Jaarverslag 2013 - Pensioenfonds PSL

Stichting
Bedrijfstakpensioenfonds
voor de Schoen-, Leder- en
Lederwarenindustrie
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-,
Leder- en Lederwarenindustrie
Akerstraat 92, 6411 HD Heerlen
Postbus 4471, 6401 CZ Heerlen
Telefoon: 045 - 5763 333
Telefax: 045 - 5741117
Ingeschreven in het Handelsregister van de
Kamer van Koophandel en Fabrieken onder nummer 41095739
Verslag over het boekjaar
1-1-2013 t/m 31-12-2013
2
PSL
Inhoud
Pagina
Bestuur en organisatie 5
Meerjarenoverzicht
7
Bestuursverslag
Algemeen9
Ontwikkelingen in 2013
10
Fondsspecifieke ontwikkelingen
13
Ontwikkelingen van het fonds op financieel gebied
23
Pensioenparagraaf27
Risicoparagraaf28
Beleggingen34
Samenvatting actuarieel rapport
38
Bestemming van het saldo 43
Rapport Visitatiecommissie
Samenvatting rapport Visitatiecommissie 45
Reactie bestuur op rapport Visitatiecommissie 2013
46
Verslag van het verantwoordingsorgaan
Oordeel verantwoordingsorgaan over het door
het bestuur gevoerde beleid in 2013
47
Reactie bestuur op het oordeel over 2013 van het
verantwoordingsorgaan 50
Jaarrekening
Balans per 31 december
52
Staat van baten en lasten
54
Kasstroomoverzicht56
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
57
Toelichting op de balans per 31 december
62
Toelichting op de staat van baten en lasten
68
Risicoparagraaf74
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
3
Pagina
Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum
83
Financiering83
Resultaatbestemming83
Uitvoering84
Actuariële verklaring
85
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
87
Bijlage
Begrippenlijst89
4
PSL
Bestuur en organisatie
Bestuur per 31 december 2013
Leden werkgevers
Functie Namens
dhr. drs. P.H.C. van Drunen
mw. mr. C.H. Dassen-Soons
Voorzitter even jaren Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten
Secretaris oneven jaren Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten
dhr. drs. H.W.J. Wendel
Bestuurslid Federatie van Nederlandse Lederfabrikanten
dhr. W.J.P. Mutsaers
Plaatsvervangend bestuurslid Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten
Vacature
Plaatsvervangend bestuurslid Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten
Vacature
Plaatsvervangend bestuurslid Federatie van Nederlandse Lederfabrikanten
Leden werknemers
mw. A. Nuijten-van Aard
Functie Namens
Voorzitter oneven jaren FNV Bondgenoten
dhr. T. Katerberg
Secretaris even jaren CNV Vakmensen
dhr. mr. H.C.P.J. van Herpen
Vacature
Bestuurslid De Unie vakbond voor industrie en dienstverlening
Plaatsvervangend bestuurslid FNV Bondgenoten
Vacature
Plaatsvervangend Bestuurslid CNV Vakmensen
Vacature
Plaatsvervangend bestuurslid De Unie vakbond voor industrie en dienstverlening
Voorzitter 2013:
mw. A. Nuijten-van Aard
Secretaris 2013:
mw. mr. C.H. Dassen-Soons
Deelnemersraad per 31 december 2013
Leden dhr. W. Elbers
Functie Namens
Voorzitter Gepensioneerden
dhr. M. Bakkers
Lid Gepensioneerden
dhr. J.L.B. Hoogenbosch
Lid Gepensioneerden
mw. J. van der Velden
Lid Actieven
Verantwoordingsorgaan per 31 december 2013
Leden mw. G.D.M. van Bree
Functie Namens
Voorzitter Werkgevers
dhr. W. Elbers
Lid Gepensioneerden
mw. J. van der Velden
Lid Actieven
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
5
Organisatie
Communicatiecommissie mw. mr. C.H. Dassen-Soons, mw. A. Nuijten-van Aard en T. Katerberg
Beleggingscommissie mw. A. Nuijten-van Aard, W.J.P. Mutsaers, T. Katerberg en
drs. H.W.J. Wendel
Commissie Risicomanagement en uitbesteding mw. mr. C.H. Dassen-Soons, mw. A. Nuijten-van Aard en T. Katerberg
Tijdelijke commissie Toekomst PSL mw. A. Nuijten-van Aard, mw. mr. C.H. Dassen-Soons, T. Katerberg
en drs. H.W.J. Wendel
Tijdelijke commissie Nieuwe wetgeving mw. A. Nuijten-van Aard, mw. mr. C.H. Dassen-Soons, T. Katerberg
en drs. H.W.J. Wendel
Accountant dhr. drs. R.E.J. Pluymakers RA, Ernst & Young Accountants LLP te
Maastricht (tot boekjaar 2013)
dhr. drs. C.A. Harteveld RA, Mazars Paardekooper Hoffman
Accountants N.V. te Rotterdam (vanaf boekjaar 2013)
Actuaris mw. drs. E.C.P. op het Veld AAG, AZL te Heerlen (adviserend,
tot en met 31 december 2013)
mw. drs. M.A.A. van Run-van Esch AAG, AZL te Heerlen
(adviserend, vanaf 1 januari 2014)
ir. M.W. Heemskerk AAG, Mercer Nederland B.V. te Amstelveen
(certificerend)
Adviseur beleggingscommissie AZL te Heerlen
Administratie en bestuursadvisering AZL te Heerlen
Vermogensbeheer Blue Sky Group te Amstelveen
6
PSL
Meerjarenoverzicht
20132012201120102009
Aantallen
Aangesloten ondernemingen
Deelnemers (incl. arbeidsongeschikten)
94100114104112
1.1891.2711.3361.4001.476
Gewezen deelnemers
10.08910.96711.97612.94013.851
Pensioengerechtigden
9.95410.06510.55510.141 9.757
Totaal aantal verzekerden
21.23222.30323.86724.48125.084
Financiële gegevens
(in duizenden euro)
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen voor
risico pensioenfonds
Andere voorzieningen
239.760246.421230.022207.678193.099
4.257
2.1582.5792.528
4.1052)
Reserves
Reserve algemene risico’s
Bestemmingsreserve VPL-regeling 1)
11.98812.32111.50110.383 9.655
2)
00
1.695 1.200
840
Overige reserve
25.68321.229 8.98327.83728.227
37.67133.55022.17939.42038.722
Bijdragen Pensioenuitkeringen
3.7674.0474.6174.3025.060
10.32010.69910.42710.22610.189
Indexatie per 1 januari volgende boekjaar
Deelnemers 1,25%1,10%0,00%1,00%1,50%
Gewezen deelnemers
2,80%1,60%0,00%1,50%0,30%
Pensioengerechtigden
2,80%1,60%0,00%1,50%0,30%
1)
De bestemmingsreserve VPL-regeling is omgezet in een Andere voorziening.
2)
Vergelijkend cijfer boekjaar 2012 aangepast als gevolg van stelselwijziging, de overige voorgaande jaren zijn niet aangepast.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
7
20132012201120102009
Premiepercentages
Pensioenregeling
VPL-overgangsregeling
18,9018,0017,5016,5016,50
1,401,401,000,800,80
Beleggingen
1)
1)
1)
1)
1)
283.453
253.468
248.045
230.850
Beleggingen281.481
Beleggingsopbrengsten
6.07538.17712.30822.75823.972
Rendement op basis van total return
2,04%
Dekkingsgraad
1)
8
14,71%
4,35%
10,20%
11,37%
115,7%113,6%108,9%118,4%119,6%
Inclusief schulden uit hoofde van derivaten (opgenomen onder de kortlopende schulden).
PSL
Bestuursverslag
Algemeen
Met genoegen brengen wij u verslag uit over het boekjaar 2013. Dit verslag wordt uitgebracht overeenkomstig de statuten van de
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie (PSL). Het fonds heeft een stichting als rechtsvorm
en is statutair gevestigd te Tilburg. In het verslagjaar vergaderde het bestuur viermaal. De vergaderingen vonden plaats op 26 maart,
20 juni, 24 september en 11 december 2013. Verder heeft het bestuur twee extra themabijeenkomsten gehouden op 6 februari en
1 oktober 2013 en heeft het bestuur op 24 oktober 2013 een studiedag gevolgd die was gewijd aan het renterisico. Het verslag is
gemaakt door AZL, de administrateur van PSL. De gegevens over de beleggingen en het beleggingsbeleid zijn door Blue Sky Group
aangeleverd.
Bestuur
Het bestuur, dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de door CAO-partijen opgestelde pensioenregeling
(pensioenovereenkomst), bestaat uit drie bestuurders van werkgeverszijde en drie bestuurders van werknemerszijde.
De bestuursleden ontvangen vacatiegeld en een reiskostenvergoeding. De vacatievergoeding is gebaseerd op de door de SER
gehanteerde vergoedingsmethode, die is opgenomen in de ‘SER verordening vergoedingen aan leden van de raad, het dagelijks
bestuur en de commissies 2011-2012’. Per 1 januari 2014 heeft het bestuur de hoogte van de vacatievergoeding aangepast. De
vacatievergoeding bedraagt € 750,- voor een bestuursvergadering en € 500,- voor een commissievergadering.
In 2013 hebben zich de volgende wijzigingen in de samenstelling van het bestuur van PSL voorgedaan:
De heren Van Bommel (plaatsvervangend bestuurslid namens de Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten),
Gerritsen (plaatsvervangend bestuurslid namens de Federatie van Nederlandse Lederfabrikanten) en Wevers (plaatsvervangend
bestuurslid namens CNV Vakmensen) hebben in september 2013 hun functie als plaatsvervangend bestuurslid (om uiteenlopende
redenen) beëindigd.
Mevrouw A. Nuijten-van Aard heeft plaatsgenomen in de communicatiecommissie en in de commissie Risicomanagement en
uitbesteding, ter opvolging van de heer P.H.C. van Drunen.
Doelstelling
Het fonds heeft ten doel het treffen van pensioenvoorzieningen voor de deelnemers en gewezen deelnemers en hun nagelaten
betrekkingen in de bedrijfstakken Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie, ter zake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en/of
overlijden, een en ander als omschreven in de pensioenreglementen en de daarbij behorende bijlagen.
Voorts heeft het fonds ten doel het uitvoeren van de regelingen van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Lederindustrie
(VUL), de Stichting Uittreden en Overgangsregeling Schoenindustrie (SUOS) en de Stichting Uittreden en Overgangsregeling
Lederwarenindustrie (SUOL) in het kader van de Overgangsregeling Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie. Deze regelingen gelden
alleen nog voor deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1949, waardoor deze regelingen nog tot 2014 zullen moeten worden
uitgevoerd en ondersteund.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
9
De besturen van SUOL en VUL hebben besloten om de stichtingen per 1 oktober 2012 te ontbinden. Alle rechten en plichten van VUL
en SUOL zijn per 1 oktober 2012 overgedragen aan PSL. PSL voert vanaf deze datum beide regelingen uit. Het bestuur van SUOS heeft
besloten om de stichting per 1 januari 2013 te ontbinden. Alle rechten en plichten van SUOS zijn per 1 januari 2013 overgedragen aan
PSL. PSL voert vanaf deze datum deze regeling uit. In het hoofdstuk fondsspecifieke ontwikkelingen wordt hier nader op ingegaan.
De financiering van de pensioenvoorziening vindt plaats door bijdragen van werkgevers en werknemers. De afspraken met betrekking
tot de financiering en de uitvoering van de pensioenregeling zijn vastgelegd in een uitvoeringsreglement, dat per 1 januari 2008
van kracht is geworden en geldt voor de bij het fonds aangesloten werkgevers. Het uitvoeringsreglement is laatstelijk gewijzigd op
6 december 2012.
Ontwikkelingen in 2013
Algemene pensioenontwikkelingen
Op vele fronten van het aanvullende pensioengebied staan veranderingen op stapel. De aangekondigde herziening van het
Financieel Toetsingskader (FTK) en de inperking van het fiscale Witteveenkader raken de inhoud van de pensioenovereenkomst, de
Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen (Wvbp) dwingt fondsbesturen hun governance onder de loep te nemen en de consultatie
over de handhaving dan wel aanpassing van de Algemene Pensioeninstelling (API) heeft betrekking op de feitelijke uitvoering van de
pensioenregelingen.
Voorts zijn er daarnaast drie nieuwe, reeds aangekondigde wettelijke voornemens in de maak: aparte wetten over de
pensioencommunicatie, over de invoering van het algemeen pensioenfonds en over de wijziging van het systeem van
waardeoverdrachten. Deze voornemens moeten alle voor het einde van 2014 het Staatsblad bereiken. Het geheel van wetswijzigingen
vraagt om een strakke regievoering en juiste prioritering.
Op de meeste van de bovengenoemde onderwerpen wordt hierna nader ingegaan.
Moeizame hervorming van het aanvullende pensioenstelsel
Het onderhavige boekjaar kan worden gekenmerkt door wachten op de noodzakelijke politieke besluiten over de herziening van het
FTK en de invoering, als alternatief voor het huidige nominale stelsel, van de reële ambitieovereenkomst. Dit staat in schril contrast tot
de herhaalde oproepen van De Nederlandsche Bank (DNB) aan de pensioensector om, zelfs op basis van onvolledige informatie over
de wettelijke voorschriften, voorbereidingen te treffen voor deze herziening.
In het voorjaar publiceerde staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) het langverwachte
consultatiedocument over de herziening van het FTK. Daarop is door diverse maatschappelijke organisaties gereageerd. Na de
zomer maakte de bewindsvrouw op grond van die reacties reeds bekend dat zij heeft besloten af te zien van het creëren van twee
pensioenstelsels, waaruit sociale partners kunnen kiezen. Hiermee zou bovendien de invaarproblematiek van tafel zijn. De tussenweg
die zij wil bewandelen en die in de pensioensector kan rekenen op een breed draagvlak, zou ze in een wetsvoorstel verwerken en
voor het einde van 2013 bij de Tweede Kamer indienen. Deze planning heeft zij niet gehaald. Na afloop van het boekjaar meldde
de staatssecretaris dat ze hoopte voor 1 april 2014 het wetsvoorstel bekend te kunnen maken. Uitgaande van behandeling door de
Tweede Kamer nog voor het zomerreces, zou invoering per 1 januari 2015 volgens haar nog steeds tot de mogelijkheden behoren.
De Pensioenfederatie heeft de staatssecretaris echter laten weten dat de kans dat de wetswijziging vanaf 1 januari 2015 zal kunnen
worden nageleefd, gering moet worden geacht.
10
PSL
In het voornoemde consultatiedocument is overigens aangegeven dat de herziening van het FTK vooral moet worden gezien als
een directe verbetering van de weerbaarheid van pensioenfondsen tegen schokken op de financiële markten en de stijging van de
levensverwachting. Het kabinet heeft tevens behoefte aan een maatschappelijk debat over fundamentele vragen over de inrichting
van het aanvullende pensioenstelsel en heeft dit debat daarom reeds aangekondigd. Omdat de FTK-herziening meer tijd in beslag
neemt dan verwacht, dreigt men –bijvoorbeeld naar aanleiding van de publicatie van het CPB-rapport over de doorsneepremie– reeds
een voorschot op die discussie te nemen.
In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen zal verder worden ingegaan op de voorbereidingen die het fondsbestuur in
het boekjaar heeft getroffen.
Wet versterking bestuur pensioenfondsen (Wvbp) als gelegenheid tot verbeteringen
Positie van de gepensioneerden, alternatieve bestuursmodellen en overige aangelegenheden
Halverwege het boekjaar kwam, na een lange parlementaire geschiedenis met betrekking tot de medezeggenschap van
gepensioneerden, de Wvbp tot stand. Deze medezeggenschap is thans uitgemond in een wettelijke verplichting om
vertegenwoordigers van gepensioneerden in het bestuur op te nemen. De wet streeft er voorts naar de deskundigheid van
het bestuur te vergroten en het intern toezicht te versterken. Bovendien wordt beoogd om de taken en bevoegdheden van de
bestaande fondsorganen te stroomlijnen. De vorenstaande doelstellingen kunnen onder meer worden gerealiseerd door middel
van de introductie van twee nieuwe bestuursmodellen, ter vervanging van het huidige paritaire bestuursmodel. Het gaat dan om
het zogenaamde gemengde bestuursmodel of one tier board en het onafhankelijk bestuursmodel. DNB ziet in de wetswijziging een
uitgelezen gelegenheid voor de fondsbesturen om hun fondsorganisatie aan een kritisch onderzoek te onderwerpen en aan te passen
aan de maatschappelijke veranderingen en eisen.
Na de totstandkoming van de wet werd het invoeringstraject nader ingevuld. Omdat de aanpassingen in de fondsorganisatie
met ingang van 1 juli 2014 operationeel moeten zijn en DNB een daaraan voorafgaande periode nodig heeft om de gewijzigde
fondsdocumenten en wisselingen in het bestuur te beoordelen op deskundigheid en integriteit, dienen de voorbereidende
werkzaamheden uiterlijk 1 april 2014 gereed te zijn. DNB gaat er in dit verband vanuit dat de fondsbesturen daarom nog voor het einde
van het onderhavige boekjaar op hoofdlijnen weten voor welk bestuursmodel zij kiezen. In het hoofdstuk over de fondsspecifieke
ontwikkelingen zal hierop nader worden ingegaan.
Code Pensioenfondsen
Tegelijk met de Wvbp zijn de Principes voor goed pensioenfondsbestuur d.d. 6 december 2005 van de Stichting van de Arbeid (STAR)
vervangen door de Code Pensioenfondsen. Aan deze code, die door de Pensioenfederatie en de STAR gezamenlijk is ontworpen en
83 normen bevat, is ondertussen een wettelijke grondslag gegeven. Voor zover mogelijk hebben de fondsbesturen in het onderhavige
boekjaar de code kunnen beoordelen op zijn gevolgen en kunnen zij de navolging van de normen wellicht geheel of gedeeltelijk
meenemen in het transitieproces in verband met de Wvbp. Evenwel zal het komende boekjaar naar alle waarschijnlijkheid benut
moeten worden om de code te implementeren. Over de toepassing of uitleg, indien bepaalde normen niet worden nageleefd dan
wel daarvan wordt afgeweken, zal dan ook in het jaarverslag over 2014 voor het eerst verantwoording worden afgelegd.
API-consultatie
Ook in het boekjaar 2013 blijven de bestuurlijke aspecten en een effectieve uitvoering van de pensioenregelingen tegen acceptabele
kosten de aandacht van de fondsbesturen vragen. Diverse besturen van pensioenfondsen overwegen te liquideren dan wel zoeken
naar samenwerking met andere fondsen. In dit kader zijn in het recente verleden andere uitvoeringsvehikels in het leven geroepen,
te weten de premiepensioeninstelling (PPI), specifiek ten behoeve van de uitvoering van beschikbare premieregelingen, en het
multi-opf. Als voorlopig sluitstuk van deze ontwikkeling zou de algemene pensioeninstelling (API) in een behoefte moeten gaan
voorzien. Staatssecretaris Klijnsma vroeg de pensioensector dan ook om te reageren op haar vraag of de API een toegevoegde waarde
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
11
kon betekenen ten opzichte van de bestaande en nieuwe uitvoeringsvormen. Op basis van de ontvangen adviezen heeft zij, in het
begin van 2014, een voorontwerp van wet openbaar gemaakt, waarin ze een andere fondsorganisatie dan de API, het zogenaamd
algemeen pensioenfonds, voorstelt. Zij wil dit fondstype reeds met ingang van 2015 mogelijk maken.
De Europese dimensie van de Nederlandse pensioeninstellingen lijkt steeds verder naar de achtergrond te raken. Niet alleen met
betrekking tot de verzekeraars, ook een interne markt van pensioeninstellingen met grensoverschrijdende dienstverlening lijkt nog
ver weg.
Naast de door de overheid geïntroduceerde uitvoeringsvehikels ontplooit ook de pensioensector zelf initiatieven. Zo worden de
mogelijkheden om te komen tot een multi-bpf onderzocht.
In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen onder ‘toekomstvisie PSL’, zal hierop nader worden ingegaan.
Inperking van de fiscale facilitering van de pensioenopbouw in twee stappen
Met ingang van 1 januari 2014 zijn de maximaal toegestane opbouwpercentages voor middel- en eindloonregelingen neerwaarts
aangepast. Vanaf 1 januari 2015 is een verdergaande verlaging in het vooruitzicht gesteld. De lagere opbouwpercentages vanaf
2014 passen bij een verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar, omdat het niet in de bedoeling van het kabinet lag dat
de latere pensioenleeftijd en dientengevolge twee jaar langere pensioenopbouw uiteindelijk zouden uitmonden in hogere
pensioenuitkomsten. In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen worden de pensioentechnische en administratieve
aanpassingen aan het kleinere Witteveenkader behandeld.
Om aan de Europese stabiliteitsnormen te voldoen, moet de Nederlandse regering bezuinigen op zijn overheidsuitgaven. De fiscale
facilitering van de aanvullende, collectieve pensioenopbouw kon aan dit proces niet ontkomen. Daarom wordt met ingang van
2015 naar een verdergaande inperking van het Witteveenkader gestreefd. De wetgeving ter zake strandde echter in de Eerste Kamer.
Inmiddels zijn, met instemming van de oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP, de wijzigingsvoorstellen aangepast. Opvallend in
de voorstellen zijn de aftopping van de pensioenopbouw in de tweede pijler en vooral het scheppen van waarborgen dat de lagere
pensioenopbouw ook daadwerkelijk wordt vertaald in een lagere premie. Het pensioenstelsel wordt hiermee tot een instrument
gemaakt om de Nederlandse economie ofwel de binnenlandse consumptieve bestedingen te bevorderen.
De lagere pensioenopbouw in de tweede pensioenpijler en de herstelplannen, die nog voor diverse pensioenfondsen van kracht zijn
(na herstel van de reserve dient nog een versterking van de financiële buffers plaats te vinden), vallen in de tijd samen met een wens
van de overheid dat pensioenfondsen –zoals gezegd– een bijdrage leveren aan het herstel van de Nederlandse economie. Er wordt
een toenemend beroep op de vermogens van de pensioenfondsen gedaan, om deze in te zetten bij de woningmarkt, het midden- en
kleinbedrijf, duurzame energie en de infrastructuur.
De Pensioenfederatie heeft het kabinet laten weten dat de pensioenfondsen in vrijheid moeten kunnen blijven beslissen over
financieringsverzoeken en dat de gevraagde investeringen primair in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden moeten
zijn.
Convenant arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling
In het begin van het boekjaar hebben het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie een convenant gesloten over de dekking
van het arbeidsongeschiktheidspensioen en de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Aanleiding voor het sluiten van dit
convenant is dat in de praktijk is gebleken dat zieke of gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers moeizaam van baan wisselen.
Als pensioenfondsen en verzekeraars het convenant volgen, wordt de arbeidsongeschiktheidsdekking op dezelfde wijze uitgevoerd
en lopen werknemers zo min mogelijk verzekeringsrisico’s als ze van werkgever wisselen. De pensioenuitvoerders dragen zodoende bij
aan het bevorderen van de baanmobiliteit in Nederland.
12
PSL
De voornaamste afspraak is dat een arbeidsongeschiktheidspensioen wordt gedekt door de pensioenregeling waarin de werknemer
deelnemer was op de eerste ziektedag, inclusief latere toenames in de mate van arbeidsongeschiktheid. Hetzelfde geldt voor de
premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid.
Toezichtontwikkelingen
De herziening van het FTK (nog geen ingediend wetsvoorstel) en de versterking van de pensioenfondsbesturen (voltooide wetgeving)
zijn voor DNB aanleiding geweest om bij de besturen zogenaamde transitie- of stappenplannen op te vragen en enquêtes en
nadere vragenlijsten in te stellen. In het onderhavige boekjaar zijn deze methodieken herhaaldelijk ingezet. Daarnaast publiceert de
toezichthouder in toenemende mate Q & A’s (vragen en antwoorden) over deelonderwerpen. De gedetailleerde antwoorden helpen
de fondsbesturen enerzijds in het concreet maken van hun aanpassingen, maar tenderen anderzijds –zonder nader debat– naar een
rule based (in plaats van principle based) toezicht.
