Bereikbaarheidsverklaring Groningen

Versie definitief, 22-8-2012
Bereikbaarheidsverklaring
"Groningen-Assen"
0. Inleiding
Het programme Beter Benutten beoogt een betere bereikbaarheid van economische kerngebieden
door op innovatieve wijze te komen tot een verbeterde benutting van de bestaande infrastructurele
netwerken in Nederland. Beter Benutten vraagt orn een gezamenlijke, gerichte aanpak door Rijk,
regionale overheden en bedrijfsleven. Het programme sluit goed aan bij de maatschappelijke trend
dat werknemers flexibilisering van werktijden en werklocaties wensen en werkgevers een grotere
behoefte aan flexibele arbeidsinzet hebben.
De aanpak in het programma Beter Benutten richt zich nadrukkelijk op de volgende twee aspecten:
1. Een betere spreiding over de dag in het gebruik van de infrastructurele netwerken;
2. De beschikbare capaciteit van deze infrastructurele netwerken optimaliseren en deze
netwerken slim(mer) met elkaar verbinden.
In het kader van het bestuurlijk overleg MIRT najaar 2011 zijn afspraken gemaakt over de
uitwerking van concrete gebiedspakketten Beter Benutten. De regio Groningen-Assen is één van
deze regionale gebieden.
1.
Doel van de Bereikbaarheidsverklaring Groningen-Assen
Met de voorliggende Bereikbaarheidsverklaring "Groningen-Assen" geven de ondertekenaars
(hierna: "het trio") uitdrukking aan hun gezamenlijk intentie om op basis van de in het BO MIRT
van november 2011 gemaakte afspraken op vernieuwende wijze semen te werken aan de realisatie
van de bereikbaarheidsdoelstelling van het programme Beter Benutten "Groningen-Assen" binnen
de daartoe gestelde tijd. Deze verklaring is een wilsovereenkomst en is daarmee niet juridische
afdwingbaar.
De bereikbaarheidsverklaring vormt voor het trio tevens de basis om sturing te kunnen geven aan
de uitvoering van het programme Beter Benutten Groningen-Assen. Met deze verklaring worden de
onderlinge verwachtingen, de te hanteren spelregels en de aan het trio ten dienste staande
uitvoeringsorganisatie beschreven en worden de aan het programma ten grondslag liggende
analyses en het maatregelenpakket herbevestigd.
2.
Deelnemers Bereikbaarheidsverklaring Groningen-Assen
Rijk, regionale overheden en regionaal bedrijfsleven geven ieder vanuit de eigen rol, bevoegdheid
en verantwoordelijkheid invulling aan het gebiedsprogramma Beter Benutten Groningen-Assen. Dit
gebiedsprogramma wordt voor de duur van het programme Beter Benutten aangestuurd door het
trio, bestaande uit de:
•
De Minister van Infrastructuur en Milieu, handelend als bestuursorgaan en als
vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden (hierna: de minister),
•
De Gedeputeerde van de provincie Drenthe, voorzitter Portefeuillehoudersoverleg Verkeer
en Vervoer Regio Groningen-Assen, de heer H. Brink (hierna de regionale bestuurder),
•
De heer A.G Fetter, directeur Suiker Unie Vierverlaten (hierna: de CEO).
1
Versie definitief, 22-8-2012
3.
Bereikbaarheidsdoelstelling
Het programma Beter Benutten Groningen-Assen heeft tot doel om de fileknelpunten in de regio
met circa 20% te reduceren en de stijgende vraag op het spoor en het OV te accommoderen. Dit
ten opzichte van een situatie zonder het programma Beter Benutten.
Het accent ligt op het oplossen van knelpunten als gevolg van de ombouw van de Zuidelijke
Ringweg Groningen en andere grote projecten in en om Groningen en het beheersen van het
exploitatietekort in het OV.
Het programma bevat maatregelen op het gebied van ITS, verkeersmanagement, fiets, P+R en OV
en mobiliteitsmanagement.
Voor een nadere onderbouwing van deze maatregelen, de analyse van de knelpunten in de regio
en de met het programma beoogde doelstellingen: zie 4. Taken, rollen, werkwijze en samenwerking
a. Taak en rol van de minister en regionale bestuurder
De minister en de regionale bestuurder hebben als bestuurders twee hoofdtaken die terugkomen
bij deelname aan het bestuurfijke trio:
1. borgen van het publieke belang, hetgeen voor het programma Beter Benutten GroningenAssen specifiek geconcretiseerd kan worden in het bevorderen van de bereikbaarheid in de
regio;
2. Monitoring en evaluatie van het gebiedsprogramma ten behoeve van het afleggen van
verantwoording aan Kamer en raden/ staten.
Ad. 1.
