de onderlinge

NIEUWS
de onderlinge
JAARGANG
24
NUMMER
4
JUL/AUG/SEPT 2014
UITGAVE VAN DE FEDERATIE VAN ONDERLINGE VERZEKERING­M AATSCHAPPIJEN IN NEDERLAND
BRIEF
ONDERWERPEN
PAG 3
FOV ONTMOET DNB
BESPREKING MET
COMMISSIE
VERZEKERAARS
PAG 4 - 6
BIJEENKOMSTEN EN
CURSUSSEN
PAG 7
AANDACHT VOOR BOARD
EVALUATIES
PAG 9
10 MISVERSTANDEN
OVER TOETSING
PAG 10
MARKTAANDEEL
EUROPESE ONDERLINGEN
BLIJFT GROEIEN
MANIFEST ROEPT OP OM
ONDERLINGE
VERZEKERAARS TE
FACILITEREN
PAG 13 en 16
FISCALITEIT EN TOEZICHT
GROEIEN NAAR ELKAAR
TOE
PAG 14 - 15
RIJN EN AAR HEEFT
ZELFSTANDIGHEID HOOG
IN HET VAANDEL
Kifid schrapt onnodige dubbelslag
Per 1 oktober 2014 is de wijze van klachtbehandeling door het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) veranderd. Klachten die door de
juristen van het Kifid als ongegrond worden beschouwd, worden uitgefilterd en meteen door de
Geschillencommissie afgedaan. Die geeft er een
oordeel over, waarbij de consument vooraf weet of
het oordeel in zijn zaak al dan niet bindend is. De
Financiële Ombudsman gaat zich uitsluitend op
de bemiddeling bij gegronde klachten toeleggen.
Kansrijke klachten kunnen zo alle aandacht krijgen.
Een gesprek over de klachtbehandeling door het
Kifid en over de aard van de klachten met mr. A.C.
Monster, de Financiële Ombudsman.
In de oude situatie beoordeelde de Financiële Ombudsman of een klacht enige grond had. In heel veel
gevallen pakte deze beoordeling (op grond van de
polisvoorwaarden) negatief voor de klager uit. Het
oordeel van de Financiële Ombudsman is echter
niet bindend. Het stond de klager vrij om zijn klacht
vervolgens aan de Geschillencommissie voor te
leggen en in veel gevallen gebeurde dat ook. In verreweg de meeste gevallen kwam de Geschillencommissie dan tot het oordeel dat de klacht inderdaad
niet gegrond was. In de nieuwe situatie is deze overbodige dubbelslag eruit gehaald. Is een klacht ongegrond, dan krijgt de klager dit nu van de Geschil-
lencommissie te horen. Klagers kunnen in zaken
met een groot belang (van meer dan 25.000 euro)
hun klacht aan de Commissie van Beroep voorleggen. Ook staat hun in alle gevallen de weg naar de
overheidsrechter open.
Intensivering
Nol Monster licht toe: “Bij het Kifid werken vijfentwintig juristen die de binnengekomen zaken
behandelen en de conceptbeslissingen schrijven,
maar ik lees die uiteraard allemaal voordat ik ze
onderteken. Doordat de ongegronde klachten nu
meteen naar de Geschillencommissie worden doorgestuurd, gaan ze niet meer mee in de grote stroom
die mij dagelijks passeert. Dat bespaart mij natuurlijk heel veel tijd.” Al sinds een aantal jaren ontvangt het Kifid zo’n vijf- à zeshonderd klachten per
maand. Dit aantal zou mogelijk veel groter zijn geweest als de Wet financieel toezicht in 2007 financiële dienstverleners niet had verplicht een interne
klachtbehandeling op te zetten, naast de aansluiting bij het Kifid als erkend klachteninstituut. Van
de tien- of soms wel honderdduizenden klachten
die de grootste banken en verzekeraars jaarlijks
ontvangen, komen er uiteindelijk maar enkele honderden op de burelen van het Kifid terecht. Daarvan
worden de meeste klachten schriftelijk behandeld
en slechts een klein aantal mondeling.
2
De Financiële Ombudsman belegt daarvoor gemiddeld twee of drie zittingen per
week. “Ik neem de zaken in behandeling waarin naar mijn mening iets verkeerd
is gelopen, waarvoor ik de financiële dienstverlener medeverantwoordelijk acht.