DNB heeft voor het onderhavige boekjaar wederom een duidelijk overzicht gepubliceerd van onderzoeken naar het functioneren van
de pensioenfondsen. Zo heeft onder meer onderzoek plaatsgevonden naar de beheersing van de risico’s van de uitbesteding van de
pensioenadministratie, naar de renterisico’s en de beleggingen in en waardebepaling van commercieel vastgoed, alsmede naar de
kwaliteit van de rapportages. De onderzoeksactiviteiten van DNB nemen in omvang toe en hebben hun weerslag op de jaarlijkse, over
de pensioenfondsen omgeslagen toezichtheffing. De onderzoeksresultaten moeten DNB helpen in het ontwikkelen van nieuw beleid
en regelgeving. De sector van pensioenfondsen wordt door deze werkwijze met steeds hogere heffingen geconfronteerd, dit terwijl de
fondsbesturen zich over de doelmatigheid en rechtvaardigheid van hun eigen uitvoeringskosten moeten verantwoorden. Bovendien
trekt de overheid zich vanaf 2015 terug uit de financiering van het toezicht op de financiële markten. Gevreesd wordt voor een stijging
van de toezichtkosten als er geen overheidsbelang bij een kostenbeheersing meer is. Dit vraagt om meer aandacht in het komende
jaar.
Fondsspecifieke ontwikkelingen
Fondsdocumenten
Het bestuur heeft op 26 maart 2013 besloten om aan het pensioenreglement 2002 de mogelijkheid toe te voegen voor inruil van
ingegaan levenslang ouderdomspensioen voor tijdelijk hoger ouderdomspensioen. Met deze wijziging wordt aan gepensioneerden,
die de 65-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en met ingang van 1 januari 2013 worden geconfronteerd met de gevolgen van de
verhoging van de AOW-ingangsleeftijd als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, de
mogelijkheid geboden om het ontstane AOW-gat te dichten.
Op 20 juni 2013 heeft het bestuur besloten tot een uitbreiding van de flexibiliseringsmogelijkheden in Pensioenreglement 2006
voor personen die het ouderdomspensioen vóór 1 januari 2013 vervroegd hebben laten ingaan. Bij het bereiken van de 65-jarige
leeftijd krijgt de gepensioneerde hiermee de mogelijkheid om (een deel van) het voor 1 januari 2013 ingegane levenslang
ouderdomspensioen in te ruilen voor een tijdelijk hoger ouderdomspensioen. Met deze wijzigingen kunnen ook de deelnemers aan
het pensioenreglement 2006 de gevolgen van de inwerkingtreding van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd opvangen.
Het betreft hier een in omvang beperkte groep deelnemers.
Vutstichtingen
PSL heeft mede als doel het ondersteunen van de vutstichtingen SUOS, SUOL en VUL. Daaronder is tevens begrepen het namens de
vutstichtingen verzorgen van de uitbetaling van de uitkeringen uit de Overgangsregeling die ter aanvulling dient op het pensioen
van werknemers die deelnemen aan de pensioenregeling zoals opgenomen in Pensioenreglement 2002 van PSL. De vutstichtingen
waren, tot het moment van liquidatie, jaarlijks een inkoopsom aan PSL verschuldigd voor het doen van uitkeringen uit deze
Overgangsregeling.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
13
De regelingen van SUOS, SUOL en VUL gelden alleen nog voor deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1949. De vutstichtingen
SUOL en VUL zijn per 1 oktober 2012 ontbonden en de vutstichting SUOS is per 1 januari 2013 ontbonden. PSL treedt, op verzoek van
de besturen van de vutstichtingen op als vereffenaar en bewaarder van de boeken en bescheiden. De vutregelingen dienen nog tot
2014 te worden uitgevoerd. De besturen van de vutstichtingen hebben de werkzaamheden, verplichtingen en middelen inzake de
Overgangsregeling, vooruitlopend op het natuurlijk einde daarvan, aan PSL overgedragen. In ‘overeenkomsten van overdracht van
rechten en verplichtingen’ tussen de vutstichtingen en PSL is vastgelegd dat na liquidatie en ontbinding van de vutstichtingen, PSL
geheel zorg draagt voor de uitvoering van de Overgangsregeling. PSL voert vanaf 1 oktober 2012 de regelingen van SUOL en VUL uit
en vanaf 1 januari 2013 de regeling van SUOS.
Het in de vorengenoemde overeenkomsten bepaalde kan geen negatief effect hebben op het eigen vermogen van PSL. Om deze
financiële scheiding tussen de pensioenverplichtingen en de van de vutstichting overgenomen verplichtingen te waarborgen, zijn de
van de vutstichting overgenomen verplichtingen als een langlopende schuld op de balans opgenomen en staat het saldo ter discretie
aan CAO-partijen.
Verplichtstelling en handhaving
PSL is een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds
2000. Op grond van deze zogenaamde verplichtstelling zijn de werkgevers in de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie ten behoeve
van de bij hen in dienst zijnde werknemers verplicht tot deelname aan de pensioenregeling van PSL. Daarnaast heeft PSL de plicht
om de verplichtstelling uit te voeren en te handhaven.
Het bestuur van PSL heeft daarom besloten in 2009 te starten met een steekproef om ondernemingen te benaderen die zich mogelijk
moeten aansluiten bij het fonds. In aansluiting hierop heeft het bestuur in 2010 besloten om periodieke controles uit te voeren
op de handhaving van de verplichtstelling van PSL. De controles hebben tot doel vast te stellen of alle werkgevers die onder de
verplichtstelling vallen daadwerkelijk zijn aangesloten. De bevoegdheid inzake het verlenen van vrijstelling van de verplichtstelling van
PSL en vrijwillige toetreding tot de pensioenregeling berust bij het bestuur.
Naleving wet- en regelgeving
Het afgelopen jaar zijn aan het fonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het
fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan
toestemming van de toezichthouder.
Implementatie Wet versterking bestuur pensioenfondsen (Wvbp)
Halverwege het boekjaar kwam de Wvbp tot stand. Het bestuur heeft in de themavergadering van 6 februari 2013 al uitgebreid
stilgestaan bij de consequenties van het op dat moment bekende wetsvoorstel van de Wvbp. Vooruitlopend op de inwerkingtreding
van de Wvbp per 1 juli 2014 heeft het bestuur in februari 2013 zijn voorkeur voor het paritaire bestuursmodel uitgesproken. De
voorkeur voor dit bestuursmodel vloeit voort uit de oriëntatie van het fonds op de toekomst en op een mogelijke fusie van het fonds.
Het bestuur geeft de voorkeur aan het paritair bestuursmodel om zo de binnen het bestuur vertegenwoordigde belanghebbenden op
de meest rechtstreekse wijze te kunnen betrekken bij eventuele besluitvorming en afwegingen over de toekomst van het fonds.
In vervolg op de voorgenomen besluitvorming heeft het bestuur, na de totstandkoming van de Wvbp, in het vierde kwartaal van
2013 de implementatie van de Wvbp bij het pensioenfonds verder in gang gezet. Dit heeft in december 2013 geleid tot het besluit
van het bestuur om vanaf 1 juli 2014 een vertegenwoordiger namens de pensioengerechtigden van het fonds zitting te laten
nemen in het bestuur. De vertegenwoordiger in het bestuur namens pensioengerechtigden neemt de plaats in van één van de
werknemersvertegenwoordigers. Tevens zal vanaf 1 juli 2014 het intern toezicht worden uitgevoerd door een nieuw op te richten
permanente raad van toezicht, bestaande uit drie onafhankelijke leden. De deelnemersraad zal per 1 juli 2014 worden ontbonden en
het huidige verantwoordingsorgaan zal worden omgevormd tot een verantwoordingsorgaan zoals bedoeld in de Wvbp.
14
PSL
Het verantwoordingsorgaan zal met ingang van 1 juli 2014 bestaan uit vijf leden. Drie leden namens pensioengerechtigden, één lid
namens de werkgevers en één lid namens de deelnemers. Deze besluiten zijn voor zover van toepassing voor advies voorgelegd aan
de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Beide organen ondersteunen de keuzes van het bestuur en hebben voor zover van
toepassing een positief advies afgegeven.
In december 2013 heeft het bestuur in de pensioennieuwsbrief kandidaten opgeroepen voor het bestuurslidmaatschap namens
pensioengerechtigden. Tevens heeft het bestuur de binnen het bestuur vertegenwoordigde vakbonden verzocht om kandidaten voor
deze bestuursfunctie voor te dragen. In een zorgvuldige procedure zijn alle kandidaten getoetst aan de door het bestuur opgestelde
profielschets. Dit alles heeft geresulteerd in de voorgenomen benoeming van de heer Van Herpen (thans bestuurslid namens de
actieve deelnemers) als bestuurslid namens pensioengerechtigden. De voorgenomen benoeming van de heer Van Herpen als
vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden heeft de steun gekregen van de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden
in de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Voorts heeft het bestuur de noodzakelijke aanpassing van de statuten van het
fonds en het reglement van het verantwoordingsorgaan ter hand genomen. Ook heeft het bestuur beleid opgesteld inzake de toetsing
van de onafhankelijkheid van de leden van de raad van toezicht en is een functieprofiel opgesteld.
Aanpassingen ten gevolge van de gewijzigde fiscale kaders
Met ingang van 1 januari 2014 is het wettelijk fiscale kader voor pensioenopbouw beperkt. Vanaf 1 januari 2015 zal een verdere
beperking plaats vinden. Omdat de huidige basisregeling (pensioenreglement 2006) per 1 januari 2014 binnen het dan geldende
fiscale kader valt en dus niet bovenmatig is, heeft het bestuur in september 2013 geconcludeerd dat deze pensioenregeling
per 1 januari 2014 niet behoeft te worden aangepast. Het bestuur geeft er de voorkeur aan om alle noodzakelijke wijzigingen in
de basisregeling (pensioenreglement 2006) van het pensioenfonds als gevolg van het gewijzigde fiscale kader in één keer per
1 januari 2015 door te voeren. Dit uit overwegingen van kostenbeperking en omdat dit naar de belanghebbenden van het fonds
duidelijker te communiceren is. De oude basisregeling (pensioenreglement 2002) kent per 1 januari 2014 geen actieve deelnemers
meer. Binnen deze regeling vindt in 2014 geen opbouw meer plaats. Om deze reden behoeft de basisregeling pensioenreglement
2002 niet te worden aangepast aan de gewijzigde fiscale kaders.
Uitvoeringskosten
Het fonds wenst volledige transparantie te realiseren ten aanzien van de uitvoeringskosten. Conform de Aanbevelingen
uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie (november 2011) publiceert het fonds de kosten van het pensioenbeheer,
vermogensbeheer en transactiekosten in dit jaarverslag. Het transparant maken van alle kosten en mogelijk afzetten tegen een
benchmark is daarbij een middel om de kosten verder te beheersen. Met het hierna volgend overzicht geeft het fonds gevolg
aan de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. In dit overzicht worden de kosten als volgt gerapporteerd:
–– De kosten van pensioenbeheer in euro per deelnemer;
–– De kosten van het vermogensbeheer in % van het gemiddeld belegd vermogen;
–– De transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
15
Kostenoverzicht
2013
Pensioenbeheer 1)
Kosten in euro per deelnemer € 119,72
Vermogensbeheer 2)
Kosten in % van het gemiddeld belegd vermogen 0,30%
Transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen
0,12%
Kosten per beleggingscategorie
Performance
Beheer-gerelateerde Transactie-
kostenkostenkosten Totaal
Beleggingscategorie
Vastgoed
99 0 80179
Aandelen
141 52201394
Vastrentende waarden
38
Commodities
700373
Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën exclusief overlay
Kosten overlay beleggingen (afdekking renterisico)
Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën incl. overlay
0
64
102
348
52
348
748
0
0
1
1
348
52
349
749
0
0
0
0
Overige vermogensbeheerkosten
Kosten vermogensbeheer pensioenfonds en bestuursbureau
Kosten fiduciair beheer
0000
Bewaarloon
350035
Advieskosten vermogensbeheer
910091
Overige kosten
Totaal overige vermogensbeheerkosten
0000
126
0
0
126
Totaal kosten vermogensbeheer
875
1)
Kosten van het pensioenbeheer bestaan uit de kosten van uitbesteding, bestuurskosten en de kosten van toezicht. De totale kosten bedragen € 1.334.000,-. Om de kosten
per deelnemer te berekenen is conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie het aantal deelnemers gedefinieerd als de som van het aantal actieve deelnemers en
pensioengerechtigden. Gewezen deelnemers tellen dus niet mee. Dit in tegenstelling tot de methode ‘normdeelnemer’ waarbij elk type deelnemer een weging krijgt in het totale aantal deelnemers. Een pensioengerechtigde en gewezen deelnemer kosten immers minder dan een actieve deelnemer.
2)
Kosten van het vermogensbeheer kunnen in twee categorieën worden onderscheiden. De eerste categorie betreft de kosten zoals die in de staten van baten en lasten direct
zichtbaar zijn. Daaronder vallen de beheervergoeding van de vermogensbeheerder(s) en overige beheervergoedingen. Dit betreft een bedrag van € 302.000. De tweede categorie
betreft kosten die rechtstreeks ten laste van het beleggingsrendement zijn gebracht. Deze kosten zijn dus niet inbegrepen in de kosten van de vermogensbeheerder(s) zoals
opgenomen in de jaarrekening en zijn geschat op € 224.000. De geraamde transactiekosten bedragen € 349.000. De totale kosten vermogensbeheer komen daarmee uit op circa
€ 875.000.
16
PSL
Naleving Principes Goed Pensioenfondsbestuur
Het bestuur onderschrijft de principes voor goed pensioenfondsbestuur die de Stichting van de Arbeid heeft vastgesteld en die in
de Pensioenwet zijn opgenomen. De principes zijn per 1 januari 2014 vervangen door de Code Pensioenfondsen die eveneens een
wettelijke grondslag heeft gekregen. Over de naleving van de Code Pensioenfondsen wordt voor de eerste maal verantwoording
afgelegd in het volgende jaarverslag. De principes voor goed pensioenfondsbestuur hebben betrekking op de volgende onderdelen:
verantwoording en intern toezicht, deskundigheid en functioneren van het bestuur, zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en
communicatie.
Hierna volgt een overzicht per onderdeel waaruit blijkt hoe het bestuur in 2013 is omgegaan met goed pensioenfondsbestuur.
Verantwoordingsorgaan en deelnemersraad
Met ingang van 1 januari 2008 heeft PSL een deelnemersraad en een verantwoordingsorgaan ingesteld. De leden van beide organen
worden benoemd voor de duur van drie jaar. De vertegenwoordiger namens deelnemers en de vertegenwoordiger namens
gepensioneerden in het verantwoordingsorgaan hebben tevens zitting in de deelnemersraad. De deelnemersraad wordt aangevuld
met twee gepensioneerden. Het verantwoordingsorgaan wordt aangevuld met een vertegenwoordiger namens werkgevers.
De leden van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad worden als zodanig niet bezoldigd, maar ontvangen vacatiegeld en
een reiskostenvergoeding.
Er hebben in 2013 geen wijzigingen plaatsgevonden in de samenstelling van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan.
Het verantwoordingsorgaan geeft jaarlijks een oordeel over het handelen van het bestuur, het door het bestuur gevoerde beleid over
het betreffende kalenderjaar en de beleidskeuzes die betrekking hebben op de lange(re) termijn. In dit jaarverslag wordt separaat
verslag gedaan van de bevindingen van het verantwoordingsorgaan over 2013.
Eerder in dit verslag zijn de voorgenomen wijzigingen in de governance van het fonds als gevolg van de inwerkingtreding van de
Wvbp per 1 juli 2014 besproken. Beide organen zijn in het eerste kwartaal van 2014 uitvoerig bij deze wijzigingen betrokken.
Intern toezicht
PSL heeft besloten het interne toezicht in te vullen door middel van een visitatiecommissie die eenmaal in de drie jaar het functioneren
van het pensioenfonds zal evalueren en toetsen. Het gaat dan om een beoordeling van de beleids- en bestuursprocedures,
bestuursprocessen en de checks en balances binnen het fonds. Tevens behelst het een beoordeling van de wijze waarop het fonds
wordt aangestuurd alsmede een beoordeling van de wijze waarop door PSL wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn.
De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke, externe personen die verder geen banden met het bestuur van het fonds hebben.
Eind 2013 is het externe bureau Basis & Beleid in opdracht van PSL een visitatie gestart. De visitatie is afgerond in januari 2014. De
resultaten zijn door de visitatiecommissie met het bestuur besproken op 4 februari 2014. De visitatiecommissie heeft haar bevindingen
vastgelegd in een rapportage die, samen met de reactie hierop van het bestuur en van het verantwoordingsorgaan, separaat in het
jaarverslag 2013 zijn opgenomen.
Deskundigheid en Zelfevaluatie
Het fonds heeft een geschiktheidsplan, dat in maart 2014 is geactualiseerd. Dit plan is erop gericht om op gestructureerde wijze de
geschiktheid (kennis, vaardigheden en gedrag) van het bestuur te laten aansluiten bij wat nodig is voor het goed besturen van het
fonds en het bewaren van de continuïteit binnen het fonds. In het geschiktheidsplan is de ‘Beleidsregel Geschiktheid 2012’ van DNB
en AFM verwerkt. In het geschiktheidsplan is een opleidingsplan opgenomen, dat jaarlijks wordt vastgesteld.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
17
Het bestuur besteedt actief aandacht aan deskundigheidsbevordering van bestuursleden en van leden van de deelnemersraad
en het verantwoordingsorgaan. Hierbij wordt voor nieuwe bestuursleden en nieuwe leden van de deelnemersraad en het
verantwoordingsorgaan gebruik gemaakt van het cursusaanbod van SPO (Stichting Pensioen Opleidingen). Hiernaast wordt
gebruik gemaakt van informatiesessies verzorgd door externe adviseurs.
In het verslagjaar is het bestuur van PSL op 6 februari en op 1 oktober bijeen geweest voor twee themavergaderingen. Tijdens de
themadag op 6 februari heeft het bestuur de op handen zijnde wijzigingen in de pensioenwet- en regelgeving en de mogelijke
toekomstscenario’s van PSL uitvoerig besproken. Op 1 oktober heeft het bestuur stilgestaan bij een risicobereidheidstoetsing binnen
de populatie van het fonds.
Het bestuur heeft besloten om CAO-partijen te adviseren een risicobereidheidsonderzoek te laten uitvoeren onder actieve deelnemers
en gepensioneerden. Daarnaast heeft het bestuur op 24 oktober een studiedag gehouden die volledig was gewijd aan het onderwerp
renterisico(beheer).
Naast de door het pensioenfonds georganiseerde themavergaderingen hebben diverse bestuursleden bijeenkomsten en seminars
bijgewoond, georganiseerd door de toezichthouder DNB, AZL en door andere externe partijen. De bestuursleden mevrouw NuijtenVan Aard, mevrouw Dassen-Soons en de heer Katerberg hebben in 2013 opleidingen op deskundigheidsniveau 2 gevolgd.
Overeenkomstig de principes voor goed pensioenfondsbestuur heeft het bestuur in december 2013 een zelfevaluatie in gang
gezet, die in januari 2014 is afgerond. De zelfevaluatie is bedoeld om het eigen functioneren, zowel van het bestuur als geheel als
van individuele bestuursleden, te evalueren. Daarnaast heeft het bestuur in het kader van de zelfevaluatie een competentietoets
afgenomen bij SPO (Stichting Pensioen Opleidingen). De resultaten van beide activiteiten zijn besproken in een themavergadering
op 4 februari 2014 en in de bestuursvergadering van 25 maart 2014. Het bestuur is op grond van de zelfevaluatie van oordeel dat zij
over het algemeen, als geheel en individueel gezien, goed functioneert. Kwaliteit van het functioneren van het bestuur en tijdigheid
van de besluitvorming zijn voldoende.
Het bestuur hanteert bij de beleids- en controlecyclus een Vergaderjaarplan en een Jaarplan Bestuur, om de voortgang van de
bestuursactiviteiten goed te kunnen monitoren.
Toekomstvisie PSL
In 2011 is het bestuur gestart met een traject inzake het onderzoeken van de toekomstmogelijkheden van het fonds. Dit met het oog
op de continuïteit van het fonds voor de langere termijn. Het bestuur heeft in vervolg hierop in 2012 verkennend onderzoek uitgevoerd
naar mogelijke toekomstscenario’s voor het fonds en de mogelijke scenario’s benoemd. Het bestuur heeft in themavergaderingen
op 6 februari 2013 en 4 februari 2014 uitgebreid stilgestaan bij mogelijkheden voor fusie of samenwerking met een ander
bedrijfstakpensioenfonds.
Het bestuur heeft een tijdelijke commissie Toekomst PSL ingesteld, die zich bezig houdt met het vervolgonderzoek naar de
toekomstmogelijkheden van het fonds en advies hierover uitbrengt aan het bestuur. In deze commissie hebben zitting: mevrouw
Nuijten-Van Aard, mevrouw Dassen-Soons, de heer Katerberg en de heer Wendel. In opdracht van het bestuur zijn in 2012 en 2013
toekomstverkenningen uitgevoerd, waarbij een voorname rol is weggelegd voor de adviserend actuaris van het fonds. De uitkomsten
van deze verkenningen zijn beoordeeld door vorengenoemde commissie. In het verslagjaar vergaderde de communicatiecommissie
twee maal. Deze vergaderingen vonden plaats op 24 april en 30 oktober 2013.
18
PSL
Het bestuur heeft op 11 december 2013 in een principe besluit aangegeven dat het bestuur het wenselijk acht voor de toekomst van
PSL dat er een fusie tot stand komt met een ander bedrijfstakpensioenfonds. In het in 2014 te volgen traject voor een voorgenomen
fusie worden de volgende opties nader onderzocht:
–– Een fusie met Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie (MITT):
In het kader van deze optie heeft eind 2013 een bespreking plaatsgevonden tussen de adviserend actuarissen van MITT en PSL,
waarin de mogelijkheden om te komen tot een fusie zijn verkend;
–– Aansluiting bij het initiatief voor het vormen van een multi-bedrijfstakpensioenfonds:
Er heeft in januari 2014 een gesprek plaatsgevonden in verband met een initiatief voor een multi-bedrijfstakpensioenfonds voor
kleinere bedrijfstakpensioenfondsen. Dit initiatief bevindt zich nog in een prille fase, de uitkomsten zijn nog onzeker. Het bestuur
onderneemt daarom vooralsnog geen vervolgactie.
Tevens heeft het bestuur aangegeven dat de optie om door te gaan als zelfstandig pensioenfonds in beraad blijft, zolang er geen
andersluidende besluiten zijn genomen.
Het bestuur heeft CAO-partijen schriftelijk geïnformeerd over het principebesluit van het bestuur. Aan cao-partijen is tevens verzocht
om aan te geven wat het voor CAO-partijen maximaal acceptabele niveau van de pensioenpremie is en om een besluit te nemen over
de inhoud van de pensioenregeling (opbouw en toeslagambitie). Dit in het kader van de komende wetswijzigingen per 1 januari 2015
en om essentiële uitgangspunten te verkrijgen voor vervolgonderzoek naar de mogelijkheden voor fusie of samenwerking.
Verder onderzoek naar de wetswijzigingen wordt uitgevoerd door de tijdelijke commissie ‘Nieuwe wetgeving’, die door het bestuur in
2012 is ingesteld. In deze commissie hebben zitting: mevrouw Nuijten-Van Aard, mevrouw Dassen-Soons, de heer Katerberg en de heer
Wendel. De commissie ‘Nieuwe wetgeving’ zal het bestuur adviseren ten aanzien van de implementatie van wetswijzigingen. Dit ter
voorbereiding op een advies van het bestuur aan sociale partners. De commissies zullen de samenhang tussen de beide onderzoeken
bewaken.