- De minister en de regionale bestuurder geven inhoudelijk invulling aan deze taak door
nadere uitwerking, en vervolgens uitvoering, te geven aan het afgesproken
maatregelenprogramma — zie bijlage II. Met dit programma kunnen naar verwachting de
gestelde doelen worden gehaald;
- De minister en de regionale bestuurder geven financieel invulling aan deze taak doordat het
Rijk maximaal een bedrag van € 8,6 mln. investeert en de regio maximaal een bedrag van
€ 14,7 mln. investeere
Het rijk stelt voor de periode 2012-2014 in totaal € 7 mln. ter beschikking aan het
programma. Uiterlijk in 2014 wordt besloten of de resterende investering (maximaal € 1,6
mln.) daadwerkelijk wordt geeffectueerd. Dit besluit zal gerelateerd worden aan de nadere
uitwerking van de Minder Hinder aanpak bij de ombouw van de Zuidelijk Ringweg
Groningen en de besluitvorming over de uitvoering en financiering van de te treffen
maatregelen in het kader van het regionaal spoor.
Ad 2.
- Het afleggen van verantwoording aan Kamer c.q. raden/ Staten is een eigenstandige
verantwoordelijkheid van de betreffende bestuurder die hierin worden ondersteund door de
uitvoeringsorganisatie;
- Afgesproken wordt dat de output en outcome van de verschillende maatregelen wordt
gemeten. De daartoe op te leveren informatie zal voorafgaand aan de voor elke maatregel;
te nemen startbeslissing in het voor de betreffende maatregel op te stellen plan van
aanpak worden vastgelegd. Het ministerie van IenM zal zorg dragen voor het opzetten van
een uniforme monitoring en evaivatie over de regio's heen. Bijlage IV van voorliggende
1 Prijspeil 2011. Nog nIet aan de reglo ultgekeerde rIjksbedragen worden geIndexeerd conform de door het ministerle van
Financien aan IenM uitgekeerde IBM De rIjksbljdrage is Inclusief BTW en zal na verrekening met de door het rijk uitgevoerde
projecten in de reglo, afhankelljk van de voortgang van het pakket, In jaartranches worden uitgekeerd. De definitleve omvang
van de rijksbljdrage aan het programma wordt vastgesteld en komt beschlkbaar onder de randvoorwaarde van een per
maatregel uit te werken en vast te stellen startbeslIssing.
2
Versie definitief, 22-8-2012
-
verklaring geeft een nadere beschrijving van het proces en de eisen ten aanzien van de
monitoring en evaluatie;
De informatie met betrekking tot monitoring en evaluatie wordt aan alle betrokken partijen
beschikbaar gesteld en vormt sturingsinformatie voor het trio.
b. De rol van de CEO
De CEO vormt samen met de Minister en de regionale bestuurder het trio voor het programma
Beter Benutten Groningen-Assen. Daarbij zal de CEO zich ten behoeve van het bedrijfsleven in de
regio specifiek inspannen om:
1. werkgevers aan te spreken op hun (maatschappelijke) verantwoordelijkheid en hen ertoe
te bewegen te participeren in het programma Beter Benutten, bij voorkeur door via
package deals concreet aan te sluiten op de doelstellingen en maatregelen uit het
programma;
2. zelf een voorbeeld te zijn voor de introductie van (innovatieve) maatregelen op het gebied
van slim werken slim reizen.
c. Werkwijze van en samenwerking binnen het trio
-
-
De Minister is voorzitter van het trio;
Het trio komt twee maal per jaar bij elkaar om de voortgang van het programma te
bespreken, tenzij er aanleiding is voor een (incidenteel) hogere frequentie;
De Minister zal het initiatief nemen voor de planning van de periodieke bijeenkomsten;
In de uitvoering van het programma wordt door alle betrokken organisaties maximaal
invulling gegeven aan de eigen verantwoordelijkheid binnen het programma. Het trio stuurt
prirnair op het tijdig bereiken van de met het regionale programma gestelde doelen. Focus
Hgt daarbij op de outcome (de effecten), de samenhang binnen het totale regionale
programma, het versterken en verduurzamen van de samenwerking tussen de partners in
de regio en het realiseren en structureel inbedden van de benuttingdoelstellingen;
het trio wordt in haar taken in operationele zin ondersteund door een uitvoeringsorganisatie
/programmamanager. Deze bereidt de beslissingen van het trio voor, bewaakt namens het
trio de samenhang binnen het programma en genereert de managementinformatie.
Wade III bevat de beschrijving op hoofdlijnen van de aan het trio ten dienste staande
uitvoeringsorganisatie en de wijze waarop deze organisatie de trio-leden ondersteunt (o.a
de werkvorm, de wijze waarop het overkoepelend programmamanagement wordt ingevuld,
de relatie en afstemming tot reeds bestaande reguliere samenwerkingsverbanden in de
regio).
d. Regio-overstijgende samenwerking
-
-
Op basis van inhoudelijke samenhang en/of kosteneffectiviteit kan regio-overstijgende
samenwerking of coördinatie in bepaalde gevallen meerwaarde bieden bij maatregelen op
het gebied van ITS, DVM, fiscaliteit en/of logistiek;
Indien een dergelijke regio-overstijgende aanpak gewenst is, neemt de minister van IenM
hiertoe het initiatief.
