Radboud w[' ~~. ~ Faculteit_der Medische Wetenschappen Bloktoets Datum Aanvang 50201 Circulatie 2 31 januari 2014 13.00 uur Deze tentamensef kunt u na afloop meenemen ALGEMENE AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE: • Dit tentamen bestaat uit 59 meerkeuzevragen en 22 extended matching vragen. • Controleer of uw tentamenset compleet is. • De beschikbare tijd voor het gehele tentamen is 2 uur. • Het gebruik van alle audiovisuele en technische hulpmiddelen is niet toegestaan. Mocht u dergelijke apparatuur toch gebruiken, dan zal dit als fraude worden aangemerkt. • Op uw tafel mogen uw studenten- en registratiekaart en los schrijfmateriaal liggen. Etui's moeten van tafel • Op de meerkeuzevragen en extended matching vragen zijn verschillende richtlijnen en instructies van toepassing. • U krijg~ twee antwoordformulieren uitgereikt, één ten behoeve van het meerkeuzedeel en één ten behoeve van het extended matching deel. • Vermeld op beide antwoordformulieren duidelijk uw naam en studentnummer. • Gebruik een HB-potlood voor beide antwoordformulieren. • Op het antwoordformulier geeft u uw antwoord door het vakje onder de letter of het cijfer dat hoort bij het betreffende alternatief helemaal te vullen. • Corrigeer fouten met gum. Verwijder gumresten zorgvuldig van uw antwoordformulieren . • Schrijf niet buiten de invulvelden van het antwoordformulier. • Wanneer een antwoord op het antwoordformulier slecht leesbaar is, zal het als blanco worden geïnterpreteerd. • Als u uw antwoordformulier vlekt, vouwt, beschadigt of de invulinstructies negeert kan het niet correct worden verwerkt. Vraag de surveillant in dergelijke gevallen om een nieuw blanco antwoordformulier! Indien u dit verzuimt zijn de gevolgen daarvan voor uw rekening. • De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definitieve antwoorden, ongeacht uw omcirkelingen/gegeven antwoorden in uw toetsboekje. • Lever na afloop de antwoordformulieren in. Indien u commentaar heeft op de vragen, verwijzen we u naar de hyperlink die is opgenomen bij uw toetsindeling in uw webdossier t.b.v. het digitaal studentcommentaarformulier voor deze toets. AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE MEERKEUZEDEEL: • Bij iedere vraag is slechts één alternatief het juiste of het beste. · • U geeft het naar uw mening juiste antwoord aan door het CIJFER voor het betreffende alternatief te omcirkelen. • Vragen waar u door tijdnood niet aan toekomt, laat u onbeantwoord. Acht u alle alternatieven, na zorgvuldige bestudering, even juist, dan moet u de vraag niet beantwoorden. Kunt u één of meerdere alternatieven elimineren, dan moet u de vraag wel beantwoorden . • U dient uw antwoorden (dus de omcirkelde CIJFERS) zorgvuldig over te brengen op het antwoordformulier, • Als u een vraag wilt open laten vult u het hokje boven het vraagteken"?" in. • Als u bij een vraag meer dan één antwoord invult, wordt de vraag als blanco geïnterpreteerd. • De vragen worden als volgt gescoord: an twoord en: Goed FOU t open -1 Punten 2 keuze-vraag 1 0 Punten 3 keuze-vraag 1 0 -% 4 keuze-vraag 1 Punten 0 - 1/3 Punten 0 5 keuze-vraag 1 -Y. Voorb/ad_MC.doc/14·1 ·2014 AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE EXTENDED MATCHINGDEEL: • • Voor elk juist antwoord is 1 punt te behalen. Bij iedere vraag is het aantal gevraagde antwoorden aangegeven, zowel op uw tentamenset als op het antwoordformulier (tussen haakjes). Het is mogelijk dat er meer antwoordopties juist zijn dan aangegeven, geef in dit geval niet meer op dan het gevraagde aantal. • Antwoordopties kunnen meer dan één keer gebruikt worden en niet alle antwoordopties hoeven gebruikt te worden. • Zorg er voor dat u als u klaar bent, uw antwoorden op het antwoordformulier staan . • De vragen worden als volgt gescoord: Goed antwoord Fout antwoord 1 0 Punten ! Vul niet teveel antwoorden in: • Draag er zorg voor dat het aantal aangekruiste antwoorden het aangegeven maximum aantal antwoorden NIET overschrijdt. • Indien het aantal aangekruiste antwoorden het aangegeven maximum aantal antwoorden overschrijdt, wordt het extra aantal antwoorden genegeerd, te beginnen bij het antwoord het meest achteraan in het alfabet. Vul niet te weinig antwoorden in: • Er is geen sprake van 'correction for guessing' (=punten aftrek voor foute antwoorden). Kruis daarom altijd het gevraagde aantal alternatieven aan . LET OP!! ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP BEIDE ANTWOORDFORMULIEREN! VEEL SUCCES! Voorblad_ MC.doc/14· I -20 I 4 VRAAG 1 Wat is de meest voorkomende oorzaak van aangeboren hartafwijkingen? 1. 2. 3. 4. chromosomale afwijkingen multifactoriële etiologie single-gene mutations teratogene invloeden VRAAG 2 Een coarctatio aortae gaat soms gepaard met een andere hartafwijking. Welke afwijking komt regelmatig voor bij een coarctatie? Dat is een 1. 2. 3. 4. atriumseptumdefect bicuspide aortaklep pulmonaalstenose ventrikelseptumdefect VRAAG 3 Welk hartprobleem is in de regel verworven van aard? 1. 2. 3. 4. atriumseptumdefect coarctatio aortae endocarditis pulmonaalstenose VRAAG4 In geval van een tetralogie van Fallot met een ernstige pulmonaalstenose sluit de ductus artericsus in de eerste levensdagen spontaan. Wat is het gevolg hiervan? 1. 2. 3. 4. ernstige hypoxemie gestuwd, dieprood gelaat hartfalen met longoedeem hypertensie aan de armen VRAAG 5 Het aneurysma aortae abdominalis (AAA) 1. 2. 3. 4. 5. gaat in 5% van de gevallen spontaan in regressie komt niet familiair voor komt bij mannen en vrouwen even vaak voor komt vaker voor bij diabeten komt vaker voor bij (ex)rokers Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 31-01-2014 * Pagina 1 van 14 CASUS BIJ VRAAG 6 t/ m 9 Dhr B. heeft pijn in beide kuiten telkens na ongeveer 150 meter lopen. De pijn verdwijnt in rust. Hij ervaart dit als een forse belemmering bij zijn dagelijkse bezigheden. Bij lichamelijk onderzoek valt op dat hij kalknagels heeft aan beide voeten en dat zijn enkel- en voetpulsaties niet voelbaar zijn. De waarschijnlijkheidsdiagnose van de arts luidt: claudicatio intermittens. VRAAG 6 In welk stadium van arteriële insufficiëntie van de onderste extremiteiten verkeert hij? 1. 2. 3. 4. 5. Fontaine Fontaine Fontaine Fontaine Fontaine I Ila Ilb lil IV VRAAG 7 Welk geneesmiddel dient de arts in dit stadium voor te schrijven? 1. 2. 3. 4. 5. Acetylsalicylzuur 80mg ldd Diclofenac 50mg 2dd Indometacine 25mg 2dd Paracetamol 500mg 4dd Trarnadol 100mg 3dd VRAAG 8 Welk aanvullend onderzoek is aangewezen voor het vaststellen van de ernst van de arteriële insufficiëntie bij dhr B.? 1. 2. 3. 4. 5. CT-Angiografie Duplex onderzoek Echografie Enkel-arm indexmeting Looptest VRAAG9 Indien zijn klachten worden veroorzaakt door een stenose van de arteria femoralis superficialis, wat is dan de behandeling van eerste keus? 1. 2. 3. 4. Dotter Endarteriëctomie Femoropopliteale bypass Looptraining Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 31-01-2014 * Pagina 2 van 14 VRAAG 10 Het beste screeningsinstrument voor het aneurysma aortae abdominalis (AAA) is: 1. 2. 3. 4. 5. angiografie CT-scan duplex onderzoek echografie lichamelijk onderzoek VRAAG 11 De kans op een ruptuur van een AAA 1. 2. 3. 4. 5. ~hoger bij diabetes mellitus is 'hoger bij een iliacale obstructie is lager bij een kalkhoudende wand neemt af met de leeftijd neemt toe met de diameter van het AAA VRAAG 12 De meeste mensen die zich met hypertensie bij de huisarts presenteren, hebben primaire hypertensie. Bij een kleiner deel is er echter sprake van een secundaire vorm van hypertensie. Met welk aanvullend onderzoek diagnosticeert de arts de meeste mensen met zo'n secundaire hypertensie? Dat is met: 1. 2. 3. 4. een angiografie van de nierarterie de bepaling van plasma metanefrines de bepaling van plasmarenineen -aldosteron een meting van de bloeddruk in het been VRAAG 13 Bij een patiënt met hypertensie wil een arts vaststellen of er sprake is van linkerventrikelhypertrofie. Welk diagnosticum heeft daarvoor de hoogste sensitiviteit? 1. 2. 