Integere bedrijfsvoering
Het bestuur is van mening dat in het verslagjaar zo veel als mogelijk is voldaan aan de principes van goed pensioenfondsbestuur en
dat het heeft zorggedragen voor een integere bedrijfsvoering. In 2014 zal het bestuur de Code Pensioenfondsen implementeren.
Gedragscode/Compliance Officer
Het bestuur hanteert een gedragscode. Jaarlijks wordt door het bestuur bevestigd dat zij de gedragscode heeft nageleefd. De
compliance officer van PSL is mevrouw E.M.E. Thieme. De compliance officer is belast met de controle op de naleving van de
gedragscode.
Risicomanagement
Het fonds is verantwoordelijk voor de inrichting en goede werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem, het
risicomanagement. Risicomanagement is een continu proces waarbij de risico’s en de organisatie van het fonds integraal worden
bekeken. Het risicomanagement speelt een voorname rol bij het bepalen van de strategie van het fonds.
Het bestuur heeft op basis van zijn verantwoordelijkheid voor het beheer van het fonds, de vereiste professionalisering en de
noodzakelijke risicobeheersing gekozen voor uitbesteding van alle werkzaamheden inzake pensioen- en vermogensbeheer aan
externe partijen. Ter uitvoering van de Uitbestedingsregels heeft het fonds een integraal risicobeleid opgezet. Met dit beleid worden
de belangrijkste risicocategorieën, zoals die door DNB zijn benoemd, onderkend. Daarbij worden de beheersingsmaatregelen
beschreven en de wijze waarop over de beheersing van de risico’s gerapporteerd moet worden.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
19
Het bestuur van PSL heeft het integraal risicomanagement verder vormgeven met een uitgebreide analyse van het risicomanagement
van PSL, die in 2010 in opdracht van het bestuur door Towers Watson is uitgevoerd. Deze risicoanalyse heeft plaatsgevonden aan de
hand van het door Towers Watson ontwikkelde ConFirm model, dat mede is gebaseerd op het FIRM model (het Financiële Instellingen
Risico Model) van DNB. Towers Watson heeft een risicomatrix voor PSL opgesteld die, samen met een aantal aanbevelingen, dient als
basis voor verdere beleidsvorming.
In vervolg op de risicoanalyse heeft het bestuur in 2011 een commissie ‘Risicomanagement en uitbesteding’ ingesteld, die het bestuur
adviseert op het gebied van het risicomanagement en de bijbehorende beleidsprocedure. De samenstelling van de commissie heeft
in 2013 een wijziging ondergaan. De heer Van Drunen heeft zijn lidmaatschap van de commissie beëindigd en is in de commissie
opgevolgd door mevrouw Nuijten-Van Aard. Tevens hebben mevrouw C.H. Dassen-Soons en de heer T. Katerberg zitting in deze
commissie.
De commissie is verantwoordelijk voor het implementeren, monitoren en aanpassen van het risicomanagement(beleid) van PSL en
wordt ondersteund door AZL. De commissie heeft vergaderd op 30 januari, 5 september en 13 november 2013.
Het fonds heeft het beleidskader vastgelegd in het beleidsdocument ‘Risicobeleid’. In dit document zijn de norm en tolerantiegrenzen
en de taakverdeling tussen de diverse commissies van PSL aangaande het risicomanagement vastgelegd. Aan het document zijn als
sturingsinstrumenten een ‘matrix risicomanagement’, en een ‘jaarplan risicomanagement’ toegevoegd. Het beleidsdocument bevat
tevens een contractenregister, waarin de voornaamste afspraken en kenmerken zijn vastgelegd van de overeenkomsten die PSL met
andere partijen is aangegaan. De commissie risicomanagement en uitbesteding bewaakt de actualiteit van het beleidsdocument.
Naast het beleidsdocument ‘Risicobeleid’ hanteert het bestuur een ‘jaarplan bestuur’ om op alle beleidsterreinen in control te blijven.
Taakverdeling risicomanagement tussen de commissies van PSL
De commissie risicomanagement en uitbesteding monitort alle risico’s aan de hand van het jaarplan risicomanagement en vervult
een coördinerende rol. Deze commissie voert tevens het risicomanagement van de niet-financiële risico’s uit, met uitzondering van
de risico’s op het gebied van de communicatie. De beleggingscommissie heeft de taak om het risicomanagement voor de financiële
risico’s te verzorgen. De communicatiecommissie heeft de taak om het risicomanagement op het gebied van de communicatie te
verzorgen. Beide commissies rapporteren hierover aan de commissie risicomanagement en uitbesteding, die hierover vervolgens
rapporteert aan het bestuur.
Financieel crisisplan
Het bestuur heeft in 2012 een financieel crisisplan vastgesteld. Dit plan is geschreven in het kader van artikel 143 van de Pensioenwet
en de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen van 9 december 2011 en maakt deel uit van de beschrijving van de beheerste
en integere bedrijfsvoering. Het plan is opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds.
Het financieel crisisplan geeft een beschrijving van maatregelen die het bestuur op korte termijn effectief kan inzetten als de
dekkingsgraad zich bevindt of zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstellingen van
het fonds in gevaar komt. Het plan beschrijft wanneer er, naar de mening van het bestuur, sprake is van een crisis, benoemt een
gevarengrens en een kritische ondergrens ten aanzien van de dekkingsgraad en beschrijft welke maatregelen het fonds ter beschikking
heeft in geval van een crisis. Ook wordt het verwachte effect van de in het plan beschreven maatregelen aangegeven en het moment
waarop deze worden ingezet. Daarnaast bevat het plan een beschrijving van het besluitvormingsproces en wordt aangegeven op
welke wijze over de maatregelen wordt gecommuniceerd met belanghebbenden. Met een dergelijk plan is het fonds beter voorbereid
op een crisissituatie nog voordat de situatie zich heeft voorgedaan.
Het Financieel crisisplan wordt jaarlijks geëvalueerd aan de hand van actuele richtlijnen en voorwaarden van DNB. De evaluatie in 2013
heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.
20
PSL
Communicatie
PSL vult de communicatie in aan de hand van het communicatiebeleidsplan 2011-2013. Het communicatieplan beschrijft de
periodieke, structurele communicatie van het fonds en beschrijft de strategie en visie van PSL op de communicatie met haar
doelgroepen. Onderdeel hiervan is een beschrijving van de wijze waarop het fonds aan alle (wettelijke) communicatieverplichtingen
voldoet. Het plan bevat een communicatiejaarkalender, waarin de diverse communicatiemomenten en -middelen zijn opgenomen.
Ook is in het plan opgenomen voor wie welke vorm van communicatie bestemd is. Met het plan geeft het fonds invulling aan haar
ambitieniveau ten aanzien van de (pensioen)communicatie. Belangrijke speerpunten in het communicatiebeleid zijn: dialoog en
feedback met de deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgevers; op maat en persoonlijk communiceren; digitalisering;
integratie van communicatiekanalen en het inzetten van intermediaire kaders.
De visie van PSL luidt:
–– Door communicatie beoogt PSL de pensioenbewustwording van de belanghebbenden te stimuleren, de verwachtingen te
managen en ervoor te zorgen dat belanghebbenden de eigen verantwoordelijkheden kennen en mogelijkheden benutten.
Daarnaast streeft PSL ernaar dat de belanghebbenden tevreden zijn over de communicatie;
–– Door communicatie beoogt PSL de pensioenbewustwording van de werkgevers te stimuleren en ervoor te zorgen dat ze hun
verantwoordelijkheden op het gebied van pensioenen kennen en ook nemen. Daarnaast streeft PSL ernaar dat de werkgevers
tevreden zijn over de communicatie.
PSL heeft een communicatiecommissie. Deze commissie ontwikkelt het communicatiebeleid, adviseert het bestuur en is
verantwoordelijk voor de uitvoering. Jaarlijks stelt de communicatiecommissie de communicatiejaarkalender vast. In het verslagjaar
vergaderde de communicatiecommissie vier maal. Deze vergaderingen vonden plaats op 21 februari, 16 mei, 12 september en
14 november 2013.
Het fonds had als uitgangspunt om voor de jaren volgende op de planperiode van het huidige communicatiebeleidsplan een nieuw
driejaarscommunicatiebeleidsplan voor de jaren 2014-2016 op te stellen. In 2013 bleek evenwel dat het jaar 2014 een transitiejaar
is voor pensioenfondsen. De vele veranderingen in de wetgeving, zoals het Witteveenkader, Wvbp en het nieuwe FTK, zullen leiden
tot veel aan de belanghebbenden te communiceren aanpassingen in 2014 (onder andere nieuwe pensioenreglementen). Daarom
heeft het fonds besloten om voor 2014 een (eenjarig) communicatietransitieplan op te stellen. Het communicatietransitieplan is een
aanvulling op het communicatiebeleidsplan 2011-2013. Het beschrijft de nieuwe ontwikkelingen en speerpunten voor 2014. Het
consultatiedocument wet pensioencommunicatie is in het transitieplan opgenomen.
PSL zal voor het jaar 2015 en daaropvolgende jaren een geheel nieuw communicatiebeleidsplan opstellen, zodra de wijzigingen in de
regeling van PSL vaststaan.
(Gewezen) Deelnemers en pensioengerechtigden
In januari 2013 zijn de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden geïnformeerd over het besluit van het bestuur om per
1 januari 2013 gedeeltelijke toeslagen te verlenen. In januari 2013 hebben de pensioengerechtigden een jaaropgave ontvangen
en in april 2013 is het Uniform Pensioenoverzicht aan de pensioengerechtigden verstuurd. In juni 2013 hebben de deelnemers het
Uniform Pensioenoverzicht ontvangen. In januari 2014 zijn de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden geïnformeerd over de
toeslagverlening per 1 januari 2014.
Het fonds communiceert structureel over ontwikkelingen binnen het fonds via de eigen website van het fonds. Zo plaatst het fonds
regelmatig actuele berichten over de financiële situatie op de website, waaronder de maandelijkse dekkingsgraad.
In maart 2013 en in december 2013 heeft PSL Pensioenkranten uitgebracht, waarin de deelnemers o.a. worden geïnformeerd over
de financiële positie van het fonds, de toeslagverlening, belasting en pensioen, de wijzigingen rondom de ingangsdatum AOW en
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
21
de Wvbp. Ook wordt aandacht besteed aan belangrijke persoonlijke gebeurtenissen op pensioengebied (life events), het Uniform
Pensioenoverzicht (UPO) en worden deelnemers gewezen op de mogelijkheden om zelf actie te ondernemen om de eigen
pensioenvoorziening af te stemmen op de eigen wensen.
De pensioengerechtigden hebben in maart 2013 en in december 2013 Pensioennieuwsbrieven ontvangen met informatie over onder
andere de financiële positie, de toeslagverlening en de wijzigingen rondom de ingangsdatum AOW. In aanloop naar de implementatie
van de Wvbp zijn in de december-nieuwsbrief kandidaten opgeroepen voor het bestuurslidmaatschap namens pensioengerechtigden.
Werkgevers
Het fonds heeft sinds 2009 een werkgeversportaal voor de digitale aanlevering van mutaties door de aangesloten werkgevers.
In het verslagjaar zijn de aangesloten werkgevers via de website van het pensioenfonds geïnformeerd over de relevante actuele
ontwikkelingen binnen het fonds. In aanvulling daarop heeft het fonds in maart, juni en december 2013 digitale nieuwsbrieven aan
aangesloten werkgevers toegestuurd. De nieuwsbrieven bevatten o.a. informatie over de financiële positie van het fonds, de premies,
de toeslagverlening, de ontwikkelingen rondom de AOW en de overbruggingsregeling voor het AOW-gat. In april 2013 heeft het
fonds een informatiebijeenkomst voor werkgevers georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomst zijn werkgevers o.a. geïnformeerd over
op handen zijnde wetswijzigingen en heeft een klankbordsessie plaatsgevonden, waarin werkgevers hun mening konden geven
over de pensioencommunicatie van het fonds. In de digitale nieuwsbrief van maart 2013 is een oproep voor deelname aan deze
bijeenkomst opgenomen. In de digitale nieuwsbrief van juni 2013 is aandacht besteed aan de door de Stichting Wijzer in geldzaken in
september 2013 georganiseerde Pensioen3daagse.
Uitbestede werkzaamheden
Administratie
De administratie van PSL is uitbesteed aan AZL te Heerlen. AZL draagt zorg voor de volgende zaken:
–– de pensioen- en deelnemersadministratie;
–– de financiële administratie;
–– de jaarverslaglegging;
–– de bestuursondersteuning en bestuursadvisering;
–– actuariële advisering.
Het vermogensbeheer is uitbesteed aan Blue Sky Group te Amstelveen. Blue Sky Group draagt zorg voor de volgende zaken:
de administratie van de vastrentende en zakelijke waarden, en de performancemeting.
Zowel AZL als Blue Sky Group hebben een ISAE 3402 type II rapportage. Dit biedt kwaliteitsgaranties, waarmee tegemoet wordt
gekomen aan de behoefte van het bestuur aan zekerheid.
Voor de meeste relevante processen is een beschrijving van de AO/IC en een beschrijving van de beheersingsmaatregelen voor
de betreffende processen opgesteld. De beheersmaatregelen van PSL zijn opgenomen in het risicobeleid, zoals omschreven in
de paragraaf ‘Risicomanagement’ in dit verslag. Voorts wordt het bestuur door middel van periodieke rapportages van zowel de
uitvoeringsorganisatie alsmede van externe adviseurs in staat gesteld de risico’s en fondssituatie goed te monitoren.
22
PSL
Waarmerking en advisering
Actuariaat
Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen adviserende en waarmerkende werkzaamheden. De waarmerkende werkzaamheden zijn
met ingang van boekjaar 2011 opgedragen aan Mercer Nederland B.V. te Amstelveen. De adviserende werkzaamheden zijn met ingang
van 2011 opgedragen aan AZL te Heerlen.
Controle
De controle van de jaarrekening 2013 is toevertrouwd aan Mazars Paardekooper Hoffman Accountants N.V. te Rotterdam.
Tot en met de jaarrekening 2012 werd de controle uitgevoerd door Ernst & Young Accountants LLP te Maastricht.
Ontwikkelingen van het fonds op financieel gebied
Beleggingsbeleid
Het beleggingsbeleid van PSL is vastgelegd in de Verklaring inzake de beleggingsbeginselen, die als bijlage is opgenomen in de abtn.
Het vermogensbeheer van het fonds is ondergebracht bij Blue Sky Group. Voor de inhoud van het beleggingsbeleid verwijzen wij u
naar het hoofdstuk Beleggingen van dit bestuursverslag.
Financiële positie van het fonds
Conform de voorschriften van DNB hanteert het fonds vanaf 30 september 2012 bij de vaststelling van de voorziening
pensioenverplichtingen en de kostendekkende premie de driemaands gemiddelde RTS waarbij rekening wordt gehouden met de UFR.
De RTS die het fonds hanteert, wordt gepubliceerd door DNB.
In het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK) is opgenomen dat een pensioenfonds prudente
verzekeringstechnische grondslagen dient te hanteren, waaronder de voorzienbare trend in de overlevingskansen. Vanaf ultimo 2012
hanteert het fonds de AG-Prognosetafel 2012-2062, die het Actuarieel Genootschap in september 2012 heeft gepubliceerd. Het fonds
hanteerde een ervaringssterfte die is gebaseerd op de Towers Watson 2010 BPF-ervaringssterfte. De ervaringssterfte corrigeert de
AG-Prognosetafel, die is gebaseerd op landelijke gegevens, voor de populatie van het fonds. In november 2012 is, aan de hand van een
backtest over de jaren 2008 tot en met 2011, onderzocht of de ervaringssterfte van het fonds nog steeds passend is. Uit dit onderzoek
is in 2012 geconcludeerd dat de door het fonds gehanteerde ervaringssterfte in zijn geheel bezien passend is. Naar aanleiding van
aanvullende vragen over (onder andere) de ervaringssterfte van de medeverzekerde is in de eerste helft van 2014 vervolgonderzoek
uitgevoerd naar de door het fonds gehanteerde ervaringssterfte. Bij dit onderzoek heeft het fonds gebruik gemaakt van het
ervaringssterftemodel van AZL Actuariaat, waarvan de basis bestaat uit ervaringssterfte voor verschillende inkomensklassen. Aan de
hand van een backtest is vervolgens getoetst of de op basis van dit model gevonden ervaringssterfte passend is voor het fonds. Bij dit
onderzoek en de backtest is rekening gehouden met de Good Practice van DNB. Op basis van dit vervolgonderzoek heeft het bestuur
op 25 maart 2014 besloten om de ervaringssterfte per 31 december 2013 aan te passen. De nieuwe ervaringssterfte betreft een tabel
met fondsspecifieke leeftijdsafhankelijke correctiefactoren voor zowel mannen als vrouwen (ervaringssterfte “PSL 2013”), waarbij de
correctiefactoren tevens worden toegepast voor de medeverzekerden.
De voorziening pensioenverplichtingen is ultimo 2013 vastgesteld op € 239.760.000,-, de reserves bedragen € 37.671.000,- hetgeen
resulteert in een (aanwezige) dekkingsgraad van 115,7%. De vereiste dekkingsgraad voor PSL, op basis van de feitelijke beleggingsmix,
bedraagt 111,4% ultimo 2013. De vereiste dekkingsgraad op basis van de strategische beleggingsmix, bedraagt 111,0% ultimo 2013.
Het gemiddelde rendement op basis van total return bedroeg in 2013: 2,04% (2012: 14,71%).
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
23
Einde herstelplan
In 2009 is bij PSL sprake geweest van een reservetekort, omdat de aanwezige dekkingsgraad lager was dan de benodigde
dekkingsgraad. PSL heeft daarom in 2009 een langetermijnherstelplan opgesteld en ingediend bij DNB. In dit herstelplan heeft het
bestuur aangegeven hoe het fonds er voor zorgt dat binnen 15 jaar het aanwezige vermogen weer boven de vereiste dekkingsgraad
komt en zijn de sturingsmiddelen van het fonds benoemd. DNB heeft dit herstelplan goedgekeurd.
Vanaf mei 2009 lag de aanwezige dekkingsgraad weer boven de vereiste dekkingsgraad. In mei 2010 heeft PSL daarom aan DNB
kenbaar gemaakt het herstelplan als beëindigd te beschouwen. Dit omdat de aanwezige dekkingsgraad drie opeenvolgende kwartalen
(sedert mei 2009) boven de benodigde (vereiste) dekkingsgraad lag. Ultimo augustus 2011 is opnieuw een reservetekort ontstaan. PSL
heeft hiervan melding gemaakt bij DNB. Op grond van dit reservetekort is het in 2009 ingediende herstelplan opnieuw tot uitvoering
gekomen.
Ultimo maart 2013 ligt de dekkingsgraad van PSL boven de vereiste dekkingsgraad. De dekkingsgraad van PSL ligt hiermee voor het
derde achtereenvolgende kwartaaleinde boven de vereiste dekkingsgraad. De situatie van reservetekort is hiermee, vóór de in het
langetermijnherstelplan aangegeven wettelijke hersteltermijn, opgeheven. Het fonds bevindt zich ultimo maart 2013 niet langer in
herstel en het langetermijnherstelplan eindigt. Op 9 april 2013 heeft het bestuur melding gemaakt aan DNB van de eindiging van het
langetermijnherstelplan van het fonds. In reactie hierop heeft DNB op 22 mei 2013 aangegeven dat het op 31 maart 2009 door het
fonds ingediende herstelplan als beëindigd wordt beschouwd.
Aanwezige
dekkingsgraad 2013
Primo 2013 113,6%
Premie -0,7%
Uitkeringen 0,6%
Toeslagverlening-2,6%
Rentetermijnstructuur 3,2%
Overrendement2,1%
Overige mutaties
-0,5%
Ultimo 2013
115,7%
Toeslagverlening 2013
Ten aanzien van de pensioenrechten en premievrije aanspraken heeft PSL de ambitie om deze jaarlijks te verhogen met 70% van de
consumentenprijsindex voor alle huishoudens, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Ten aanzien van
de opgebouwde pensioenaanspraken heeft PSL de ambitie om deze jaarlijks te verhogen met 70% van de procentuele algemene
loonstijging in de CAO van de Schoen- en Lederwarenindustrie. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks of en in hoeverre een toeslag
wordt verleend.
De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit de middelen van het fonds. De premie bevat dus geen opslag voor
toeslagverlening en er is geen bestemmingsreserve gevormd. Aan verhoging in enig jaar kunnen geen rechten worden ontleend in
toekomstige jaren. PSL hanteert categorie D1 van de Toeslagenmatrix.
24
PSL
Het bestuur heeft in december 2012 besloten om, gelet op de financiële situatie van PSL en conform het toeslagenbeleid, per
1 januari 2013 gedeeltelijke toeslagen te verlenen. De opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers zijn verhoogd met 1,1%.
Als er een volledige toeslag was verleend, dan zou de toeslag 1,5% hebben bedragen voor deelnemers.
De ingegane pensioenen en premievrije aanspraken zijn per 1 januari 2013 verhoogd met 1,6%. Als er een volledige toeslag was
verleend, dan zou de toeslag 2,3% hebben bedragen. Ook heeft het bestuur in december 2012 besloten om per 1 januari 2013 geen
inhaaltoeslag te verlenen.
Ultimo 2013 ligt de aanwezige dekkingsgraad van PSL boven de vereiste dekkingsgraad en boven de vereiste dekkingsgraad
vermeerderd met 5%-punt. Het toeslagbeleid van PSL bepaalt in dit geval dat het fonds volledige toeslagen verleent. Het bestuur heeft
in december 2013 het principe besluit genomen om, conform het toeslagbeleid, per 1 januari 2014 volledige toeslagen te verlenen.
De opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers zijn verhoogd met 1,25%. De ingegane pensioenen van pensioengerechtigden
en de premievrije aanspraken van gewezen deelnemers zijn per 1 januari 2014 verhoogd met 2,80%. Per 1 januari 2014 zijn geen
inhaaltoeslagen verleend.
De totale toeslagachterstand per 1 januari 2014 is inzichtelijk gemaakt in onderstaande tabellen:
Toeslagachterstand
Voor actieve deelnemers:
Toeslag
Loon-
o.b.v. loon- Toegekende Cumulatieve
ontwikkelingontwikkeling
toeslag achterstand
01-01-2009
2,0%2,0%1,8%0,2%
01-01-2010
1,5%1,5%1,5%0,2%
01-01-2011
1,0%1,0%1,0%0,2%
01-01-2012
1,0%1,0%0,0%1,2%
01-01-2013
1,5%1,5%1,1%1,6%
01-01-2014
1,25%1,25%1,25% 1,6%
Voor inactieve deelnemers:
Toeslag
Prijs-
index
o.b.v. prijs- Toegekende Cumulatieve
index
toeslagachterstand
01-01-2009
3,2%3,2%2,9%0,3%
01-01-2010
0,3%0,3%0,3%0,3%
01-01-2011
1,5%1,5%1,5%0,3%
01-01-2012
2,6%2,6%0,0%2,9%
01-01-2013
2,3%2,3%1,6%3,6%
01-01-2014
2,8%2,8%2,8%3,6%
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
25
Herverzekering
De overlijdens- en premievrijstellingsrisico’s bij langdurige arbeidsongeschiktheid zijn in het verslagjaar herverzekerd bij Zwitserleven.
De herverzekering is afgesloten voor de duur van vijf jaar, in de vorm van een stop-loss verzekering met een prioriteit van 125%.
Deze verzekering keert eerst uit wanneer de totale jaarlijkse schade van beide verzekerde risico’s een bepaald minimum overschrijdt.
De overeenkomst met Zwitserleven is per 31 december 2013 beëindigd. Het bestuur heeft op 24 september 2013 besloten om de
herverzekering van de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s van het fonds per 1 januari 2014 onder te brengen bij Delta Lloyd.
Hierbij is gekozen voor een volledige risicoverzekering.
