LOAG Suicide, manie en depressie

Foto’s: Truus Groen,
100x100
LOAG
Suicide, manie en depressie
29 oktober 2014
Rob Kok
Psychiater/epidemioloog B
Klinisch Centrum Ouderen
Parnassia Groep, Den Haag
Disclosure belangen spreker
(potentiële) belangenverstrengeling
Geen
Voor bijeenkomst mogelijk relevante
relaties met bedrijven
Geen
 Sponsoring of onderzoeksgeld
 Honorarium of andere (financiële)
vergoeding
 Aandeelhouder
 Andere relatie, namelijk …
Depressie bij ouderen
Handboek ouderenpsychiatrie, 3e druk
de Tijdstroom 2010
vd Mast, Heeren, Kat, Stek, Vandenbulcke, Verhey
Addendum ouderen
(bij multidisciplinaire richtlijn depressie, 2008)
zie www.ggzrichtlijnen.nl
Inhoud
• prevalentie/risicofactoren
• diagnostiek
• behandeling
Vraag
Mythe of niet:
de prevalentie van ‘major depression’ is bij
ouderen hoger dan bij jonger-volwassenen
→
Prevalentie
Bevolkingsstudies : review Beekman, Br J Psychiatry 1999, Copeland
idem
– depressieve klachten :
30 - 35 %
– depressieve syndromen :
10 - 15%
– depressieve stoornis (‘major’) : < 2 %
Veel ouderen hebben dus depressieve klachten doch
geen depressieve stoornis
(borderline depression, minor depression, subthreshold
depression, subclinical depression, e.v.a. namen, zie
Pincus Br J Psychiatry 1999)
Minor depression
2-4 symptomen (i.p.v. minimaal 5 bij MDD) plus significante
beperkingen in functioneren
Psychiatrische diagnostiek is niet gelijk aan symptomen tellen.
Vaak ontwikkeling tot ‘major depression’ (MDD)
Deels zelfde consequenties:
complicaties, gebruik van gezondheidszorg, mortaliteit
Dus niet negeren!
Vasculaire depressie hypothese
• depressie door bepaalde structurele
hersenafwijkingen t.g.v. vaatafwijkingen
• conceptueel veel vraagtekens
• vaker klinisch beeld van psychomotore remming,
initiatiefarmoede, anhedonie, cognitieve
stoornissen en weinig somberheid
• mogelijk slechtere prognose m.b.t. behandeling
zie b.v. Heeren TvP 2000, Baldwin Br J Psychiatry 2002
Risicofactoren
Review Cole, Am J Psychiatry 2003
– rouw
– lichamelijke handicaps
– eerdere depressie
– vrouwelijke geslacht
– slaapstoornissen
Review Bruce, Biol Psychiatry 2002
– negatieve life-events (b.v. verlies partner)
– chronische moeilijkheden
– lichamelijke ziekte / handicap
– trauma op jonge leeftijd (b.v. incest)
– weinig sociale steun
– persoonlijkheid (direkt, mediator)
Somatische medicatie kan
depressies veroorzaken?