3. Electrocardiografie Echocardiografie Lichamelijk onderzoek Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 31-01-2014 * Pagina 3 van 14 VRAAG 14 Mevrouw Pieterseis 27 jaar. Bij een keuring wordt bij haar ernstige hypertensie vastgesteld (bloeddruk 172/104 mmHg). Bij aanvullend onderzoek vindt haar internist een natriumgehalte in het plasma van 141 mmoi/I (normaal) en een kaliumgehalte van 3.3 mmoi/I (verlaagd). Zowel de renineconcentratie als de aldosteronconcentratie zijn laag. Bij welke oorzaak van hypertensie passen deze laboratoriumbevindingen goed? Dat is bij 1. 2. 3.) 4. dropgebruik nierarteriestenose door FMD primair hyperaldosteronisme primaire hypertensie INLEIDING VRAAG 15 en 16 Tijdens een eerstejaars practicum wordt bij 250 gezonde studenten de bloeddruk gemeten, zowel liggend als na 1 minuut staan. De gemiddelde bloeddruk in liggende houding is 124/76mmHg met een hartfrequentie van 68 slagen per minuut. VRAAG 15 Welke waarde zal de gemiddelde bloeddruk hebben na 1 minuut staan? Dat is ongeveer 1. 2. 3. 4. 114/66mmHg 124/76mmHg 124/86mmHg 134/76mmHg VRAAG 16 Welke waarde zal de hartfrequentie ongeveer hebben na 1 minuut staan? 1. 2. 3. 60 slagen per minuut 68 slagen per minuut 76 slagen per minuut VRAAG 17 Patiënt ten Broekeis 76 jaar, rookt fors en heeft hypertensie. Om S:OOu 's ochtends wordt hij wakker met acute dyspnoe en er blijkt sprake te zijn van een asthma cardiale. Zijn bloeddruk is 146/98mmHg met een hartfrequentie van 106 slagen per minuut. Welk medicijn geeft de arts in het acute moment aan patiënt om de klachten te verminderen? 1. 2. 3. 4. clopidogrel ibuprofen nitroglycerine simvastatine Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 31-01-2014 * Pagina 4 van 14 VRAAG 18 Ten gevolge van chronische longembolieën ontwikkelt patiënt Peters een cor pulmonale. Welke bevinding bij lichamelijk onderzoek past daar NIETbij? 1. 2. 3. 4. erepitaties over de longen Enkeloedeem Pleuravocht Verhoogde CVD VRAAG 19 Acuut reuma is in het Midden-Oosten een belangrijke oorzaak van hartkleplijden. Acuut reuma is een complicatie van een keelinfectie met de volgende bacterie: 1. 2. 3. 4. Beta-hemolytische streptokok Enterebaeter spp. Escherichia coli. Staphylococcus aureus. VRAAG 20 Bij acuut reuma zijn vooral de mitralisklep en de aortaklep aangedaan. Deze bewering is: 1. 2. juist onjuist VRAAG 21 Een 38-jarige man, voorheen altijd gezond geweest, komt op de Eerste Harthulp. Enkele weken geleden heeft hij een tandheelkundige ingreep ondergaan. Hij meldt dat hij plotseling, in de loop van enkele dagen, benauwd is geworden. Hij kucht steeds tijdens het gesprek. Zijn bloeddruk is 146/51 mm Hg, de pols is 115/)nin regulair en aequaal en zijn temperatuur is 35,6 graden Celsius. Hij ziet er bleek en grauw uit. Bij auscultatie hoort de arts een zacht vroeg- tot middiastolisch geruis met een punctum maximum op de 4e intercostaalruimte links en een midsystolisch ejectiegeruis. Bij het lichamelijk onderzoek vallen de arts nog enkele bevindingen op. Welke bevindingen zijn bij deze patiënt het meest waarschijnlijk? Dat zijn: 1. 2. 3; ., 4. centrale cyanose, trommelstokvingers en een galopritme over het hart een vergroot hart, warme droge acra en vesiculair ademgeruis over de longen. een verhoogde centraal veneuze druk met ascites en fors pitting enkeloedeem tachy-dyspnoe, capillaire pols en splinterbloedinkjes op de vingers Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 31-01-2014 * Pagina 5 van 14 INLEIDING VRAAG 22, 23 en 24 Op het spreekuur van de huisarts komt een patiënt met de vraag of endocarditisprofylaxe noodzakelijk is. Geef in elk van onderstaande situaties aan of endocarditisprofylaxe nodig is. VRAAG 22 Een 39-jarige jongeman met een gecorrigeerde tetralogie van Fallot met eveneens implantatie van een pulmonalishomograft heeft een peri-apicaal abces, waarvoor een wortelkanaalbehandeling noodzakelijk is. De indicatie voor endocarditisprofylaxe is 1. 2. aanwezig afwezig VRAAG 23 Een 26-jarige vrouw, die bij een sportkeuring een systolisch geruis bleek te hebben berustend op een prolaps van de mitralisklep en matige mitralisklepinsufficiëntie. Zij gaat binnenkort bevallen van haar eerste kind. De indicatie voor endocarditisprofylaxe is 1. 