstaande kosten worden door de gastheer in rekening gebracht. Voor de af te nemen diensten zal het Werkbedrijf een overeenkomst met de gemeente Nijmegen sluiten. Kosten gastheer Nijmegen (* €1.000) PIOFACH Licenties en opslag Huisvesting Generieke applicaties en doc.info Totaal 2015 2016 2017 2018 928 187 578 512 2.205 950 187 578 502 2.217 973 187 578 502 2.240 1 187 578 502 2.267 Deze kosten zijn verwerkt in de vorige paragrafen en zijn dus ook niet meegenomen in het overzicht op pagina 14. Deze paragraaf staat hier om transparant te maken wat bij de gastheer wordt afgenomen. 23 Verplichte paragrafen 5 Verplichte paragrafen In het Besluit Begroting en Verantwoording zijn zeven verplichte paragrafen opgenomen voor provincies, gemeenten en hun gemeenschappelijke regelingen. Deze zijn niet allemaal relevant voor het Werkbedrijf Rijk van Nijmegen. Om die reden zijn de paragrafen lokale heffingen, grondbeleid en verbonden partijen niet opgenomen. De rest is wel van toepassing. Achtereenvolgend gaan we in op de onderwerpen weerstandvermogen (paragraaf 5.1), financiering (5.2), bedrijfsvoering (5.3) en onderhoud kapitaalgoederen (5.4). 5.1 Paragraaf weerstandsvermogen Het weerstandsvermogen geeft aan in welke mate het Werkbedrijf in staat is tegenvallers op te vangen. 1. Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen; a) de weerstandscapaciteit; zijnde de middelen en de mogelijkheden waarover het Werkbedrijf Regio Nijmegen beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken; b) alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiele betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie 2. De paragraaf betreffende het weerstandsvermogen bevat ten minste: a) een inventarisatie van de weerstandscapaciteit b) een inventarisatie van de risico’s c) het beleid over de weerstandscapaciteit en de risico’s Weerstandscapaciteit De weerstandscapaciteit bestaat uit de middelen en mogelijkheden om niet begrote kosten, die onverwachts en substantieel zijn, op te kunnen vangen. Tot de aanwezige weerstandscapaciteit van het Werkbedrijf slechts twee posten kunnen worden gerekend: - Reserves - Post onvoorzien Het Regionaal Werkbedrijf gaat in 2015 een Notitie weerstandsvermogen en risico-inventarisatie op- stellen. Uitgangspunt bij deze notitie zal vermoedelijk zijn dat er wel risico’s zijn maar dat er geen beschikbare weerstandscapaciteit is en daarmee een onvoldoende weerstandsvermogen. Het Werkbedrijf heeft – gelet op de middelen van het geoormerkte deel van het sociaal deelfonds – geen mogelijkheid om een weerstandsvermogen op te bouwen. De middelen zijn wel tijdelijk te reserveren. Het Werkbedrijf mag deze middelen alleen inzetten voor het doel waarvoor ze door de rijksoverheid worden verstrekt. Risico’s De inventarisatie van risico’s heeft tot doel om verantwoording af te leggen over en inzicht te geven in de risico’s die voor het Werkbedrijf (zowel procesmatig als voor het bedrijf zelf) van belang zijn. Het is essentieel dat de risicoparagraaf voldoende vooruitkijkt naar toekomstige risico’s in beleid, uitvoering en de gevolgen ervan voor de middelen. De risicoparagraaf geeft informatie over de houdbaarheid van de strategie voor de komende periode. In deze paragraaf worden de grootste risico’s benoemd. 