Download - Ars Aequi

Handelsrecht
Handelsrecht
Mw.mr. M.W.E. Koopmann
Vervoersrecht
Literatuur
Op 11 november 1988 vond een symposium
plaats, georganiseerd door de Faculteit der
Rechtsgeleerdheid, van de Katholieke Universiteit te Nijmegen, ter gelegenheid van het 150jarig bestaan van het Wetboek van Koophandel. De besproken thema's waren gekozen in
samenhang met de onderwerpen die reeds in
het Wetboek van Koophandel van 1838 waren
geregeld. De voordrachten worden gebundeld
in een congresboek. Wat betreft het vervoersrecht zij hier gewezen op de bijdrage van de
Rotterdamse hoogleraar R. Cleton: De ontwikkeling van het transportrecht. Laatstgenoemde
besprak in kwartaalbericht Nieuw BW 1988, p.
1250 KATERN 30
Handelsrecht
63 e.v. en RM Themis 1988, p. 272 de in katern
27, pp. 1100/1101 vermelde publikaties van
K.F. Haak (Hoofdlijnen Boek 8 NBW respectievelijk diens dissertatie).
Ook de vakgroep privaatrecht van de Katholieke Universiteit Brabant besteedde aandacht
aan het 150-jarig bestaan van het Wetboek van
Koophandel in de vorm van een — reeds in de
vorige katern genoemde — bundel opstellen:
Handelsrecht tussen 'Koophandel' en Nieuw BW.
Voor het vervoersrecht van belang zijn de
bijdragen van H.C.F. Schoordijk: Paardesprongen in en buiten het handelsrecht en van
J.E.J.Th. Deelen: Het zeevervoer en de rechtskeuze.
Een nadere greep uit de golf van publikaties op
het gebied van het zeerecht: Liber Amicorum
Lionel Tricot (1988) bevat 42 bijdragen die aan
deze Belgische jurist zijn opgedragen; P. Todd
geeft in Contracts for the carriage of goods by
sea (1988) een handige wegwijzer voor de contracten inzake het zeevervoer; het Maritime
Law Handbook (1988) leidt de lezer door het
vaarwater van wetten en procedures inzake het
zeerecht van de belangrijkste scheepvaartlanden; voor recente ontwikkelingen inzake het
maritieme recht kan men terecht bij het Yearbook Maritime Law, deel 2, van I. Arroyo
(1988), waarin zowel publiekrechtelijke privaatrechtelijke onderwerpen een plaats hebben;
nog niet in deze rubriek werd vermeld dat The
Law of collisions at sea (1987), geschreven door
S. Mankabady, een uitvoerige verhandeling inzake het zee-aanvaringsrecht geeft.
M.A.J. Baanders bepleit in het NJB 1988, p.
1296 e.v. De noodzaak van toepassing van algemeen recht op specifieke zeerechtgevallen naar
aanleiding van een arrest van het Haagse hof
van 13 maart 1987, SS 1987, 88.
H.C.F. Schoordijk stelt in het NJB 1988, p.
1511 e.v. een nieuw soort poging tot het ontgaan
van een exoneratieclausule aan de kaak. Hierbij
borduurt hij voort op een arrest van de Hoge
Raad van 10 juni 1988, SS 1988, 112 dat gaat
over een aanvaring van een zeeschip met een
steiger van de gemeente tijdens een manoeuvre
die plaatsvond onder aanwijzing van een in
dienst van de gemeente staande havenloods.
Ook het terrein van het luchtrecht is wat betreft
de literatuur in beweging. Allereerst verscheen
in 1988 het Compendium Jurisprudentie Luchtrecht van de hand van F.A. van Bakelen en mevrouw I.H.Ph. Diederiks-Verschoor. Dit boekwerk voorziet in een leemte in de literatuur, nu
voorheen een overzichtelijke bloemlezing met
de volledige, authentieke teksten van praktijkgevallen, beslist door Nederlandse rechters,
ontbrak. In de annotaties wordt verwezen naar
wetgeving, rechtspraak en literatuur. Hierbij is
veelal aangeknoopt bij de boeken 3, 5, 6, 7 en 8
van het NBW. Wat betreft boek 8 dient het
zeerecht als richtsnoer voor opmerkingen en
parallellen. Het luchtrecht zelf heeft in het
NBW namelijk nog geen plaats gekregen. De
materie die aan de orde komt strekt zich uit van
burgerlijk recht, strafrecht, administratief
recht, fiscaal recht, volkenrecht tot internationaal privaatrecht.
Verder verscheen in 1988 de derde herziene
en uitgebreide druk van An introduction to Air
Law, eveneens geschreven door I.H.Ph. Diederiks-Verschoor. Nieuw is het hoofdstuk 'Automa tion and Air Law'.