En als daar schade uit is voortgevloeid, moet hij zijn portemonnee trekken. De
vraag is dan hoe je die schade begroot. Doorgaans wil de consument veel meer
vergoeding krijgen dan de bank of de verzekeraar bereid is te betalen. Dat blijft
een lastig veld. Het is een prima functie van de Ombudsman om, alles gehoord
hebbende, een bedrag voor een schikking voor te stellen. Als partijen daar dan de
redelijkheid van inzien, kan de zaak worden afgedaan. Dit gebeurde altijd al veelvuldig, maar in de nieuwe aanpak proberen we dat nog verder te intensiveren.”
Financiële schandalen
Wat de aard van de klachten betreft, heeft het Kifid nog steeds te maken met
de grote financiële schandalen in de afgelopen decennia, met name de effectenlease- en de woekerpolisaffaires. In beide zaken zijn destijds collectieve oplossingen voorgesteld, de Duisenbergregeling voor gedupeerden van effectenlease
en de Wabekenorm voor houders van een woekerpolis. Wel waren in het laatste
geval alleen de financiële dienstverleners hieraan gebonden, de consumenten
NOL MONSTER
niet. Daarom komen bij het Kifid nog steeds nieuwe klachten over deze zaken
binnen, ook al doordat consumenten die zich nooit voor de kwesties hebben
daar pas jaren later achter en klagen dan over hun
geïnteresseerd – bijvoorbeeld omdat de einddatum van hun polis nog ver weg
adviseur dat die eerder had moeten vertellen dat er
lag – inmiddels tot andere inzichten zijn gekomen. In het algemeen spelen in de
woekerpolisaffaire drie elementen die tot klachten leiden: het beleggingsverlies, een nieuw product op de markt was. Zo’n adviseur
de hoogte van de overlijdensrisicopremie en de kostenbelading. Vooral ook voor antwoordt dan dat hij zijn klanten niet elke keer
het hele productenaanbod kan gaan doorbellen
dit laatste aspect heeft Nol Monster maar één kwalificatie: schandalig. Hij zegt:
en dat kan ik me ook wel weer voorstellen. Ik vind
“Al in het eerste jaarverslag van – toen nog – de Ombudsman Levensverzekering
het ook een taak van de consument zelf om zich
is aangegeven dat de kostenbelading van een levensverzekering volstrekt niet
wat dat betreft op de hoogte te houden.” Blijvend
transparant is. Sindsdien is dit onderwerp in ieder jaarverslag teruggekeerd. Ook
half in de jaren negentig heeft mijn voorganger nog eens bij herhaling aangege- ­problematisch in de schadehoek zijn de betalingsven dat het zo echt niet kon. Met name die hardnekkig voortdurende kostenver- beschermingsverzekeringen (arbeidsongeschiktsluiering maakt dat je bijna kunt zeggen dat verzekeraars alle ellende over zich- heids- en werkloosheidsverzekeringen), die bijvoorbeeld zonder dat de consument het weet met
zelf hebben afgeroepen.” Monster is dan ook erg blij met het provisieverbod bij de
verkoop van complexe producten. “Geweldig!”, zegt hij. “Toen ik Financiële Om- een financiering of een lening worden meegeleverd.
­ anier van
budsman werd, heb ik me over dat voor buitenstaanders onzichtbare betalings- “Eerlijke voorlichting, een transparante m
verkeer zeer verbaasd. Natuurlijk hadden we kunnen begrijpen dat zo’n tussen- verkopen, daar staat of valt in de financiële wereld
persoon ook moet worden betaald, maar zo was het verdienmodel nu eenmaal. alles mee”, zegt Nol Monster.