5. Ultwerking en uitvoering van het maatregelenprogramma
-
Om de aansturing op zowel programma- als op maatregelniveau beheersbaar en stuurbaar te
maken, wordt voor elke uit te voeren maatregel een plan van aanpak opgesteld conform een
uniform format (zie hiervoor de handleiding van I&M, dd. 22 december 2011);
Een uitgewerkt plan van aanpak is de basis om te komen tot opdrachtverlening door het trio
•voor_de daadwerkelijke uitvoering van de maatregel(en).
Een voor akkoord ondertekend plan van aanpak door het trio, respectievelijk door de door het
trio gemandateerde opdrachtgever, geldt als het startbesluit voor de maatregel. Dit is tevens
3
Versie definitief, 22-8-2012
het moment dat de financiele bijdrage van betrokken partijen definitief wordt vastgesteld.
In bijlage II is het overzicht opgenornen "wie per maatregel" het plan van aanpak accordeert;
Voor een deel van de maatregelen (zie bijlage VI) worden slimme deals tussen de publieke en
private partijen afgesproken. Een slimme deal omvat enerzijds maatregelen die door de
publieke partners warden getrokken en anderzijds daarop aanvullende versterkende
maatregelen die door het bedrijfsleven zullen worden genomen. In een plan van aanpak dient
aangegeven te worden of, en in welke vorm, een maatregel onderdeel uitmaakt (of kan gaan
uitmaken) van een package deal;
Indien de voortgang van het project aanleiding geeft tot (her)prioritering of bijsturing wordt
dit gedaan conform de regels bedoeld in bijlage IV.
6. Monitoring en evaluatie
De sturing tijdens de uitvoering van een regionale programma ligt bij de regionale trio's; de
programmabrede politieke verantwoordelijkheid richting Tweede Kamer is aan de Minister van I&M.
Om aan beide op adequate wijze invulling te kunnen geven, is inforrnatie op het gebied van
Monitoring en Evaluatie noodzakelijk. Deze informatie heeft betrekking op:
Input (geld, planning, randvoorwaarden etc.)
•Output (bijv. opgeleverde stallingplekken of spitsstrook)
•Outcome (effecten op de weg, gebruikerstevredenheid etc.)
Proces (samenwerking)
De informatie op het gebied van input en output is een op een gekoppeld aan een maatregel; de
organisatie die een maatregel daadwerkelijk uitvoert is dus ook primair verantwoordelijk voor het
leveren van deze informatie via periodieke Voortgangsrapportages. Informatie op het gebied van
outcome is vrijwel nooit specifiek aan een maatregel te koppelen; hierover dienen afspraken op
programma of nationaal niveau gemaakt te warden. Orn invulling te geven aan de procesinformatie
zal onder regie van de programmadirectie Beter Benutten aan het eind van 2012, 2013 en 2014
een onafhankelijke procesevaluatie pfaatsvinden.
Billage V bevat de weergave van de in het kader van Monitoring en Evalautie door partijen
gemaakte afspraken.
7. Onvoorziene omstandigheden, wijzigingen en geschilien
Indien voor het einde van het programma een van de trioleden om moverende redenen géen
partij meer kan zijn van voorliggende verklaring, wordt in onderling overleg bezien op welke
wijze en door wie dit lid zal worden vervangen;
Partijen kunnen op tekortkomingen in de nakoming van deze bereikbaarheidsverklaring of van
afspraken die daarrnee samenhangen, bij de burgerlijke rechter geen beroep doen. Eventuele
geschillen worden in onderling overleg opgelost.
4
Versie definitief, 22-8-2012
Bijlage I
Samenvatting Gebiedsprogramma Beter Benutten Groningen-Assen
De Regio Groningen-Assen werkt sinds de start van de regio in de jaren '90 via een integrale
aanpak aan de versterking van de econornie, de ruimterijke kwaliteit en de bereikbaarheid van de
regio. De bereikbaarheidsvisie en -strategie is in de loop van de jaren niet wezenlijk veranderd, wel
verdiept en nader uitgewerkt. Kenmerkend voor de strategie is de integrate benadering in de regio,
waarbij aile modaliteiten in samenhang worden bezien. Deze strategie, met gerichte investeringen
in auto-infrastructuur, bus, trein, P+R, fiets en verkeers- en mobiliteitsmanagement, heeft de
afgelopen jaren zijn vruchten afgeworpen.
De ontwikkeling van het bereikbaarheidssysteem gaat echter door: de komende periode wordt o.a.
gemnvesteerd in de uitbouw van het stelsel van P+R-locaties en in het spoor als ruggengraat van
het openbaar vervoersysteem. De verschillende projecten zijn onder te verdelen in de volgende
deelprog ram ma's :
1.
Auto: investeringen in het verbeteren van de autobereikbaarheid van de regio. Inclusief de
ombouw van de Zuidelijke Ringweg wordt tot aan 2020 meer dan C 1 miljard genvesteerd.