Kostendekkende, gedempte en ontvangen premie 2013
Artikel 129 van de PW schrijft voor dat de te ontvangen premie ten minste gelijk dient te zijn aan de conform de Abtn vastgestelde
kostendekkende premie. Een premiekorting is alleen toegestaan als aangetoond kan worden dat naast de onvoorwaardelijke
verplichting en het vereist eigen vermogen ook voldoende vermogen aanwezig is om de voorwaardelijke toeslagen te kunnen
nakomen.
De feitelijke premie over boekjaar 2013 bedraagt € 3.336.000,- (2012: € 3.231.000,-), de kostendekkende premie € 5.215.000,(2012: € 5.080.000,-) en de gedempte kostendekkende premie over boekjaar 2013 bedraagt € 3.039.000,- (2012: € 3.025.000,-).
Gezien het voorgaande is de certificerend actuaris van mening dat de totaal ontvangen premie toereikend is.
Het bestuur heeft de doorsneepremie voor de basisregelingen per 1 januari 2013 verhoogd met 0,9% (van 18,0% naar 18,9%). De
premie voor de overgangsregeling 2006 is per 1 januari 2013 ongewijzigd en bedraagt 1,4%. Het bestuur heeft in december 2013
besloten dat de premie voor de basisregelingen en de premie voor de overgangsregeling 2006 per 1 januari 2014 niet behoeven te
worden verhoogd.
Voorziening toekomstige WGA-hiaatpremies
PSL heeft tot en met 2005 de WAO-hiaatregeling uitgevoerd als onderdeel van de pensioenvoorziening ter zake van
arbeidsongeschiktheid. De reserve WAO-hiaat is in 2007 omgevormd naar de voorziening toekomstige WGA-hiaatpremies.
Dit is een voorziening waaruit de premie voor de WGA-hiaatverzekering, die CAO-partijen in de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
collectief hebben afgesloten, wordt betaald.
In 2009 is vastgesteld dat minder is onttrokken uit de voorziening toekomstige WGA-hiaatpremies dan verwacht. Aangezien de hoogte
van de voorziening ruim voldoende wordt geacht voor de WGA-hiaatverzekering, is besloten om de voorziening per 31 december
2010 toe te rekenen aan de verschillende CAO-partijen. CAO-partijen hebben de mogelijkheid om het gedeelte van de voorziening
dat aan hen is toegewezen, op een alternatieve wijze binnen het pensioenfonds te besteden. Zo heeft de Schoenindustrie een deel
van haar voorziening besteed aan de financiering van de overgangsregeling 2002 om de termijn van premieheffing te verkorten.
Daarnaast is een deel besteed aan het voldoen van een deel van het werknemersdeel van de premie over 2012 en 2013 voor de
overgangsregeling 2006. De Leder- en Lederwarenindustrie hebben hun deel gebruikt om het gehele werknemersdeel van de premie
over 2012 en 2013 voor de overgangsregeling 2006 te voldoen. Ultimo 2013 is het aandeel van de Lederindustrie € 284.000,- en van
de Lederwarenindustrie € 709.000,- in deze voorziening. Daarnaast is er nog een gezamenlijk aandeel van de Schoen-, Leder- en
Lederwarenindustrie van € 640.000,- in deze voorziening. De totale voorziening bedraagt dus ultimo 2013 € 1.633.000,-.
26
PSL
Pensioenparagraaf
Pensioenregelingen van het fonds
Per 1 januari 2006 heeft het fonds twee pensioenregelingen. De regeling van pensioenreglement 2006 en de regeling van
pensioenreglement 2002. Welke regeling van toepassing is op de deelnemer hangt af van de geboortedatum en of de deelnemer op
31 december 2005 al pensioen opbouwde bij het fonds. Beide regelingen bieden deelnemers een levenslang ouderdomspensioen en
een partner- en wezenpensioen.
Pensioenreglement 2006
De regeling van pensioenreglement 2006 is van toepassing op deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1949 én toetreders vanaf
1 januari 2006. De regeling is een middelloonregeling en heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. De pensioengrondslag
is gelijk aan het pensioengevend salaris voor zover dat niet meer bedraagt dan het daarvoor gestelde maximum, verminderd met de
franchise. Ieder jaar wordt van de in dat jaar geldende pensioengrondslag 1,75% aan levenslang ouderdomspensioen opgebouwd
dat ingaat op de 65-jarige leeftijd. Daarnaast biedt de regeling een partner- en wezenpensioen op spaarbasis ter hoogte van 70%
respectievelijk 14% van het ouderdomspensioen. De regeling biedt tevens een voorwaardelijke overgangsregeling voor deelnemers
die geboren zijn in de jaren 1949 tot en met 1960 en op 31 december 2001 en 31 december 2005 deelnemer waren aan de toen
geldende pensioenregeling van het fonds. Als aan alle voorwaarden wordt voldaan, kan de deelnemer met deze overgangsregeling
extra ouderdomspensioen verkrijgen. De opgebouwde aanspraken kunnen jaarlijks bij bestuursbesluit worden verhoogd als het fonds
over voldoende middelen beschikt.
De belangrijkste kenmerken van de regeling zijn:
2013
Pensioensysteem Middelloon met voorwaardelijke toeslagverlening
Opbouwpercentage 1,75%
Toetredingsleeftijd 21 jaar
Pensioenleeftijd 65 jaar
Franchise € 13.086,-
Maximum salaris € 57.020,-
Pensioenreglement 2002
De regeling van pensioenreglement 2002 is van toepassing op een gesloten groep deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1949
én op 31 december 2001 al deelnemer in het fonds waren. De regeling is een middelloonregeling en heeft het karakter van een
uitkeringsovereenkomst. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris voor zover dat niet meer bedraagt dan
het daarvoor gestelde maximum, verminderd met de franchise. Ieder jaar wordt van de in dat jaar geldende pensioengrondslag
1,75% aan levenslang ouderdomspensioen opgebouwd dat ingaat op de 62-jarige leeftijd. Daarnaast biedt de regeling een tijdelijk
ouderdomspensioen voor de periode gelegen tussen de 62-jarige en 65-jarige leeftijd. De regeling biedt verder gedurende het
deelnemerschap een partner- en wezenpensioen op risicobasis. De opgebouwde aanspraken en pensioenen kunnen jaarlijks bij
bestuursbesluit worden verhoogd als het fonds over voldoende middelen beschikt.
In de loop van 2013 zijn de laatste deelnemers aan deze pensioenregeling van het fonds gepensioneerd. In 2014 is er geen
premieafdracht en pensioenopbouw meer voor deze regeling.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
27
Risicoparagraaf
Inleiding
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste
doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioenverplichtingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd
naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. In deze paragraaf wordt ingegaan op
het beleid van het pensioenfonds en de risico’s die het pensioenfonds bij de uitvoering van zijn taken loopt. Voor de wijze waarop deze
risico’s zijn afgedekt en een kwantificering van deze risico’s wordt verwezen naar de paragraaf “Financiële risico’s” in de jaarrekening. In
de paragraaf “Risicomanagement” in dit bestuursverslag worden de activiteiten van het bestuur van PSL inzake de inrichting van het
risicomanagement nader omschreven.
Beleid en risicobeheer
Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de Abtn. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend
operationeel management. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s.
Deze beleidsinstrumenten betreffen:
–– ALM-beleid en duration matching;
–– beleggingsbeleid;
–– premiebeleid;
–– toeslagbeleid;
–– herverzekeringsbeleid;
–– beleid ten aanzien van uitbesteding.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen
van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een
analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in
diverse economische scenario’s. In 2011 heeft Sprenkels & Verschuren in opdracht van PSL een ALM-studie uitgevoerd.
De invloed van deze beleidsinstrumenten op de financiële positie van het fonds wordt jaarlijks geëvalueerd. Bij deze evaluatie speelt
zowel de huidige financiële positie, alsmede de financiële positie van het fonds in de toekomst, een rol.
Om te toetsen of het beleid op lange termijn tot de gewenste ontwikkeling leidt, voert het pensioenfonds ten minste eens in de drie
jaar een continuïteitsanalyse uit. Het fonds heeft deze continuïteitsanalyse in het jaar 2008 laten uitvoeren door Towers Watson. In het
kader van het op te stellen herstelplan werd deze continuïteitsanalyse in 2009 geactualiseerd. In 2012 heeft Sprenkels & Verschuren een
nieuwe continuïteitsanalyse uitgevoerd.
Het risicomodel van DNB kent voor een aantal risicocategorieën vastgestelde scenario’s (‘schokken’). Het doorrekenen van deze
scenario’s resulteert in het vereist eigen vermogen (buffer). Kwantitatieve en kwalitatieve toelichtingen van deze risico’s zijn
opgenomen in de “risicoparagraaf” in de jaarrekening. Het vereist eigen vermogen wordt berekend op basis van de feitelijke
beleggingsmix en vormt het toetsvermogen voor de bepaling van de solvabiliteitspositie. Ter informatie wordt ook het vereiste
vermogen op basis van de strategische beleggingsmix weergegeven.
Financiële risico’s
Solvabiliteitsrisico
Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende
vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen
als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief
28
PSL
ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagverlening over de opgebouwde aanspraken en
ingegane pensioenen. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten
moet verminderen.
Het solvabiliteitsrisico bestaat uit de volgende risicocategorieën:
–– Renterisico (S1),
–– Zakelijkewaardenrisico (S2),
–– Valutarisico (S3),
–– Grondstoffenrisico (S4),
–– Kredietrisico (S5),
–– Verzekeringstechnisch risico (S6),
–– Concentratierisico (S8).
Renterisico (S1)
Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen. Vanwege deze mismatch
ondervindt een fonds renterisico. Immers bij een rentedaling zullen de verplichtingen sterker toenemen in waarde dan de bezittingen.
Het standaardmodel van DNB bevat voorgeschreven rentescenario’s (verschuiving actuele rentetermijnstructuur via voorgeschreven
rentefactoren) om het vereist eigen vermogen voor dit risico te bepalen. Om de aanwezige mismatch te beperken, streeft het fonds het
renterisico door middel van beleggingen in vastrentende waarden en renteswaps voor 65% af te dekken.
Zakelijkewaardenrisico (S2)
De waarden van aandelen en onroerend goed zijn onderhevig aan marktfluctuaties. Fondsen die een deel van hun vermogen in
dergelijke zakelijke waarden hebben belegd, lopen hierdoor risico. Het fonds wijst slechts een beperkt deel van het vermogen toe aan
de zakelijke waarden en hanteert een stelsel van normwegingen (inclusief bandbreedtes daaromheen) om de allocatie naar zakelijke
waarden te sturen.
Valutarisico (S3)
Valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen die luiden in vreemde valuta verslechtert als gevolg van veranderingen
van vreemde valutakoersen. De kans dat de wisselkoers van vreemde valuta verslechtert ten opzichte van de euro betekent een risico
voor een pensioenfonds omdat verplichtingen veelal in euro luiden en bezittingen (deels) in vreemde valuta. Dit risico is van belang
voor zowel directe posities in een valuta, als voor beleggingen die gewaardeerd zijn in een andere valuta.
Valutarisico’s worden afgedekt met valutaderivaten, voornamelijk valutatermijncontracten. De meest omvangrijke posities van niet
in euro’s luidende beleggingen zijn voor PSL de Amerikaanse en Australische dollar, het Britse pond en de Japanse yen. Het risico op
koersdalingen van deze munteenheden ten opzichte van de euro wordt met ingang van 2009 voor 100% afgedekt.
Grondstoffenrisico (S4)
Fondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. Het fonds wijst
slechts een beperkt deel van het vermogen toe aan commodities en hanteert een stelsel van normwegingen (inclusief bandbreedtes
daaromheen) om de allocatie naar commodities te sturen.
Kredietrisico (S5)
Bij het kredietrisico dient het effect van een verslechtering van de kredietwaardigheid van een tegenpartij in de vastrentende
portefeuille tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze spread is het verschil
tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid, risicovrij,
tot uitkering zal komen. Het fonds wijst slechts een beperkt deel van het vastrentende vermogen toe aan obligaties die gevoelig
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
29
zijn voor kredietrisico en hanteert een stelsel van normwegingen (inclusief bandbreedtes daaromheen) om de allocatie naar deze
beleggingscategorie te sturen. Voor PSL geldt bovendien dat alle schuldpapieren waarin wordt belegd in beginsel tot de zogenaamde
investment-grade klasse dienen te behoren.
Verzekeringstechnisch risico (S6)
Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s. Binnen het verzekeringstechnische risico worden in
principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van
de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). De sterftetrend zelf dient te worden meegenomen
bij de bepaling van de voorziening voor risico fonds.
Concentratierisico (S8)
Wanneer een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt, loopt het fonds concentratierisico. Ten behoeve van het
risicomanagement dient het fonds rekening te houden met concentratierisico, hetgeen kan resulteren in het aanhouden van een
reserve in het eigen vermogen. In het standaardmodel is de gevoeligheid van het eigen vermogen voor het concentratierisico
gelijkgesteld aan 0%. In overleg met de waarmerkende actuaris van het fonds is in 2012 besloten om voor het fonds wel rekening te
houden met een buffer voor het concentratierisico. DNB is hierover geïnformeerd.
Liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds onvoldoende liquide middelen heeft om betalingen, waaronder de pensioenuitkeringen,
te verrichten. Alhoewel de premie-inkomsten op jaarbasis lager zijn dan de te verrichten pensioenuitkeringen wordt de hoogte van
het liquiditeitsrisico en de impact daarvan als relatief klein ingeschat. Een belangrijk deel van het vermogen kan, indien nodig, op
korte termijn worden geliquideerd. Het liquiditeitsrisico wordt tevens beperkt door de invulling van het cashmanagement. Het fonds
beschikt over voldoende kredietlijnen bij derden en de vermogensbeheerder maakt in het kader van het liquiditeitenbeheer gebruik
van een periodiek geactualiseerde liquiditeitsprognose.
Inflatierisico
Het fonds belegt niet direct in inflatie gerelateerde producten zoals index-linked bonds maar wel in, onder andere, aandelen, vastgoed
en commodities. Van deze beleggingscategorieën wordt algemeen aangenomen dat ze tot op zekere hoogte bescherming bieden
tegen inflatierisico.
Niet financiële risico’s
Sponsorrisico
De aangesloten werkgevers zijn de sponsoren van het fonds. Hierbij loopt het fonds risico’s, de zogenaamde sponsorrisico’s.
Voorbeelden van sponsorrisico’s zijn ondermeer: faillissementsrisico, betalingsonmacht van een werkgever veroorzaakt door negatieve
ontwikkelingen in de bedrijfstakken Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie, financieringsrisico, beëindiging van de aansluiting van
een werkgever en belangenverstrengeling tussen het pensioenfonds en een werkgever. Om het sponsorrisico te beperken wordt bij
PSL een incassobeleid gevoerd, dat strikt wordt gehandhaafd. De belangenverstrengeling bij een bedrijfstakpensioenfonds als PSL kan
alleen bestaan als het fonds aandelen van een betreffende onderneming in bezit heeft. Aangezien PSL het vermogensbeheer volledig
heeft uitbesteed en alleen belegt in fondsen, loopt PSL geen risico dat sprake is van belangenverstrengeling met een aangesloten
werkgever.
Omgevingsrisico
Hieronder worden risico’s verstaan als gevolg van externe veranderingen. Gedacht kan worden aan veranderingen in de
maatschappelijke wens om duurzaam te beleggen. PSL heeft beleid voor duurzaam beleggen vastgelegd in de “Verklaring
30
PSL
beleggingsbeginselen van PSL”, die onderdeel uitmaakt van de Abtn. Verder kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de tevredenheid
van deelnemers over het fonds. Om hier inzicht in te krijgen, is PSL voornemens om een tevredenheidsonderzoek te laten uitvoeren.
Operationeel risico
Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen
of als gevolg van externe gebeurtenissen. Operationele risico’s hebben een negatieve impact op een goede uitvoering van de
pensioenregeling. Voor deze operationele risico’s geldt wel dat een verregaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten
met zich mee kan brengen. De operationele uitvoering geschiedt door onder andere AZL en Blue Sky Group. Deze partijen hebben een
ISAE 3402-rapportage (type II). Door het overleggen van deze rapportage tonen AZL en Blue Sky Group aan het pensioenfonds én aan
de accountant van het pensioenfonds aan, dat de uitvoering ‘in control’ is. Het overleggen van de ISAE 3402-rapportage komt tevens
tegemoet aan de vereisten omtrent uitbesteding, zoals vastgelegd in het Besluit Uitvoering Pensioenwet, waarin is vastgelegd dat een
pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie.
In aanvulling op de ISAE 3402-rapportage van AZL heeft de directie van AZL een ‘in-control-statement’ afgegeven.
Uitbestedingsrisico’s
Het bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. De uitbesteding
van werkzaamheden aan een derde partij heeft tot gevolg dat het bestuur geen directe gezagsverhouding heeft met de personen die
bij de derde partij feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het bestuur heeft voorts geen rechtstreeks
zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen e.d.
Daardoor ontbreekt eveneens zicht op de werkelijke uitvoeringskosten. Het bestuur erkent voorts dat aan de uitbesteding het risico is
verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door AZL en Blue Sky Group.
Bij alle uitbestedingsactiviteiten conformeert het fonds zich volledig aan de regelgeving van DNB op het gebied van uitbesteding.
Het fonds beschikt voor iedere extern uit te voeren activiteit over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan het bij of krachtens
artikel 34 van de PW bepaalde. In voorkomende gevallen worden met de uitvoerende organisatie nadere afspraken omtrent
procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA). In een SLA
worden tenminste ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie en procuratiesystemen en de interne
controle van de uitvoerende organisatie. AZL en Blue Sky Group zijn gecertificeerd volgens de richtlijnen van ISAE 3402. Voor de meeste
relevante processen is een beschrijving van de AO/IC opgesteld. Het bestuur wordt door middel van periodieke rapportages van zowel
AZL als Blue Sky Group in staat gesteld de risico’s en fondssituatie goed te monitoren.
IT risico
De informatietechnologie is een belangrijke risicocategorie voor pensioenfondsen. Omdat het merendeel van de fondsen de IT hebben
uitbesteed, is dit risico tot een uitbestedingsrisico verworden. Dit geldt ook voor PSL. Het IT risico wordt jaarlijks geëvalueerd met de
directie van AZL.
Integriteitsrisico
DNB verstaat hieronder het risico dat de integriteit van het pensioenfonds dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg
van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding, een en ander in het kader van
wet en regelgeving en maatschappelijke en door het fonds opgestelde normen. Bij de beheersing van dit risico kan gedacht worden
aan onder meer gedragscodes en procesmatige waarborgen. PSL heeft een gedragscode en een compliance beleid. Beide zijn een
wettelijke verplichting en DNB ziet actief toe op naleving. Een regeling voor omgang met integriteitgevoelige functies komt relatief
weinig voor. DNB toetst voorts nieuwe bestuursleden.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
31
Juridische risico’s
Een pensioenfonds loopt het risico in rechte aangesproken te worden. Ten einde dit risico te beperken kan het fonds maatregelen
treffen. Eén risico is dat de fondsstukken niet voldoen aan de wettelijke bepalingen. Een ander risico is dat men als fondsbestuurder
in persoon kan worden aangesproken. Een derde risico betreft het niet in voldoende mate vorm geven aan consistent beleid, dit
maakt het fonds kwetsbaar indien het hierop wordt aangesproken. Een vierde risico betreft het niet of onduidelijk communiceren naar
partijen. Een vijfde risico betreft aansprakelijkheid door het niet of niet goed uitvoeren door partijen die het fonds heeft ingehuurd.
Onderstaand volgt een beknopt (niet volledig) overzicht van de wijze waarop het fonds met juridische risico’s omgaat.
1. Het fonds heeft een bestuursadviseur van AZL aangesteld. Deze toetst bij wetswijzigingen de fondsstukken en stelt waar nodig
wijzigingen voor aan het bestuur.
2. Het fonds heeft geen bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afgesloten.
3. Het fonds ziet erop toe dat besluitvorming consistent en goed gedocumenteerd plaatsvindt. Deze documentatie zorgt ervoor
dat ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen.
4. Het fonds werkt volgens een communicatieplan. Dit plan bewaakt de wettelijk verplichte communicatiemomenten. Naast
deze vereisten heeft het fonds eigen aanvullende communicatiedoeleinden. Middels het planmatig uitvoeren van de
communicatieactiviteiten van het fonds, wordt bewaakt dat communicatie aan de eisen van de wet en consistentie van de uitingen
voldoet. Verder heeft het fonds een procedure vastgesteld voor communicatie voor het geval zich een incident voordoet.
5. Met alle ingehuurde partijen zijn contractuele afspraken gemaakt. Partijen dienen regelmatig te rapporteren over het wel of
niet voldoen aan de gemaakte afspraken. Daar waar mogelijk heeft het pensioenfonds activiteiten gescheiden ondergebracht,
waardoor er een mechanisme ontstaat van controle van de ene door de andere partij.
6. Het fonds kent een voorwaardelijk toeslagenbeleid en communiceert dit beleid, conform wettelijke voorgeschreven formuleringen,
naar alle deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. Door die communicatie is de kans zeer gering dat verwachtingen
worden gewekt en juridische claims moeten worden gehonoreerd. Aangetoond is dat het toeslagenbeleid, ook in financieel
mindere tijden, consequent wordt uitgevoerd.
7. Voor een bedrijfstakpensioenfonds als PSL bestaat het sponsorrisico onder andere uit het feit dat ondernemingen die onder de
verplichtstelling vallen, niet zijn aangesloten bij het fonds. Dit risico bestaat er uit dat PSL pensioen moet uitkeren indien een
werknemer van een onderneming die aantoonbaar onder de verplichtstelling valt, pensioen claimt bij het fonds terwijl daar geen
premie voor is betaald. PSL voert periodiek controles uit op de handhaving van de verplichtstelling van PSL, om vast te stellen of
alle werkgevers die onder de verplichtstelling vallen, daadwerkelijk aangesloten zijn.
De commissie risicomanagement en uitbesteding monitort de risico’s en rapporteert hierover aan het bestuur. Daarnaast vinden er
jaarlijks controles plaats door waarmerkend actuaris en accountant op de uitvoering door het fonds. Materiële onvolkomenheden
worden door hen gerapporteerd. In het algemeen draagt het bestuur er zorg voor dat zij voldoende kennis en kunde bezit om haar
verantwoordelijkheid te kunnen dragen. De hierboven genoemde risico’s zijn niet limitatief maar de juiste afdekking van
deze genoemde risico’s geeft wel een indicatie over de juridische weerbaarheid van het pensioenfonds.
32
PSL
Verzekerdenbestand
GewezenPensioen Deelnemers deelnemersgerechtigden
Stand per 1 januari 2013
1.271
10.967
10.065
Mutaties door:
Nieuwe toetredingen
162
-36
0
Ontslag met premievrije aanspraak
-199
199
0
Waardeoverdracht0
-150
Ingang pensioen
-34
-914
1.014
Overlijden -5-114-379
Afkoop
0 -32-739
Andere oorzaken-634-7
Mutaties per saldo
Stand per 31 december 2013
-82
-878
1.189 1)10.089
-111
9.954
Specificatie pensioengerechtigden20132012
Ouderdomspensioen8.2298.273
Partnerpensioen1.6881.758
Wezenpensioen1613
Invaliditeitspensioen2121
Totaal 9.95410.065
1)
Waarvan 156 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
33
Beleggingen
Algemeen
Hoewel de invoering van het Septemberpakket Pensioenen in het najaar van 2012 en de daarin voorgeschreven Ultimate Forward
Rate (UFR)-methodiek de waarde van de pensioenverplichtingen minder gevoelig heeft gemaakt voor renteschommelingen,
blijven beleggingsresultaten een zeer belangrijke, bepalende factor voor de dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen.
Dat gezegd hebbende mag worden geconstateerd dat 2013 een prima beleggingsjaar was.
