Haagdorens Michel - Huis voor gezondheid

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
ONDERZOEK PRECONCEPTIONELE COUNSELING:
EEN VERKENNEND ONDERZOEK BIJ
ADOLESCENTEN DAT PEILT NAAR DE HOUDING
EN KENNIS OMTRENT PRECONCEPTIONELE ZORG.
Te verdedigen door : Haagdorens Michel1 en Braspenningx Stéphanie2
Promotor/begeleider : Prof. B. Blaumeiser, Prof. Y. Jacquemyn, Prof. G.
Mortier / Mevr. V. De Craemer
1. Haagdorens Michel
Student geneeskunde (4de master), Universiteit Antwerpen
E-mail: [email protected]
Telefoon: +32 494 27 86 96
2. Braspenningx Stéphanie
Student geneeskunde (4de master), Universiteit Antwerpen
E-mail: [email protected]
ACHTERGROND
DOEL
METHODE
RESULTATEN
DISCUSSIE
CONCLUSIE
In België hebben 2 tot 3% van de pasgeborenen een congenitale afwijking [1]. Via PCC
(preconceptionele counseling) zou dit aantal waarschijnlijk gereduceerd kunnen worden [2] op
een kosteneffectieve wijze [3]. PCC grijpt namelijk in voor de kritische periode van de
organogenese (dag 17 tot 56 na de conceptie) [4, 5]. Uit onderzoek is eveneens gebleken dat in
Nederland 80 tot 90% van de zwangerschappen gepland is [3, 6]. Dit maakt het mogelijk om deze
mensen zorgvuldig te informeren voor de conceptie plaatsvindt. Daarenboven zou meer dan 70%
van alle Nederlandse vrouwen op vruchtbare leeftijd geïnteresseerd zijn in PCC wanneer deze
aangeboden zou worden door de eigen huisarts [3]. Amerikaans onderzoek [7, 8] wees echter aan
dat bij de algemene populatie de kennis omtrent PCC nog sterk verbeterd kan worden. Tenslotte is
er een grote bereidheid onder Nederlandse gezondheidswerkers om PCC aan te bieden [9, 10, 11].
Er is echter weinig wetenschappelijke literatuur omtrent het huidige landschap van PCC in
Vlaanderen, wat onderzoek naar dit onderwerp rechtvaardigt.
Het vormen van een beeld over de mening en de kennis omtrent PCC bij Vlaamse adolescenten.
Bij laatstejaars studenten secundair onderwijs (ASO, TSO en BSO) werd een Nederlandstalige
vragenlijst afgenomen die peilde naar de socio-demografische status en de kennis en mening
omtrent PCC. De antwoorden op alle vragen werden geanalyseerd naar frequentie en eventuele
statistische significantie.
In totaal werden 625 leerlingen geïncludeerd in onze studie [296 (47,4%) mannen en 329 (52,6%)
vrouwen]. Het merendeel van de leerlingen was 17 of 18 jaar (86,9%). 353 (56,5%) leerlingen
volgden een ASO-opleiding, 203 (32,5%) een TSO-opleiding en 69 (11,0%) een BSO-opleiding.
Vooral het middelbaar onderwijs, vrienden en familie en een arts werden door de leerlingen
aangeduid als de beste bronnen (>10%) van PCC.
Gemiddeld 51,5% van de vragen die peilden naar kennis omtrent PCC werden correct
beantwoord. Vrouwen en leerlingen uit het ASO scoorden gemiddeld significant beter op de
kennisvragen, dan respectievelijk mannen (P = 0,000) en leerlingen uit het BSO (P = 0,007). De
kennis omtrent PCC varieerde sterk per onderwerp. De hoogste kennis werd opgetekend omtrent
middelen- en medicatiegebruik tijdens de zwangerschap (respectievelijk 98,4% en 88,96 %
correcte antwoorden). De laagste kennis was er omtrent het gebruik van vitamine A en
foliumzuursupplementen tijdens de zwangerschap (respectievelijk 6,4% en 8,5% correcte
antwoorden). Vrouwen scoorden significant beter op de vragen die peilden naar het gebruik van
drugs, alcohol en tabak gedurende de zwangerschap; de domeinen van PCC die zeker aan bod
dienen te komen tijdens een preconceptioneel consult; erfelijkheidsrisico’s en toxoplasmose.