24 Verplichte paragrafen Verslechtering uitstroomcijfers De transitie naar het nieuwe Werkbedrijf, mag niet ten koste gaan van de uitstroomcijfers. Deze beweging kan elders in de gemeentelijke organisaties namelijk extra kosten opleveren (inkomensdeel: uitkeringsverstrekking). Deelnemende gemeenten maken individueel afspraken met het Werkbedrijf over de te leveren prestaties en leggen deze vast in een dienstverleningsovereenkomst en het Werkbedrijf heeft de inspanningsverplichting deze prestaties te realiseren. Tijdens een uitvoeringsperiode vindt er terugkoppeling plaats tussen het Werkbedrijf en de deelnemende gemeente over de realisatie. Op het moment dat er grote afwijkingen zijn tussen de afspraken en de realisatie, komt dit in eerste instantie aan de orde in dit overleg. De afspraken die het Werkbedrijf met de deelnemende gemeenten maakt en de prestatierealisatie van het Werkbedrijf per gemeente, zijn transparant. Als blijkt dat er grote verschillen zitten tussen de realisatie van het Werkbedrijf en de prestaties van de vroegere gemeentelijke afdelingen Werk, en dit niet toe te schrijven is aan: - een krimp van het budget; - een vertaling van beleidsmatige kaders in de - DVO; - en/of specifieke demografische en of economische ontwikkelingen, dan wordt dit onderwerp geagendeerd in de bestuurscommissie Werk (met de portefeuillehouders portefeuillehouders Werk). De regio hanteert op dat moment een solidariteitsprincipe, waarbij het uitgangspunt is dat compensatie in principe gerealiseerd wordt door extra inspanning van het Werkbedrijf. Financieringsbasis beschut werk Het rijk hanteert als uitgangspunt dat mensen die minder loonwaarde hebben dan 40%, in aanmerking komen voor beschut werk. De VNG verwacht dat voor deze doelgroep de loonwaarde dichter bij de 30% zal liggen. Als de rijksoverheid er vanuit gaat dat de groep mensen waarvoor het Werkbedrijf diensten verleent, dichter bij de arbeidsmarkt staat dan feitelijk het geval is en haar financiering hierop aanpast, is dit een risico voor gemeenten. Systematiek Gemeentefonds De rijksoverheid overweegt de uitvoeringskosten (deels) mee te laten lopen onder de systematiek van het Gemeentefonds. Nadeel van die keuze is dat – in tegenstelling tot nu – de budgetten niet veranderen ten tijde van bijvoorbeeld crisis, terwijl het aantal uitkeringsgerechtigden op zo’n moment wel stijgt. Een complex transitieproces Het transitieproces is een complex proces: het nieuwe Werkbedrijf heeft straks één personeelsbestand, één ICT-systeem en is goed toegankelijk. Dat is in veel opzichten een uitdaging. In deze begroting zijn geen kosten opgenomen voor de opstart van het nieuwe Werkbedrijf. Het bestuur van Breed heeft gekozen om geen scenario’s uit te werken maar uitgangspunten te formuleren voor de (financiële) integratie van Breed in het Werkbedrijf per 1 januari 2016. Hierover is op 8 juli 2014 een brief geschreven aan de deelnemende gemeenteraden. In het eerste kwartaal van 2015 vindt over de integratie van Breed besluitvorming plaats in de raden van deelnemende gemeenten. 25 Verplichte paragrafen Verantwoording Participatiemiddelen Bij de inrichting van het Werkbedrijf en de dekking van de lasten van het Werkbedrijf is uitgegaan van de huidige wet- en regelgeving en de afspraken die daarover gemaakt zijn met de accountant. Wijzigingen in de wet- en regelgeving kunnen effect hebben op de wijze waarop de lasten van het Werkbedrijf gedekt kunnen worden. Momenteel voert de gemeentelijke accountant (van Nijmegen) een onderzoek uit naar de rechtmatigheid om de mogelijke risico’s op dit punt in beeld te brengen. De verwachting is overigens – op basis van een brief van het rijk – dat wijzigingen in wet- en regelgeving een positief effect zullen hebben op de verantwoordingswijze van de Participatiemiddelen. Afbouw Participatiebudget Tenslotte bestaat het toekomstige risico dat de rijksoverheid besluit het Participatiebudget verder af te bouwen. Op dat moment ontstaat er frictie, omdat de formatie niet meer gedekt kan worden met de participatiebudgetten. Dit is een reden om te werken met een flexibele schil. 