Immers, volgens de AON Hewitt Pensioenthermometer is de gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen
in 2013 gestegen van 102% eind 2012 naar 109% per 31 december 2013. Aldus een verbetering van de dekkingsgraad van een
doorsnee pensioenfonds van zo’n 7%. Een groot deel van deze dekkingsgraadverbetering is toe te schrijven aan de resultaten van de
beleggingen in 2013.
Beleggingen in 2013
Mede ingegeven door goede bedrijfsresultaten en een aanhoudend soepel monetair beleid van de centrale banken is in 2013 in de
ontwikkelde landen een, zichzelf versterkend, economisch herstel op gang gekomen.
Een aantal belangrijke eurolanden heeft in 2013 de recessie achter zich kunnen laten en de Japanse economie wist zich eindelijk,
gesteund door een stevig binnenlands stimuleringspakket (Abenomics), in 2013 aan een langjarige periode van lage economische
groei en deflatie te ontworstelen. Ook de Verenigde Staten overtuigden in 2013; het Bruto Nationaal Product steeg in het afgelopen jaar
met ruim 3%.
Wereldwijd stegen de aandelen in de ontwikkelde markten in 2013 zo’n 22% (uitgedrukt in euro’s) en in de vastrentende sector
behoorden obligaties uit de perifere landen van de eurozone en hoogrentende bedrijfsleningen tot de best presterende categorieën.
Toch was het niet alleen “hosanna” het afgelopen jaar. Het sentiment op de internationale geld- en kapitaalmarkten is in 2013 een aantal
keren flink op de proef gesteld. Een dreigende crisis in de bankensector in Cyprus (welke een directe aanleiding vormde om versneld te
komen tot een Europese bankenunie), zware politieke onrusten in het Midden-Oosten, gekibbel tussen Republikeinen en Democraten
over het schuldenplafond in de VS, de in november 2013 aangekondigde hervormingen in China (het zogenoemde “Derde Plenum”)
en last but not least de in mei 2013 aangekondigde afbouw van monetaire stimulering (“tapering”) in de Verenigde Staten, vormden
serieuze bedreigingen voor het toch nog enigszins broze herstel van de wereldeconomie.
Op 2 mei bereikten de tienjaars rentes in de VS (1,6%) en Duitsland (1,2%) hun laagste punt in 2013. Op 22 mei 2013 kondigde
Ben Bernanke aan dat het obligatie-aankoopprogramma door de Federal Reserve Bank geleidelijk aan afgebouwd zou gaan worden.
Dit leidde tot heftige reacties op de obligatiemarkten waardoor de tienjaarsrentes in september 2013 stegen naar respectievelijk 3% in
de VS en 2% in Duitsland.
De aangekondigde” tapering” legde niet alleen een bom onder het economisch herstel in de ontwikkelde markten, maar had ook
tot gevolg dat er grootschalige kapitaalonttrekkingen uit de opkomende landen (“emerging markets”) plaatsvonden. Dit gegeven,
in combinatie met lokale structuurproblemen (zoals een verzwakking van de financiële sector in China en een afnemende
concurrentiekracht van de exporterende bedrijven) leidde aldaar in 2013 tot achterblijvende economische groei. In het kielzog daarvan
corrigeerden de vastgoed-, obligatie- en aandelenmarkten (-6,5%) in de opkomende landen fors.
34
PSL
Vooruitzichten
Economie
Voor 2014 wordt uitgegaan van een verder aantrekkend herstel van de wereldeconomie. Met name de economieën van de VS,
Japan en het Verenigd Koninkrijk zullen een bovengemiddelde groei laten zien. Dit herstel zal zich –zij het traag– verspreiden over
de eurozone. Een aantal opkomende markten kan profiteren van het herstel in de volwassen economieën. Voor 2014 wordt voor de
opkomende wereld een groei verwacht die ongeveer gelijk is aan het niveau van 2013 (tussen 4,5% en 5%).
De Verenigde Staten koersen in 2014 af op een economische groei van circa 3%. De overheden zullen daar in 2014 duidelijk minder
bezuinigen en banken zullen soepeler kredietvoorwaarden gaan hanteren. Daarvan kunnen ook kleine en middelgrote bedrijven gaan
profiteren die van groot belang zijn voor de banengroei.
Voor de eurozone wordt een groei verwacht die ruimschoots boven de 1% ligt. Het herstel wordt gedragen door minder
overheidsbezuinigingen, gemakkelijker toegang tot krediet en door een aanhoudend stevig exportvolume. De groei kan worden
gehinderd door structurele problemen, zoals bijvoorbeeld het gebrek aan concurrentiekracht van een aantal landen in de eurozone.
Een bovengemiddeld groeitempo mag hierdoor niet worden verwacht.
Voor Japan lijkt een groei van ruim 2% in 2014 haalbaar. Onzekerheid aldaar vloeit voort uit de verhoging van de consumptiebelasting
(BTW) op 1 april. Die kan leiden tot enige afzwakking van de groei in het eerste halfjaar. In het tweede halfjaar wordt een hervatting van
het groeitempo verwacht.
Voor 2014 kunnen zowel positieve als negatieve uitschieters niet worden uitgesloten. Zo zou de wereldeconomie wel eens beter
kunnen gaan presteren dan nu kan worden ingeschat. Die kans is, gezien de banengroei, het grootst in de VS. Tot de neerwaartse risico’s
behoren de toenemende problemen in de opkomende markten en potentiële fouten van centrale banken en andere beleidsmakers.
Een en ander kan angst op de markten uitlokken en kan het economische herstel in gevaar brengen.
Obligaties
Op de obligatiemarkten kan een verdere stijging van de rente op staatsleningen (VS, Duitsland) niet worden uitgesloten. Deze
rentestijging zal echter naar verwachting –mede door aanhoudend soepel monetair beleid van de centrale banken en de forse
overcapaciteit in de volwassen economieën– beperkt zijn. Op basis van het economische herstel, het aanhoudend soepele monetaire
beleid en de risico/rendementskarakteristieken van de categorieën, zijn de rendementsperspectieven het best voor hoogrentende
bedrijfsleningen (high yield bonds), asset backed securities en voor staatsleningen die zijn uitgegeven door de “perifere” landen in de
eurozone.
Aandelen
Aandelenmarkten zullen in 2014 niet meer (zoals in 2013) primair worden gedreven door het monetaire beleid, maar zullen zich
steeds meer oriënteren op de winstgroei van de uitgevende bedrijven. Verwacht wordt een koersontwikkeling die in lijn ligt met de
winstgroei. De winstgroei op haar beurt zal mede worden gedreven door een verbreding van het economische herstel, door lagere
rentelasten en door inkoop van eigen aandelen. Daarvan zullen Europese, Amerikaanse en Japanse aandelen het meest profiteren.
Voor de opkomende wereld zijn de verwachtingen iets minder positief en kan de winstgroei iets lager uitvallen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
35
Vastgoedaandelen
De fundamenten voor de vastgoedmarkten verbeteren met name in de VS (huizenmarkt), het Verenigd Koninkrijk en China.
Belangrijk in dat verband is dat de ingezette verbetering van het consumentenvertrouwen zal doorzetten. Het toenemende
vertrouwen bij consumenten zal dan ook, naar verwachting, kunnen doorwerken naar de kantorenmarkt en de markt van
winkelpanden. Overige belangrijke “drivers” voor vastgoedmarkten zijn de relatief aantrekkelijke dividendrendementen en de
verwachting dat de reële rente de komende tijd slechts beperkt zal gaan stijgen. Negatieve invloed kan uitgaan van de “tapering”
door de Federal Reserve.
Fondsspecifieke ontwikkelingen
Strategisch beleggingsbeleid
Jaarlijks wordt door het bestuur van PSL een zogenaamde “Normportefeuille” vastgesteld, waarin normwegingen en bandbreedtes voor
de diverse beleggingscategorieën voor de periode van één jaar worden bepaald en waarin bovendien de uitgangspunten ten aanzien
van het te voeren rente- en valutarisico worden vastgelegd. De normportefeuille is onderdeel van het Jaarplan beleggingen van het
fonds.
Bij de herijking van het strategisch beleggingsbeleid in mei 2013 is, voortbordurend op de uitgangspunten (waaronder het
risicobudget) zoals vastgelegd in de ALM-studie van mei 2011, besloten om het normbelang voor beleggingen in emerging and
frontier market equity (aandelen uit opkomende markten) met 5% uit te breiden. Een besluit dat werd genomen ten koste van het
normbelang voor beleggingen in Europese aandelen. Alle overige risicokarakteristieken (waaronder de rente-hedgecoëfficiënt van
65%) werden in 2013 ongemoeid gelaten.
Tactisch beleggingsbeleid in 2013
Het pensioenfonds is 2013 gestart met een “bullish” (dat wil zeggen: positieve) outlook op aandelen. De verwachting was immers dat
wereldwijd het, in 2012 ingezette, economische herstel zou doorzetten.
Als gevolg hiervan werd in januari 2013 besloten om de overwogen positie in aandelen van 2% te verdubbelen naar 4%.
Deze tactische call werd gefinancierd uit de positie in overheidsobligaties.
Gaandeweg ontstond in 2013 het beeld dat de economische situatie in de opkomende markten zou gaan verslechteren. Met name als
gevolg van stijgende loonkosten kwamen de bedrijfswinsten in de emerging markets in 2013 steeds meer onder druk te staan en ook
de economische groei in de betreffende landen begon tekenen van verzwakking te laten zien.
In mei 2013 werd daarom de overwogen positie in emerging market equities verlaagd naar neutraal. De opbrengst van deze
herallocatie werd aangewend voor belegging in Amerikaanse en in Canadese aandelen (waar de onderweging werd gereduceerd) en
voor belegging in Europese aandelen (waar de geldende overweging nog sterker werd aangezet).
In augustus 2013 werd de overwogen positie van aandelen gehalveerd (van 4% naar 2%) en werd ook het belang in de opkomende
markten opnieuw afgebouwd.
In oktober 2013 tenslotte werd besloten om de overwogen positie in aandelen terug te brengen naar neutraal.
De rente-hedgecoëfficient van het pensioenfonds schommelde het gehele kalenderjaar rond de normwaarde van 65%.
36
PSL
Beleggingsrendement
Met het aldus ingerichte strategische- en tactische beleggingsbeleid werd door het pensioenfonds over geheel 2013 een rendement
behaald van 2,04% (€ 6.075.000,-). Aandelen rendeerden in 2013 ruim 19,4%. Vastrentende waarden (obligaties en swaps) lieten, mede
als gevolg van de licht gestegen kapitaalmarktrente, negatieve rendementen zien van respectievelijk -1,3% en -1,9%.
Het in 2013 gevoerde tactische beleggingsbeleid leverde een outperformance (in casu het verschil tussen het rendement van de
werkelijke portefeuille versus het rendement van de Normportefeuille) op van in totaal 0,6%. Deze outperformance kon met name
worden toegeschreven aan de, gedurende een groot deel van het kalenderjaar toegepaste en hierboven beschreven “over”-weging
van de beleggingscategorie aandelen.
Beleggingscommissie
De beleggingscommissie van PSL is verantwoordelijk voor de beleidsvoorbereiding en adviseert het bestuur. Tevens ziet de commissie
(namens het bestuur) toe op de uitvoering van het beleggingsbeleid door de aangestelde vermogensbeheerders.
De beleggingscommissie van PSL heeft in 2013 vergaderd op 21 februari, 6 mei, 12 september en 14 november. Op 21 oktober heeft
het fondsbestuur bovendien, in de vorm van een themamiddag, vergaderd over het onderwerp “Renterisico”.
De belangrijkste beslissingen van de Beleggingscommissie, naast het hierboven beschreven besluit om de normweging voor emerging
and frontier market equity te verhogen met 5%-punt, waren in 2013:
a) Het besluit om te komen tot een opschorting van de voorgenomen implementatie van het beleid inzake maatschappelijk
verantwoord beleggen;
b) Het besluit om zowel het renterisico alsook het euribor-risico (dat samenhangt met het gebruik van renteswaps) stringenter te gaan
monitoren. In dat kader zijn meer gedetailleerde afspraken met de vermogensbeheerder gemaakt over aanvullende risicometingsen rapportagetechnieken;
c) Het besluit om de verantwoordelijkheid voor het nemen van tactische renterisicobeslissingen expliciet neer te leggen bij de
Beleggingscommissie.
Z-score
Het ‘Vrijstellings- en Boetebesluit Wet BPF 2000’ geeft regels met betrekking tot de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder een
bedrijfstakpensioenfonds vrijstelling van de verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds verleent, kan verlenen, intrekt en
kan intrekken. Op basis van artikel 5 lid 1a van het Vrijstellings- en Boetebesluit Wet BPF 2000 moet vrijstelling worden verleend als uit
de performancetoets blijkt dat het feitelijk behaalde beleggingsrendement van het bedrijfspensioenfonds in negatieve zin afwijkt van
het rendement van de door het fonds vastgestelde normportefeuille.
Over 2013 is een z-score behaald van 0,46. De performancetoets over de periode januari 2009 tot en met december 2013 bedraagt
+1,86. Daarmee blijft de performancetoets ruimschoots boven het vereiste minimum van nul.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
37
Samenvatting actuarieel rapport
Deze samenvatting toont, naast de ontwikkelingen gedurende het boekjaar, de belangrijkste financiële cijfers van het fonds. Ter
vergelijking van de cijfers van het huidige boekjaar zijn referentiecijfers opgenomen.
Financiële positie
De dekkingsgraad van het fonds steeg van 113,6% ultimo 2012 naar 115,7% ultimo 2013. De dekkingsgraad ultimo 2013 is hoger dan
de vereiste dekkingsgraad. Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling van de dekkingsgraad zien. De dekkingsgraad is gebaseerd op
een technische voorziening waarbij de voorgeschreven rentetermijnstructuur is gebruikt voor de verdiscontering. Er is conform de
voorschriften van DNB gerekend met een driemaandsmiddeling en daarnaast is er gebruik gemaakt van de Ultimate Forward Rate
(UFR)-methodiek.
120%
118,4
115,7
115,2
115%
113,6
112,4
112,1
111,4
110%
108,9
105%
104,1
104,0
104,1
104,1
100%
2013
Dekkingsgraad
38
2012
Vereiste dekkingsgraad
2011
Minimaal vereiste dekkingsgraad
2010
PSL
De volgende grafiek (bedragen in de grafiek x € 1.000,-) geeft het vermogen en de technische voorziening(en) weer.
300.000
279.971
277.431
239.760
246.421
250.506
245.898
230.022
207.678
200.000
100.000
0
2013
2012
2011
Vermogen
Voorziening langdurig zieken
Actieven en arbeidsongeschikten
Gewezen deelnemers
2010
Gepensioneerden
(Minimaal) vereiste financiële positie
De minimaal vereiste dekkingsgraad bedraagt 104,1% ultimo 2013. De vereiste dekkingsgraad wordt enerzijds vastgesteld op basis van
de feitelijke verdeling van de beleggingsportefeuille en anderzijds op basis van de strategische verdeling van de beleggingsportefeuille.
Ultimo 2013 bedraagt de vereiste dekkingsgraad 111,4% op basis van de feitelijke verdeling van de beleggingsportefeuille en 111,0%
op basis van de strategische verdeling van de beleggingsportefeuille.
Voor de toetsing van de financiële positie is de vereiste dekkingsgraad ultimo 2013 vastgesteld als de hoogste uitkomst van beide
percentages. Dit is dus 111,4% op basis van de feitelijke verdeling.
De grafiek op de volgende pagina toont de verdeling van de vereiste dekkingsgraad over de verschillende risico-componenten die
gehanteerd wordt voor de toetsing. Hierbij zijn de verdelingen opgenomen voor 2012 en 2013.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
39
.
14%
12,5%
12%
11,4%
10%
9,5%
8,3%
8%
6%
4%
0,5% 0,5%
0,3%
0,1%
VEV
0,0% 0,0%
Concentratierisico (S8)
0,2% 0,2%
Verzekeringstechnisch risico (S6)
0,0% 0,0%
Kredietrisico (S5)
Zakelijkewaardenrisico (S2)
Renterisico (S1)
0%
Grondstoffenrisico (S4)
2,1% 2,2%
Valutarisico (S3)
2%
2013
2012
Herstelplan
Het fonds heeft in 2009 een herstelplan ingediend. Ultimo 2013 verkeert het fonds niet langer in een reservetekort en is het herstelplan
niet langer van kracht1). De volgende grafiek toont het verwachte pad, zoals dit in het herstelplan was vastgelegd. Tevens toont de
grafiek de ontwikkeling van de dekkingsgraad tot en met ultimo 2013 en de (minimaal) vereiste dekkingsgraad tot en met ultimo
20132).
120%
115%
110%
105%
100%
2009
2010
2011
2012
Dekkingsgraad
Vereiste Dekkingsgraad
Min. Vereiste Dekkingsgraad
Dekkingsgraad herstelplan
2013
1)
Een fonds is niet langer in herstel als de dekkingsgraad 3 opeenvolgende kwartalen hoger is dan de vereiste dekkingsgraad.
De dekkingsgraad van PSL was Q1 2013 drie opeenvolgende kwartalen boven de vereiste dekkingskraad en daarmee is het herstelplan beëindigd.
1)
De maand- en kwartaaldekkingsgraden zijn in deze grafiek niet weergegeven.
40
PSL
Analyse van het resultaat
De stijging van de dekkingsgraad van 2,1%-punt in 2013 volgt tevens uit het positieve resultaat van € 4.121.000,- in het boekjaar. In 2012
was er een positief resultaat van € 13.066.000,-1). De invloed van het resultaat op de dekkingsgraad is in de grafiek weergegeven en
uitgesplitst naar mutatie-oorzaak. Het effect van de gewijzigde ervaringssterfte is hierin verantwoord onder ”overige mutaties
technische voorzieningen”.
120,0%
120,0%
5,3%
-0,8%
0,0%
0,6%
0,2%
-2,6%
-
0,0%
118,0%
118,0%
-0,4%
-
-0,2%
115,7%
116,0%
114,0%
116,0%
113,6%
114,0%
1)
Ultimo jaar
Andere oorzaken
Overige mutaties TV
Toeslagverlening
Kanssystemen
Uitkeringen
Kosten
Waardeoverdrachten
Premie
Beleggingsopbrengsten
112,0%
Primo jaar
112,0%
DG primo/ultimo
Als gevolg van een stelselwijziging inzake VPL is het resultaat over boekjaar 2012 aangepast.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
41
Kostendekkende premie
De kostendekkende premie over 2013 is vastgesteld conform de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn). Dit betekent dat
de premie is vastgesteld op basis van een gedempt premiebeleid, rekening houdend met een rente van 5,2%. De gedempte
kostendekkende premie bedraagt € 3.039.000,-. De feitelijk betaalde premie is met € 3.336.000,- hoger.
De feitelijk betaalde premie, de zuivere kostendekkende premie en de gedempte kostendekkende premie worden in onderstaande
grafiek (bedragen in de grafiek x € 1.000,-) weergegeven. Hierbij zijn de zuivere kostendekkende premie en de gedempte
kostendekkende premie gesplitst conform de vereisten uit de Pensioenwet.
6.000
5.523
5.392
5.215
5.000
4.782
4.149
4.109
4.000
3.459
3.336
3.855
3.915
3.317
3.039
3.000
2.000
1.000
0
2013
2011
Solvabiliteitsopslag
Feitelijke premie
Inkoop onvoorwaardelijke opbouw
Risicopremies
Kostenopslag
42
2012
2010
PSL
Bestemming van het saldo
Voor een beschrijving van methodiek van de bestemming van het saldo wordt verwezen naar de grondslagen voor waardering en
resultaatbepaling met betrekking tot de reserves op pagina 58 en 59 van dit jaarverslag.
2013
x € 1.000
Reserve algemene risico’s
-333
Overige reserve
4.454
__________
4.121
Tilburg, 17 juni 2014
mw. C.H. Dassen-Soons
T. Katerberg
(voorzitter)(secretaris)
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
43
44
PSL
Rapport Visitatiecommissie
Samenvatting rapport Visitatiecommissie
Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie (PSL) heeft in het kader van
intern toezicht begin 2014 een visitatie laten uitvoeren door de samenwerkende bureaus Basis & Beleid Organisatieadviseurs B.V. en
PMA Consult. De visitatiecommissie bestond uit: de heer Jaco Buiter, mevrouw Antoinetta Eikenboom en mevrouw Jet Thole.
De principes voor goed pensioenfondsbestuur vormen het uitgangspunt voor het werk van de visitatiecommissie. Volgens deze
principes dient de visitatiecommissie zich een oordeel te vormen over het functioneren van het (bestuur van) het pensioenfonds
vanuit de volgende aspecten:
–– De beleids- en bestuursprocedures en -processen;
–– De checks en balances binnen het fonds;
–– De wijze waarop het fonds wordt aangestuurd;
–– De wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn.
Met het bestuur is afgesproken dat de visitatiecommissie begin 2014 een algehele visitatie uitvoert, waarbij specifieke aandacht is
gevraagd voor de wijze waarop het bestuur omgaat met de processen rond het vermogensbeheer en met de toekomst van het
fonds. De visitatiecommissie heeft op basis van documenten een analyse in de breedte gedaan en heeft ter verdieping een aantal
visitatiegesprekken gevoerd. De bevindingen, conclusies en aanbevelingen van de visitatiecommissie zijn neergelegd in een rapport
en op 4 februari 2014 besproken met het bestuur.
Belangrijke aandachtspunten uit het visitatierapport
–– Het bestuur van PSL is een open en betrokken bestuur. De bestuursstructuur zit goed in elkaar. Het bestuur werkt met commissies
en er vindt een goede terugkoppeling plaats van de commissies naar het bestuur. Het bestuur vergadert relatief weinig maar in
combinatie met commissievergaderingen en tussentijds e-mail- en telefooncontact kan zorgvuldige besluitvorming plaatsvinden.
Wel merkt de visitatiecommissie op dat de vastlegging in de notulen van de onderbouwing van genomen besluiten verbetering
behoeft.
–– Het bestuur is al enige jaren bezig met een oriëntatie op de toekomst van het fonds. Het bestuur heeft lang de tijd genomen
voor de oriënterende fase. Dit is recent erkend door het bestuur en het bestuur heeft uitgesproken nu voortgang te willen
maken en voor eind 2014 knopen te willen doorhakken. Het bestuur heeft vooralsnog ingezet op een fusie met een ander
bedrijfstakpensioenfonds. Hoewel het bestuur aangeeft ook alternatieven te hebben, mist de visitatiecommissie een “plan b” voor
het geval de ingeslagen route naar samenwerking of fusie niet of niet op tijd (voor eind 2014) tot gewenste concrete plannen
en afspraken leidt en het fonds (voorlopig) zelfstandig door moet gaan. In dit kader zou het bestuur zich nu ook meer kunnen
bezighouden met de ontwikkelingen rond een nieuw FTK.
–– De eigen deskundigheid en competenties hebben de aandacht van het bestuur. Er vindt regelmatig een zelfevaluatie plaats.
Het bestuur besteedt met name aandacht aan collectieve deskundigheidsbevordering. De visitatiecommissie benadrukt dat
deskundigheidsbevordering, zowel collectief als individueel, deel uitmaakt van het bestuurslidmaatschap en niet vrijblijvend
mag zijn. Daarnaast adviseert de visitatiecommissie het bestuur om, voor zover nog niet van toepassing, voor commissieleden
deskundigheidsniveau 2 te hanteren op het betreffende terrein.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
45
–– Het bestuur heeft de afgelopen jaren een positieve ontwikkeling doorgemaakt ten aanzien van de ‘dubbelepettenproblematiek’.
Het bestuur is scherp op mogelijke rolvermenging en intervenieert waar nodig. Ten aanzien van het nieuwe bestuursmodel is
–mede in het licht van de discussie rond de toekomst van het fonds– gekozen voor het paritaire model. De visitatiecommissie
heeft geen duidelijk beeld gekregen van de wijze waarop het bestuur dit model gaat invoeren, met name ten aanzien van het
invullen van de bestuurszetel namens de gepensioneerden.
