Bijlagen. [100. IJ Tweede Kamer, i

Bijlagen.
[100.
IJ
Tweede Kamer, i
Inlichtingen op de adressen van H. v. Balgooy,' te O ij en,' en N. W, Bonfrère, te .Maasti ichl.
2".
(106.
3.)
B R I E F VAN DEN M I N I S T E R VAN WATERSTAAT
Bericht op schreven van 21 Mei 1917, n". 881.
Adres van X. W. BONFRÈBE.
De gewezen brievenbesteller N. W. BONFRÈHE te Maastricht
werd in Januari 1914 ziek.
Uit een op lasl van den directeur-generaal dei Posterijen
en Telegrafie dooi' den officier van gezondheid A. KAMP.MAN
ingesteld geneeskundig onderzoek bleek, dat BONFRÈRE lijdende
was aan eene aandoening van het centrale zenuwstelsel.
Toen volgens den ter zake bij den dienst der Posterijen en
Telegrafie geldenden regel BONFKÈKE'S jaarwedde na 9 maanden
afwezigheid «regens ziekte voor één derde gedeelte werd ingehouden, wendde hij zich tot den directeur-generaal der Posterijen
en Telegrafie met een verzoek het daarheen te willen leiden,
dat de Inhouding der jaarwedde ongedaan werd gemaakt, dan
wel hom bij wijze vaa toelage voor de vermindering van jaarwedde schadeloos te stellen, er zich op beroepende dat zijne
ziekte in en door den dienst was ontstaan. De officier van
gezondheid hierover gehoord verklaarde evenwel dat BONFRÈKF/S
Aan
den Heer Voorzitter van de Tweede Kamer
der
Staten-Generaal.
's
GRAVENHAGE,
30 Juli 1917.
ziekte „niet veroorzaakt was door nadeelen die hem bij de
uitoefening van zijn dienst zouden kunnen zijn overkomen".
Eene daarna door BONFHÈHE'S geneesheer dr. L. J. Niisr
afgegeven verklaring, waarin de meening werd te kennen
gegeven, «lat BONFKÈKE'S ziekte een gevolg kon zijn „van nat
en koude geleden te hebben gedurende de bediening van zijn
1°. Adres van H. VAN BALGOOY.
ambt, toen het terrein hetwelk hij bediende overstroomd was",
Bij het vaststellen van de aan de hulppostboden toe te gaf aanleiding hem door een derden geneesheer te doen onderkennen belooning wordt, naast den omvang van den dienst, zoeken ten einde zekerheid te krijgen In deze tegenstrijdige
uitsluitend rekening gehouden met den loonstandaard ter plaatse. verklaringen.
Hiervoor werd aangewezen dr. J. L. G. OVERBOSCH, een specialist.
Het grondtraktement van de postboden daarentegen is door
Deze geneesheer' kwam na een uitvoerig onderzoek tot de
het geheele land uniform berekend en bedroeg tot 1 Januari 1917
overtuiging
dat BONFRÈRE'S ziekte niet in en door den dienst
f 60 per uur en per jaar en sedert dien datum f 65. Uit het
is
ontstaan.
bovenstaande volgt, dat de belooning per uur van hulpbodun
BONFRÈKE was een zenuwlijder en was dit van jongs af
zoowel meer als minder kan bedragen dan het uurloon van
geweest.
In zijne conclusie maakte dr. OVEHHOSCH nog de
postboden.
opmerking, dat het bezwaar en de moeilijkheid juist is. dat
De hulpbode H. VAN BALGOOY te Oijen genoot sedert 1907
men personen als BONFRÈRE in medischen zin als ziek behoort
eene belooning van t'180 'sjaars voor de uitvoering van een
te beschouwen. Als raad gaf dr. OvBBBOSCH nog, pogingen in
dienst van 8 uur 35 min. per dag.
het werk te stellen BONFRÈRE onder kalme, bedaarde leiding
1 Januari 1910 werd het loon van den hulpbode tot f 185,~
weder aan het werk te stellen.
later tot f' 186 verhoogd, omdat hij bij de uitvoering van zijn
De pogingen hiertoe gedaan hebben evenwel niet het beoogd
dienst gebruik maakte van waterlaarzen, waarvan het aanresultaat
gehad.