Waarschijnlijk vooral ‘minor depressions’ of
depressieve klachten, geen depressieve syndromen
Belangrijkste oorzaken
– ibuprofen, propanolol, nifedepine, captopril, flunarizine
– groepen: niet-selectieve beta-blockers, Ca-antagonisten,
NSAID’s, syst. cortocosteroiden, H2-receptorblockers
proefschrift Ton Dhondt, 2003, Iatrogenic origins of depressions in the elderly, en
ook Int J Geriatr Psychiatry 1995
Luijendijk et al. J Clin Psychopharmacology 2011
Diagnostiek
Verschillen met jonger-volwassenen:
• d.d. met dementie, rouw, levensmoe
• grotere kans op somatische oorzaak
Dus meer onderzoek:
• meetinstrumenten / heteroanamnese
• lichamelijk onderzoek, lab., soms MRI
Meetinstrumenten bij depressies
-1De werkgroep beveelt aan standaard bij oudere patiënten met
een depressie te screenen op cognitieve achteruitgang met de
S-MMSE (Gestandaardiseerde MMSE)
Addendum ouderen, Trimbos instituut 2008
Meetinstrumenten bij depressies
-2Elke oudere die start met behandeling, medicamenteus of
niet-medicamenteus, zou voor het starten en tijdens de
behandeling minimaal elke 3 maanden geëvalueerd moeten
worden
Addendum ouderen, Trimbos instituut 2008
Meetinstrumenten bij depressies
-3Het evalueren van de behandeling, dan wel het bepalen van
de ernst van een depressie kan het beste met de MADRS of
HRSD, bij niet hierin getrainden is de GDS een redelijk
alternatief
Addendum ouderen, Trimbos instituut 2008
Valkuilen diagnostiek
Overdiagnostiek
b.v. DSM items depressie bevatten ook algemene lichamelijke
kenmerken (hoe depressie vaststellen bij terminale kankerpatiënt?),
idem m.b.t. depressie meetschalen zoals HAM-D
Onderdiagnostiek
Teveel begrip geeft “wegverklaren” van de depressie
“logisch dat u depressief bent na een CVA / verlies van uw partner”
The presence of a reason for the
depression is not a good reason to
ignore the presence of the depression
Older persons do not usually mask
depressive symptoms more than younger
persons when the clinician probes for the
presence of a depressed mood
Blazer, depression in later life, 1993
Behandeling
Specifieke aspecten bij ouderen:
•
•
•
•
•
veranderde farmacokinetiek/dynamiek
doseringaanpassingen
eerder bijwerkingen
vaker interacties met somatofarmaca
soms trager optredend effect
Gildengers et al, J Affect Disorders 2002, 177-184
Vraag
Mythe of niet: start low, go slow
→
Dosisaanpassingen bij ouderen
• Individuele verschillen tussen ouderen zijn groter dan
tussen jongeren
• Dus grotere variatie in doseringen nodig, soms zeer laag,
soms net als bij jonger-volwassenen. Dus vuistregel ½ - ⅓
van de dosis bij volwassenen is onjuist. Spiegel!!
• ‘Start low, go slow’≠ evidence based
(start low, then go!!)
Bijwerkingen
• Stop niet te snel vanwege lichamelijke klachten die de patiënt (of u)
aan het middel toeschrijven
• De meeste lichamelijke klachten nemen af tijdens behandeling en zijn
vitale depressiesymptomen (of pre-existente lichamelijke symptomen)
(Miller et al, J Ger Psych Neurol 1991)
• Neem een checklist af met meest voorkomende bijwerkingen voor start
medicatie
• Drop out rate in meta-analyse 37 RCTs; TCA (24.4%) > SSRI (18%)
(Wilson & Mottram 2004)
• Cohortstudie, N > 54.000, 3 klassen antidepressiva: SSRIs meeste
valneiging, hyponatriemie, overige AD meeste mortaliteit, TS,
fracturen, CVA/TIA, epilepsie, TCA nergens de slechtste
(Coupland et al. BMJ 2011)
Snelheid intreden effect
• het effect begint pas na 3-6 weken bij goede dosis
langzaamaan duidelijk te worden, maar soms duurt dit bij
ouderen nog langer
• goed hulpmiddel; meetinstrumenten afnemen in deze
periode (en voor starten met behandeling)
• veel psycho-educatie in deze periode
Vraag
Mythe of niet:
de prognose van behandeling van depressies is bij
ouderen slechter dan bij jonger-volwassenen?
Psychiatrische stoornissen
minder effectief te behandelen?
Vergelijking met “common diseases”:
hypertension, stroke, COPD, heart failure, acute
migraine, ulcerative colitis, Parkinson’s disease,
rheumatoid artritis, infectious diseases, breast
and lung cancer
etc.
