Besluit op bezwaar Kenmerk: 626460/629141 Betreft: bezwaar vaststelling toezichtskosten 2013 Het Commissariaat voor de Media, gezien zijn besluit van 4 maart 2014, kenmerk 617495/623250, waarbij het Commissariaat voor de Media de toezichtskosten voor het jaar 2013 heeft vastgesteld die ABV Consultancy als commerciële media-instelling is verschuldigd voor de programmakanalen Hofstad TV, Nitelife TV en NL70TV, gezien het daartegen bij brief van 28 april 2014 ingediende bezwaarschrift, gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, gelet op het bepaalde in de artikelen 3.1 en 3.30, eerste lid, van de Mediawet 2008, artikel 17 en artikel 1 van de bijlage van de Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 december 2008 houdende uitvoeringsregels van de Mediawet 2008, overweegt als volgt: _________________________________________________________________________ A. Verloop van de procedure 1. Met zijn besluit van 4 maart 2014, kenmerk 617495/623250, heeft het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) het bedrag vastgesteld dat door AVB Consultancy (hierna: AVB) als commerciële media-instelling op grond van artikel 3.30, eerste lid, van de Mediawet 2008 verschuldigd is ter vergoeding van de kosten die verbonden zijn aan het toezicht voor het jaar 2013. 2. Bij brief van 28 april 2014, door het Commissariaat ontvangen op 1 mei 2014, heeft AVB bezwaar gemaakt tegen het besluit van 4 maart 2014 (hierna: het bestreden besluit). 3. Bij brief van 16 mei 2014, kenmerk 626460/627237, heeft het Commissariaat de ontvangst van het bezwaarschrift van AVB bevestigd en aan haar meegedeeld dat het bezwaarschrift na afloop van de bezwaartermijn is ingediend. Het Commissariaat heeft AVB daarbij verzocht mee te delen wat de reden voor de te late indiening is. 4. Bij mail van 10 juni 2014 heeft AVB de reden aangegeven voor het na afloop van de bezwaartermijn indienen van het bezwaarschrift. B. Juridisch kader 5. Voor een overzicht van de relevante bepalingen wordt verwezen naar de bijlage bij dit besluit. C. Ontvankelijkheid Bekendmaking 6. Het Commissariaat heeft het bestreden besluit per post aan AVB toegezonden. 7. AVB heeft in de email van 10 juni 2014 – samengevat weergegeven – betoogd dat het Commissariaat de post naar een adres heeft gestuurd waar AVB niet meer gehuisvest is. Voor zover dat betoog ertoe strekt dat het besluit door toezending naar een onjuist adres niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, wordt als volgt overwogen. 8. Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (bijvoorbeeld de uitspraak van 15 augustus 2001 in zaak nr. 200003719/1, JSV 2001, 183) mag een bestuursorgaan, zoals het Commissariaat, er in beginsel van uitgaan dat een opgegeven adres juist is en dat correspondentie naar dit adres kan worden gezonden. 9. Het bestreden besluit is verzonden naar het laatstelijk opgeven contactadres, te weten de Meidoornlaan 18 te Leidschendam. AVB heeft dat adres bij een verzoek van 15 november 2013, dat strekt tot intrekking van de toestemmingen waarvoor in het bestreden besluit de toezichtskosten 2013 zijn vastgesteld, uitdrukkelijk als contactadres opgegeven. Bovendien staat dit adres ook per 15 januari 2014 als vestigingsadres vermeld in de handelsregisterhistorie van de Kamer van Koophandel. Overigens is ook in het bezwaarschrift de Meidoornlaan 18 te Leidschendam opgegeven als contactadres. 10. Gelet op de hiervoor aangehaalde jurisprudentie heeft het Commissariaat het bestreden besluit dus terecht naar de Meidoornlaan 18 te Leidschendam verzonden, hetgeen betekent dat het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Termijnoverschrijding 11. Nu het bestreden besluit op de voorschreven wijze is bekendgemaakt, stelt het Commissariaat vast dat de bezwaartermijn op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is aangevangen op 5 maart 2014 en is geëindigd op 15 april 2014. Het door AVB ingediende bezwaarschrift van 28 april 2014, dat bij het Commissariaat op 1 mei 2014 is binnengekomen, is derhalve niet tijdig ingediend. 12. Het Commissariaat overweegt dat de termijn van zes weken voor het maken van bezwaar, neergelegd in artikel 6:7 van de Awb, van openbare orde is. Het Commissariaat moet derhalve ambtshalve beoordelen of een bezwaarschrift tijdig is ingediend. Dit betekent dat het Commissariaat niet anders kan dan een te laat ingediend bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar vanwege te laat indienen ervan blijft echter achterwege als het niet-tijdig indienen van het bezwaarschrift verschoonbaar is. Dit is neergelegd in artikel 6:11 van de Awb. 13. Uit de toelichting bij artikel 6:11 van de Awb en vaste jurisprudentie volgt dat een termijnoverschrijding verschoonbaar is indien redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de indiener in verzuim is geweest. De indiener zal aannemelijk moeten maken dat hij het bezwaarschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd. De concrete reden moet zich wel binnen de termijn voordoen. Het gaat daarbij vooral om de vraag of door bijzondere omstandigheden, die de indiener persoonlijk betreffen en omstandigheden die aan de kant van het bestuursorgaan liggen, de indiener van het bezwaarschrift niet tijdig van de rechtsmiddelen gebruik heeft kunnen maken. Bij persoonlijke omstandigheden moet gedacht worden aan bijvoorbeeld een ongeval en bij omstandigheden die aan de kant van het bestuursorgaan liggen aan bijvoorbeeld het nalaten melding te maken van de mogelijkheid bezwaar en beroep in te stellen. 