,
.
schaffen en het onderhoud voor zijne rekening kwam.
Daarna werd opdracht gegeven BONFRÈRE aan een gencesDe destijds toegekende belooning was niet alleen in overcenkundig onderzoek ingevolge art. 5 der Burgerlijke Pensioenwet
stemming met den toenmaligen plaatselijken loonstandaard,
te doen onderwerpen. Als één der hiervoor aan te wijzen
maar ging dien zelfs niet onaanzienlijk te boven. Blijkens
2 geneeskundigen werd op BONFRÈRE'S verlangen benoemd zijn
verkregen inlichtingen wisselden destijds de loonen voor landhuisarts dr. L. .1. NUST.
arbeiders te Oijen van f 0,60 tot f 1 per dag, al naar gelang
Ingevolge dit geneeskundig onderzoek werd BONFRÈRE ongede werkzaamheden in den winter dan wel in den zomer weiden
schikt
bevonden vopr de verdere waarneming van zijne betrekking.
uitgevoerd. Het uurloon kon 10 jaar geleden geacht worden
In
hun
rapport maakten deze geneesheeren er geen melding
te Oijen hoogstens 11 a 12 cent te bedragen.
van
dat
BONFKÈKE'S ziekte in en door den dienst had kunnen
In den loop van 1Q16 werd van den duur van den aan den
hulpbode opgedragen dienst gedurende eene maand aanteekening zijn ontstaan.
Met ingang van 1 October 1916 werd BONFRÈRE ter zake
gehouden, omdat de beambte over te lage bezoldiging klaagde.
van
langdurige afwezigheid wegens ziekte eervol ontslagen.
BNjkons den uitslag van deze aanteekeningen bedroeg de dienst
Na
dit
ontslag zijn door hem nog pogingen in het werk gesteld
uitbreiding, vergeleken bij 1907, slechts 5 minuten, zoodat
om
maximum
pensioen te verkrijgen.
verzwaring van dienst — in eene tijdruimte van 10 jaar —
De door hem aangevoerde gronden tegen het advies van
uit den aard der zaak niet kon gelden als motief voor loonsverhooging. Wel bleek dat aan het verzoek om meer loon kon den Burgerlijken Pensioenraad werden door den Minister van
worden voldaan op grond van stijging van den plaatselijken Financien niet gegrond geacht; bovendien kon hem toch geen
loonstandaard, welke mede in verband met de mobilisatie maximum pensioen worden verleend, omdat tusschen den dag
geklommen was tot 17 a 18 ets. per uur. Dit gaf den betrokken waarop zijne ziekte zou zijn ontstaan (in Januari 1914) en
Inspecteur bij zijn kantoorbezoek in December 1916 aanleiding, dien waarop van het ontstaan der ongeschiktheid voor den
het loon van den hulpbode ingaande 1 Januari 1917 te bepalen dienst uit de geneeskundige verklaring blijkt (16 Juli 1916)
Naar aanleiding van de bij nevenvermeld .schrijven in mijne
handen gestelde adressen, heb ik de eer U Hoogedolgestrenge
de navolgende inlichtingen te verstrekken.
op f 18,75 's maancto of f225 per jaar. Zulks geschiedde, vóórdat de hulpbode zich per adres tot mij had gewend.
Op grond van het bovenstaande is in deze van gedaan onrecht
geen sprake en wordt geen aanleiding gevonden, den bedoelden
hulpbode alsnog voor te weinig genoten loon schadeloos te stellen.
Handelingen der Staten-Generaal.
Bijlagen.
1917.
meer dan 2 jaar zijn verloopen.
De Minister van Waterstaat,
C. LELY.