5.2 Paragraaf Financiering Volgens de Wet FIDO (Wet Financiering Decentrale Overheden), is elke gemeenschappelijke regeling verplicht om een financieringsparagraaf in haar begroting en jaarrekening op te nemen. Daarin worden de ontwikkelingen aangegeven met betrekking tot de kasgeldlimiet, de ontwikkelingen wat betreft de rente-risiconorm, de verwachte toe- of afname van geldleningen of uitzettingen en het verdere beleid ten aanzien van treasury. Deze paragraaf Financiering bevat in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille. Kasgeldlimiet De kasgeldlimiet geeft aan in welke mate in de financiering van investeringen mag worden voorzien in de vorm van kortlopende middelen. Volgens de Wet FIDO bedraagt de kasgeldlimiet 8,2% van het totaal van de (primitieve) begroting en dat is voor 2015 € 1,75 miljoen euro. Er wordt een Treasurystatuut opgesteld voor de omgang met liquide middelen en financiering. Met BNG is een overeenkomst hiertoe gesloten waardoor dit weinig formatieve capaciteit vraagt. Gebruik van derivaten wordt niet toegestaan. Geleend wordt alleen voor kapitaaluitgaven die de reguliere bedrijfsvoering betreffen. 5.3 Paragraaf Bedrijfsvoering Bestuursorganen, personeel en organisatie De Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Rijk van Nijmegen de volgende drie bestuursorganen: Algemeen Bestuur, Dagelijks Bestuur en de Voorzitter. Het Algemeen Bestuur Het Algemeen Bestuur bestaat uit 19 leden, de voorzitter inbegrepen, t.w. de leden van de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de deelnemende gemeenten. Aan het algemeen bestuur behoren de taken en bevoegdheden toe die in de wet aan het algemeen bestuur zijn opgedragen, alsmede alle bevoegdheden die op basis van de modulaire gemeenschappelijke regeling Rijk van Nijmegen aan dit orgaan worden opgedragen, en niet aan het Dagelijks bestuur, de voorzitter of een bestuurscommissie zijn opgedragen. 26 Verplichte paragrafen Het Dagelijks Bestuur Het Dagelijks Bestuur telt vijf leden inclusief de voorzitter. Conform de wet en de regeling komt het Dagelijks Bestuur de bevoegdheid toe die in de gemeente toekomt aan het College van Burgemeester en Wethouders dan wel het College van Gedeputeerde Staten. De Voorzitter De Voorzitter wordt door en uit het Algemeen Bestuur benoemd. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Dagelijks als ook het Algemeen Bestuur. Hij vertegenwoordigt de regeling in en buiten rechte. Bestuurscommissie Werk De leden van de bestuurscommissie worden door het AB benoemd. De bestuurscommissie houdt zich bezig met het Werkbedrijf (opstellen re-integratieverordening, voorbereiden overeenkomsten, deelbegroting Werkbedrijf, etc.). Uitvoeringsorganisatie De uitvoeringsorganisatie kenmerkt zich door een platte organisatie met een beperkt aantal teams met aan het hoofd de directeur, tevens secretaris. De teamleiders geven ieder leiding aan een afdeling. Het managementteam wordt gevormd door de directeur en de teamleiders. De controller (deel uitmakend van de staf) heeft een speciale positie. Hij bevordert de kwaliteit, voert de controle uit als ook adviseert hij de organisatie over onder meer een juiste en goede planningen control cyclus en informatievoorziening. Het jaar 2015 zal in het teken staan van de verdere vervolmaking van de inrichting van de organisatie. Nu de eerste start is gemaakt zal vooral aandacht besteed worden naar het realiseren van de kwaliteits- en efficiencydoelstellingen. De opgave van management en medewerkers is om de kwaliteiten zo goed mogelijk in te zetten ten behoeve van deze doelstellingen. Op het gebied van P&O is na de start begonnen met het vormgeven van kaders voor het personeelsbeleid. Dit zal in 2015 moeten zijn voltooid. Financiën Voor de MGR Rijk van Nijmegen worden enkele kaderstellende nota’s opgesteld: een Treasurystatuut, de Financiële verordening en de Controleverordening en een