2.
HOV-bus inframaatregelen: sneller en betrouwbaarder maken van de bus met ondermeer als
doel het verminderen van het exproitatietekort. De komende periode wordt hierin ca. C 60
miljoen genvesteerd. De netwerkanalyse 2006 geeft aan dat de bus ongeveer 10% langzamer
is geworden. Aandacht voor het versnellen en betrouwbaarder maken van de bus blijft
onverminderd van belang.
3.
Spoor: grote investeringen worden gedaan op het spoor als ruggengraat van het OV. Met ais
belangrijkste onderdelen de RegioTram en het verbeteren van knoop Groningen wordt tot aan
2020 ca. C 1,2 miljard genvesteerd in het spoor.
4.
P+R en busknooppunten: een samenhangend netwerk van P+R-locaties en busknooppunten
verleidt de automobilist om voor het laatste deel van de reis over te stappen op het openbaar
vervoer of de fiets. Deze succesvolle P+R-aanpak van de regio wordt randelijk als een voorbeeld gezien. Inmiddels zijn 3500 parkeerplaatsen in de regio gerealiseerd met een
gemidderde bezetting van 60% en uitschieters tot meer dan 100%. Voor de verdere
verbetering is ongeveer C 135 miljoen gereserveerd. In 2011 maakten 2,55 miljoen reizigers
per jaar gebruik van de P+R-locaties met een gerniddelde stijging van 1% per jaar.
5.
Fiets: de investeringen in Fietsroutes-plus zorgen ervoor dat de fiets (inclusief e-bike en escooter) een zo goed mogelijk alternatief is voor de auto. De omvang van de investeringen
zijn ca. C 36 rniljoen. Aanvullend op de investeringen in de Fietsroutes-plus wil de regio het
gebruik van de fiets in het ketentransport stimuleren. Hiervoor zijn overdekte
fietsenstallingen, fietskluizen en oplaadpunten voor e-bike nodig.
6.
Verkeermanagement: dit is gericht op het verminderen van de filedruk en reguleren van de
verkeersstromen.
7.
Mobiliteitsmanagement: door slimmer te reizen en te werken (het nieuwe werken) wordt tot
eind 2012 een reductie van het autoverkeer in de spits gerealiseerd van 5 %. De omvang van
de investering voor verkeersmanagement en mobiliteitsmanagement gezamenlijk is ca C 8
miljoen.
6
Versie definitief, 22-8-2012
Bij de implementatie/uitvoering van het maatregefenpakket speelt een tweetal knelpunten in de
bereikbaarheid van de regio die op dit moment speciale aandacht behoeft. De aanvraag Beter
Benutten RGA is gericht op deze twee problemen.
1. In de periode tot 2020 warden diverse grote projecten uitgevoerd die grote verkeershinder
met zich meebrengen. Olt betreft met name de ombouw van de Zuidelijke Ringweg
Groningen en de aanpak van de spoorzone Groningen. Tijdens de werkzaamheden komt de
bereikbaarheid van de regio zwaar onder druk te staan. De regio anticipeert hier op door
versneld een samenwerkingsorganisatie te ontwikkelen waarin planning, communicatie,
verkeersmanagement en mobiliteitsmanagement gezamenlijk worden aangestuurd en
uitgevoerd. Dit moet zorgen voor een optimale benutting van de verschillende netwerken
en transportwijzen.
Ook op de verkeershinder in het kader van de uitvoering van de Florijnas in Assen wordt
door het uitvoeren van de maatregelen Beter Benutten geanticipeerd.
0
2. In de Regio Groningen-Assen is als één van de weinige regio's in Nederland sprake van een
sterke groei van het aantal reizigers in het openbaar vervoer. De groei van het openbaar
vervoergebruik zet zich de komende jaren naar verwachting voort, onder andere door de
geplande uitvoering van de OV-maatregelen. Ondanks het feit dat er een verbetering is te
zien van de relatieve kostendekkingsgraad, zullen er door de groei van het aantal reizigers
met name in de spits in absolute zin in toenemende mate exploitatietekorten optreden. Dit
wordt versterkt door de eenzijdige gerichtheid van de pendel ('s ochtends de stad in; 's
avonds de stad uit) en het hoge openbaar vervoergebruik tijdens de ochtend- en
avondspits wat leidt tot de inzet van extra materieel.
Om deze twee knelpunten op te lossen, zijn in het Beter Benutten pakket de volgende
oplossingsrichtingen opgenomen:
•Op het gebied van het integraal aanbieden van informatie aan de reiziger valt nog veel winst
te behalen. Hiervoor is de verbinding gezocht met Sensor City Assen. Een experimenteel
project waarbij met slimme innovatieve systemen grote hoeveelheden informatiestromen
beschikbaar komen. Deze informatie wordt aangewend om de reizigers individueel, vroegtijdig
en op maat te informeren en adviseren. Dit initiatief kan via Beter Benutten worden aangetakt
op de bereikbaarheidsstrategie van de Regio Groningen-Assen en via het programma Beter
Benutten ten nutte worden gemaakt voor andere stedelijke gebieden. Ook het openbaar
vervoer kan meeprofiteren van de denk- en ontwikkelkracht van Sensor City.