14. Voor zover AVB zich in zijn mail van 10 juni 2014 op het standpunt heeft gesteld dat vertraging in de post de reden is van de niet tijdige reactie, wordt overwogen dat AVB geen feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan moet worden geoordeeld dat zich daadwerkelijk problemen in de postbezorging hebben voorgedaan. Dat het bedrijf AVB in maart 2014 is gestopt is evenmin reden voor verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Overigens heeft AVB blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel de activiteiten nog niet gestaakt. 15. Dat AVB naar zij stelt niet op de hoogte is gesteld van het feit dat voor verleende toestemmingen toezichtskosten zijn verschuldigd is evenmin een reden voor verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Ten overvloede wordt in dit verband opgemerkt dat verschuldigdheid van toezichtkosten voor elke verkregen toestemming volgt artikel 3.30, eerste lid, van de Mediawet 2008. Dat AVB naar zij zelf heeft gesteld geen gebruik heeft gemaakt van de toestemmingen is op grond van de Mediaregeling 2008 voor de verschuldigdheid van toezichtskosten niet van belang. Dat laat onverlet dat dit gegeven wel is betrokken bij de vaststelling van de hoogte van de kosten. 16. Ook verder is niet gebleken van omstandigheden die tot de conclusie leiden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. 17. Van het horen van belanghebbenden kan op grond van artikel 7:3, aanhef en onder a, van de Awb worden afgezien indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is. Daarvan is sprake als er geen twijfel mogelijk is over de oorzaak van de termijnoverschrijding. Nu AVB de reden van de termijnoverschrijding heeft meegedeeld en er geen reden is om aan deze verklaring te twijfelen, maakt het Commissariaat gebruik van de mogelijkheid om af te zien van het horen van AVB en zal het het bezwaarschrift van AVB kennelijk niet-ontvankelijk verklaren. D. Openbaarmaking 18. Op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna de Wob) besluit het Commissariaat de tekst van dit besluit twee weken na bekendmaking daarvan op zijn website te publiceren. Het Commissariaat ziet daartoe verder geen belemmering op grond van artikel 10 van de Wob. E. Besluit Het Commissariaat: I. besluit het bezwaarschrift van AVB Consultancy tegen het bestreden besluit kennelijk nietontvankelijk te verklaren wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij het indienen daarvan; II. handhaaft het bestreden besluit waarbij het bedrag aan toezichtskosten dat AVB Consultancy als commerciële media-instelling voor het jaar 2013 is verschuldigd, is vastgesteld op € 1.200,-; III. publiceert de volledige tekst van dit besluit twee weken na bekendmaking daarvan op zijn website. Hilversum, 15 juli 2014 COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA, prof. mr. dr. Madeleine de Cock Buning voorzitter drs. Eric Eljon commissaris Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt beroep instellen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats heeft. Als de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland. Bijlage: Juridisch kader Artikel 3:41 van de Awb “De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zin gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.” Artikel 6:7 van de Awb: “De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.” Artikel 6:8 van de Awb: “1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.” Artikel 6:9 van de Awb: “1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.” Artikel 6:11 van de Awb: “Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft nietontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.” Artikel 7:3 van de Awb: “Van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien indien: a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is.” Artikel 3.30 van de Mediawet 2008: “1. Een commerciële media-instelling is aan het Commissariaat jaarlijks kosten verbonden aan het toezicht verschuldigd voor elke verkregen toestemming en voor elke van haar mediadiensten op aanvraag. 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de vaststelling van de toezichtskosten, bedoeld in het eerste lid, waarbij: a. onderscheid kan worden gemaakt tussen omroepdiensten en mediadiensten op aanvraag; b. onderscheid kan worden gemaakt tussen toestemmingen voor radio-omroep en voor televisieomroep; en c. rekening kan worden gehouden met de gemiddelde duur van de uitzendingen en met het aantal huishoudens in Nederland, dat het programma-aanbod kan ontvangen. 3. Het Commissariaat kan de verschuldigde toezichtskosten invorderen bij dwangbevel.” Artikel 17 van de Mediaregeling 2008: “Een commerciële media-instelling is voor elke verkregen toestemming, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de wet, en voor elke van haar mediadiensten op aanvraag, bedoeld in artikel 3.29a van de wet, jaarlijks aan het Commissariaat toezichtskosten verschuldigd berekend volgens de bij deze regeling gevoegde bijlage.” -5- Bijlage behorende bij artikel 17 bijdrage toezichtskosten commerciële mediadiensten -6-
© Copyright 2024 ExpyDoc