Prognose na antidepressiva
Prognose is goed als behandeling dat ook is (“assertive /
aggressive treatment strategies”)
Vele reviews tonen aan dat de effectiviteit van antidepressiva
bij ouderen vast staat en vergelijkbaar is met jongervolwassenen
Mittmann, J Aff Disorders 1997, 191-217; Menting, Int Clin Psychopharmacology 1996, 165-175; McCusker, Ann
Int Medicine 1998, 705-712; Williams, Ann Int Med 2000, 743-756; Katona, J Affect Disorders 2002, 47-52;
Wilson et al, Cochrane Review, Issue 1, 2002; Taylor, Neuropsychopharmacolgy, 2004; Mottram, Cochrane review
2006, Nelson et al., Am J Geriatr Psychiatry 2008, Rajji et al., Drugs Aging 2008, Sneed et al., Am J Geriatr
Psychiatry 2008, Mukai et al., Clin Therapeutics 2009, Tedeschini et al., J Clin Psychiatry 2011 , Kok et al., J
Affect Disorders 2012
Conclusies meta-analyses
antidepressiva
Effectiviteit staat net zo vast als bij jong-volwassenen (uitzondering Tedeschini
2011)
Als er al minder effect is bij ouderen, dan kan dat verklaart worden door
onderbehandeling (Wang et al., 2005) en/of somatische comorbiditeit
(Tedeschini 2011)
Geen aanwijzingen verschil in effectiviteit tussen TCA, SSRI, overige
antidepressiva
Ook bij ernstige depressies geen verschil in effectiviteit aantoonbaar,
doch weinig studies hiernaar
NNT voor response 6,7 (95% BI 4,8-10)
Minder effectief bij somatische
comorbiditeit?
Niet geselecteerd op leeftijd maar op somatische comorbiditeit:
Meta-analyse van RCTs bij depressie met chronische somatische
aandoeningen (CVA, Parkinson, cardiovasculair, COPD, DM, kanker, e.a.) :
63 placebogecontroleerde RCTs geïncludeerd
SSRI
TCA
RR non-response
0,83 (0,71-0,97)
0,55 (0,43-0,70)
RR non-remissie
0,81 (0,73-0,91)
0,70 (0,40-1,25)
RR drop out tgv bijwerkingen
1,80 (1,16-2,78)
2,00 (0,99-3,57)
Beste eerste keus : waarschijnlijk SSRIs
Pharmacological interventions for people with depression and chronic physical health problems; systematic review
and meta-analyses of safety and efficacy. Taylor D, Meader N, Bird V, Pilling S, Creed F, Goldberg D.
Br J Psychiatry 2011;198:179-88
Minder effectief bij somatische
comorbiditeit?
Idem: niet geselecteerd op leeftijd maar op somatische comorbiditeit
Meta-analyse van RCTs bij depressie met somatische aandoeningen
(CVA, Parkinson, cardiovasculair, COPD, DM, kanker, e.a.) : 51
placebogecontroleerde RCTs geincludeerd
OR op response : 2.33 (95% BI 1,80-3,00), NNT=6
Effect geldt voor SSRIs (OR 1,9) en TCAs (OR 3,9)
Echter ook aanwijzingen voor pubicatiebias
Rayner at al., Antidepressants for depression in physically ill people, Cochrane review, 2010
Conclusie leeftijd, somatische
comorbiditeit en effectiviteit
Als er al een leeftijdseffect is bij antidepressiva, dan is dit waarschijnlijk
secundair aan onderbehandeling en somatische comorbiditeit
NNT bij somatische comorbiditeit ongeacht leeftijd (= 6, Rayner 2012)
verschilt niet van die bij ouderen ongeacht somatische comorbiditeit (=
6,7 Kok 2012)
Invloed op effectiviteit van antidepressiva is mogelijk geringer dan i.h.a.
word aangenomen
ECT wordt effectiever als je ouder wordt!
Effectiviteit van antidepressiva
bij volwassenen
Verschil met placebo is afhankelijk van
ernst van de depressie!
Kirsch, PLOS 2008
Welk antidepressivum als
voorkeursmiddel?
Als eerstekeusmiddel raden wij een SSRI aan met hetzelfde
doseringsschema als bij jonger-volwassenen. Alleen bij
somatisch zieken en bij dementiepatiënten valt een lagere
startdosis te overwegen.
Addendum ouderen, Trimbos instituut 2008
Wanneer geen SSRI / modern
antidepressivum
Bij ernstige, psychotische of in de GGZ opgenomen ouderen
en bij non-respons op een eerstekeusmiddel is nortriptyline
geïndiceerd, waarbij met een lagere dosering als bij
volwassenen wordt gestart maar wel snel wordt
opgehoogd. Een spiegelbepaling zou standaard moeten
plaatsvinden bij de subgroepen waar een TCA is
geïndiceerd en zeker bij nonresponse.