Mannen hadden een significant betere kennis over de risico’s van overgewicht, hogere leeftijd en
SOA’s en omtrent het schadelijke effect van vitamine A.
84,0% van de leerlingen bleek geïnteresseerd te zijn in PCC wanneer ze zelf een kinderwens
zouden hebben. Hierbij werd geen voorkeur (38,9%) gemaakt of de huisarts, specialist of
vroedvrouw deze informatie zou verstrekken, of was er een sterke voorkeur naar de specialist
(45,9%) en huisarts (14,9%).
Amerikaans onderzoek toonde reeds aan dat vrouwen significant beter scoren dan mannen op
vragen die peilen naar de kennis omtrent de inhoud van PCC [7, 8]. De interesse naar PCC die de
leerlingen uit ons onderzoek toonden, wordt eveneens bevestigd in buitenlands onderzoek[3].
Er zijn enkele tekortkomingen in onze studie. Zo was er een heterogeniteit van de
onderzoekspopulatie wat betreft studierichting en leeftijd. Er was eveneens een lage responsratio
(5,5%) bij de gecontacteerde scholen, maar een hoge responsratio onder de leerlingen (99,7%) van
deelnemende scholen. Eveneens waren de door ons gebruikte vragenlijsten niet gestandaardiseerd,
en werden ze enkel in het Nederlands opgesteld, naar analogie met andere studies [7, 8]. De
vragenlijsten werden echter binnen elke school afgenomen op eenzelfde moment. Zo konden
leerlingen niet met elkaar overleggen wat betreft de vragen en antwoorden. Tevens gaat het om
een uniek vooronderzoek in Vlaanderen en is de omvang van de onderzoekspopulatie uniek in
België en Nederland.
Dit alles geeft echter mogelijks een vertekend beeld van onze bevindingen, waardoor deze met de
nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd dienen te worden.
Bij de leerlingen werd een eerder beperkte kennis van PCC (51,4% correcte antwoorden) en een
grote interesse (84,0%) naar PCC bij kinderwens vastgesteld. De kennis en het bewustzijn omtrent
PCC kunnen daarom nog veel verbeterd worden.
Verder onderzoek dat bij de algemene bevolking en bij (huis)artsen peilt naar de huidige houding
en kennis omtrent PCC is dan ook zeker nuttig om de implementatie van PCC in België te
verbeteren.
Bibliografie
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
Ebrahim, S. H., S. S. Lo, et al., Models of preconception care implementation in selected countries.
Matern Child Health J, 2006. 10(5 Suppl): S37-42.
Elsinga, J., et al., The effect of preconception counselling on lifestyle and other behaviour before and
during pregnancy. Womens Health Issues, 2008. 18(6 Suppl): p. S117-25.
de Jong-Potjer, L.C., et al., Women's interest in GP-initiated pre-conception counselling in The
Netherlands. Family Practice, 2003. 20(2): p. 142-6.
Leuzzi, R.A. and K.S. Scoles, Preconception counseling for the primary care physician. Med Clin
North Am, 1996. 80(2): p. 337-74.
Allaire, A.D. and R.C. Cefalo, Preconceptional health care model. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol,
1998. 78(2): p. 163-8.
Wallace, M. and B. Hurwitz, Preconception care: who needs it, who wants it, and how should it be
provided? British Journal of General Practice, 1998. 48(427): p. 963-6.
Delgado, C.E., Undergraduate student awareness of issues related to preconception health and
pregnancy. Matern Child Health J, 2008. 12(6): p. 774-82.
Mitchell, E.W., D.M. Levis, and C.E. Prue, Preconception Health: Awareness, Planning, and
Communication Among a Sample of US Men and Women. Matern Child Health J.
Gaytant, M.A., et al., [Preconception counseling in family practice; a survey of 100 family physicians].
Ned Tijdschr Geneeskd, 1998. 142(21): p. 1206-10.
van Heesch, P.N.A.C.M., et al., Dutch community midwives' views on preconception care. Midwifery,
2006. 22(2): p. 120-4.
de Weerd, S., et al., [Preconception counseling: evaluation of an outpatient clinic at a university
hospital]. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 2001. 145(44): p. 2125-30.