2. aanwezig afwezig VRAAG 24 Een 63-jarige vrouw, die enkele jaren geleden een ingreep kreeg waarbij een atriumseptumdefect met een parapluutje werd gesloten ondergaat binnenkort een operatie waarbij osteosynthese materiaal (metalen plaat om een botfractuur te behandelen) uit het onderbeen moet worden verwijderd. De indicatie voor endocarditisprofylaxe is 1. 2. aanwezig afwezig VRAAG 25 Bij ernstige aortaklepstenose is linker ventrikelhypertrofie in eerste instantie een gunstige aanpassing. Dat is zo omdat de verdikking van de wand leidt tot: 1. 2. 3. 4. afname van de maximale wandspanning van de linker ventrikel afname van de 'wallstress' toename van de contractiliteit toename van de prelaad van de linker ventrikel VRAAG 26 Een arts doet lichamelijk onderzoek bij een 70-jarige man met boezemfibrilleren. Welke van onderstaande bevindingen past bij de diagnose boezemfibrilleren? Dat is: 1. 2. 3. 4. cannon waves inaequale pols vierde harttoon wisselende splijting van de tweede harttoon. Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 31-01-2014 * Pagina 6 van 14 VRAAG 27 Een Adam-Stokes aanval is een tijdelijke onderbreking van de perfusie van het brein, met bewustzijnsverlies als gevolg. Bij een 40-jarige zal een Adam-Stokesaanval optreden als er geen hartcontractie is gedurende: 1. 2. 3. 1-3 seconden 4-6 seconden 7-9 seconden VRAAG 28 Nieuwe Orale AntiCoagulantia (NOAC) zijn stoffen die ingrijpen op de stollingscascade door: 1. factor II en stimulatie van factor VII vorming factor II en VII 2. 3. 4. factor Xa en/of remming van de thrombine vorming trombolyseremming VRAAG 29 Bij de catheterablatiebehandeling van boezemfibrilleren worden de pulmonale venen aan de atriale zijde elektrisch geïsoleerd. Het doel van de behandeling is: 1: 2. 3. 4. uitschakelen van de sympathicus uitschakelen van de trigger van het boezemfibrilleren veranderen van de balans sympathicus-parasympathicus veranderen van het substraat van boezemfibrilleren VRAAG 30 Een 72-jarige vrouw meldt zich op de eerste harthulp met sedert een week bestaande hartkloppingen en dyspnoeklachten bij inspanning. Dit heeft ze al een keer of tien eerder gehad, maar dan normaliseerde het hartritme binnen enkele uren. De begeleidende brief van de huisarts vermeldt dat ze hypertensie heeft (behandeld met een diureticum). Er komen in de familie geen hart- en vaatziekten voor; ze rookt niet, drinkt twee glazen wijn per dag; medicatie: alleen een diureticum. Bij lichamelijk onderzoek: lengte 170 cm, 77 kg, RR 14'5/95 mmHg; onderzoek van hart en longen ~s normaal. Het ECG laat boezemfibrilleren zien met een gemiddelde kamer frequentie in rust van 110 slagen per minuut. Naast de start van bètablokkers oraal, dient de arts de volgende behandeling in te stellen: 1. 2. 3. 4. heparine intraveneus en poging tot chemische cardioversie in de loop van de dag. heparine intraveneus en poging tot electrische cardioversie in de loop van de dag. orale anticoagulantia en poging tot chemische cardioversie na 1- 2 weken. orale anticoagulantia en poging tot electrische cardioversie na 4-5 weken. Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 31-01-2014 * Pagina 7 van 14 . VRAAG 31 Een 68-jarige man heeft sedert twee maanden periodes met wegrakingen, met houdingsverlies. Zijn echtgenote merkt op dat zijn lippen blauw zijn tijdens de wegrakingen; er vindt geen urineverlies plaats en hij is binnen een minuut weer aanspreekbaar. De voorgeschiedenis vermeldt een voorwandinfarct behandeld met thrombolyse in 1989. Bij lichamelijk onderzoek: RR 110/70 mmHg, geen souffles boven het hart, vesiculair ademgeruis boven de longen. Echocardiografisch heeft hij een redelijke restfunctie (LVEF 40%). De medicatie bestaat uit metoprololsuccinaat 200 mg/dag, lisinopril, simvastatine en acetylsalicylzuur. In de differentiaaldiagnose staat op de eerste plaats een wegraking op basis van: 1. 2. 3. 4. kamerritmestoornissen na het hartinfarct orthostatische hypotensie bij medicatiegebruik sick-sinus syndroom vaso-vagale collaps VRAAG 32 Na een percutane coronaire interventie (''dotterbehandeling") behoort in alle gevallen dubbele antiplaatjestherapie (bijvoorbeeld aspirine en clopidogrel) voorgeschreven te worden. Deze stelling is: 1. 