Een samenhangend netwerk van P-FR-locaties, veelal gekoppeld aan de knooppunten, vormt
0•een
belangrijk onderdeel van de bereikbaarheidsstrategie. Door de ANWB wordt de P+Raanpak van RGA inmiddels landelijk ten voorbeeld gesteld voor hun P+R-plus benadering. De
regio werkt aan de verdere verbetering van dit stelsel, zodat dit laagdrempelig wordt voor de
automobilist en een goede plek inneemt in het ketentransport.
Verkeersmanagement is een wezenlijk, maar tot voor kort nog onderbelicht onderdeel van de
regionale bereikbaarheidsstrategie. In 2011/2012 heeft de landelijke Mobiliteitsaanpak,
aangevuld met regionale investeringen geleid tot een inhaalslag. Hierdoor is begin 2013 rand
Groningen een basisniveau van verkeersrnanagementmaatregelen aanwezig. De organisatie
waar dit op moet steunen is echter nog maar provisorisch geregeid. Onder de vlag van
Bereikbaarheid Stad Groningen wordt nu gewerkt aan een structurele organisatie. Dat is ook
nodig gelet op de extra druk de komende jaren door de uitvoering van grate projecten. Via het
project Florijnas wordt gewerkt aan de bereikbaarheid van Assen bij de uitvoering van de
Florijnas projecten.
•
Bij mobiliteitsmanagement begint de samenwerking met het bedrijfsleven zijn vruchten af te
werpen. Deze motor dient draaiende te blijven. Mobiliteitsmanagement zorgt direct voor meer
OV-gebruik. De fiets is altijd een integraal onderdeel van de bereikbaarheidsstrategie geweest.
Dit heeft ander andere geresulteerd in een stelsel van Fietsroutes-plus in de regio. Een
7
Versie definitief, 22-8-2012
belangrijke vervolgstap is het stimuleren van het gebruik van de fiets en e-bike in het
ketentransport (vooral voortransport) door het realiseren van fietskiuizen en oplaadpunten
voor e-bike en e-scooter.
•De fiets vervult in veel gevallen het voor- of natransport van het openbaar vervoer. In
ongeveer 40% van de verplaatsingen met de trein geldt de fiets als voortransportmiddel. Voor
natransport geldt een percentage van 15%. Op sommige stations liggen deze percentages
zelfs nog hoger.
Het spoor is de ruggengraat van het openbaar vervoer. Bij OV-knooppunten sluit de bus aan
op het spoor. Door van het spoor en bus een samenhangend en snet OV-systeem te maken
worden zowel de exploitatiekosten beperkt (geen parallelliteit) als de reizigersinkomsten
vergroot (het OV wordt aantrekkelijker). Belangrijke knelpunten op het spoor zijn op dit
moment de capaciteitsproblemen op een aantal regionale spoorlijnen. Oplossen van de
capaciteitsproblematiek op het regionale spoor
0
Met de maatregelen in het Beter Benutten pakket voor de regio Groningen-Assen worclt in
samenhang met de overige maatregelen die in de regio worden genomen, onderstaande algemene
effecten nagestreefd. In de Plannen van Aanpak zijn de effecten per maatregel aangegeven:
1.
extra hinder door de uitvoering van grote projecten mag maximaal 10 minuten bedragen;
2.
minimale vertraging openbaar vervoer tijdens uitvoering grote projecten en waarborgen
wettelijke aanrijtijden nood- en hulpdiensten;
3.
gedurende de uitvoering van projecten op specifieke trajecten hoeveelheid spitsverkeer laten
afnemen met 20%-30%;
4.
verbetering openbaar vervoerexploitatie is per maatregel kwalitatief aangegeven. Onderdeel
hiervan is het accomoderen van 5% groei op de PHS-corridors.
8
Versie definitief, 22-8-2012
Bijlage II
Maatregelenpakket Groningen-Assen
Omschrijving Maatregel
Uftvoerder
Kosten2
Start-
Prognose
Prognose
x1.000€
besluit
datum
datum
door:
start
gereed
ITS maatregelen
Regio Groningen-Assen
2.250
POVV/Trio
Aug 2012
Dec. 2014
Integrale Minder Hinderaanpak
Regio Groningen-Assen
8.205
POVV/Trio
Aug 2012
Dec 2014
Mobiliteitsmanagement
Regio Groningen-Assen
2.400
POW/Trio
Aug 2012
Dec 2014
P-I-R en OV
Regio Groningen-Assen
5.060
POVV/Trio
Aug 2012
Dec 2014
Fiets
Regio Groningen-Assen
1.626
POW/Trio
Sep 2012
Mrt 2014
Groningen Bereikbaarl
Totaa I
19.541
2 Genoemde bedragen zijn exclusief BTW van 19%
9
Versie definitief, 22-8-2012
Bijlage III
Uitvoeringsorganisatie Beter Benutten Groningen-Assen
1. Het trio (Minister IenM, voorzitter POW, directeur Suiker Unie) bekrachtigt afspraken, is
verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging en spreekt betrokken partijen aan op de
succesvolle uitvoering.