Notitie weerstandsvermogen en risico-inventarisatie. In het Treasurystatuut worden de afspraken van de omgang met liquide middelen en benodigde financiering voor investeringen vastgelegd. In de financiële verordening worden onder meer de afspraken vastgelegd over de aanbieding van rapportages. In de controleverordening staan de afspraken over de accountantscontrole. Naar aanleiding van deze verordeningen worden of zijn al diverse activiteiten ondernomen (zoals intern controleplan, normenkader rechtmatigheid, regels inkoop, aanbesteding accountant etc.). In 2015 zal dit op onderdelen nog inzet vragen van de MGR Rijk van Nijmegen. BTW aspecten. Door de oprichting van de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Rijk van Nijmegen (hierna: MGR) ontstaan transacties tussen rechtspersonen die nu nog binnen dezelfde gemeente blijven. Bij transacties speelt BTW een rol. Deze BTW kan vaak worden teruggevraagd, maar niet altijd. Hierdoor kan de BTW leiden tot extra kosten, dit is niet anders dan in de huidige systematiek. De BTW-opzet is voor elke module van de MGR apart bepaald op basis van de activiteiten. Het doel is om binnen de regelgeving BTW te voorkomen en het BTW-Compensatiefonds (BCF) te ontzien. Het BCF heeft namelijk door het ingestelde plafond uiteindelijk negatieve gevolgen voor het gemeentefonds. Het Werkbedrijf gaat overheidstaken uitvoeren onder de BTWkoepelvrijstelling, waardoor zij geen BTW hoeft te voldoen over de gemeentelijke bijdragen. De ICT-module wordt daarentegen een ondernemer die op de aangifte Omzetbelasting verkoop-BTW 27 Verplichte paragrafen afdraagt en inkoop- BTW terugvraagt. Door deze opzet per module zijn de extra BTW-kosten en risico’s beperkt gebleven. Na afstemming met onze externe fiscaal adviseur is dit voorgelegd aan de Belastingdienst waarmee we nu in overleg zijn. Vanaf 2016 wordt Breed ingevoegd in het Werkbedrijf. Ook dit heeft BTW consequenties, omdat Breed voor een deel als ondernemer optreed. Dit is niet anders dan in de huidige systematiek. Bij het invoegen van Breed in het Werkbedrijf houden we rekening met dit aspect. VPB aspecten Op 14 april 2014 is het concept wetsvoorstel "modernisering vennootschapsbelastingplicht (VPB) voor overheidsondernemingen" gepubliceerd. Met dit voorstel geeft de regering invulling aan haar voornemen overheidsondernemingen die economische activiteiten ontplooien op dezelfde wijze aan de vennootschapsbelasting te onderwerpen als private ondernemingen. Als meerdere gemeenten de krachten bundelen en uit efficiency overwegingen een samenwerkingsverband aangaan (bijvoorbeeld via een gemeenschappelijke regeling) bestaat de mogelijkheid van vrijstelling van VBP. De participerende gemeenten dienen actief te participeren en naar rato van hun participatie in de resultaten te delen. Niet alle bestaande samenwerkingsverbanden zullen aan de vereisten van VPB voldoen. De verwachting is dat het conceptwetsvoorstel in het 3e kwartaal van 2014 definitief gemaakt gaat worden. Dan kunnen we de effecten voor het Werkbedrijf gaan bepalen. Op basis van het conceptwetvoorstel zien wij op dit moment een probleem bij de formulering van de dienstverleningsovereenkomst. Hierover zijn wel al in gesprek en zullen daar bij het definitief worden van het concept wetsvoorstel een standpunt over innemen. Mogelijk is in dit kader de term dienstverleningsovereenkomst niet meer passend. 5.4 Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen Investeringen die de MGR Rijk van Nijmegen heeft, zitten regulier in huisvesting en ICT. De paragraaf kapitaalgoederen heeft tot doel om te laten zien hoe de MGR Rijk van Nijmegen de instandhouding van de kapitaalgoederenvoorraad waarborgt. Aangezien er geen panden in eigendom zijn, betreffen dit de huurdersinvesteringen in de nieuwe werkplekken en de ICTinvesteringen. Deze worden tegen een reële termijn annuïtair afgeschreven zodat er na het einde van de levensduur een vrijval is die gelijk is aan de jaarlast en enkel nog voor prijsontwikkelingen geïndexeerd hoeft te worden. 