2. juist onjuist VRAAG 33 Een 33-jarige vrouw heeft's avonds liggend op de bank het gevoel alsof "het hart even stilstaat". Gelukkig gaat de hartslag erna gewoon door. Ze is ongerust. Het ECG laat een sinus ritme zien en een ventriculaire extrasystole (morfologie als van een linker bundeltakblok). Op het moment van optreden van die extrasystole tijdens het ECG geeft patiënte aan dat haar klacht weer optreedt. De geleidingstijden, QT-tijd en de morfologie van het QRS-complex zijn normaal; het echocardiogram laat een structureel normaal hart zien. Wat dient de arts nu te doen? Dat is 1. 2. 3. 4. een controleafspraak over 6 maanden plannen. een lage dosering bètablokker voorschrijven. mevrouw geruststellen en daarna ontslaan. een Holterregistratie laten maken. VRAAG 34 Een 18-jarige jongeman heeft last van hartkloppingen; zijn rust-ECG is normaal. Tijdens de ritmestoornis heeft hij een smai-QRS-complextachycardie waarbij een P-top te zien is na het QRS-complex (dichterbij het voorgaand dan bij het volgend QRS-complex). Hij heeft 10 aanvallen per maand, die 10-70 minuten duren. Hij geeft aan hiervan af te willen. De beste therapie voor deze patiënt is: 1. 2. 3. aanvalspreventie met chronisch anti-arritmica medicamenteuze behandeling van aanvallen radiofrequentiecatheterablatie Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 31-01-2014 * Pagina 8 van 14 __.. VRAAG 35 Bij een tweedegraads AV blok type Möbitz zien we op het twaalfkanaais ECG het volgende: 1. 2. 3... 4. geblokte sinus P toppen zonder toename van de PQ tijd normale PQ tijd met geblokte P toppen bij boezemextrasystoles toename van de PQ tijd en incidenteel blok van een sinus P top verlengde PQ tijd, zonder geblokte sinus P toppen VRAAG 36 Een normaal ECG bij een patiënt met pijn op de borst sluit een acuut hartinfarct uit. Deze stelling is: 1. 2. juist onjuist VRAAG 37 Een patiënt heeft 3 uur lang pijn op de borst gehad, maar is 6 uur na de klachten als hij op Eerste Hart Hulp arriveert klachtenvrij. Het ECG is op dat moment normaal evenals het troponine. Coronaire ischemie is dus NIETde oorzaak van de klachten. Deze bewering is: 1. 2. juist onjuist VRAAG 38 Een patiënt heeft een acuut coronair syndroom zonder ST-elevatie. Fibrinolyse(= trombolyse) is in dit geval weliswaar een behandelingsmogelijkheid, maar is minder succesvol dan een primaire percutane coronaire interventie (primaire PCI). Deze bewering is: 1. 2. juist onjuist Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 31-01-2014 * Pagina 9 van 14 VRAAG 39 In de bijgaande figuur ziet u een 24-uursbloeddrukregistratie van een patiënt die af en toe het bewustzijn verliest. Boven in de figuur de systolische en diastolische bloeddruk (linker Y-as), onderin de hartfrequentie (rechter Y-as); de X-as geeft de tijd van de dag aan (12.00uur, 14.00uur, etc.). De gemiddelde bloeddruk over de gehele dag was 162/96 mmHg, van 8 tot 24 uur was de bloeddruk gemiddeld 159/96 mmHg, van 24 tot 8 uur was deze gemiddeld 171/93 mmHg. __,\ · _ '· ......-..'·... .. ' '7 ,. ,·.· '' lU ' ... .... .. . •• ~" \ """ -- •..•.. . .. . ..... ' ~ uJ ~~ '~ "'· ~' ') Welke diagnose past het beste bij deze bloeddrukregistratie? 1. 2. 3. 4. Adam-Stokes aanvallen Orthostatische hypotensie op basis van autonoom falen Recidiverende reflexsyncope Relatieve ondervulling op basis van diureticagebruik VRAAG40 Welke van de onderstaande antihypertensieve medicamenten geeft de grootste kans op klachten van orthostatische hypotensie? 1. 2. 3. 4. Atenoio I Doxazosine Usinopril Verapamil Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 31-01-2014 *Pagina 10 van 14 VRAAG 41 Bij de bloeddrukmeting met een manchet en een stethoscoop wordt de bloeddruk bepaald door te luisteren naar de zogenaamde Korotkofftonen. Fase IV treedt op als de tonen: 1. 2. 3. 