Download als pdf - Commissariaat voor de Media

Besluit op bezwaar
Kenmerk: 628059/630422
Betreft: besluit op bezwaar vaststelling toezichtskosten 2013
Het Commissariaat voor de Media,
gezien zijn besluit van 8 mei 2014, kenmerk 617495/626463, waarbij het Commissariaat voor
de Media de toezichtskosten voor het jaar 2013, die Commerciële Radio Exploitatie Ltd. als
commerciële media-instelling is verschuldigd voor een programmakanaal, heeft vastgesteld op
€ 2.400,00,
gezien het daartegen bij brief van 21 mei 2014 ingediende bezwaarschrift,
gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht,
gelet op het bepaalde in de artikelen 3.1 en 3.30, eerste lid, van de Mediawet 2008, artikel 17
van de Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 december
2008 houdende uitvoeringsregels van de Mediawet 2008 (hierna: de Mediaregeling 2008), en
artikel 2 van de bijlage behorende bij artikel 17 van de Mediaregeling 2008,
overweegt als volgt:
_________________________________________________________________________
A. Verloop van de procedure
1. Bij besluit van 8 mei 2014, kenmerk 617495/626463, heeft het Commissariaat voor de
Media (hierna: het Commissariaat) het bedrag, dat door Commerciële Radio Exploitatie
Ltd. (hierna: CRE) als commerciële media-instelling op grond van artikel 3.30, eerste lid,
van de Mediawet 2008 is verschuldigd ter vergoeding van de kosten die verbonden zijn
aan het toezicht voor het jaar 2013, vastgesteld op € 2.400,00.
2. Bij brief van 21 mei 2014, door het Commissariaat ontvangen op 27 mei 2014, heeft CRE
bezwaar gemaakt tegen het besluit van 8 mei 2014 (hierna: het bestreden besluit).
3. Op 1 juli 2014 heeft het Commissariaat CRE gehoord. Het verslag van de hoorzitting is als
bijlage bij dit besluit op bezwaar gevoegd.
B. Juridisch kader
4. Voor een overzicht van de relevante wettelijke bepalingen wordt verwezen naar de bijlage
bij dit besluit.
C. Ontvankelijkheid
5. Het Commissariaat stelt vast dat het bezwaar van CRE ontvankelijk is.
D. Bezwaren
6. Het Commissariaat heeft bij besluit van 25 april 2013, kenmerk 29591/2013004783, CRE
met ingang van 16 april 2013 toestemming verleend als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid,
van de Mediawet 2008 voor het verzorgen van commerciële radio-omroep met de naam
“Radio CRE”. CRE stelt zich met betrekking tot deze toestemming op het standpunt dat zij
het programma “Radio CRE” niet heeft verzorgd. Voor het wel door CRE verzorgde
programma “Radio Decibel” heeft het Commissariaat volgens CRE al toestemming
verleend aan de producent van laatstgenoemd programma, te weten Young City Media
(hierna: YCM). YCM produceert dat programma volgens CRE in verschillende edities voor
verschillende kanalen. Volgens CRE onderkent het Commissariaat niet dat een
toestemming als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Mediawet 2008 wordt gegeven
voor het verspreiden van een bepaald programma en dat deze toestemming niet is
verbonden aan een (rechts)persoon. Zoals volgens CRE ook is gebleken uit een
telefonisch onderhoud met een medewerker van het Commissariaat, heeft CRE zelf geen
toestemming meer nodig voor het programma “Radio Decibel”. Volgens CRE is nu in feite
sprake van een dubbele belasting.
E. Overwegingen
7. Vooropgesteld zij dat in deze procedure de rechtmatigheid van het besluit van het
Commissariaat van 25 april 2013 dat strekt tot toestemming niet aan de orde is. Anders
dan CRE bovendien kennelijk meent, is een door het Commissariaat gegeven
toestemming niet gericht op het uitzenden van een bepaald programma met een bepaalde
naam en/of inhoud. Het Commissariaat verleent op grond van artikel 3.1, eerste lid, van
de Mediawet 2008 aan een commerciële media-instelling toestemming voor het
verzorgen van een programmakanaal. In lijn met artikel 3.5, eerste lid, van de Mediawet
2008 bepaalt elke commerciële media-instelling vervolgens zelf de vorm en de inhoud van
het door haar verzorgde programma-aanbod op dat programmakanaal en is zij zelf
daarvoor verantwoordelijk. Het staat dan ook elke commerciële media-instelling in
beginsel vrij haar programmakanaal of –kanalen in te vullen met programma-aanbod dat
zij verkiest. Daarbij kan de naam waaronder de commerciële media-instelling op het
programmakanaal het programma-aanbod verspreidt een andere naam zijn dan die
waarvoor het Commissariaat toestemming heeft gegeven.
