Autonomie-Gehechtheidsschaal 30 (AGS 30) © 2005, Marrie Bekker © 2005, Boom testuitgevers Het instrument voor diagnostiek en therapie evaluatie bij psychische afhankelijkheid en problematiek rond zelfstandigheid. Doel Autonomie & psychische afhankelijkheid. Met de AGS 30 kan het onderzoek naar autonomie, gehechtheid en psychopathologie verder worden verdiept. Ook kan de AGS 30 worden ingezet om therapie- of trainingseffecten te evalueren. Doelgroep Adolescenten en volwassen vanaf 16 jaar. Beschrijving De Autonomie-Gehechtheidsschaal 30 bestaat uit 30 uitspraken, te beantwoorden op een 5punt likert schaal van “mee oneens” tot “mee eens”. De AGS 30 is de verkorte en genormeerde versie van de in 1993 verschenen Autonomielijst. Voorbeeld items 1. Ik vind het vaak moeilijk te bepalen wat ik zelf wil. 2. Ik leg commentaar van anderen gemakkelijk naast mij neer. 3. Ik heb veel tijd nodig om te wennen aan een nieuwe omgeving. Autonomie wordt in de westerse cultuur vaak beschouwd als de kroon op een geslaagde menselijke ontwikkeling: een psychische basisconditie van veilige gehechtheid waarmee men de adolescentie afsluit en het volwassen bestaan ingaat. Volgens de moderne inzichten in de ontwikkeling van autonomie en gender-identiteit omvat autonomie zowel het vermogen om op zichzelf te zijn als het vermogen om zich met anderen te verbinden. Tot de drie schalen van de Autonomie-Gehechtheidsschaal 30 (AGS 30) behoren dan ook: Zelfbewustzijn, gedefinieerd als het vermogen om zich bewust te zijn van eigen meningen, wensen en behoeften, en deze in sociale interacties te uiten. Een hoge score op deze schaal betekent dat de persoon, vergeleken met de normgroep (n=2204), bewuster is van zijn eigen menig, wensen en behoefte dan anderen en deze tijdens sociale interacties kan uiten. Een lage score betekent dat de persoon niet bewust is van zijn eigen meningen, wensen en behoeftes. De persoon uit zijn meningen, wensen en behoeften minder vaak als anderen tijdens sociale contacten. Gevoeligheid voor anderen, ofwel gevoeligheid voor de meningen, wensen en behoeften van anderen, empathie, en het vermogen tot en de behoefte aan intimiteit en separatie. © 2012.Incerto 1 Een hoge score op deze schaal betekent dat de persoon zich verdiept in de meningen, wensen en behoeften van anderen. De persoon is empatisch en heeft behoefte aan intimiteit. Een lage score betekent dat de persoon zich weinig verdiept in de meningen, wensen en behoeften van anderen en niet geneigd is om anderen bij (belangrijke) beslissingen te raadplegen. De persoon is weinig empatisch en zal zich minder in anderen verplaatsen en heeft minder de behoefte aan intimiteit. Vermogen om nieuwe situaties te hanteren, de derde subschaal, is geënt op het inzicht vanuit de hechtingstheorie dat bij veilige hechting exploratiegedrag wordt vertoond. Deze subschaal reflecteert (on-)gemak in nieuwe situaties, flexibiliteit, exploratiegeneigdheid en afhankelijkheid van vertrouwde structuren. Een hoge score betekent dat de persoon zich gemakkelijk voelt in nieuwe situaties, flexibel is en geneigd is het onbekende op te zoeken. Een lage score betekent juist dat de persoon zich zeer ongemakkelijk voelt in nieuwe situaties en niet flexibel is. De persoon hecht zich, vergeleken met anderen, meer aan zijn vertrouwde omgeving. Waarom de AGS 30? Aan verschillende psychometrische stoornissen ligt een autonomieproblematiek ten grondslag. Zo zijn er specifieke relaties aangetoond tussen enerzijds angst-, stemmings- en eetstoornissen, stressklachten en anti-sociaal gedrag en anderzijds niveaus van zelfbewustzijn, gevoeligheid voor anderen en het vermogen om nieuwe situaties te hanteren. Met de AGS 30 kunt u uw onderzoek naar autonomie, gehechtheid en psychopathologie verder verdiepen. Psychometrische eigenschappen De betrouwbaarheid voor de AGS 30 is goed. De Crobach's alpha voor de schalen Zelfbewustzijn, Gevoeligheid voor anderen en Vermogen om nieuwe situatie te hanteren is respectievelijk 0.81, 0.83 en 0.82. In het onderzoek van Bekker en Van Assen (2006) werden de volgende twee hypotheses bevestigd. Vrouwen scoren hoger dan mannen op de schaal Gevoeligheid voor anderen. Tevens is gevonden dat lage scores op zowel Zelfbewustzijn als Vermogen om nieuwe situaties te hanteren en hoge scores op Gevoeligheid voor anderen correleren met hoge scores op alle niveaus van psychopathologie (gemeten met de SCL-90 en BDI). Een uitgebreide bespreking van de psychometrische eigenschappen van de AGS 30 kunt u terugvinden in het artikel van Bekker & Van Assen (2006). Goed om te weten De AGS 30 kan bij autonomiegroepen, inzichtgevende groepen e.d., en in individuele behandelingen, waarbij autonomieproblemen worden aangepakt, worden ingezet om therapie- of trainingseffecten te meten en te meten en te evalueren. De test is een verkorte en genormeerde versie van de in 1993 verschenen Autonomielijst. De betrouwbaarheid en de begripsvaliditeit werden destijds door de © 2012.Incerto 2 COTAN als ‘voldoende’ beoordeeld. Normen Er is een algemene normgroep beschikbaar (n=2204). De schaal "Gevoeligheid voor anderen" hanteert aparte normen voor mannen en vrouwen. Referenties - www.boomtestuitgevers.nl - Bekker, M.H.J., & Assen, M.A.L.M. van (2006). A short form of the autonomy scale: Properties of the Autonomy-Connectedness Scale (ACS-30). Journal of Personality Assessment, 86(1), 51-60. © 2012.Incerto 3
© Copyright 2024 ExpyDoc