De internationale burgerluchtvaartpolitiek
tenslotte heeft een plaats in Begrensde horizonten, een pennevrucht van M.L.J. Dierikx
(1988).
Een actueel handboek voor de praktijk inzake
het internationale vervoer van goederen over de
weg stelde J. Theunis samen aan de hand van
bijdragen van 19 deskundigen op dit gebied: International Carriage of Goods by Road (1987).
Nog niet eerder kwam in deze rubriek aan de
orde dat vanaf 1986 een nieuw tijdschrift
verscheen op het terrein van het wegvervoer:
Weg en wagen. Via schadegevallen uit de vervoerpraktijk worden de belangrijkste aspecten
van het wegvervoerrecht in dit tijdschrift op
practische wijze aangestipt. Hierbij wordt geput uit recente Nederlandse en buitenlandse
rechtspraak. Het is een uitgave van de Stichting
Vervoeradres. Onderwerpen die tot nu toe aan
de orde kwamen zijn bijvoorbeeld: 'Wie moet
laden en/of lossen'?; 'Vervoer of expeditie?';
'Rembours'; 'Verjaringsperikelen'; 'Doorbraak
van de aansprakelijkheidslimiet onder de
CMR'; 'Het retentierecht in beweging'; 'Ongeschikte voertuigen in het wegvervoer'.
Voor de beoefenaren van het binnenvaartrecht
is nuttig het door W.E. Haak geschreven boekje
Procederen in Rijnvaartzaken, serie Teksten
Vervoerrecht (1989).
KATERN 30 1251
Handelsrecht
Rechtspraak
Wat de rechtspraak betreft noem ik vier belangwekkende arresten van de Hoge Raad, die
alle liggen op het terrein van het zeerecht.
In het geval dat iemand een bevrachtingsovereenkomst sluit met een tussenpersoon die optreedt voor een derde, maar deze niet noemt,
heeft artikel 455 K. geen verdere strekking dan
die tussenpersoon persoonlijk gebonden te
doen zijn; die bepaling brengt echter niet mee
dat degene die werd vertegenwoordigd geen
partij bij de overeenkomst is, aldus de Hoge
Raad 24 juni 1988, SS 1988, 122. Verder komen in dit arrest aan de orde haken en ogen die
spelen in verband met de regresvordering, bedoeld in artikel 518k K., tegen de bevrachter
van de vervrachter tot betaling van de door de
vervrachter aan de ladingontvanger/cognossementshouder betaalde bedragen als vergoeding
voor geweigerde respectievelijk beschadigde lading. Ook het overliggeld waarover artikel
519q K. handelt heeft een plaats in dit arrest.
Het tweede arrest gaat over de tragische ramp
die zich voordeed op de rede van Vlissingen op
28 maart 1982 waarbij drie opvarenden van de
sleepboot Temi IV het leven lieten. Het ongeluk
gebeurde terwijl samen met een andere sleepboot assistentie werd verleend aan een bulkcarrier, toebehorende aan Ocean Star. De erfgenamen van de kapitein spreken Ocean Star aan.
Volgens de Nederlandse Sleepcondities van
1951 komt in beginsel alle schade ten laste van
de opdrachtgever, reder en/of eigenaar. Een
uitzondering geldt echter voor schade die de
sleepboten zelf oplopen door eigen gebrek of
schuld of nalatigheid van haar opvarenden: deze schade is voor rekening van de sleepdienst.
Het hof Den Haag is van oordeel dat de sleepcondities geen regel inhouden voor het in casu
aan de orde zijnde geval dat twee schepen
schuld hebben: de onderhavige sleepboot alsmede de andere sleepboot die hulp verleende.
Door daarom de artikelen 537 en 544 K. op dit
geval toe te passen komt het hof tot een aansprakelijkheid van de reders voor gelijke delen.
Volgens de Hoge Raad 15 januari 1988, SS
1988, 50 is deze uitleg van de condities niet onbegrijpelijk.
Het derde arrest gaat over de aansprakelijkheidskwesties die spelen met betrekking tot
1252 KATERN 30
schade, ontstaan door olieverontreiniging als
gevolg van een aanvaring. Zie Hoge Raad 8
april 1988, SS 1988, 92.
Het laatste arrest dat ik hier noem is van de
Hoge Raad van 10 juni 1988, SS 1988, 112; dit
arrest kwam reeds hierboven onder 'Literatuur'
aan de orde.
Vermeldenswaard lijkt mij, tenslotte, het overzicht JPR- Vervoer, rechtspraak 1980-1986, van
W.E. Haak in WPNR (1988) 5894-5897.
