Naturalisatie van L. E. Voss en zeven anderen. [14. 13.] MEMORIE

[14.
13-17.]
3
Naturalisatie van L. E. Voss en zeven anderen.
[14.
13.]
MEMORIE VAN TOELICHTING.
Onder de bijlagen bevindt zich eene verklaring van d
Pruissische Regeering , waaruit blijkt, dat aan hem vroeg
eene Entlassungs-Urkunde uit liet Pruissisch Staatsverban
is afgegeven.
Üe ambtsberichten , door de Regeering ingewonnen ten
aanzien van het verzoek (*) om naturalisatie van Oscar
Ckristoph Anton Hokte, geven hanr voldoende aanleiding
de tegenwoordige wetsvoordracht aan te bevelen.
Onder de bijlagen bevindt zich eene Entlassungs-Urkunde
De Minister van Justitie,
RUYS VAN BEERENBROEK.
Ii-I
16.]
De Minister van Justitie,
ONTWERP VAN WET tol naturalisatie van C.
Leendertz , te Middelstum.
RÜYS VAN BEERENBROEK.
[14.
WIJ WILLEM III, BNZ.
14.]
ONTWERP VAN WET tot naturalisatie van C.
H. B. E. Von Harras, te Gombong.
WIJ WILLEM III, KXZ.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen , saluut! doen
te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben dat C'arl
Heinrich Bernhard Erwin von Harras aan Ons zijn verlangen heeft te kennen gegeven om als Nederlander te
worden genaturaliseerd , en tevens, door overlegging der
bewijsstukken, opgenoemd in art. b' der wet van den
28sten Juli 1850 (Staatsblad n°. 44), heeft doen blijken
van het bezit der vereischten, voorgeschreven in art. 5
der voormelde wet;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en
met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goed- i
gevonden en verstaan , gelijk Wij goedvinden en verstaan i
bij deze:
Eenlg artikel.
De hoedanigheid van Nederlander wordt bij deze verleend
aan Carl Heinrich Bernhard Erwin ton Harras , gegageerd
adjudant-onderofficier bij het Nederlandsch-Indisch leger,
geboren te Munster (Pruissen) den 29sten December 1849,
wonende te Gombong (Nederlandsch-Indiè).
Lasten en bevelen , enz.
De Minister van Justitie,
[14
15.]
MEMORIE VAN TOELICHTING.
De ambtsoerichten, door de Regeering ingewonnen ten
aanzien van het verzoek (*) om naturalisatie van Carl
Heinrich Bernhard Erwin von Harras, geven haar voldoende aanleiding de tegenwoordige wetsvoordracht aan
te bevelen.
Allen , die deze zullen zien oi hooren lezen, saluut!
doen te weten :
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat
Cornelis Leendertz aan Óns zijn verlangen heeft te
kennen gegeven om als Nederlander te worden genaturaliseerd , en tevens, door overlegging der bewijsstukken ,
opgenoemd in art. fi der wet van den 28sten Juli 1850
(Staatsblad n°. 44), heeft dot:ti blijken van het bezit der
vereischten, voorgeschreven in art. 5 der voormelde wet;
Zoo is het, dat Wij , den Raad van State gehoord, en
met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden tn verstaan , gelijk Wij goedvinden en verstaan
bij deze:
Eenlg artikel.
De hoedanigheid van Nederlander wordt bij deze verleend
aan Cornelis Leendertz, predikant bij de Doopsgezinde
gemeente. geboren te Leer {Pruissen) den 7den Mei 1843,
wonende te Middelstum , provincie Groningen.
Lasten en bevelen , enz.
De Minister van Justitie,
[14
V,
MEMORIE VAN TOELICHTING.
üe am tsberichteu , door de Regeering ingewonnen ten
aanzien van het verzoek (*) om naturalisatie van Cornelis
Leendertz, geven haar voldoende aanleiding de tegenwoordige wetsvoordracht aan te bevelen.
Onder de bijlagen bevindt zich eene verklaring van de
Pruissische Regeering, dat adressant geen Pruissisch Staatsburger meer is.
De Minister van Justitie,
RUYS VAN BEERENBROEK.