8. In dit geval heeft CRE met gebruikmaking van de in artikel 3.5, eerste lid, van de
Mediawet 2008 bedoelde vrijheid ervoor gekozen om haar programmakanaal in te vullen
met door YCM geproduceerd programma-aanbod onder de naam ‘Radio Decibel
Eindhoven’. Die keuze betekent niet dat CRE de op 25 april 2013 verleende toestemming
niet nodig had voor het verzorgen van het programma-aanbod op het programmakanaal
noch dat CRE daarvoor geen toezichtskosten verschuldigd is. Er is immers sprake van het
verzorgen van een commerciële omroepdienst door een commerciële media-instelling in
de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de Mediawet 2008. Daarnaast volgt uit artikel 3.30,
eerste lid, van de Mediawet 2008 dat een commerciële media-instelling aan het
Commissariaat jaarlijks kosten verbonden aan het toezicht verschuldigd is voor elke
verkregen toestemming.
Dat de derde partij YCM in dit geval zelf als commerciële media-instelling soortgelijk
programma-aanbod met toestemming van het Commissariaat op een of meerdere
programmakanalen verspreidt maakt dat niet anders. In zoverre faalt het betoog van CRE
eveneens.
9. Voor zover CRE op de hoorzitting van 17 juni 2014 naar voren heeft gebracht dat het in
strijd is met het doel en de strekking van het bepaalde in artikel 4 van de bijlage bij de
Mediaregeling 2008 om in dit soort gevallen toezichtskosten in rekening te brengen
overweegt het Commissariaat als volgt. Uit het bepaalde in artikel 4 van de bijlage bij de
Mediaregeling 2008 en de toelichting daarop volgt dat het doel en de strekking van deze
regeling is dat een commerciële media-instelling als aanbieder van meerdere
omroepdiensten bestaande uit nagenoeg identieke programma’s niet meer
toezichtskosten is verschuldigd dan het maximum dat voor één omroepdienst
verschuldigd zou zijn. De door de minister getroffen regeling vereist aldus in elk geval dat
het gaat om dezelfde commerciële media-instelling en heeft dus geen betrekking op een
situatie als deze, waarbij een commerciële media-instelling haar programmakanaal invult
met een door een derde geproduceerd programma-aanbod. Nu artikel 4 van de bijlage bij
de Mediaregeling 2008 duidelijk niet van toepassing is op deze situatie, is het in rekening
brengen van toezichtskosten niet in strijd met het doel en de strekking van artikel 4 van de
bijlage bij de Mediaregeling 2008. Ook dit betoog faalt.
10. Voor zover CRE met zijn verwijzing naar een gesprek met een medewerker van het
Commissariaat een beroep heeft gedaan op het vertrouwensbeginsel, overweegt het
Commissariaat als volgt. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
vaker heeft overwogen (bijvoorbeeld in haar uitspraak van 26 november 2008;
ECLI:NL:RVS:2008:BG5360) kan een beroep op het vertrouwensbeginsel slechts slagen,
indien een tot beslissen bevoegd orgaan ten aanzien van een aanvrager uitdrukkelijk,
ondubbelzinnig en ongeclausuleerd toezeggingen heeft gedaan die bij de aanvrager
gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt. Zoals CRE tijdens de hoorzitting op
17 juni 2014 zelf naar voren heeft gebracht, is in het gesprek tussen CRE en de
medewerker van het Commissariaat niet gesproken over het al dan niet verschuldigd zijn
van toezichtskosten. Ook verder is niet gebleken dat deze medewerker in dat gesprek
enig vertrouwen heeft gewekt bij CRE dat het Commissariaat zou vaststellen dat CRE
voor het jaar 2013 geen toezichtskosten verschuldigd zou zijn. In zoverre faalt het beroep
op het vertrouwensbeginsel. Overigens wijst het Commissariaat erop dat de betrokken
medewerker niet bevoegd is om namens het Commissariaat op dit punt toezeggingen te
doen. Dus ook als in het gesprek wel toezeggingen omtrent verschuldigdheid van
toezichtskosten zouden zijn gedaan, zou het beroep op het vertrouwensbeginsel ook om
die reden falen.