–– Het bestuur heeft het onderwerp ‘uitbesteding’ ondergebracht bij de risicocommissie. De visitatiecommissie vindt het wenselijk
dat het bestuur, in aanvulling op de uitgangspunten in de ABTN, een algemeen uitbestedingsbeleid ontwikkelt. Zo worden
bijvoorbeeld niet alle externe partijen structureel geëvalueerd en liggen evaluatiecriteria niet vast. De processen rond het
vermogensbeheer verlopen regelmatig met hindernissen. Er zijn verbeteringen mogelijk ten aanzien van taken, rollen en
verantwoordelijkheden van de bij het vermogensbeheer betrokken partijen. De visitatiecommissie heeft de indruk dat een
belangrijk deel van de onvrede van het bestuur over de vermogensbeheerder zijn terug te voeren op wederzijdse verwachtingen
die niet als zodanig zijn vastgelegd in overeenkomsten en procedureafspraken. De visitatiecommissie betreurt het dat het proces
rond het opstellen van de nieuwe SLA met de vermogensbeheerder zo traag verloopt.
–– Het bestuur beschikt over een gedegen risico-inventarisatie en werkt met een jaarplan risicomanagement. De opvolging van de
inventarisatie en het inmiddels gedateerde jaarplan verdienen in de opvatting van de visitatiecommissie meer aandacht van het
bestuur.
Reactie bestuur op rapport Visitatiecommissie 2013
Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en lederwarenindustrie geeft op grond van de
principes voor goed pensioenfondsbestuur zijn reactie op het rapport van de visitatiecommissie.
Het bestuur spreekt zijn waardering uit voor de door de commissie in het rapport neergelegde aanbevelingen. De aanbevelingen
worden door het bestuur ter harte genomen. Het bestuur hecht aan een zorgvuldige afweging van de belangen van de stakeholders
met betrekking tot de toekomst van het fonds. De financiële positie van het fonds noodzaakt ook niet tot overhaaste beslissingen.
Als het fonds zelfstandig doorgaat heeft dat automatisch tot gevolg dat het bestuur zich in 2014 intensief voorbereid op het nieuwe
financieel toetsingskader.
Aldus vastgesteld en ondertekend namens het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en
Lederwarenindustrie d.d. 19 juni 2014.
Mevrouw mr. C.H. Dassen-Soons
De heer T. Katerberg
(voorzitter)(secretaris)
46
PSL
Verslag van het verantwoordingsorgaan
Oordeel verantwoordingsorgaan over het door het bestuur gevoerde beleid in 2013
Inleiding
Op grond van de principes voor goed pensioenfondsbestuur heeft het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de
Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie (PSL) het verantwoordingsorgaan van PSL (hierna VO) verzocht om een oordeel te geven
over het door het bestuur gevoerde beleid in 2013.
Werkwijze 2013
In 2013 is het VO viermaal in vergadering bijeengekomen. Alle vergaderingen vonden gezamenlijk plaats met de deelnemersraad
(hierna DR). Daarnaast heeft op 20 juni 2013 een gezamenlijke vergadering van het VO, de DR en het bestuur plaatsgevonden, waarin
het jaarverslag over boekjaar 2012 uitgebreid aan de orde is gesteld. Tijdens de bestuursvergadering op 17 juni 2014 is het jaarwerk
over het boekjaar 2013 in het bijzijn van het VO en de DR, de waarmerkend actuaris, de adviserend actuaris, de accountant en de
uitvoeringsorganisatie AZL, besproken.
De belangrijkste onderwerpen, die in 2013 door het VO zijn behandeld, zijn: de financiële situatie van PSL; het toeslagbeleid van PSL,
het beleggingsbeleid van PSL, het jaarverslag van PSL, de deskundigheidsbevordering, de (voorbereiding van de) implementatie van
de Wet versterking bestuur pensioenfondsen bij PSL, de toekomstvisie van het bestuur en de evaluatie van de samenwerking met het
bestuur over 2013.
Teneinde haar taak te kunnen vervullen heeft het VO de volgende informatie van het bestuur van PSL ontvangen: de verslagen van de
bestuursvergaderingen, de besluitenlijst van het bestuur, de diverse concept jaarstukken over 2013, besluitvorming in het kader van
beleidswijzigingen en besluitvorming over de onderwerpen waarover het VO adviesrecht heeft.
In goed onderling overleg met het VO is een vergaderplan voor 2013 vastgesteld. Dit plan geeft voldoende tijd tussen de
bestuursvergaderingen en de vergaderingen van het VO, zodat er een maximale voorbereidingstijd is voor het VO.
Bij de evaluatie van de samenwerking van het VO en het bestuur in 2013 constateert het VO dat het bestuur zich voortdurend inspant
om de informatieprocessen te optimaliseren. Het VO ontvangt, dankzij deze proactieve instelling van het bestuur, sneller informatie en
antwoord op haar vragen.
Het VO spreekt vertrouwen uit in de goede kwaliteit van de samenwerking met het bestuur.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
47
Bevindingen van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van het door het bestuur gevoerde beleid in 2013
Financiële positie PSL
Het VO constateert dat de financiële positie van PSL in 2013 verder is verbeterd. De verbetering van de financiële positie van het fonds
in 2013 stemt het VO tot tevredenheid.
Eind maart 2013 lag de dekkingsgraad voor het derde achtereenvolgende kwartaaleinde boven de vereiste dekkingsgraad. Vanaf
eind maart 2013 is geen sprake meer van een tekortsituatie. Het fonds is uit herstel en het langetermijnherstelplan is geëindigd. DNB
heeft de eindiging van het (langetermijn)herstelplan formeel bevestigd. Eind 2013 ligt de dekkingsgraad van PSL boven de vereiste
dekkingsgraad en is er geen sprake van een tekortsituatie bij het fonds.
Communicatiebeleid
PSL hanteert, als uitgangspunt voor de communicatie van het fonds, een driejarig communicatiebeleidsplan voor de periode
2011 - 2013. Aansluitend heeft het bestuur, op advies van de communicatiecommissie, een communicatie transitieplan
2014 - 2015 vastgesteld. Dit omdat het bestuur, vanwege de vele veranderingen in de wetgeving, het jaar 2014 heeft aangemerkt
als een transitiejaar. De focus in de communicatie zal liggen op de op handen zijnde veranderingen. Het VO kan zich vinden in de
conclusies en motivering van het bestuur en heeft op 8 mei 2014 een positief advies over het communicatie transitieplan afgegeven.
Het VO is van mening dat het fonds in 2013 voldoende aandacht heeft besteed aan de communicatie met de (gewezen) deelnemers,
de pensioengerechtigden en de werkgevers. Dit komt onder andere tot uiting in de communicatie via de website, de pensioenkranten
en de pensioennieuwsbrieven.
Premiebeleid
Cao-partijen hebben, op advies van het bestuur, de premies voor de basisregelingen per 1 januari
2013 met 0,9% verhoogd naar 18,9%. De premie voor de overgangsregeling 2006 is niet verhoogd per 1 januari 2013. De premies zijn
per 1 januari 2014 niet verhoogd, omdat de financiële positie van PSL daartoe geen aanleiding gaf. Het VO kan zich vinden in deze
besluiten.
Toeslagbeleid
Het bestuur heeft, conform het huidige toeslagenbeleid van PSL, besloten om per 1 januari 2013 gedeeltelijke toeslagen te verlenen
aan de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers. Daarnaast heeft het bestuur besloten om
per 1 januari 2014 volledige toeslagen te verlenen. Het VO kan zich vinden in de besluiten van het bestuur en is van mening dat het
bestuur op consequente wijze uitvoering geeft aan het toeslagbeleid.
Uitbestedingsbeleid
Aangaande het toezicht van het bestuur op de uitbestede activiteiten aan de uitvoeringsorganisaties AZL en BSG is het VO van mening
dat het bestuur ’in control’ is. Beide organisaties zijn in het bezit van een ISAE 3402 rapportage en leveren kwartaalrapportages aan, op
basis waarvan het bestuur kan bijsturen. Het bestuur en de commissie ‘Risicomanagement en uitbesteding’ besteden naar het oordeel
van het VO voldoende aandacht aan de risico’s die verbonden zijn aan het uitbestedingsbeleid.
Beleggingsbeleid
In 2013 hebben het bestuur en de beleggingscommissie van PSL uitgebreid aandacht besteed aan het beleggingsbeleid van het fonds.
De herinrichting van de SLA en de beleggingsrapportages van BSG blijven hierbij belangrijke en langlopende aandachtspunten. Het
bestuur heeft een jaarplan beleggingen 2013 -2014 vastgesteld, waarvan het VO in haar vergadering van 3 september 2013 kennis
heeft genomen.
48
PSL
Deskundigheid
Evenals in voorgaande jaren heeft het bestuur in 2013 themavergaderingen bijgewoond, waarbij onder andere aandacht is besteed
aan nieuwe ontwikkelingen in de pensioenwereld en aan de toekomstvisie van het bestuur. Tevens hebben enkele bestuursleden in
2013 opleidingen gevolgd op deskundigheidsniveau 2. Het VO stelt vast dat het bestuur in 2013 voldoende aandacht heeft besteed
aan deskundigheidsbevordering en verdere professionalisering. Daarnaast is het van oordeel dat het bestuur de DR en het VO in
voldoende mate faciliteert bij het bevorderen van hun deskundigheid.
Governance / implementatie van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen bij PSL
Het bestuur is in 2013 gestart met de implementatie van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen (hierna Wvbp) en heeft,
onder andere in een themavergadering, aandacht besteed aan de consequenties van de Wvbp voor de governance van het
fonds. Het bestuur heeft het VO in het eerste kwartaal van 2014 geconsulteerd over voorgenomen besluiten van het bestuur
inzake de implementatie van de Wvbp bij PSL. In januari 2014 heeft het VO positieve adviezen uitgebracht over het bestuursmodel
(paritair bestuursmodel met vertegenwoordiging van pensioengerechtigden in het bestuur) en over de vorm van het intern toezicht
(een permanente Raad van toezicht).
Beleidskeuzes die betrekking hebben op de lange(re) termijn van PSL
De (tijdelijke) commissie ‘Toekomst PSL’ heeft in 2013 advies uitgebracht aan het bestuur inzake de mogelijke toekomstscenario’s van
PSL. De (tijdelijke) commissie ‘Nieuwe wetgeving’ heeft de beleidsvoorbereiding van de wijzigingen in de wet- en regelgeving ter hand
genomen. Het VO heeft in haar vergadering van 3 september 2013 kennis genomen van de adviezen van beide commissies. In het
eerste kwartaal van 2014 is het VO uitvoerig geïnformeerd over de status van het proces rond de toekomst van het fonds. Dit is gebeurd
in een telefonische vergadering op 8 januari 2014 en een gezamenlijke vergadering met het dagelijks bestuur op 17 maart 2014.
Het bestuur heeft, naar het oordeel van het VO, voldoende oog voor de beleidskeuzes die betrekking hebben op de lange(re) termijn
van het fonds.
Rapport visitatiecommissie
De visitatiecommissie heeft vastgesteld dat het bestuur van PSL open en betrokken is, met voldoende aandacht voor de rolverdeling
(dubbelepettenproblematiek). Het VO herkent deze bevindingen en onderschrijft deze. Daarnaast is het VO van mening dat het bestuur
voldoende aandacht besteedt aan de toekomstvisie. De visitatiecommissie constateert dat het proces rond de toekomst van het fonds
al enige jaren in beslag neemt. Dit is ook naar de mening van het VO een langdurig proces, echter de voortgang is mede afhankelijk
van de ontwikkelingen in de pensioensector en de visie van cao-partijen. De huidige financiële positie van PSL geeft naar de mening
van het VO geen aanleiding voor wijzigingen op de korte termijn. Het VO hecht groot belang aan een zorgvuldige afweging van de
belangen van de stakeholders. Dit resulteert in een langdurig proces. In aansluiting op de bevindingen van de visitatiecommissie,
onderschrijft het VO het belang van een actuele risico-inventarisatie.
Oordeel verantwoordingsorgaan over het door het bestuur gevoerde beleid in 2013
Het VO is van oordeel dat het bestuur haar taken in 2013 naar behoren heeft uitgevoerd en is van mening dat het bestuur in 2013 een
verantwoord beleid heeft gevoerd, waarbij de focus voor een belangrijk deel is gericht op de toekomst van het fonds.
Aldus vastgesteld d.d. 17 juni 2014 te Tilburg.
Mevrouw G.D.M. van Bree
voorzitter
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
49
Reactie bestuur op het oordeel over 2013 van het verantwoordingsorgaan
Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en lederwarenindustrie geeft op grond van de principes
voor goed pensioenfondsbestuur zijn reactie op het oordeel van het verantwoordingsorgaan over het door het bestuur gevoerde
beleid in 2013.
Het bestuur is tevreden met het oordeel van het verantwoordingsorgaan en onderschrijft het oordeel.
Het doet het bestuur een genoegen dat het verantwoordingsorgaan een positieve reactie geeft op de besluitvorming inzake de
premies en de toeslagverlening en dat het verantwoordingorgaan zijn tevredenheid uitspreekt over de wijze van informatievoorziening
van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur deelt de analyse van het verantwoordingsorgaan dat de huidige financiële positie van
het fonds geen aanleiding vormt voor koerswijzigingen van het fonds op korte termijn. Ten aanzien van de toekomst van het fonds
hecht het bestuur, evenals het verantwoordingsorgaan, aan een zorgvuldige afweging van de belangen van de stakeholders. De
afronding van de herinrichting van de SLA en de beleggingsrapportages van Blue Sky Group blijven voor het bestuur een belangrijk
aandachtspunt. Het bestuur onderschrijft het belang van een actuele risico-inventarisatie.
Aldus vastgesteld en ondertekend namens het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en
Lederwarenindustrie d.d. 19 juni 2014.
Mevrouw mr. C.H. Dassen-Soons
De heer T. Katerberg
(voorzitter)(secretaris)
50
PSL
Jaarrekening
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
51
Balans per 31 december
(na resultaatverdeling; in duizenden euro)
Activa20132012
Beleggingen voor risico pensioenfonds [1]
Onroerende zaken
–– Onroerend goed in exploitatie
–– Aandelen vastgoedmaatschappijen
934
934
26.916
28.967
27.85029.901
Zakelijke waarden
56.61960.140
–– Aandelen
Vastrentende waarden
–– Obligaties
174.362163.364
Derivaten
–– Valutatermijntransacties
1.9141.656
–– Rentederivaten
7.23714.308
9.15115.964
Overige beleggingen
13.49914.084
–– Commodities
281.481283.453
Vorderingen en overlopende activa [2]
319
396
Liquide middelen [3]
707
839
282.507284.688
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
52
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
PSL
Passiva20132012
Stichtingskapitaal en reserves
Reserve algemene risico’s [4]
Bestemmingsreserve VPL-regeling [5]
Overige reserve [6]
11.988
12.321
0
0
25.683
21.229
37.67133.550
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [7]
239.760246.421
Andere voorzieningen
Voorziening toekomstige WGA-premies [8]
1.633
1.740
Voorziening VPL-regeling [9]
2.624
2.365
4.2574.105
Langlopende schulden [10]
310
180
Kortlopende schulden [11]
509
432
282.507284.688
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
53
Staat van baten en lasten
(in duizenden euro)
20132012
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
Directe beleggingsopbrengsten [12]
2.316
7.407
Indirecte beleggingsopbrengsten [13]
4.061
31.050
-302
-280
Kosten van vermogensbeheer [14]
6.07538.177
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers [15]
3.767
4.047
Saldo van overdrachten van rechten [16]
-204
-61
Pensioenuitkeringen [17]-10.320-10.699
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
risico pensioenfonds [18]
Toevoeging pensioenopbouw
-4.068
-4.319
Toevoeging indexering en overige toeslagen
-5.853
-3.319
Rentetoevoeging
Onttrekking voor uitkeringen
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
Wijziging marktrente
-852-3.490
10.275
10.794
833
876
6.733
-15.286
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
246
84
Overige mutaties
162
716
Wijziging ervaringssterfte en prognosetafels
-815
-2.455
6.661 -16.399
Mutatie andere voorzieningen
Voorziening toekomstige WGA-premies [19]
107
418
Voorziening VPL-regeling [20]
-259
-670
-152-252
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
54
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
PSL
20132012
Herverzekering
Premies [21]
-120-131
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [22]
-1.334
-1.221
Overige baten en lasten [23]
-252
-395
Saldo van baten en lasten
4.121
13.066
Bestemming van het saldo
Reserve algemene risico’s
Overige reserve
-333
820
4.454
12.246
4.12113.066
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
55
Kasstroomoverzicht
(in duizenden euro)
20132012
Pensioenactiviteiten
Ontvangsten
Bijdragen van werkgevers en werknemers
Wegens overgenomen pensioenverplichtingen
Overige mutaties
3.741
4.378
53
89
146
180
3.9404.647
Uitgaven
Uitgekeerde pensioenen, loonheffing, sociale premies en
andere inhoudingen
Wegens overgedragen pensioenverplichtingen
Premies herverzekering
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten en overige
Overige mutaties
-10.337
-10.664
-257
-150
-120
-131
-1.266
-1.368
-143
-396
-12.123-12.709
Beleggingsactiviteiten
Ontvangsten
Directe beleggingsopbrengsten
Verkopen en aflossingen beleggingen
2.324
7.412
42.906
136.759
45.230144.171
Uitgaven
Aankopen beleggingen
Kosten van vermogensbeheer
-36.874
-135.695
-305
-270
-37.179-135.965
Mutatie geldmiddelen
-132
144
Saldo geldmiddelen 1 januari
839
695
Saldo geldmiddelen 31 december
707
839
56
PSL
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Algemeen
Toepassing Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie heeft bij de samenstelling van dit jaarverslag de
Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving en BW 2 Titel 9 toegepast met inachtneming van artikel 146 van de Pensioenwet.
Stelselwijziging inzake VPL-regeling
De Bestemmingsreserve VPL die tot en met vorig boekjaar is gevormd, wordt vanaf boekjaar 2013 verantwoord als andere voorziening
en niet meer als bestemmingsreserve. Dit is verwerkt middels een stelselwijziging, waarbij tevens de vergelijkende cijfers van boekjaar
2012 zijn aangepast. Hierdoor is het resultaat over boekjaar 2012 met 670 gedaald.
Stand eigen vermogen 31 december 2012
:
35.915
Effect stelselwijziging
:
-2.365
Stand eigen vermogen 1 januari 2013
:
33.550
Naar aanleiding van een DNB-uiting ten aanzien van VPL-gelden is door het fonds nadere invulling gegeven aan de aanbevelingen
van DNB ten aanzien van VPL-gelden. Mede op basis hiervan zijn afspraken met de cao-partijen vastgelegd. Aan de hand van deze
gemaakte afspraken en een ontwerprichtlijn uitgegeven door de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) inzake de verwerking van VPLgelden heeft een heroverweging plaatsgevonden over de wijze van verslaglegging van deze post. Dit betekent dat de vergelijkende
cijfers zijn aangepast. De post mutatie andere voorzieningen bedroeg in de oorspronkelijke staat van baten en lasten 2012 0. In de
huidige jaarrekening zijn de vergelijkende cijfers aangepast en bedraagt de post mutatie andere voorzieningen -670.
Schattingen en veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen
en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en
­verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee ­verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ­ervaringen uit het
verleden en verschillende andere ­factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan
vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen
blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen.
Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het
pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans
opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de
omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Baten worden in de staat van baten en lasten ­opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch ­potentieel,
samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de
omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een
actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Indien een ­transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle ­toekomstige ­economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met
betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de
balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
57
wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de
bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg
hiervan kan sprake zijn van een post “vorderingen of schulden uit hoofde van effectentransacties”.
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans ­opgenomen indien sprake is van
een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien
de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële
verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten
en lasten opgenomen.
Vreemde valuta
Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden o
­ mgerekend naar Euro tegen de koers per balansdatum. Baten en lasten
voortvloeiende uit ­transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
Waardering
Algemene grondslagen
Alle activa en passiva zijn gewaardeerd tegen de kostprijs, tenzij hierna een andere waarderingsgrondslag wordt vermeld. Voor
kortlopende vorderingen en schulden wordt de nominale waarde geacht een redelijke benadering te zijn van de reële waarde.
Buitenlandse valuta
Activa en passiva in buitenlandse valuta zijn omgerekend tegen de ultimo jaar geldende koersen.
Onroerend goed in exploitatie
Het onroerend goed is gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde 80% van de WOZ-waarde.
Aandelen en aandelen vastgoedmaatschappijen
De ter beurze genoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de beurswaarde.
Obligaties
De obligaties zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde.
Derivaten en commodities
De derivaten en commodities zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde.
Herverzekering
De overlijdens- en premievrijstellingsrisico’s bij langdurige arbeidsongeschiktheid zijn in het verslagjaar herverzekerd bij Zwitserleven.
De herverzekering is afgesloten voor de duur van vijf jaar, in de vorm van een stop-loss verzekering met een prioriteit van 125%. Deze
verzekering keert eerst uit wanneer de totale jaarlijkse schade van beide ver­zekerde risico’s een bepaald minimum overschrijdt.
58
PSL
Reserve algemene risico’s
De reserve algemene risico’s is een reserve voor het ­opvangen van niet expliciet gekwantificeerde risico’s, zoals het algemene
bedrijfsrisico en kostenrisico’s. Rekening ­houdend met de prudente grondslagen voor de voor­ziening pensioenverplichtingen is de
hoogte van deze reserve voor 2013 vastgesteld op 5% (2012: 5%) van de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening.
Bestemmingsreserve VPL-regeling
Begin 2006 heeft PSL een VPL-overgangsregeling geïntroduceerd voor deelnemers die geboren zijn in de jaren 1949 tot en met
1960 en op 31 december 2001 en 31 december 2005 deelnemer waren aan de toen geldende pensioenregeling van het fonds.
Deze overgangsregeling voorziet in een eventuele aanvulling op het reguliere pensioen en heeft een voorwaardelijk karakter. De
extra toezegging wordt toegekend op het moment van pensioneren, maar uiterlijk na 15 jaar, gerekend vanaf begin 2006. Vanaf
2007 werd voor de financiering van deze overgangsregeling jaarlijks een premie gestort in de bestemmingsreserve. Aan deze
bestemmingsreserve werden de lasten, bij het onvoorwaardelijk worden van deze toezegging, onttrokken. De Bestemmingsreserve
VPL die tot en met vorig boekjaar werd gevormd wordt vanaf boekjaar 2013 verantwoord als andere voorziening en niet meer als
bestemmingsreserve. Dit is verwerkt middels een stelselwijziging, waarbij tevens de vergelijkende cijfers van boekjaar 2012 zijn
aangepast. Hierbij zijn de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving gehanteerd.
Overige reserve
Het resultaat wordt na mutatie van de reserve algemene risico’s aan de ­overige reserve toegevoegd.
Technische voorzieningen
Schattingswijziging
Met ingang van boekjaar 2013 is besloten om een eigen ervaringssterfte te hanteren, de Bpf PSL-ervaringssterfte. Als gevolg van deze
schattingswijziging is de voorziening pensioenverplichtingen met 815 verhoogd. Het cumulatief effect van deze schattingswijziging op
de technische voorziening ad 815 is in het resultaat over boekjaar 2013 verwerkt.
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
De voorziening pensioenverplichtingen is gelijk aan de contante waarde per balansdatum van de pensioen­verplichtingen, volgens de
opgebouwde rechtenmethode, inclusief de verstrekte toeslagen jegens deelnemers, ­gewezen deelnemers, pensioentrekkenden en
hun ­nagelaten betrekkingen, alsmede de verplichtingen uit hoofde van de premievrijstellingsregeling wegens arbeidsongeschiktheid.
De berekening is gebaseerd op de ­volgende actuariële grondslagen:
Sterfte
AG-Prognosetafel 2012-2062 (startjaar 2014) met Bpf PSL-ervarings­sterfte.