2. Het trio stuurt primair op het tijdig bereiken van de met het regionale programma gestelde
doelen, de samenhang binnen het totale regionale programme, het bevorderen van de
totstandkoming van 'slimrne deals' en het versterken en verduurzamen van de samenwerking
tussen de partners in de regio.
3. Voor de bestuurlijke afstemming van het programme Beter Benutten Groningen-Assen wordt
de bestaande bestuurlijke structuur gebruikt, met een belangrijke rol voor het
Portefeuillehoudersoverleg Verkeer en Vervoer (POVV). Bij de besprekingen van het
CDprogramma Beter Benutten in het POW wordt het bedrijfsleven uitgenodigd.
4. Om het programma goed te kunnen uitvoeren, de voortgang in beeld te brengen, het
bestuurlijk trio te ondersteunen en de monitoring en communicatie te verzorgen moet er
voldoende inzet en capaciteit beschikbaar zijn. Daartoe is een 'uitvoeringsorganisatie'
ingericht, waarbij het programmabureau RGA de verantwoordelijkheid heeft voor het
programmamanagement.
5. De programmamanager ondersteunt het trio, zal beslissingen voorbereiden,
managementinformatie genereren, het programme verder invullen en zorgt dat beslissingen
van het trio worden uitgevoerd.
6. De uitvoeringsorganisatie wordt verder als volgt vormgegeven:
o Zoveel mogelijk gebruikmaken van bestaande organisatiestructuren;
o Financiering van het programmamanagement geschiedt met gesloten beurzen;
o De programmamanager maakt gebruik van een klein programmateam met daarin de vijf
deelprojectleiders, de programmadirectie Beter Benutten, RWS Noord Nederland en het
bedrijfsleven.
7. Het versterken van de betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de uitvoering van het
prograrnma wordt in de komende periode verder uitgewerkt.
10
Versie definidef, 22-8-2012
Bijlage IV
Spelregels voor prioritering
In de uitvoering van het programrna wordt door alle betrokken organisaties maximaal invulling
gegeven aan de eigen verantwoordelijkheid binnen het programma. Het trio stuurt primair op het
tijdig bereiken van de met het regionale programma gestelde doelen. Focus ligt daarbij op de
outcome (de effecten), de samenhang binnen het totale regionale programma, het versterken en
verduurzamen van de samenwerking tussen de partners in de regio en het realiseren en structureel
inbedden van de benuttingdoelstellingen
Partners (rijk, gemeenten en provincies) hebben elk een hoeveelheid geld ter beschikking gesteld
voor de uitvoering van het gebiedsprograrnma. Het programma biedt ruimte om binnen de
afgesproken financiele kaders opnieuw te prioriteren en maatregelen toe te voegen.
Hierbij zal vanuit het ministerie van I&M geen vereffening/verrekening plaatsvinden over de binnen
het programma Beter Benutten opgenomen gebiedsprogramma's; dit betekent concreet dat aHe
besparingen en overschrijdingen binnen het gebiedsprogramma Beter Benutten Regio GroningenAssen binnen de vastgestelde financidle contouren van dit regionaal programma besteed
respectievelijk ingelopen worden.
In het BO-MIRT is de afspraak gemaakt dat indien een financieel knelpunt ontstaan met betrekking
tot de verrekening van BTW, dit eerst binnen het totale financiele kader van het betreffende
regionale programma dient te warden opgelost alvorens een extra maatregel aan het programrna
kan worden toegevoegd.
De eerstverantwoordelijke uitvoerende organisatie is verantwoordelijk voor de tijdige uitvoering
van een maatregel binnen de afgesproken scope. Daartoe krijgt deze van de andere betrokkenen
de afgesproken financiele bijdrage overgeboekt.
Ten aanzien van financiele mee- en tegenvallers geldt het principe van "eigen broek ophouden';
de uitvoerende organisatie is dus ingeval van een kostenoverschrijding eerstverantwoordelijk voor
het, met behoud van de in het Plan van Aanpak en/of de Bereikbaarheidsverklaring afgesproken
effectiviteit, oplossen van dit probleem (eventueel binnen een met het trio vooraf afgesproken
bandbreedte). Daarbij geldt in beginsel de volgende escalerende aanpak:
1.
2.
Eerst binnen de betreffende maatregel de kosten reduceren;
Indien dit niet mogelijk is, vervolgens binnen het totaai van alle maatregelen van de
betreffende uitvoerende organisatie de kosten reduceren.