11. Alles overziend heeft het Commissariaat, gelet op het onherroepelijk geworden besluit van
het Commissariaat van 25 april 2013, in aanmerking genomen de door CRE op
22 april 2014 verstrekte en niet betwiste gegevens, en gelet op het toepasselijke wettelijk
kader, de door CRE verschuldigde toezichtskosten voor het jaar 2013 bij besluit van
8 mei 2014 terecht vastgesteld op € 2.400,00.
F. Openbaarmaking
12. Op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna de Wob) besluit het
Commissariaat de tekst van dit besluit twee weken na bekendmaking daarvan op zijn
website te publiceren. Het Commissariaat ziet daartoe verder geen belemmering op grond
van artikel 10 van de Wob.
G. Besluit
Het Commissariaat:
I.
besluit het bezwaarschrift van CRE tegen het bestreden besluit ongegrond te verklaren;
II. handhaaft het bestreden besluit waarbij het bedrag aan toezichtskosten dat CRE als
commerciële media-instelling voor het jaar 2013 is verschuldigd, is vastgesteld op
€ 2.400,00, met dien verstande dat de motivering met bovenstaande overwegingen wordt
aangevuld;
III. publiceert de volledige tekst van dit besluit twee weken na bekendmaking daarvan op zijn
website.
Hilversum, 12 augustus 2014
COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA,
prof. mr. dr. Madeleine de Cock Buning
voorzitter
drs. Eric Eljon
commissaris
Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen op grond van de Algemene wet
bestuursrecht binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt beroep instellen bij de rechtbank
binnen het rechtsgebied waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats heeft. Als de indiener van het
beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland.
Bijlage: Juridisch kader
Artikel 3.1 van de Mediawet 2008:
“1. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet is het verzorgen van een
commerciële omroepdienst alleen toegestaan met toestemming van het Commissariaat
2. Als een commerciële media-instelling meerdere programmakanalen verzorgt, is voor ieder
programmakanaal afzonderlijk toestemming nodig.
(…)”
Artikel 3.5 van de Mediawet 2008:
“1. Een commerciële media-instelling bepaalt, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze wet,
vorm en inhoud van het door haar verzorgde programma-aanbod en is daar verantwoordelijk voor.”
2. (…)”
Artikel 3.30 van de Mediawet 2008:
“1. Een commerciële media-instelling is aan het Commissariaat jaarlijks kosten verbonden
aan het toezicht verschuldigd voor elke verkregen toestemming en voor elke van haar
mediadiensten op aanvraag.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de vaststelling van de toezichtskosten,
bedoeld in het eerste lid, waarbij:
a. onderscheid kan worden gemaakt tussen omroepdiensten en mediadiensten op aanvraag;
b. onderscheid kan worden gemaakt tussen toestemmingen voor radio-omroep en voor
televisieomroep; en
c. rekening kan worden gehouden met de gemiddelde duur van de uitzendingen en met het
aantal huishoudens in Nederland, dat het programma-aanbod kan ontvangen.
3. Het Commissariaat kan de verschuldigde toezichtskosten invorderen bij dwangbevel.”
Artikel 17 van de Mediaregeling 2008:
“Een commerciële media-instelling is voor elke verkregen toestemming, bedoeld in artikel 3.1,
eerste lid, van de wet, en voor elke van haar mediadiensten op aanvraag, bedoeld in artikel
3.29a van de wet, jaarlijks aan het Commissariaat toezichtskosten verschuldigd berekend
volgens de bij deze regeling gevoegde bijlage.”
Kenmerk: {zaaknummer}/{documentnummer}
5
Bijlage behorende bij artikel 17 bijdrage toezichtskosten commerciële mediadiensten
Kenmerk: {zaaknummer}/{documentnummer}
6