Arbeidsongeschiktheidsvoorziening
80% van de contante waarde van de voor rekening van het fonds komende toekomstige aanspraken.
Gehuwdheid
Vóór pensioendatum: op basis van onbepaald partner­systeem, waarbij sprake is van een gehuwdheids­frequentie van 100%. Na
pensioendatum: op basis van bepaald partnersysteem.
Rekenrente
Rentetermijnstructuur van De Nederlandsche Bank per 31 december 2013 (2013: 2,71%, 2012: 2,39%).
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
59
Rentetoevoeging
Onder het FTK is de rente gelijk aan de 1-jaarsrente. Op basis van de DNB rentetermijnstructuur primo 2013 is deze rente gelijk aan
0,351% (2012: 1,544%).
Leeftijden
Aangenomen wordt dat alle verzekerden geboren zijn op de eerste dag van hun geboortemaand.
Leeftijdsverschil
Voor latente pensioenverplichtingen jegens weduwen en weduwnaars wordt de man drie jaar ouder verondersteld dan de vrouw.
Opslag wezenpensioen
De lasten ter zake van niet-ingegaan wezenpen­sioen worden gesteld op 6% van de lasten ter zake van het latent weduwe- en
weduwnaarspensioen van (gewezen) deel­nemers met aanspraken op uitgesteld pensioen. Voor aanspraken op latent partnerpensioen
die voortkomen uit de omzetting van ouderdomspensioen ingaand op 62 jaar wordt geen opslag voor wezenpensioen aangehouden.
Uitkeringen
De uitkeringen worden continu betaalbaar gesteld.
Kosten
In de voorziening pensioenverplichtingen is een kostenvoorziening begrepen van 8,11% (2012: 8,11%) van de netto voorziening.
Reglementen
Voor een beschrijving van de verschillende reglementen wordt verwezen naar het bestuursverslag.
Andere voorzieningen
Voorziening toekomstige WGA-hiaatpremies
Dit is een voorziening voor de WGA-hiaatpremies ten behoeve van de WGA-hiaatverzekering. Zolang nog middelen in de voorziening
aanwezig zijn, worden de premies voor de WGA-hiaatverzekering uit de voorziening betaald aan de aangesloten werkgevers die hun
werknemers hebben verzekerd voor het WGA-hiaat door middel van de verzekering die door CAO-partijen in de Schoen-, Leder- en
Lederwaren is afgesloten. CAO-partijen hebben de WGA-hiaatverzekering opgezegd per 31 december 2013.
Voorziening VPL-gelden
Begin 2006 heeft PSL een VPL-overgangsregeling geïntroduceerd voor deelnemers die geboren zijn in de jaren 1949 tot en met
1960 en op 31 december 2001 en 31 december 2005 deelnemer waren aan de toen geldende pensioenregeling van het fonds.
Deze overgangsregeling voorziet in een eventuele aanvulling op het reguliere pensioen en heeft een voorwaardelijk karakter. De
extra toezegging wordt toegekend op het moment van pensioneren, maar uiterlijk na 15 jaar, gerekend vanaf begin 2006. Vanaf
2007 werd voor de financiering van deze overgangsregeling jaarlijks een premie gestort in de bestemmingsreserve. Aan deze
bestemmingsreserve werden de lasten bij het onvoorwaardelijk worden van deze toezegging onttrokken. Met ingang van boekjaar
2013 is deze bestemmingsreserve vrijgevallen en is er een voorziening gevormd voor de VPL-overgangsregeling.
Resultaatbepaling
Algemeen
De lasten en baten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben.
60
PSL
Directe beleggingsopbrengsten
Onder directe beleggingsopbrengsten wordt bij vast­rentende waarden verstaan de rente-opbrengst verminderd met de kosten; bij
de aandelen wordt hieronder verstaan het bruto-dividend verminderd met de kosten. Voor het onroerend goed wordt de netto huur
verantwoord. De intresten van overige activa en passiva worden opgenomen op basis van nominale bedragen.
Indirecte beleggingsopbrengsten
Onder indirecte beleggingsopbrengsten worden de ­volgende resultaten opgenomen:
–– gerealiseerde en niet-gerealiseerde koers­verschillen van onroerende zaken, aandelen vastgoedmaat­schappijen, aandelen,
obligaties, leningen op schuld­bekentenissen en hypotheken;
–– boetes bij vervroegde aflossingen van leningen op schuldbekentenis;
–– valutaverschillen inzake deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties.
Kosten van vermogensbeheer
Onder de kosten van vermogensbeheer worden alle kosten opgenomen die verband houden met het beheer en de administratie van
de beleggingen.
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
61
Toelichting op de balans per 31 december
(in duizenden euro)
Activa
[1] Beleggingen voor risico pensioenfonds
Niet
Categorie
Stand
Aankopen/
VerkopenGerealiseerde gerealiseerde
Stand
ultimo
Verstrek-
uitlotingen/koers-koers-ultimo
2012
kingenaflossingenverschillenverschillen 2013
Onroerende zaken
Onroerend goed in exploitatie
9340000
934
Aandelen vastgoedmaatschappijen
28.967
64
-4.409
1.302
992
29.901
64 -4.409 1.302
26.916
99227.850
Zakelijke waarden
Aandelen
60.14013.784-26.381 6.323 2.75356.619
Vastrentende waarden
Obligaties
163.36421.529-8.200 1.061-3.392
174.362
Derivaten
Valutatermijntransacties
1.656000
258
1.914
Rentederivaten
14.3080
-370
-7.034
7.237
15.9640
-370
-6.776
9.151
Overige beleggingen
Commodities
Totaal beleggingen
14.084 1.498 -1.345
283.453
36.875
-40.372
41 -77913.499
8.727
-7.202
Er wordt niet rechtstreeks belegd in premiebijdragende ondernemingen. Verder vindt er binnen de fondsen waarin wordt
geparticipeerd uitleen van effecten plaats. Tevens is er sprake van collateral op beleggingen ad 2.786.
62
281.481
PSL
Methodiek bepaling marktwaarde
Level 1: Directe marktwaardering: belegd in fondsen die beleggen in waarde met een beursnotering in een actieve markt
(waarop geen prijsaanpassingen worden uitgevoerd).
Level 2:Afgeleide marktwaardering: geen directe beursnotering maar andere uit de markt waarneembare data danwel een prijs
gebaseerd op een transactie in een niet-actieve markt met niet-significante prijsaanpassing (gebaseerd op aannames
en schattingen).
Level 3:Modellen en technieken: marktwaardebepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op aannames en
schattingen die de prijs significant beïnvloeden.
Level 3
Modellen en
Level 1 Level 2
technieken
Directe
Afgeleide
niet Stand
markt-
gebaseerd ultimo
noteringen op marktdata
2013
Categorie
markt-
notering
Onroerende zaken
Onroerend goed in exploitatie
0
0
934
934
Aandelen vastgoedmaatschappijen
24.575
0
2.341
26.916
24.575
0 2.27527.850
Zakelijke waarden
Aandelen
56.61900
56.619
Vastrentende waarden
Obligaties
174.36200
174.362
Derivaten
Valutatermijntransacties
Rentederivaten
1.91400
1.914
07.237
07.237
1.9147.237
09.151
Overige beleggingen
Commodities
Totaal belegd vermogen 13.49900
13.499
270.969
7.237
3.275
281.481
Procentueel 2013
96,3%2,6%1,1%
100,0%
Procentueel 2012
93,3%5,6%1,1%
100,0%
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
63
20132012
[2] Vorderingen en overlopende activa
Premies
Dit betreft de nog te vorderen premies van de aangesloten
ondernemingen.313335
Overige vorderingen en overlopende activa
–– Rekening-courant inzake overgangsregeling
0
–– Uitkeringen
67
1
–– AZL
053
661
Totaal vorderingen en overlopende activa
319
396
[3] Liquide middelen
–– ING Bank N.V.
–– Depotbanken
648
764
5975
707839
Totaal activa282.507284.688
Passiva
Stichtingskapitaal en reserves
Stichtingskapitaal
[4] Reserve algemene risico’s
Stand per 1 januari
Af / bij: uit bestemming saldo
12.321
11.501
-333
820
Stand per 31 december 11.988
12.321
[5] Bestemmingsreserve VPL-regeling
Stand per 1 januari
0
Stelselwijziging
0-1.695
Stand per 31 december 64
1.695
0
0
PSL
20132012
[6] Overige reserve
Stand per 1 januari
Bij: uit bestemming saldo
21.229
8.983
4.454
12.246
Stand per 31 december 25.683
21.229
Totaal reserves37.67135.550
De minimaal vereiste dekkingsgraad bedraagt 104,1% (2012: 104,1%).
De vereiste dekkingsgraad bedraagt 111,4% (2012: 112,5%).
De dekkingsgraad is 115,7% (2012: 113,6%).
De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door
op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te
delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans.
Technische voorzieningen
Met ingang van boekjaar 2013 is besloten om een eigen
ervaringssterfte te hanteren, de Bpf PSL-ervaringssterfte. Als gevolg
van deze schattingswijziging is de voorziening pensioenverplichtingen
met 815 verhoogd. Het cumulatief effect van deze schattingswijziging
op de technische voorziening ad 815 is in het resultaat over boekjaar
2013 verwerkt.
[7] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
De voorziening pensioenverplichtingen per 31 december voor risico
van het pensioenfonds is als volgt opgebouwd:
Deelnemers
51.45055.316
Gewezen Deelnemers
58.376
Pensioengerechtigden
Langdurig zieken
61.165
129.378129.412
556
Totale voorziening pensioenverplichtingen
528
239.760
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
246.421
65
20132012
Het verloop van de voorziening is als volgt:
Stand per 1 januari 246.421
230.022
Toevoeging pensioenopbouw
4.068
4.319
Toevoeging indexering en overige toeslagen
5.853
3.319
Mutaties:
Rentetoevoeging
Onttrekking voor uitkeringen
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
Wijziging marktrente
8523.490
-10.275
-10.794
-833
-876
-6.733
15.286
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
-246
-84
Overige mutaties
-162
-716
Wijziging ervaringssterfte en prognosetafels
815
2.455
239.760
246.421
1.740
2.158
-107
-418
Stand per 31 december Andere voorzieningen
[8] Voorziening toekomstige WGA-hiaatpremies
Stand per 1 januari
Af: mutatie ten gunste van de staat van baten en lasten
Stand per 31 december 1.633
1.740
[9] Voorziening VPL-gelden
Stand per 1 januari
Stelselwijziging
2.365
0
01.695
Premies
382483
Inkooprechten
-173-96
Rendementstoekenning
50283
Stand per 31 december 2.624
2.365
Totaal andere voorzieningen
4.257
4.105
66
PSL
20132012
[10] Langlopende schuld
Dit betreft de overgenomen middelen van de SUOS, SUOL en VUL
Stand per 1 januari
180
Bij: overname rechten en verplichtingen van SUOS
0
135
0
Bij: overname rechten en verplichtingen van VUL
0
48
Bij: overname rechten en verplichtingen van SUOL
0
121
Bij: nagekomen premie-afrekeningen SUOL
0
11
Bij: nagekomen premie-afrekeningen SUOS
8
0
Af: nagekomen TOP-uitkeringen Lederindustrie
-4
0
Af: nagekomen TOP-uitkeringen Lederwarenindustrie
-9
0
Stand per 31 december
Aandeel Lederindustrie van voornoemd saldo per 31 december
310
44
48
Aandeel Lederwarenindustrie van voornoemd saldo per 31 december
123
132
Aandeel Schoenindustrie van voornoemd saldo per 31 december
143
0
310180
180
[11] Kortlopende schulden
Vermogensbeheerder
Nog af te handelen effectentransacties
Achmea Schadeverzekeringen
4572
9
0
20
19
Premies
15268
Loonheffing en sociale premies
203
Autoriteit Financële Markten
224
0
5
Administratiekosten, accountant en actuaris
53
42
Basis en Beleid
18
0
9
2
Overige 509432
Totaal passiva282.507284.688
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Door de beleggingsfondsen waarin PSL participeert zijn beleggingen
uitgeleend. Het bedrag aan uitgeleende effecten dat aan PSL toekomt,
bedraagt per 31 december 2013 € 2.642.045,- (2012: € 2.904.973,-).
Hiervoor heeft PSL per 31 december 2013 € 2.786.111,- aan collateral
ontvangen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
67
Toelichting op de staat van baten en lasten
(in duizenden euro)
Bezoldiging bestuursleden
De bestuursleden van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie hebben in 2013 geen
bezoldiging ontvangen. Wel hebben ze voor het bijwonen van vergaderingen van het bestuur en de beleggingscommissie in totaal
een bedrag van € 61.685,- ontvangen aan vacatiegeld en reiskostenvergoeding.
Personeel
Gedurende het boekjaar 2013 had Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie geen personeel
in dienst.
Baten en lasten 2013
2012
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
[12] Directe beleggingsopbrengsten
Onroerend goed in exploitatie
Rente derivaten
Liquide middelen en deposito’s
22
30
2.298
7.374
-7
-4
Rente met betrekking tot FVP-bijdragen
0
1
Rente met betrekking tot waardeoverdrachten
-2
-1
Rente met betrekking tot bijdragen van werkgevers en werknemers
6
1
Rente met betrekking tot herverzekeraars
-1
0
Overig
06
2.3167.407
[13] Indirecte beleggingsopbrengsten
Gerealiseerde koersverschillen:
Onroerend goed in exploitatie
0
5
Aandelen vastgoedmaatschappijen
1.302
107
Aandelen
6.3231.763
Obligaties
1.06126.156
Valutatermijntransacties
Rentederivaten
Commodities
Valutaverschillen
0-5.404
00
410
2.537418
11.26423.045
68
PSL
20132012
Niet-gerealiseerde koersverschillen:
Aandelen vastgoedmaatschappijen
992
5.656
Aandelen
2.7537.652
Obligaties
-3.392-12.492
Valutatermijntransacties
Rentederivaten
Commodities
Valutaverschillen
2585.158
-7.0342.193
-779-161
-1-1
-7.203 8.005
4.06131.050
[14] Kosten van vermogensbeheer 1)
Bewaarloon en beheerloon effecten
Kosten beleggingsadviseur
-211
-167
-91
-113
-302-280
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
6.075
38.177
[15] Bijdragen van werknemers en werkgevers
Werknemersaandeel reglementaire premie
1.222
1.226
Werkgeversaandeel reglementaire premie
2.483
2.488
0
11
Nagekomen premieafrekeningen SUOL
Nagekomen premieafrekeningen SUOS
Inkoopsommen Inkoopsommen overgangsregelingen
FVP
8
0
13
0
0
228
4194
3.7674.047
De premiebijdragen van werkgever en werknemers bedragen in totaal
18,9% (2012: 18,0%) van de loonsom. De werkgeverspremie bedraagt
12,6% (2012: 12,0%) en de werknemersbijdrage bedraagt 6,3% (2012
6,0%).
De kostendekkende, gedempte en feitelijke premies zijn als volgt:
Kostendekkende premie
5.215
5.080
Gedempte kostendekkende premie
3.039
3.025
Feitelijke premie 2)
3.3363.231
1)
Voor een uitsplitsing van de kosten vermogensbeheer wordt verwezen naar het bestuursverslag. Deze kosten wijken af van het bestuursverslag, omdat daar ook kosten zijn
opgenomen die in het nettorendement zijn verwerkt.
2)
De feitelijke premie is gelijk aan de reglementaire premie onder aftrek van de premie voor de voorwaardelijke VPL-regeling.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
69
20132012
De kostendekkende, gedempte en feitelijke inkoopsommen
overgangsregelingen zijn als volgt:
Kostendekkende inkoopsommen overgangsregelingen
0
312
Gedempte kostendekkende inkoopsommen overgangsregelingen
0
293
Feitelijke inkoopsommen overgangsregelingen 0
228
3.934
4.009
Opslag in stand houden vereist vermogen
492
485
Opslag voor uitvoeringskosten
789
586
0
0
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate
verantwoord.
De kostendekkende premie is als volgt samensteld:
Actuarieel benodigd
Actuarieel benodigd ten behoeve van toeslagverlening
5.2155.080
De gedempte kostendekkende premie is als volgt samengesteld:
Actuarieel benodigd
2.122
2.176
Opslag in stand houden vereist vermogen
265
263
Opslag voor uitvoeringskosten
652
586
0
0
Actuarieel benodigd ten behoeve van toeslagverlening
3.0393.025
De kostendekkende inkoopsom voor de overgangsregelingen is als
volgt samengesteld:
Actuarieel benodigd
0
278
Opslag in stand houden vereist vermogen
0
34
0312
De gedempte kostendekkende inkoopsom voor de
overgangsregelingen is als volgt samengesteld:
Actuarieel benodigd
0
261
Opslag in stand houden vereist vermogen
0
32
70
0293
PSL
20132012
Bij de bepaling van de aan het boekjaar toe te rekenen premie
is rekening gehouden met verleende premiekortingen en/of
premieopslagen.
De feitelijke premie is vastgesteld als een doorsneepremie ter grootte
van 18,9% van de pensioengrondslag. De totale bijdrage aan het
pensioenfonds is bepaald in overleg tussen de sociale partners en
is door het bestuur –gehoord de actuaris van het pensioenfonds–
getoetst op adequaatheid.
[16] Saldo van overdrachten van rechten
Overgenomen pensioenverplichtingen
53
89
Overgedragen pensioenverplichtingen
-257
-150
-204 -61
[17] Pensioenuitkeringen
Pensioenen
Ouderdomspensioen
-7.238-7.530
Partnerpensioen
-2.180-2.156
Wezenpensioen
-20-18
Andere uitkeringen
Afkopen
-684-814
WAO-hiaatuitkeringen
-198-181
-10.320-10.699
[18]Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
risico pensioenfonds
Toevoeging pensioenopbouw
-4.068
-4.319
Toevoeging indexering en overige toeslagen
-5.853
-3.319
Rentetoevoeging
Onttrekking voor uitkeringen
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
Wijziging marktrente
-852-3.490
10.275
10.794
833
876
6.733
-15.286
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
246
84
Overige mutaties
162
716
Wijziging ervaringssterfte en prognosetafels
-815
-2.455
Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
risico pensioenfonds
6.661
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
-16.399
71
20132012
Mutatie andere voorzieningen
[19] Voorziening toekomstige WGA-hiaatpremies
Mutatie voorziening
107418
[20] Voorziening VPL-regeling
Premies
-382-483
Onttrekking als gevolg van inkopen
173
Rendementstoekenning
-50-283
96
-259-670
Totaal mutatie andere voorzieningen
-152
-252
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
[21] Premies
Premie risicoverzekering
-28
-28
Bijdrage in premies WGA-hiaatverzekering aangesloten ondernemingen
-92
-103
Totaal herverzekering-120-131
[22] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
Administratie
Accountant (controle jaarrekening)
Actuaris
Advieskosten
-1.037-961
-29
-36
-141-124
-2-8
Bestuur
-62-57
De Nederlandsche Bank
-18
-8
Autoriteit Financiële Markten
-1
-5
Pensioenregister
-1-1
Contributie PensioenFederatie
-7
-7
UWV -3
0
Opleidingskosten
Visitatiecommissie
Overige
-7-5
-180
-8-9
-1.334-1.221
72
PSL
20132012
[23] Overige baten en lasten
Mutatie voorziening dubieuze debiteuren
-131
CAO-afspraken
-136-370
Diverse kleine posten
15
-43
18
-252-395
Saldo van baten en lasten
4.121
13.066
20132012
Actuariële analyse van het saldo
Beleggingsopbrengsten
11.95619.401
Premies
-1.427-1.000
Waardeoverdrachten
Kosten
4223
0-75
Uitkeringen
-4595
Sterfte
5791.247
Arbeidsongeschiktheid
-35-73
Reguliere mutaties
-95
Toeslagverlening
-140
-5.853-3.319
Incidentele mutaties voorziening
-815
-2.457
Andere oorzaken inclusief stelselwijziging
-186
636
4.12113.066
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
73
Risicoparagraaf
(in duizenden euro)
In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna wordt een aantal specifieke
risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd.
Solvabiliteitsrisico
Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen.
Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode (standaardmodel)
vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke financiële risico’s op te
kunnen vangen en daarmee of aan de pensioentoezeggingen kan worden voldaan. De berekeningen van het vereist eigen vermogen
zijn met name van belang voor de premiestelling en de evaluatie van het herstelplan van het fonds. Het Eigen vermogen van het
Pensioenfonds is per 31 december 2013 groter dan het Minimaal Vereist eigen vermogen volgens het standaardmodel, waardoor het
Pensioenfonds niet meer in een reservetekort verkeert.
Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende standaard risicofactoren hierin worden benoemd
onder de noemer S1 tot en met S6. Naast de standaard risicocomponenten (S-componenten) is in de bepaling van het vereist eigen
vermogen ook rekening gehouden met de volgende additionele risicocomponenten: actief risico, leverage-risico, liquiditeitenrisico
(voornoemde risico’s worden verwerkt binnen de berekeningen van de S2 middels een extra verzwaring van de buffer) en
concentratierisico (S8). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën op basis van het maximum van
de feitelijke en strategische beleggingsmix (2013: feitelijk 111,4%; 2012: feitelijk 112,5%).
Feitelijk 2013
Renterisico (S1)
Zakelijke waarden risico (S2)
Valutarisico (S3)
Feitelijk 2012
€% €%
7.6312,1
8.0352,2
21.657
8,3
25.019
9,5
4820,05610,0
Grondstoffenrisico (S4)
3.8410,2
4.3670,2
Kredietrisico (S5)
1.4470,0
1.0900,0
Verzekeringstechnisch risico (S6)
5.862
Concentratierisico (S8)
4.1870,3
2.5250,1
0,5
6.046
0,5
Diversificatie-effect
-17.7080,0
-16.9490,0
Vereist eigen vermogen
27.399
11,4
30.694
12,5
Aanwezige dekkingsgraad115,7113,6
Minimaal vereiste dekkingsgraad
104,1
104,1
Vereist eigen vermogen
111,4
112,5
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het Pensioenfonds (minus de passiefposten
Kortlopende schulden en overlopende passiva en de bestemming VPL-regeling) te delen door de Voorziening pensioenverplichtingen.
Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het Pensioenfonds, toegenomen van 113,6% (2012) tot 115,7% (2013).
74
PSL
Renterisico
Het renterisico wordt veroorzaakt doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de
beleggingen. Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen.
Onderstaande duratiecijfers geven meer inzicht.
Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentederivaten) 8,44.
Duratie van de pensioenverplichtingen 14,7.
Voor de vaststelling van het renterisico bij het vereist eigen vermogen worden de kasstromen van de rentegevoelige beleggingen
afgezet tegen de kasstromen van de voorziening pensioenverplichtingen. Vervolgens worden beide kasstromen afgezet tegen
door DNB bepaalde renteschokken die per looptijd verschillen. Op basis van deze renteschokken kan de impact op de technische
voorziening en de impact op alle rentegevoelige beleggingen worden berekend. Overeenkomstig kan een afdekkingspercentage
worden berekend. Rentegevoeligheid is één van de belangrijkste factoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie van de
portefeuille.
Feitelijke verdelingverdeling
%
in € Impact op technische voorziening voor risico fonds (A)
22.662
22.662
Impact op de rentegevoelige beleggingen (B)
15.031
15.664
Renterisico
in €
Strategische
%
7.6312,1
6.9981,9
Afdekkingspercentage (B/A)66,669,1
Derivaten
Het renterisico is afgedekt door middel van renteswaps. Het ongerealiseerd resultaat bedraagt -/- 7.034. Door deze swaps wordt de
duratie van de portefeuille van vastrentende waarden verlengd van 10,3 naar 14,7 jaar.
Met behulp van deze derivaten wordt het strategisch afdekkingspercentage vorm gegeven. Strategisch dekt het fonds volgens het
beleggingsmandaat 65% van het renterisico van haar verplichtingen af.
Hoogte buffer
Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk renterisico 7.631 (2,1%) en voor het
strategisch renterisico 6.998 (1,9%) ultimo 2013.