28 Verplichte paragrafen 5.Besluit Algemeen Bestuur Het Algemeen Bestuur van de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Rijk van Nijmegen; Gezien de tijdige toezending van de ontwerpbegroting aan de Raden van de deelnemende gemeenten en aan Provinciale Staten van Gelderland; Gelet op artikel 29 van de modulaire gemeenschappelijke regeling Rijk van Nijmegen; Gelet op het advies van de Adviesfunctie Gemeenschappelijke Regelingen Regio Nijmegen; Gelet op de ingebrachte Zienswijzen van de Raden van de deelnemende gemeenten en de Provinciale Staten van Gelderland; Gelezen het voorstel van de Dagelijks Bestuur van 17 november 2014. BESLUIT: 1. 2. 3. 4. 5. 6. De begroting van lasten en baten op programma’s voor het jaar 2015 vast te stellen; De brief aan de raden van de deelnemende gemeenten vast te stellen; De begrotingswijziging zoals separaat voorgesteld vast te stellen; De meerjarenbegroting voor de jaren 2016-2018 voor kennisgeving aan te nemen; De bevoorschotting conform bijlage 5 vast te stellen; Het dagelijks bestuur van de MGR Rijk van Nijmegen op te dragen na vaststelling van deze begroting deze zo spoedig mogelijk toe te zenden aan Provinciale Staten. Algemeen Bestuur modulaire gemeenschappelijke regeling Rijk van Nijmegen, De Voorzitter, De Secretaris, drs. H.M.F. Bruls drs. W.G.R.J. van der Linden 29 Bijlagen 6 Bijlagen Bijlage 1 Totaaloverzicht meerjarenbegroting Begroting MGR en Werkbedrijf (x1000) 2015 Ondersteuning MGR (ondersteuning AB, DB, agendacommissie en secretaris, evt. eventuele aanvullende uitgaven) A1. Directe loonkosten (x1000) - Management en leiding - Primair proces - Ondersteuning primair proces Totaal directe loonkosten fte 5,00 70,13 8,00 83,13 A2. Materiële kosten (x1000) 1. Automatisering 1.1 Coda 1.2 ICT 1.3 Licenties 2. Huisvesting 3. Facilitaire voorzieningen 4. Personele voorzieningen 5. Promotiebudget 6. Overig 7. Kapitaallasten investering Subtotaal Materiële kosten A3. Kosten Gastheerschap Nijmegen (x1000) 1. Basispakket gastheer 1.1. P&O 1.2. Financiën 1.3. ICT, dienstverlening 2. Optioneel 2.1. Productontwikkeling 2.2. Juridisch 2.3. Contractbeheer Opslag voor flexibele schil (30%) Subtotaal personele lasten Totaal indirecte kosten Totaal directe indirecte kosten (uitvoeringskosten) (x1000) 2015 pm 2015 504 4.249 382 5.135 6,20 2,00 2,20 2,00 4,40 2,00 0,40 2,00 10,60 2016 pm 2017 pm 2018 2018 pm 2018 543 4.576 411 5.530 2016 689 502 187 488 90 33 134 100 72 1.606 2017 689 502 187 488 90 33 136 100 72 1.608 2018 689 502 187 488 90 33 137 100 72 1.609 2015 2016 2017 2018 131 151 128 134 155 131 137 159 134 141 163 138 145 31 128 214 928 2.543 148 32 131 219 950 2.556 152 32 134 225 973 2.581 156 33 138 231 1.000 2.609 2017 7.976 2018 8.139 2015 7.678 2016 517 4.355 391 5.263 2017 2017 530 4.464 401 5.395 2015 699 10 502 187 488 90 33 133 100 72 1.615 fte 2016 2016 7.819 30 Bijlagen B. Programmagelden (x1000) B1. Verbindingsfunctie loonkostensubsidie B2. Verbindingsfunctie (4000 * € 500) B3. Verplichtingen B4. Meerwerk Nijmegen Verdeeld over: 1. Inzet personeel meerwerk 2. Materiële kosten meerwerk 3. Begeleiding pre-starters 4. Verbinding B4. Meerwerk regio B5. Maatwerkbudget Regio Verdeeld over: 1. Inzet personeel maatwerk 2. Materiële kosten maatwerk 3. Verbinding B6. Arbeidsmatige dagbesteding B7. Transitiekosten opstart Werkbedrijf Totaal programmagelden Totale Uitgaven (x1000) Fte 2015 540 2016 1.770 2017 3.044 2018 4.296 2.000 2.000 2.000 2.000 3.315 2.853 3.300 2.733 