Addendum ouderen, Trimbos instituut 2008
Richtlijn behandeling
• stap 1: SSRI of andere non-TCA
• stap 2: TCA met spiegelcontrole
Daarna: alleen hierin ervaren psychiaters!
• stap 3 : lithiumadditie
• stap 4 : irreversibele MAO-remmer (overslaan?)
• stap 5 : ECT (op indicatie -veel- eerder)
overige opties (T3, combinatie antidepressiva, psychostimulantia,
buspirone, carbamazepine / valproaat, oestogenen, pindolol, e a.):
slechts casereports en open studies!
Antidepressiva: praktisch
SSRI
•
•
•
•
enige voorkeur voor (es)citalopram en sertraline: minder interacties
i.h.a. geen dosisaanpassing nodig
soms: interacties, hyponatriaemie (tevoren Na bepalen)
geen absolute contra-indicaties
TCA
• duidelijke voorkeur voor nortriptyline, wel lager doseren. Start 10
of 25 mg, opbouwen elke 2-4 dagen met 10-25 mg, tenzij ernstige
bijwerkingen
• altijd spiegel bepalen (bij 50-75 mg)
• tevoren ECG bepalen. Absolute contra-indicatie; MI ≤ 3 mnd.,
overleg bij twijfel met cardioloog en opnieuw ECG
• let op cardiale bijwerkingen (kinidineachtig, o.a. QT↑),
orthostatische hypotensie
Niet alleen pillen!
Psychosociale aspecten
behandeling depressie
• geef veel voorlichting over depressie (folder, boek)
• idem over antidepressiva; bijwerkingen, uitblijven van
verbetering in 1e maand
• vraag actief naar bijwerkingen en compliance
• optimaliseer de somatiek en/of beperk de gevolgen (bril /
gehoorapparaat, rollator, etc.)
• non-specifieke factoren: bied hoop, steun, werk
gestructuureerd, empathie (kwaliteit relatie!), bejegening,
motivatie
Overige interventies
Vele reviews tonen aan dat psychotherapie even effectief is
als antidepressiva, en mogelijk de voorkeur verdienen bij
lichte-matig ernstige depressies.
Bewegingstherapie (1 review met 13 RCT’s) is effectief bij
ouderen (Sjösten e.a. 2006)
Eindresultaat
Bipolaire stoornissen
•
•
•
•
Bipolaire 1 stoornis
Bipolaire 2 stoornis
Cyclothyme stoornis
Bipolaire stoornis NAO
• Stemmingsstoornis door een somatische
aandoening of een (genees-) middel
Bipolaire stoornissen bij ouderen
• Lagere prevalentie bij ouderen, maar lateonset (>50e) is niet uitzonderlijk
• Geen aparte richtlijnen, amper of geen
RCTs, geen aparte meetinstrumenten
Diagnostiek bipolaire stoornissen
bij ouderen
• Symptomen ± als bij jong-volwassenen
(minder euforie?)
• Denk dan aan secundaire manie (m.n.
neurologisch, endocrien, medicatie)
• Cavé overdiagnostiek bij drukke,
geagiteerde beelden (m.n. delier, dementie,
psychotische depressie, schizofrenie)
Behandeling
• Geen principiële verschillen met jongervolwassenen
• Dus: lithium e.a. stemmingsstabilisatoren,
antipsychotica, psychosociale interventies,
etc.
Wat is de rol van de klinisch geriater hierbij?
medicatie
• Start low, go slow but go all the way ?
• Spiegels zoals bij jong-volwassenen
(lithium ook laag normaal, 0.4-0.6 ??)