Zakelijke waarden risico
Mogelijke waardedalingen van beleggingen voor het vastgoed en de aandelen zijn in het hiervoor genoemde standaardmodel
begrepen. Hiervoor wordt een gedifferentieerde berekening naar categorieën van markten en beleggingen uitgevoerd. Ter zake van
het zakelijke waarden risico worden risico-inschattingen aan de hand van de in de markt gebruikelijke risicoparameters gemaakt. In
het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in
de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen
wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
75
20132012
€% €%
Verdeling zakelijke waarden per categorie:
Ontwikkelde markten (Mature markets)
Opkomende markten (Emerging markets)
47.177
83,3
49.385
82,1
9.442
16,7
10.755
17,9
56.619100,0
60.140100,0
Derivaten
Het zakelijke waarden risico is niet afgedekt. Strategisch dekt het fonds haar zakelijke waarden risico ook niet af.
Hoogte buffer
Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch zakelijke waarden risico rekening
gehouden met de door DNB voorgeschreven schokken die variëren overeenkomstig de risicograad van het type belegging. Deze
standaardschokken zijn verder opgehoogd om zodoende rekening te houden met de volgende additionele risicocomponenten:
actief risico, leverage-risico en liquiditeitenrisico. De buffer voor het feitelijk zakelijke waarden risico bedraagt 21.657 (8,3%) en voor het
strategisch zakelijke waarden risico 20.877 (7,9%).
Valutarisico
Het valutarisico wordt veroorzaakt doordat de verplichtingen van het pensioenfonds in euro’s luiden terwijl veel van de beleggingen
van het pensioenfonds in niet-euro luiden. Het pensioenfonds loopt het risico dat haar buitenlandse beleggingen dalen in waarde als
gevolg van valutakoersontwikkelingen. Het pensioenfonds kiest er daarom voor om (een gedeelte) van haar buitenlandse valuta’s af te
dekken. Zonder afdekking van valutarisico loopt het pensioenfonds risico bij een daling van vreemde valuta ten opzichte van de euro.
Door meer dan 100% van het risico af te dekken loopt het fonds risico bij een stijging van vreemde valuta ten opzichte van de euro.
Het valutarisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in
vreemde valuta van 20,0%. Het valutarisico is het totale negatieve effect op de waarde van alle beleggingen als gevolg van dit scenario.
Afdekking van het valutarisico vindt plaats via derivatencontracten.
20132012
€% €%
Onroerende zaken naar valuta voor afdekking met derivaten:
Euro
Britse pound sterling
23.14183,1
24.46381,8
4.710
16,9
5.438
18,2
27.850100,0
29.901100,0
Onroerende zaken naar valuta na afdekking met derivaten:
Euro
76
27.850100,0
29.901100,0
PSL
20132012
€% €%
Zakelijke waarden naar valuta voor afdekking met derivaten:
Euro
21.51838,0
26.77744,6
Amerikaanse dollar
20.43036,1
16.80427,9
Australische dollar
Britse pound sterling
Canadese dollar
Japanse yen
00,0
1.6812,8
8.572
15,1
11.336
18,8
8881,6 00,0
5.2119,2
3.5425,9
56.619100,0
60.140100,0
Zakelijke waarden naar valuta na afdekking met derivaten:
Euro
Amerikaanse dollar
Australische dollar
Britse pound sterling
Japanse yen
38.016 67,160.203 100,1
705
1,2
-283
-0,5
40,0 10,0
17.854
31,5
243
0,4
410,1-240,0
56.619100,0
60.140100,0
Commodities naar valuta voor afdekking met derivaten:
Amerikaanse dollar
13.499100,014.084100,0
Commodities naar valuta na afdekking met derivaten:
Euro
13.499100,014.084100,0
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
77
Vastrentende waarden
Alle vastrentende waarden zijn in euro (2012 idem).
Derivaten
Ter afdekking van de valutarisico’s op de effectenportefeuille zijn er door de vermogensbeheerders valutatermijntransacties afgesloten.
De post valutatermijntransacties bestaat uit de volgende transacties, omgerekend in euro’s per 31 december 2013:
in miljoenen euro’s
aankoop transacties
US dollar
verkoop transacties
2.053
-120
Australische dollar
-28
185
Japanse yen
445
-136
Britse pound sterling
-560
75
1.910
4
Indien de afrekening van deze transacties op 31 december 2013 zou hebben plaatsgevonden dan zou het af te rekenen bedrag 258
hoger uitvallen dan overeengekomen (ongerealiseerde resultaat van 258).
Strategisch dekt het fonds 79,8% van haar niet-euro beleggingen af.
Hoogte buffer
Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch valuta risico rekening gehouden met een door
DNB voorgeschreven schok van 20% die berekend wordt op de niet-euro beleggingen na afdekking. De buffer voor het feitelijk valuta
risico bedraagt 482 (0,0%) en voor het strategisch valuta risico risico 2.571 (0,1%).
Grondstoffenrisico
Het pensioenfonds belegt in grondstoffen en loopt daarmee het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt als gevolg van
marktontwikkelingen.
Het pensioenfonds belegt niet direct in grondstoffen maar doet dit met behulp van derivaten. Voorbeelden van grondstoffenderivaten
zijn indexfutures en indexderivaten die kunnen worden afgesloten op verschillende categorieën zoals landbouw en vee, metalen en
energie. Grondstoffen zorgen van oudsher voor diversificatievoordelen binnen de beleggingsportefeuille. Binnen het standaardmodel
wordt de correlatie naar andere risico’s op nul verondersteld. Naast diversificatievoordelen bewegen grondstoffen ook mee met
stijgende prijzen waardoor ze een hedge vormen tegen koopkrachtontkrachting.
Hoogte buffer
Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk grondstoffenrisico 3.841 (0,2%) en voor het
strategisch grondstoffenrisico 3.862 (0,2%) ultimo 2013.
78
PSL
Kredietrisico
Voornamelijk wordt belegd via fondsen die aan de hand van mandaten gemanaged worden. Een van de aspecten daarbij is
het beheersen van kredietrisico’s. Bij het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd
wordt, tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het
verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid
(risicovrij) tot uitkering zal komen. Het kredietrisico verbonden aan derivatentransacties wordt beheerst door het afsluiten van
standaardovereenkomsten met tegenpartijen, het beoordelen van de kredietwaardigheid van tegenpartijen, het spreiden van het
transactievolume over verschillende tegenpartijen, het eisen van voldoende onderpand en een adequate monitoring met betrekking
tot de gestelde eisen inzake het onderpand.
Het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille kan gemeten worden aan de hand van de creditspread. De gewogen
gemiddelde credit spread van de rentegevoelige beleggingen van het fonds is 0,24%. Een andere indicator voor het aanwezige
kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille van het fonds is de rating afgegeven door een kredietbeoordelaar. Een
AAA rating impliceert dat de vastrentende waarden belegging geen krediterisico loopt. Daarentegen worden beleggingen die
geclassificeerd staan onder ‘lager dan BBB’ als zeer risicovol beschouwd. Cash wordt als kredietrisicovrij beschouwd.
20132012
€% €%
Rating vastrentende waarden:
AAA
110.08163,2
93.16357,0
AA
31.77818,2
41.34225,3
A
16.978
BBB
15.5178,9
12.4987,7
Lager dan BBB
9,716.361 10,0
8
0,0
0
0,0
174.362100,0
163.364100,0
Verdeling vastrentende waarden naar looptijd:
Resterende looptijd < 1 jaar
0
0,0
2.994
1,8
60.283
34,6
59.897
36,7
Resterende looptijd >= 5 jaar
114.079
65,4
100.473
61,5
174.362100,0
163.364100,0
Resterende looptijd > 1 jaar en < 5
Hoogte buffer
Binnen de berekening van het standaardmodel wordt een kredietrisico becijferd voor de rentegevoelige beleggingen die een
creditspread groter dan 0% hebben. De creditspread wordt bepaald op basis van de rentegevoelige kasstromen van het fonds.
Afgaande op de hierboven genoemde creditspread resulteert dit in een buffer voor het feitelijk kredietrisico van 1.447 (0,0%) en voor
het strategisch kredietrisico van 1.359 (0,0%).
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
79
Verzekeringstechnisch risico
Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het
omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend
(langlevenrisico). Tot het verzekeringstechnische risico worden gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van
de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de
op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat
het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid
in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen.
Hoogte buffer
Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk verzekeringstechnisch risico 5.862 (0,5%) en
voor het strategisch verzekeringstechnisch risico 5.862 (0,5%).
Concentratierisico
Wanneer een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt, loopt het fonds concentratierisico. Ten behoeve van hun
risicomanagement dient het fonds rekening te houden met concentratierisico, hetgeen kan resulteren in het aanhouden van een
reserve in het eigen vermogen. In het standaardmodel is de gevoeligheid van het eigen vermogen voor het concentratierisico
gelijkgesteld aan 0%. In overleg met de waarmerkende actuaris van het fonds is besloten om voor het fonds wel rekening te houden
met een buffer voor het concentratierisico. De bepaling van het concentratierisico is niet op basis van het look through principe.
20132012
€% €%
Onroerende zaken
Verdeling onroerende zaken per sector:
Woningen
9343,49343,1
Participaties in vastgoed beleggingsfondsen
26.916
96,6
28.967
96,9
27.850100,0
29.901100,0
Verdeling onroerende zaken per regio:
Europa
27.850100,0
29.901100,0
Grote posten: onroerende zaken van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in onroerende zaken:
Blue Sky Real Estate Europe Public Pass
24.575
88,2
26.900
90,0
Blue Sky Real Estate Europe Privat Act.
2.341
8,4
2.067
6,9
80
PSL
20132012
€% €%
Zakelijke waarden
Verdeling zakelijke waarden per regio:
Europa
30.09053,1
33.79856,2
Noord-Amerika
11.87621,09.64316,0
Japan
Overig Pacific
Emerging markets
5.2119,2
3.5425,9
00,0
2.4024,0
9.44216,7
10.75517,9
56.619100,0
60.140100,0
Grote posten: zakelijke waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in zakelijke waarden:
Blue Sky Equity Europe ex UK Passive
18.200
32,1
22.563
37,5
BLUE SKY Equity Europe Small Cap Active
3.317
5,9
0
0,0
BLUE SKY Equity Emerging Mkts. Active
9.442
16,7
10.755
17,9
BLUE SKY Equity UK Enhanced
6.925
12,2
9.906
16,5
Blue sky Equity USA Large Cap Enchanced
9.255
16,3
9.643
16,0
Blue Sky Equity Japan Large Cap Passive
5.211
9,2
3.542
5,9
20132012
€% €%
Vastrentende waarden
Verdeling vastrentende waarden per regio:
Europa
174.362100,0
163.364100,0
Grote posten: vastrentende waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in vastrentende
waarden:
BLACKROCK Eur Corp BD IX-FXE
68.215
39,1
59.886
36,7
Blue Sky Fixed Income EMU Govt. Debt AAA
51.997
29,8
45.609
27,9
Blue Sky Passive Long Duration EMU Govt. Debt AAA
54.150
31,1
57.869
35,4
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
81
Hoogte buffer
Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk concentratierisico 4.187 (0,3%) en voor het
strategisch concentratierisico 4.174 (0,3%) ultimo 2013.
Tilburg, 17 juni 2014
mw C.H. Dassen-Soons
T. Katerberg
(voorzitter)(secretaris)
82
PSL
Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum
Er hebben zich geen belangrijke gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
Financiering
Ter financiering van de pensioenregeling ontvangt het pensioenfonds van de aangesloten ondernemingen een premie van 18,0% van
de voor de betreffende deelnemer geldende pensioengrondslag. In dit percentage is besloten de deelnemersbijdrage ad 6,0% van de
voor hem geldende pensioengrondslag. De na afhaking van bovenvermelde opslagen resul­terende netto-premie is voldoende voor
de opbouw van de onvoorwaardelijke nominale aanspraken. Het bestuur kan, gehoord de actuaris, een (tijdelijke) ­korting op deze
premiepercentages vaststellen.
Resultaatbestemming
Statutaire bepalingen omtrent de resultaatbestemming
In de statuten is geen bepaling opgenomen over de resultaatbestemming.
Resultaatverdeling
Het bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2013 als volgt te verdelen:
2013
x € 1.000
Reserve algemene risico’s
-333
Overige reserve
4.454
__________
4.121
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
83
Uitvoering
Vermogensbeheer
Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid en de uitvoering daarvan. Het bestuur heeft een
beleggingscommissie gevormd, die tot taak heeft het beleggingsbeleid voor te bereiden en te controleren. Het vermogens­beheer en de
beleggings­administratie worden verzorgd door Blue Sky Group.
Administratie
De pensioen- en de financiële administratie worden uitgevoerd door AZL te Heerlen. Verder zijn de actuariële advi­sering en de
uitvoerende werkzaamheden van het fonds ook opgedragen aan AZL te Heerlen. De controle van de jaarrekening is uitgevoerd door Mazars
Paardekooper Hoffman Accountants N.V. te Rotterdam. De certificering voor boekjaar 2013 is opgedragen aan Mercer Nederland B.V. te
Amstelveen.
84
PSL
Actuariële verklaring
Opdracht
Door Stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de schoen-, leder- en lederwarenindustrie te Tilburg is aan Mercer (Nederland) B.V. de
opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het
bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij
gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij
geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens
en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.
De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij
beoordeelde berekeningen heb aanvaard.
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
–– heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen
Vermogen toereikend zijn vastgesteld en
–– heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden
van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot
balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds.
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel
Genootschap geldende normen en gebruiken en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
85
Oordeel
De technische voorzieningen zijn, in overeenstemming met de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien,
toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk Vereist
Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van
een toereikende solvabiliteit.
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de
Pensioenwet.
De vermogenspositie van Bedrijfstakpensioenfonds voor de schoen-, leder- en lederwarenindustrie is naar mijn mening voldoende.
Daarbij in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn.
Amstelveen, 17 juni 2014
Ir. M.W. Heemskerk AAG
verbonden aan Mercer (Nederland) B.V.
86
PSL
Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en
Lederwarenindustrie te Tilburg gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten
en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële
verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw
dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in
Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het
noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van
fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle
verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de
voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid
wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen
in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met
inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.
Bij het maken van deze risico-inschatting neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken
van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de
omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit
van de interne beheersing van de stichting.
Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de
redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de
jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel
te bieden.
Oordeel betreffende de jaarrekening
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in
overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
87
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het
onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 boek 2 BW is opgesteld, en of de in
artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover
wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Rotterdam, 17 juni 2014
Mazars Paardekooper Hoffman Accountants N.V.
Origineel getekend door: drs C.A. Harteveld RA
88
PSL
Bijlage
Begrippenlijst
Pensioenen
ABTN
Afkorting voor actuariële en bedrijfstechnische nota. In de ABTN wordt door het bestuur van een pensioenfonds uiteengezet
welke actuariële en bedrijfstechnische opzet ten grondslag ligt aan een fonds. Ook wel bedrijfsplan genoemd. Hierin komen drie
hoofdonderwerpen aan de orde: de wijze van vaststelling van de verplichtingen jegens de deelnemers, de beleggingsportefeuille en
het intern risicobeheersingssysteem.
Accounting standaarden
Raamwerk van verslaggevingsregels voor het opstellen van een jaarrekening en jaarverslag. Met ingang van het verslagjaar 2005
moeten alle beursgenoteerde ondernemingen, banken en verzekeringsmaatschappijen hun geconsolideerde jaarrekening volledig
inrichten op basis van International Accounting Standards (IAS), door de IAS Board omgedoopt in International Financial Reporting
Standards (IFRS). Het doel van IFRS is om de transparantie en internationale vergelijkbaarheid van de externe finan­ciële verslaggeving
te verbeteren. Niet beursgenoteerde rechtspersonen hebben de keuze om of IFRS toe te passen, of de Nederlandse Richtlijnen voor de
Jaarverslaggeving.
Actuariële grondslagen
Dit zijn de veronderstellingen die de actuaris gebruikt bij de vaststelling van de pensioenverplichtingen en de pensioenpremie.
Deze veronderstellingen hebben onder meer betrekking op de gehanteerde rekenrente, de kansstelsels en de kostenopslagen.
Actuaris
Een actuaris kan antwoord geven op de vraag wat de toekomst aan pensioenuitkeringen gaat kosten. De actuaris is bij uitstek degene
die financiële risico’s op de agenda plaatst en adequate oplossingen bedenkt.
Algemene Pensioeninstelling (API)
Onder een algemene pensioeninstelling (API) wordt verstaan: een pensioenfonds dat alle typen arbeidsgerelateerde
pensioenregelingen kan uitvoeren die in binnen- of buitenland worden aangeboden, en dat flexibel is ten aanzien van het aantal
beheerde pensioenregelingen, de eventuele solidariteit tussen de deelnemers en de inrichting van bestuur en (mede-)zeggenschap.
ALRA
Het fonds toetst periodiek, door gebruikmaking van de ALRA-tool, het korte termijn risico van het fonds. De ALRA-tool berekent onder
andere, gebruik makend van stochastische analyses, rendementsscenario’s en kansverdelingen inzake het verwachte verloop van de
dekkingsgraad. Voor dat doel maakt ALRA gebruik van historische (week)data, terugkijkend over een periode van 3 jaar, waarbij recente
data een zwaardere weging krijgen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
89
Contante waarde
De waarde op dit moment van een toekomstige geldstroom, rekening houdend met een bepaalde rentevoet.
De Nederlandsche Bank (DNB)
Bij wet ingesteld toezichthoudend orgaan, dat onder andere het naleven van de Pensioenwet bewaakt.
Franchise
Het deel van het pensioengevend salaris dat voor de pensioenberekening buiten beschouwing wordt gelaten. Dit salarisdeel wordt
geacht door de AOW-uitkering ­voldoende van pensioen te worden voorzien.
Gedempte premie
De kostendekkende premie gebaseerd op de rentetermijnstructuur is gevoelig voor renteveranderingen. Hierdoor ontstaan fluctuaties
van deze kostendekkende premie. Om dit effect te voorkomen biedt het raamwerk van de PW en het FTK de mogelijkheid om
premiedemping te bewerkstelligen. Het is daarbij toegestaan om af te wijken van de rentetermijnstructuur als rekenrente bij de
vaststelling van de feitelijke premie. Het pensioenfonds heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en hanteert voor de vaststelling
van de gedempte premie een disconteringsvoet van 5,2%. Bij de vaststelling van deze disconteringsvoet is uitgegaan van het
­verwachte, toekomstige beleggingsrendement.
Herverzekering
Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levens­verzekeringsovereenkomst
en/of het door een pen­sioenfonds onderbrengen van extra hoge risico’s bij een levensverzekeraar, zoals overlijdensrisico van
deelnemers en invaliditeitsrisico’s.
Indexatie
Hieronder wordt verstaan de aanpassingen van de ingegane pensioenen en/of (premievrije) aanspraken op basis van de stijging of
daling van een indexcijfer dan wel een vast percentage.
Kansstelsels
Dit zijn veronderstellingen met betrekking tot sterfte­kansen, invalideringskansen, ontslag, gehuwdheid en ­individuele
loonontwikkeling.
Middelloonregeling
Bij deze regeling wordt voor elk dienstjaar een percentage pensioen toegekend dat is gerelateerd aan de pensioengrondslag van het
desbetreffende dienstjaar. Het te bereiken pensioen is in deze regeling gerelateerd aan het gemiddelde, geïndexeerde loon gedurende
de opbouwperiode.
Omkeerregel
Over de pensioenaanspraken die een werknemer opbouwt behoeft ingevolge de Wet op de loonbelasting geen belasting te worden
afgedragen. De pensioenuitkeringen worden te zijner tijd weer wel belast. Deze regel wordt ook wel de “omkeerregel” genoemd.
Om van deze faciliteit gebruik te kunnen maken moeten deze aanspraken onder andere voldoen aan artikel 18 van de Wet op de
Loonbelasting.
Overrente
Het positieve verschil tussen het inkomensrendement van het fonds en de rekenrente.
90
PSL
Pensioengrondslag
Het bedrag waarover pensioen wordt toegekend. Vaak is dit het voor pensioen meetellende salaris minus de franchise.
Premievrije aanspraken
Indien het deelnemerschap aan een pensioenregeling eindigt, anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioenleeftijd,
verkrijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen en partnerpensioen.
Reële rente
Het verschil tussen het fondsrendement en de (loon- of prijs-)inflatie. Bij de premiestelling wordt verondersteld dat het
fondsrendement ten minste gelijk is aan de som van de rekenrente en de inflatie. In dat geval kan de last uit hoofde van indexering
worden gefinancierd uit het verschil tussen het fondsrendement en de rekenrente.
Rentetermijnstructuur
De rentetermijnstructuur is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de
daarop te ontvangen marktrente anderzijds.
Solvabiliteit
Het vermogen om (nu en op termijn) aan de financiële verplichtingen te kunnen voldoen.
Verzekeringstechnische analyse
Ook wel actuariële analyse genoemd. In deze analyse wordt door de actuaris de invloed verklaard van opge­treden verschillen tussen de
gehanteerde actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen.
Verzekeringstechnische risico’s
Bij het verzekeren van pensioenaanspraken loopt een fonds een langlevenrisico voor het ouderdomspensioen als verzekerden
langer leven dan volgens de gebruikte over­levingstafel wordt verwacht. Voor het partner- en wezenpensioen loopt het fonds een
kortlevenrisico als de ­verzekerden korter leven dan volgens de overlevingstafel wordt verwacht. Ook kan het invaliditeitsrisico worden
gerekend tot de verzekeringstechnische risico’s van fondsen.
Voorziening pensioenverplichtingen
Dit is de, met inachtneming van kansstelsels en rekenrente, vastgestelde balanspost die de gekapitaliseerde waarde van de
opgebouwde pensioenen aangeeft.
Waardeoverdracht
Het overdragen van de waarde van de verkregen aanspraken door de pensioenuitvoerder van de oude werkgever aan de
pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever, die voor deze waarde extra deelnemersjaren aan de pensioenregeling c.q. nieuwe
pensioenaanspraken van de betreffende deelnemer toekent.
Beleggingen
Asset-Liability-Management (ALM)
Risicomanagement van de balans van een pensioenfonds tussen de activa en de passiva.
Beleggingsmix
Verdeling van de beleggingen over zakelijke en vast­rentende waarden.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2013
91
Benchmark
Een maatstaf voor de beoordeling en vergelijking van de performance van beleggers met elkaar.
Derivaten
Beleggingsproducten, zoals opties en futures, die afgeleid zijn van onderliggende producten met een gemeenschappelijk kenmerk een
beperkte levensduur en een vaste eindprijs.
Duration
Aanduiding van de koersgevoeligheid van vastrentende waarden als gevolg van veranderingen in de rentestand.
Optie
Het recht om gedurende of aan het einde van een afgesproken periode een zekere hoeveelheid van een onderliggende waarde te
kopen of verkopen tegen een afgesproken prijs.
Over/onderweging
Een hoger of lager belang in een ­beleggingscategorie dan overeenkomt met de normverdeling van het pensioenfonds.
Performance
Het rendement dat is behaald met de beleggingen.
Performancetoets
Het gemiddelde van de door een bedrijfstakpensioenfonds behaalde beleggingsresultaten, gemeten over een langere periode. De
performancetoets wordt bepaald door de som van opeenvolgende jaarlijkse z-scores, gedeeld door de wortel van het aantal jaren. Als
de performancetoets van een bedrijfstakpensioenfonds over een periode van vijf jaar minder is dan 1,28 kan de werkgever vrijstelling
van de verplichtstelling verlangen. De eerste officiële performancetoets heeft in 2002 plaatsgevonden.
Total return
Het totaalrendement op beleggingen zijnde de directe en de indirecte beleggingsopbrengsten.
Vastrentende waarden
Obligaties, leningen op schuldbekentenis en hypothecaire leningen.
Volatiliteit
Beweeglijkheid van koersen/markten.
Zakelijke waarden
Aandelen en onroerende zaken.
92