Ingeval deze stappen niet haalbaar zijn zonder dat de scope of de effectiviteit van de maatregel
substantieel wijzigt, treedt de uitvoerende organisatie in overleg met de namens het trio
optredende programmamanager en de programmadirectie Beter Benutten. Zij leggen vervolgens
gezamenlijk een oplossingsvoorstel voor aan het trio. Hiervoor geldt als uitgangspunt dat de
afgesproken bereikbaarheidsdoelstelling van het totale programma onverkort gehandhaafd blijft.
De werkwijze ten aanzien van financiele tegenvallers geldt eveneens voor financiele meevallers.
Met dien verstande dat besparingen niet direct uitgegeven kunnen worden, maar dat er eerst een
reservering gemaakt zou moeten worden om eventuele tegenvallers op te vangen.
Bovenstaande vereist van alle deelnemende partners maximale transparantie in ramingen,
beslissingen en beslisinformatie.
11
Versie definitief, 22-8-2012
Bijlage V
Monitoring en evaluatie
De sturing tijdens de uitvoering van een regionale programma ligt bij de regionale trio's; de
programmabrede politieke verantwoordelijkheid richting Tweede Kamer is aan de Minister van I&M.
Om aan beide op adequate wijze invulling te kunnen geven, is inforrnatie op het gebied van
Monitoring en Evaluatie noodzakelijk. De monitoring en evaluatie van de gebiedsprogramrna's
Beter Benutten dient dan ook meerdere doelen:
Inzichtelijk maken in hoeverre de doelstellingen van Beter Benutten worden behaald;
Inzichtelijk maken van de succes- en faalfactoren (zoals de beleidseffecten, effectiviteit van de
beleidsinstrumenten en de samenwerking)
Het (indien nodig) kunnen bijsturen op basis van voortgang en gerealiseerde effecten om de
kans op gewenste effecten te vergroten.
Monitoring en evaluatie van de gebiedspakketten gebeurt in drie onderdefen, namelijk voortgang,
effecten (outcome) en proces. Om de gebiedspakketten Beter Benutten te monitoren op voortgang
en effecten zijn formats opgesteld met indicatoren. De te bemeten indicatoren zijn bedoeld om de
voortgang en resultaten van de gebiedspakketten inzichtelijk te maken via een
monitoringsrapportage.
Monitoringsra000rtage
leder half jaar komt een dergelijke rapportage ter beschikking; het ene halfjaar met een overzicht
van de voortgang en in het afgelopen halfjaar bemeten maatregelen, het andere halfjaar een
volfedige rapportage inclusief de generieke outcome. De betreffende monitoringsrapportages
worden centraal opgesteld onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Infrastructuur en
Milieu.
Bouwstenen voor monitoring en evaluatie
Er zijn verschillende bouwstenen te definieren om invulling te kunnen geven aan de monitoring en
evaluatie van de regionale gebiedspakketten. Er is informatie nodig over:
•
•
•
•
•
de voortgang per maatregel
relevante risico's en wijzigingen
de effecten per gebiedsprogramma: generieke informatie, gericht op de hoofddoelstellingen
van het Programma Beter Benutten
de effecten per maatregel: specifieke informatie, gericht op het leren per (cluster van)
maatregel(en)
refevante verklarende variabelen
Op basis van bovenstaande informatie - door rneerdere partijen te verzamelen - kan een
inhoudelijke evaluatie van de gebiedsprogramma's Beter Benutten plaatsvinden, om onder meer de
beleidseffecten en de effectiviteit van de instrumenten nader te analyseren.
De benodigde bouwstenen zijn weergegeven in formats voor de voortgang en voor de effecten
(inclusief verklarende variabefen).
Rolverdeling monitoring (dataverzameling)
Monitoring op landelijk niveau verzorgt het ministerie. Op regionaal (generiek) niveau wordt
gebruik gemaakt van beschikbare regionafe data. De witte vlekken die er dan nog zijn, worden
ingevuld door het ministerie. Monitoring per maatregef wordt uitgevoerd door iedere regio
afzonderlijk.
12
Versie ciefinitief, 22-8-2012
Rolverdelind evaluatie (opstellen rapportages1
De evaluatie (opstellen rapportages) op landelijk en regionaal niveau wordt uitgevoerd door het
ministerie. Een evaluatie per (cluster van) maatregel(en) wordt uitgevoerd door iedere regio
afzonderlijk. De regio's zullen ook op regionaal niveau rapporteren om hun eigen stuurgroep te
informeren.
Procesevaluatie
De procesevaluatie gaat over de samenwerking tussen het rijk, de decentrale overheden en het
bedrijfsleven. Deze vindt zowel tijdens als na afronding van het programma Beter Benutten plaats
(vooralsnog is voorzien om de procesevaluatie aan het einde van 2012, 2013 en 2014 uit te
voeren). Ook deze evaluatie zal in het teken van leren staan en grotendeels onafhankelijk worden
uitgevoerd. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu draagt zorg voor uitvoering van de
procesevaluatie. De regio's worden betrokken in het opzetten van de procesevaluatie.