4. een scherper karakter krijgen kortdurend wegvallen plotseling zachter worden verdwijnen VRAAG42 De afkapwaarde voor een normale bloeddruk is 140/90 mmHg. Deze afkapwaarde is zo gekozen omdat pas vanaf deze waarde het risico op cardiovasculaire complicaties gaat toenemen. Deze bewering is 1. 2. juist onjuist VRAAG43 Artsen onderscheiden diastolisch hartfalen van systolisch hartfalen. Bij diastolisch hartfalen is er sprake van: 1. 2. 3. 4. gestoorde relaxatie van de hartkamer lage diastolische bloeddruk lage einddiastolische druk van de hartkamer verhoogde perfusiedruk van coronaire arteriolen VRAAG44 Nycturie is vooral een teken van het falen van de 1. 2. linkerharthelft rechterharthelft VRAAG45 Welke plasmabepaling is in de diagnostiek van kortademigheidskiachten zinvol om een cardiale oorzaak uit te sluiten? Dit is de bepaling van: 1. 2. 3. 4. brain natriuretic peptide creatine kinase myosine troponine I Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 31-01-2014 * Pagina 11 van 14 ~ VRAAG46 Welke grootheid wordt op deY-as aangegeven in een figuur Chartfunctiecurve') die gebruikt wordt om het Frank-Starling mechanisme uit te leggen? Dat is: 1. 2. 3. 4. 5. contractiliteit diastolische bloeddruk einddiastolisch volume ejectiefractie slagvolume VRAAG47 Een 74-jarige patiënte met hartfalen wordt medicamenteus behandeld met de standaardbehandeling . Zij heeft echter nog steeds orthopnoeklachten. De arts overweegt digoxine toe te voegen aan de medicatie. Digoxine is hier vooral geïndiceerd als er tevens sprake is van: 1. 2. 3. 4. AV-geleidingsstoornis boezemfibrilleren hypertensie nierfunctiestoornis VRAAG48 Bij pericarditis is pijn op de borst vaak de meest op de voorgrond tredende klacht. Welk specifiek kenmerk heeft deze pericarditis-gerelateerde pijn op de borst? Deze pijn is 1. 2. 3. 4. gerelateerd aan inspanning minder bij rechtop zitten onafhankelijk van de ademhaling snoerend van karakter VRAAG49 Welke van de volgende groepen vormt de belangrijkste oorzaak van pericarditis? Dat is de groep van 1. 2. 3. 4. virussen bacteriën systeemziekten pericardmetastasen VRAAG 50 De 2 hoofdparameters die de kans op significant coronairlijden helpen inschatten bij een poliklinische patiënt met stabiele klachten van pijn op de borst zijn: leeftijd en troponinespiegel. Deze bewering is: 1. 2) juist onjuist Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 31-01-2014 * Pagina 12 van 14 ".. VRAAG 51 Bij een primaire percutane coronaire interventie is het streven deze binnen 90 minuten na het eerste medische contact te verrichten. Deze bewering is: 1. juist 2. onjuist VRAAG 52 Bij een voorwandinfarct worden vaker ritme- en geleidingsstoornissen waargenomen dan bij een onderwandinfarct Deze bewering is: 1. 2. juist onjuist VRAAG 53 Een patiënt met een groot onderwandinfarct wordt technisch succesvol behandeld met een primaire percutane coronaire interventie. Deze ingreep vindt plaats ruim S uur na begin van de klachten. Tijdens de behandeling van een acuut myocardinfarct, zoals bij deze patiënt, kunnen verschillende complicaties optreden. Welke complicatie heeft de KLEINSTEkans om tijdens de opname op te treden bij deze patiënt? Dat is: 1. 2. 3. 4. atriumfibrilleren hartfalen restenose ventrikelseptumruptuur VRAAG 54 Aan patiënten die een hartinfarct hebben doorgemaakt wordt vaak een ACE-remmer voorgeschreven. Bij welke categorie patiënten is dit medicament bewezen effectief op de uitkomst 'sterfte'? Dat is bij patiënten met een 1. 2. 3. 4. groot myocardinfarct en tekenen van hartfalen non-ST-elevatiemyocardinfarct met belangrijke troponine- maar geringe CK-verhoging onstabiele angina pectoris in de weken na het hartinfarct ST-elevatiemyocardinfarct na_ een primaire PCI VRAAG 55 Een SS-jarige rokende man heeft 4 uur lang typische klachten van pijn op de borst. De klachten begonnen om 10 uur en verdwenen om 14 uur. 's Avonds om 20 uur wordt hij op de Eerste Hart Hulp beoordeeld. Het troponinegehalte in het bloed is op dat moment normaal. Zijn ECG is bij herhaling normaal. Op grond van deze informatie verwerpt de arts de diagnose myocardinfarct. Het verwerpen van de diagnose myocardinfarct in dit geval is: 1. 