• Vaker interacties met somatische medicatie
• Let op somatische gevolgen van m.n.
lithium (nierfunctie)
lithium
• Langere halfwaardetijd (tot 36-48 uur)
• Steady state dan pas na 10 dagen
• Start 200-400 mg, verhogen elke 4-7 dagen
met 200 mg naar 600-800 mg
• Snellere intoxicaties bij uitdroging en
somatische ziekten
Zie b.v. Dols e.a., Tijdschift voor Psychiatrie 2012
Suïcidaliteit
Prevalentie
• Suïcidale ideatie : 0.7 – 17 %
• Suïcide : sterke toename bij ouderen
– mannen > 75 jaar 55.7/100.000
– vrouwen > 75 jaar 18.8/100.000
O’Connell et al, BMJ 2004
• In Nederland ongeveer 1600 suïcides/jaar
Ongeveer 25% betreft 60+
• Suïcidepogingen: 94.000 (op SEH 15.000)
Depressiviteit en suïcidaliteit is – ook bij
ouderen- geen normale reactie op
veranderde lichamelijk en psychosociale
omstandigheden
Suïcide bij ouderen vaker weloverwogen
balanssuïcide?? / levensmoeheid??
van Heeringen, Handboek ouderenpsychiatrie 2010
Risicofactoren voor suïcide
Altijd een gevolg van een samenloop van omstandigheden, er is
nooit één oorzaak
• mannelijk geslacht
• oudere leeftijd
• psychiatrische stoornis (depressie, schizofrenie/psychose, alcoholdrugsverslavingen, persoonlijkheidsproblematiek, dementie); 71-97%!
• recente verlieservaringen (rouw) e.a. life-events, interpersoonlijke conflicten
• eenzaamheid / beperkte sociale steun
• pijn, (vele) lichamelijke problemen of ziekten
• eerdere suïcidepogingen
• suïcidaliteit in familie
Beschermend; gehuwd, religie, levenssatisfactie, sociale steun,
goede coping (zie o.a. O’Connell et al, BMJ 2004)
Stress-kwetsbaarheid model
Uit: MDR Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag
Schema voor diagnostiek
Uit: MDR Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag
Inschatting suïcidaliteit
•
•
•
•
•
•
inventarisatie stress- en kwetsbaarheidsfactoren
diagnostiek m.b.t. psychiatrische stoornis
kontakt, kontakt, kontakt !!!!!!!
inschatting gevaarscriteria (IBS)
meetinstrumenten: onvoldoende sensitief en specifiek
non-suïcide afspraken = zinloos
→
Wie moet en kan wat?
• Herkennen van suïcidaal gedrag en uitvoeren van een
oriënterend onderzoek behoort tot de basisvaardigheden
van alle artsen, verpleegkundigen en psychotherapeuten in
de gezondheidszorg
• Het onderzoek naar etiologie en pathogenese van het
suïcidale gedrag en de indicatiestelling voor behandeling
zijn specialistische vaardigheden die worden uitgevoerd
door een deskundige die daartoe bevoegd en bekwaam is
Uit: MDR Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag
Behandeling
Eerste interventies: wat moet er nu gebeuren, hoe, waar?
contact maken, veiligheid bevorderen, verhelderen oorzaken,
beïnvloeding aanleidingen, beschermende factoren versterken,
indicatiestelling setting, continuïteit van zorg regelen
Langetermijn behandeling
• behandeling psychiatrische stoornis
– behandeling depressie
• aangetoond: antidepressiva, lithium, ECT
• meerdere RCTs, bij ouderen zie b.v. PROSPECT
– behandeling psychose (m.n. clozapine)
– behandeling persoonlijkheidsstoornissen : psychotherapie
• behandeling stress- en kwetsbaarheidsfactoren
Uit: MDR Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag
Meta-analyse Stone (BMJ 2009)
Preventie
•
•
•
•
•
publieksvoorlichting: erover praten (?)
m.n. goede depressie- of psychosebehandeling
bevordering sociale kontakten (b.v. telefooncirkel)
beperking beschikbaarheid suïcidemiddelen
screening door huisartsen, thuiszorg, verzorgings/verpleeghuispersoneel
• systematische beoordelingen in de GGZ (?)
Conclusie
• Oorzakelijke factoren zijn grotendeels bekend, maar
komen zo veel voor dat de specificiteit van predictie gering
is
• Diverse behandelopties zijn effectief gebleken in
wetenschappelijk onderzoek, behandeling van depressie is
de belangrijkste interventie