Relatie Beter Benutten en Platform SWSR
Voor het platform SWSR wordt in 2012 2x (in april en in oktober) een representatieve enquête
gehouden onder de werkende personen in Nederland; hoofddoelstelling van het onderzoek is om
vast te stellen hoeveel werkende personen aan SWSR doen, wat de veranderingen zijn daarin en
welke motieven, belemmeringen etc. een rol spelen daarbij. De meting wordt uitgevoerd door I&O
Research; door een uitbreiding van de meting naar alle mobilisten is de meting ook geschikt als
nulmeting voor Beter Benutten.
0
De deelnemersgroep van de enquête is representatief voor:
•
•
de Nederlandse beroepsbevolking en mobilist;
elke afzonderlijke regio van zowel het Platform Slim Werken Slim Reizen (16 regio's) als Beter
Benutten (10 regio's).
De TFMM vragenlijst is door I&O als basis gebruikt, maar uiteraard aangevuld en gewijzigd voor het
SWSR en Beter Benutten doel.
De enquête zal opnieuw worden gehouden in de Beter Benutten regio's in 2013 en 2014
(september/oktober).
0
Kosten M&E
De kosten van uitvoering van de monitoring en evaluatie worden nog nader uitgewerkt, waarbij de
regiospecifieke monitoring van maatregelen voor rekening van de regionale partijen komt en het
Ministerie van I&M de kosten van de generieke monitoring op netwerkniveau (analyse
verkeerseffecten en gedrag) draagt. Ook draagt het Ministerie bij aan het op orde brengen van het
te bemeten verkeersnetwerk (via NDW of andere partijen),
13
Versie definidef, 22-8-2012
Bijlage VI
Slimme deals
Voor maatregelen die zich daartoe lenen worden "slimme deals" tussen de publieke en private
partijen mogelijk geacht. Een "slimme deal" (ook wel "package deal" genoemd) omvat
maatregelen van de publieke partners aangevuld met daarop versterkende maatregelen die door
het bedrijfsleven worden ultgevoerd. Daarbij kan bijvoorbeeld ook de bereikbaarheidsmakelaar
een actieve rol vervullen.
De rol van het bedrijfsleven bij een slimme deal kan vanuit verschillende invalshoeken warden
ingevuld. Vanuit de rol als werkgever, vervoerder van personen, vervoerder van goederen en/of
producent van (mobiliteits)producten.
Package deals kunnen zo rnogelijk gekoppeld warden aan bestaande initiatieven. Dit om te
voorkomen dat er inefficientie ontstaat. Grosso modo zijn er twee sporen te onderscheiden:
1. Generieke spoor
Dit zijn de initiatieven waarbij overheid en bedrijfsleven op het niveau van het totale
programma en/of een corridor samenwerken. Denk aan bijvoorbeeld Ontspits;
2. Locatiespecifieke spoor
Initiatieven waarbij overheid en bedrijfsleven op bedrijventerreln/locatie niveau samenwerken.
Daarbij warden harde afspraken gemaakt over de bijdrage van alle partijen aan de specifieke
maatregel. Dat kan bijvoorbeeld het "leveren van deelnemers aan een mobiliteitsproject" zijn,
maar ook afspraken over "het verhogen van het aantal medewerkers dat op de fiets naar het
werk komt" (bijvoorbeeld bij het aanleggen van fietsparkeerplaatsen).
Het hoofddoel van een package deal is dat het combineren van bepaalde maatregelen rneer
oplevert dan de som der delen. Slimme deals zijn geen doel op zichzelf, maar dragen wel bij aan
de innovatiedoelstelling van het programma Beter Benutten: een vernieuwde kijk op de verbetering
van mobiliteit. Een tweede doel van een slimme deal is het vergroten van de betrokkenheid van
elle participerende partijen binnen het programma Beter Benutten. Slimme deals worden in eerste
instantie gesloten door de regionale overheden. Met name voor de locatie specifieke slimme deals
staan regionale overheden aan de lat.
Onderstaande lijst bestaat uit maatregelen ult het pakket 'Beter Benutten Regio Groningen-Assen'
die zich goed kunnen lenen voor een samenhangende aanpak van overheden en bedrijfsleven.
Inhoudelijk en organisatorisch werken de partijen samen om deze maatregelen uit te werken naar
succesvolle bereikbaarheidsprojecten die bijdragen aan de doelstellingen van Beter Benutten.
1.
2.
3.
4.
Mobiliteitsmanagement
P+R en OV
Fiets
Capaciteitsproblematiek regionaal spoor
14
Versie definitief, 22-8-2012
Is getekend,
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
mw..H. Schultz van Haegen
De Gedeputeerde van de provincie Drenthe,
Voorzitter Portefeuillehoudersoverleg Verkeer en Vervoer (POVV) Regio GroningenAssen
De heer . Brink
ATD —
De CEO, dh;ecteur Suiker Uerverlaten
5