2. juist onjuist Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 31-01-2014 * Pagina 13 van 14 VRAAG 56 Een SS-jarige rokende man heeft 4 uur lang borstklachten, typisch voor angina pectoris. Zijn klachten begonnen om 10 uur en verdwenen om 14 uur. Bij beoordeling op dezelfde dag om 21 uur op de Eerste Hart Hulp is het troponinegehalte in het bloed normaal. Kort na het bekend worden van deze uitslag krijgt hij opnieuw klachten die lijken op die daarvoor. Zijn ECG laat op dat moment STdepressies zien in de laterale afwijkingen die verdwijnen na nitroglycerinespray. Welke diagnosen stelt de arts ten aanzien van de klachten in de eerste episode van 10-14u en ten aanzien van de tweede episode met klachten met het afwijkende ECG om 21 uur? Dat zijn 1. 2. 3. 4. een non-STEMI van 10-14 u, post-infarct angina pectoris om 21 uur geen hartinfarct van 10-14 u, STEMI om 21 uur geen hartinfarct van 10-14 u, non-STEMI om 21 uur onstabiele angina pectoris van 10-14 u, subendocardiale ischemie om 21 uur VRAAG 57 Een 3S-jarige rokende man heeft 4 uur lang borstklachten, deels typisch, deels atypisch voor angina pectoris. Bij presentatie is het ECG afwijkend met ST-elevatie in bijna elke afleiding. Bloeddruk en pols ' zijn normaal. Ademhaling beïnvloedt de borstklachten. De temperatuur is 37,8°C. Het bloedtroponinegehalte is normaal. De meest plausibele diagnose is : 1. 2. 3. 4. Endocarditis Longembolie Myocarditis Pericarditis VRAAG 58 Een SO-jarige vrouw heeft pijn-op-de-borstklachten, ATYPISCHvoor angina pectoris. De arts wil een diagnostische test uitvoeren die gericht is op coronairlijden en die de grootst mogelijke zekerheid moet opleveren, hetzij in het verwerpen, hetzij in het bevestigen van de diagnose coronairlijden. De arts kan kiezen uit een test met een hoge sensitiviteit en een matige specificiteit en een test met een matige sensitiviteit en hoge specificiteit. De beste keuze in het geval van deze patiënte is de test met de 1. 2. hoge sensitiviteit hoge specificiteit VRAAG 59 EenlCDals primaire preventie wordt geïmplanteerd ter voorkoming van plotse dood: 1. 2. 3. 4. als gevolg van AV blok als gevolg van kamerritmestoornissen door ischemie/hartinfarct na een succesvolle reanimatie Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 31-01-2014 * Pagina 14 van 14 INLEIDING Beantwoord de onderstaande vragen met behulp van de corresponderende letters uit de bij de vraag gegeven lijst met antwoordopties. De getallen tussen haakjes geven het maximale aantal antwoorden aan. Antwoordopties kunnen meer dan één keer gebruikt worden en niet alle antwoordopties hoeven gebruikt te worden. Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Extended Matching 31-01-2014 * Pagina 1 van 7 ANTWOORDOPTIES vraag 1 t/ m 5 a. alfa-adrenerge receptorantagonisten b; angiotensine-converting enzyme-remmers c. angiotensine-receptorantagonisten d. bèta-adrenerge receptorantagonisten e. calciumantagonisten f. hartglycosiden g. lisdiuretica h. mineralocorticoÏdreceptorantagonisten i.' thiazidediuretica \ Vraag 1 Welke van bovenstaande medicijnen verbeteren de prognose (3) in patiënten met ischemisch hartfalen? Vraag 2 Welke van bovenstaande geneesmiddelen verlaagt direct de (4) •fterload bij patiënten met ischemisch hartfalen? Vraag 3 Welk van deze middelen verhoogt de contractiliteit? (1) Vraag 4 Bepaalde medicamenten die worden voorgeschreven aan (4) patiënten met hartfalen veranderen het plasmakalium. Welke van genoemde middelen doen dat NIET? Vraag 5 Patiënt ten Broeke is 76 jaar, rookt fors en heeft hypertensie. (1) Om S:OOu 's ochtends wordt hij wakker met acute dyspnoe en er blijkt sprake te zijn van een asthma cardiale. Zijn bloeddruk is 146/98mmHg met een hartfrequentie van 106 slagen per minuut. Na een medicijn om onmiddellijk de klachten te verlichten geeft de arts nog een medicijn, uit de bovenstaande lijst. Welk medicijn is dat? Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Extended Matching 31-01-2014 * Pagina 2 van 7 ANTWOORDOPTIES vraag 6 t/m 11 Het geruis van een klepafwijking of aangeboren hartafwijking vindt typisch plaats in een bepaald deel van de hartcyclus. De termen om zo'n deel aan te geven staan hieronder gegeven. Geef aan in welke fase van de hartcyclus het geruis van de genoemde afwijking optreedt. ' a. b. c. d. e. f. g. h. midsystolisch holosystolisch eindsystolisch niet-holosystolisch (ruim eindigend voor de tweede harttoon) vroeg diastolisch halodiastolisch einddiastolisch systolisch en diastolisch (continu) Vraag 6 (1) In welk deel vindt het geruis vooral plaats van een aortaklepstenose? - Vraag 7 (1) In welk deel vindt het geruis plaats van een open ductus Botall i? Vraag 8 (1) In welk deel vindt het geruis plaats van een aortaklepinsufficiëntie? Vraag 9 In welk deel vindt het geruis plaats van een pulmonalisklep- (1) stenose? Vraag 10 In welk deel vindt het geruis plaats van een ventrikel septurn (1) defect? Vraag 11 In welk deel vindt het geruis plaats van een acute mitralisklep- (1) insufficiëntie? Bloktoets 50201 Circulatie 2 • Extended Matching 31-01-2014 *Pagina 3 van 7 ANTWOORDOPTIES vraag 12 en 13 a. verhoogd LOL b. verlaagd LOL c. verhoogd HOL d. verlaagd HOL e. verhoogde triglyceriden f. verlaagde triglyceriden g. verhoogd VLOL h. verlaagd VLOL i. verhoogde VLOL remnants j. normaal apoB k. verhoogd apoB I. verlaagd apoB m. verhoogd apoAl n. verlaagd apoAl o. verhoogd Lp(a) p. verhoogd non-HOL-c q. verlaagd non-HOL-e r. verhoogd totaal cholesterol s. verlaagd totaal cholesterol Vraag 12 Welke van bovenstaande antwoordopties passen bij familiaire gecombineerde dyslipoproteïnemie? (6) Vraag 13 Welke van bovenstaande antwoordopties passen bij familiaire hypertriglyceridemie, naast de verhoogde triglyceriden? Cantwoordoptie 'e' mag dus niet ingevuld worden!) (2) Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Extended Matching 31-01-2014 * Pagina 4 van 7 ANTWOORDOPTIES vraag 14 t/ m 18 a. apoA1 b. apoB c. chylomicronen d. HDL e. LDL f. Lp(a) g. non-HDL-C h. totaal cholesterol i. triglyceriden j. VLDL k. VLDL remnants Vraag 14 Het LDL-cholesterol kan berekend worden met behulp van de (3) Friedewald formule. Welke van bovenstaande antwoordopties zijn nodig om het LDL cholesterol te berekenen? Vraag 15 Welke van bovenstaande antwoordopties zorgt voor transport (1) van vetten vanuit de darm naar de lever? Vraag 16 Welke van bovenstaande antwoordopties zorgt voor transport (1) van vetten vanuit de lever naar de circulatie? Vraag 17 Wat is het structurele eiwit van HDL? (1) Vraag 18 Van welke lipoproteïnen is apoB het belangrijkste structurele (5) eiwit? Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Extended Matching 31-01-2014 * Pagina 5 van 7 ANTWOORDOPTIES vraag 19 en 20 a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. I. Aortaklepstenose-geruis Arcus senilis Claudicatio intermittens Eruptieve xanthomen Handlijnxanthomen Hepatosplenomegalie Lipaemia retinalis Pancreatits Peesxanthomen Prematuur vaatlijden Steenpuisten Xanthelasmata Vraag 19 Welke van bovenstaande antwoordopties zijn typisch voor (2) homozygote en heterozygote familiaire hypercholesterolemie? Vraag 20 (4) Een patiënt heeft een totaal cholesterol van 5 mmol/1, een apoB van 0,6 g/1 en triglyceriden van 25 mmol/1. Welke bevindingen uit bovenstaande lijst met antwoordopties zijn in de loop van de tijd te verwachten bij deze patiënt? Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Extended Matching 31-01-2014 * Pagina 6 van 7 ANTWOORDOPTIES vraag 21 en 22 Hieronder vindt u een lijst van geneesmiddelen met een antihypertensieve werking. a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. Alfamethyldopa Aliskiren Amlodipine Sisoprolol Captopril Doxazosine Felodipine Hydrochloorthiazide Usinopril Losartan Metoprolol Vraag 21 Het werkingsmechanisme van een antihypertensivum bepaalt (5) of het middel effect heeft op de nierfunctie. Welke pillen uit het bovenstaande rijtje verhogen het risico op een verlaging van de glomerulaire filtratiesnelheid? Vraag 22 Welk van bovenstaande medicijnen verhoogt het risico op een (1) hypokaliëmie? Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Extended Matching 31-01-2014 * Pagina 7 van 7
© Copyright 2024 ExpyDoc