Wetgeving
Verder is er nieuws op het front van de wetgeving. Op 1 januari 1988 werd de Wet personenvervoer van kracht (wet van 12 maart 1987,
Stb. 175). Deze wet geeft een nieuwe regeling
van het openbaar vervoer, het besloten busvervoer en het taxivervoer en vervangt de Wet Autovervoer Personen. Zie uitvoerig H.G. Sevenster, SEW 1988, p. 706 e.v.
Op 1 mei 1988 trad de gewijzigde Wet Autovervoer Goederen in werking. Het gaat om
de wet van 11 december 1986, Stb. 1986, 735 en
Stb. 1987, 97. De organisatie van de vergunningverlening en het capaciteitsregime in het
ongeregelde vervoer zijn verbeterd; verder zijn
de procedures versneld.
Nog niet aan de orde is gekomen dat op 3 november 1986 een wetsvoorstel is ingediend tot
goedkeuring van het op 19 november 1976 te
Londen tot stand gekomen verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme
vorderingen, 1976 (Trb. 1980, 23 en 1984, 31)
en van het voornemen tot opzegging van het op
10 oktober 1957 te Brussel tot stand gekomen
verdrag nopens de beperking van aansprakelijkheid van eigenaren van zeeschepen, met
Protocol van ondertekening (Trb. 1958, 46 en
1968, 95). Het Brusselse verdrag wordt vervangen omdat daar bezwaren tegen zijn gerezen: de
bedragen waartoe de scheepseigenaar zijn aansprakelijkheid volgens dit verdrag kan beperken behoeven aanpassing in verband met de
geldontwaarding; er zijn interpretatieproblemen; er bestond onzekerheid over de omrekeningskoers van de in goudwaarde uitgedrukte
Poincaré-francs, waarin de beperkingsbedragen in het verdrag zijn uitgedrukt. Overigens is
deze onzekerheid verleden tijd door een Proto-
Informaticarecht
col bij het verdrag van 21 december 1979: de
betreffende francs zijn vervangen door de bijzondere trekkingsrechten op het IMF; zie ook
de wet omrekening in goud uitgedrukte rekeneenheden, Stb. 1981, 295. Het verdrag te Londen ondervangt de gerezen bezwaren; het biedt
een overzichtelijkere regeling van de beperking
van aansprakelijkheid en het niveau van de beperking van aansprakelijkheid wordt aanmerkelijk opgehoogd. Hierbij is er wel mee rekening gehouden dat de kostenstijging voor de
internationale zeevaart niet onaanvaardbaar
mag zijn (Vergaderjaar 1986-1987, 19769 (R
1317)).
Tegelijk met dit wetsvoorstel is een wetsontwerp ingediend tot uitvoering van het verdrag
van Brussel, waarbij het Wetboek van Koophandel, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet aansprakelijkheid olietankschepen worden gewijzigd (regeling
beperking aansprakelijkheid voor maritieme
vorderingen; Vergaderjaar 1986-1987, 19768).
Ook zag een wetsontwerp het licht met een
regeling tot beperking van aansprakelijkheid
van eigenaren van binnenschepen. Deze ontworpen regeling sluit nauw aan bij de hiervoor
genoemde nieuwe regeling van de beperking
van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen (Vergaderjaar 1986-1987, 19770).
vember vorig jaar gebeurde dit eveneens voor
het derde gedeelte, kamerstuk 20 576.
Inzake deze drie wetsvoorstellen werd op 4 oktober 1988 het Voorlopig Verslag van de Bijzondere Commissie Nieuw Burgerlijk Wetboek
van de Eerste Kamer vastgesteld {Eerste Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19768 e.v., nr.
28).
Voorts vestig ik de aandacht op het feit dat de
Luchtvaartwet wordt gewijzigd: het gaat om de
artikelen 1, 3, 9, 11 t/m 13, 56, 58, 59, 61, 62 en
76. Het voorstel is thans in behandeling in de
Eerste Kamer; het voorstel geeft de vaste commissie voor verkeer en waterstaat van de Eerste
Kamer overigens geen aanleiding tot het maken van opmerkingen {Eerste Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 16473, nr. la).
Voor een overzicht van de stand van zaken ten
aanzien van Boek 8 NBW zie men Katern 27, p.
1100 en K.F. Haak, kwartaalbericht 1988
Nieuw BW, p. 53 e.v. Het tweede gedeelte van
de Invoeringswet Boek 8 BW, kamerstuk 19
979, is zonder stemming door de Tweede Kamer aangenomen {Stcrt. 1988, 121). Medio noKATERN30 1253