2.500 2.553 2.500 2.553 1.027 195 160 1.471 pm 1.024 1.053 195 160 1.325 pm 889 1.079 195 160 1.119 pm 1.577 1.106 195 160 1.092 pm 1.966 4,95 300 54 670 3.689 500 308 54 527 3.689 500 315 54 1.208 3.689 323 54 1.589 3.689 21,90 13.921 14.881 15.363 17.004 16,95 16,95 4,95 2015 21.599 2016 22.700 2017 23.339 2018 25.143 C. Rijkssubsidies / overige inkomsten (x1000) Gemeentelijke bijdrage MGR Participatie Inkomensdeel (I-deel) Inkomensdeel beschut (I-deel) Meerwerk Nijmegen Meerwerk regio Arbeidsmatige dagbesteding Bijdrage gemeenten transitiekosten Totale inkomsten 2015 2016 2017 2018 pm 14.017 281 259 2.853 pm 3.689 500 21.599 pm 14.008 950 820 2.733 pm 3.689 500 22.700 pm 14.054 1.705 1.338 2.553 pm 3.689 pm 14.606 2.482 1.813 2.553 pm 3.689 23.339 25.143 Saldo MGR (x1000) 0 0 0 0 31 Bijlagen Bijlage 2 Formatieoverzicht Organisatieonderdeel Management en leiding Primair proces Maatwerk regio Meerwerk Nijmegen Ondersteunende functies Formatie 1/1/2015 5,00 78,13 4,95 16,95 11,35 Bijlage 3 Staat van personele lasten Organisatieonderdeel Management en leiding Primair proces Maatwerk regio Meerwerk Nijmegen Ondersteuning primair proces Gastheerschap Nijmegen* Personele lasten 2015 (x1000) 504 4.249 300 1.027 382 928 7.390 * Niet in dienst van de MGR. Bijlage 4 Staat van reserves en voorzieningen Reserves per 1/1 Algemene reserve Reserve projectengeld 2015 pm pm 2016 pm pm 2017 pm pm 2018 pm pm Bijlage 5 Overzicht bevoorschotting deelnemersbijdrage 2015 (excl. BTW koepelvrijstelling, excl. arbeidsmatige dagbesteding) Bevoorschotting per kwartaal vooraf (zie laatste kolom) Gemeente Beuningen Druten Heumen Ubbergen Nijmegen Mook en Middelaar Groesbeek Aandeel Participatiebudget 473.643 295.665 265.060 196.463 11.260.876 117.321 471.869 Meerwerk 2.852.500 Loonkostensubsidie Totaal 38.217 32.076 18.845 9.450 318.066 9.083 511.860 327.741 283.905 205.913 14.431.442 126.404 Per kwartaal 127.965 81.935 70.976 51.478 3.607.861 31.601 40.580 512.449 128.112 32 Bijlagen Wijchen Millingen aan de Rijn Totaal 783.700 152.691 14.017.288 2.852.500 65.147 8.182 848.847 160.873 212.212 40.218 539.646 17.409.433 4.352.358 Bevoorschotting arbeidsmatige dagbesteding (voorlopig) Gemeente Beuningen Druten Groesbeek Heumen Millingen aan de Rijn Mook en Middelaar Nijmegen Ubbergen Wijchen Totaal Bedrag 251.500 355.200 259.000 129.500 37.000 86.800 2.074.200 36.000 459.600 3.388.800 Per kwartaal vooraf 62.875 88.800 64.750 32.375 9.250 21.700 518.550 9.000 114.900 922.200 Bijlage 6 Overzicht transitiekosten (bijdrage te betalen voor 1 januari 2015) Gemeente Beuningen Druten Heumen Ubbergen Nijmegen Mook en Middelaar Groesbeek Wijchen Millingen aan de Rijn Totaal Aantal klanten Inwoners % klanten % inwoners 8.19% 5.88% 5.32% 3.07% 53.78% 2.53% Kosten obv klanten € 8.549 € 5.729 € 5.335 € 3.820 € 196.011 € 2.122 Kosten obv inwoners € 20.465 € 14.710 € 13.298 € 7.680 € 134.456 € 6.325 282 189 176 126 6.466 70 25.324 18.203 16.455 9.504 166.382 7.827 3.42% 2.29% 2.13% 1.53% 78.40% 0.85% 268 564 106 19.009 40.734 5.924 8.247 309.362 Totaal € 29.103 € 20.439 € 18.633 € 11.500 € 330.466 € 8.447 3.25% 6.84% 1.29% 6.14% 13.17% 1.91% € 8.124 € 17.097 € 3.213 € 15.361 € 32.918 € 4.787 € 23.486 € 50.015 € 8.001 100 100 €250.000 € 250.000 €500.000 33 Bijlagen Bijlage 7 Kostprijs De kostprijzen van de producten zijn als volgt berekend: Onderdeel Fte Aantal productieve uren Kandidaatsbenadering 24,50 33.072 Bedrijfsdienstverlening 21,78 29.400 Verbindingsfunctie 23,85 32.200 Totaal 70,13* Totaal doorbelaste kosten (x1000) € 2.682 € 2.385 € 2.611 € 7.678 Kostprijs per uur € 81 € 81 € 81 We gaan uit van 1.350 productieve uren per jaar per fte. Op basis van de kostprijs per uur is de prijs per product bepaald. 34
© Copyright 2024 ExpyDoc