Overigens gaat de nieuwe manier van werken natuurlijk ook niet altijd zoals het
Intern afvangen
moet. Wie vierduizend euro voor een hypotheekadvies moet betalen, waarvoor
Volgens de Financiële Ombudsman zijn de onderalleen maar een paar telefoontjes nodig zijn geweest, heeft daar op z’n zachtst
lingen geen maatschappijen waarover dagelijks gegezegd een aantal vraagtekens bij.”
gronde klachten binnenkomen. Hij kan echter niet
goed beoordelen hoe dat komt, omdat hij geen zicht
Over onderlingen komen niet dagelijks
heeft op de wijze waarop onderlingen met hun klangegronde klachten binnen
ten omgaan. Hij zegt: “Mogelijk wordt er intern veel
Schadeverzekeringen
afgevangen. Het kan best zijn dat kleinere verzekeDe problemen met schadeverzekeringen zijn over het algemeen van een ande- raars gemakkelijker een regeling voor hun cliënten
re aard dan die met levensverzekeringen. Klachten over schadeverzekeringen
treffen. Mogelijk besteden ze ook veel aandacht aan
hebben bijvoorbeeld betrekking op de strikte toepassing van de polisvoorwaar- klachten, waardoor de consument niet verder komt
den. Met name op het gebied van reisverzekeringen doen dergelijke klachten
dan de interne klachtenprocedure. In het algemeen
zich nogal eens voor. “Maar het strikt handhaven van de voorwaarden mag op
is het belangrijk dat maatschappijen een goede
zichzelf”, zegt Monster. “Als je de voorwaarden niet toepast, kun je je geld gaan
klachtenprocedure hebben, waarin echt open naar
weggeven. Het zijn de beroemde discussies over de kleine lettertjes, maar dat
een klacht wordt gekeken en niet alleen met het
zijn nu eenmaal de voorwaarden waaronder de overeenkomst is aangegaan. gevoel van ‘daar heb je weer zo’n klager’. Komen er
Het is niet anders.” Veel andere klachten over schadeverzekeringen hebben be- dan alsnog mensen naar het Kifid, dan kom ik veelal
trekking op het niet nakomen door de adviseur van zijn zorgplicht. Monster: “Als
tot dezelfde conclusie als de maatschappij die zo’n
een adviseur weet dat er iets in de persoonlijke omstandigheden van zijn cliënt
klacht goed heeft beoordeeld. Verzekeraars komen
is veranderd, moet er bij hem een lichtje gaan branden als zijn cliënt er zelf niet
niet graag bij ons om te horen dat ze het verkeerd
aan heeft gedacht dat het verzekeringstechnische consequenties heeft. Las- hebben gedaan. Als de consument een gegronde
tig is ook als een aanbieder een nieuw product heeft ontwikkeld dat duidelijk
klacht heeft, lossen zij die liever intern op.”
beter en bovendien goedkoper is dan het oude product. Soms komen mensen
de Onderlinge | juli/aug/sept 2014
Activiteiten FOV
3
FOV ONTMOET DNB
In de achterliggende periode heeft de FOV periodiek overleg met DNB gehad.
Hierbij kwam een aantal onderwerpen aan de orde:
Samenstelling RvC’s NV-verzekeraar en bovenliggende coöperatie
Uitgangspunt van DNB is dat de samenstelling van de RvC’s bij een
­NV-verzekeraar voor ten minste 50% moet afwijken van die van een bovenliggende coöperatie. Een aantal verzekeraars ervaart dit als bezwaarlijk en heeft
via de FOV gevraagd of deze eis kan worden aangepast. Het antwoord op deze
vraag zal volgen op een interne evaluatie bij DNB. Vooralsnog is de huidige eis
leidend en kan er niet op een eventuele wijziging vooruit worden gelopen.
Governancemodellen
De FOV heeft de indruk dat DNB kritischer lijkt te worden op het governance­
model van onderlingen met een enkele directeur, al dan niet bijgestaan door
een managementteam en een bestuur. Ten aanzien van dit onderwerp verklaarde DNB dat er geen voorkeur bestaat zolang er maar een duidelijk onderscheid
is tussen dagelijks bestuur en intern toezicht. Dit moet goed gedocumenteerd
zijn en de praktijk moet hier naadloos op aansluiten.
DISCUSSIEBIJEENKOMST OVER
VERDIENMODELLEN
Het Postillion Hotel in Bunnik vormde onlangs het
decor voor een discussiebijeenkomst over alter­
natieve verdienmodellen, een belangwekkend
­onderwerp nu er een provisieverbod voor impactvolle producten geldt en een overslag naar schade­
producten weliswaar niet direct aannemelijk is maar
tegelijkertijd niet valt uit te sluiten. Een dagdeel
lang discussieerden een groep van 10 geïnteresseerden over onderwerpen als de wettelijke ­kaders
voor verdienmodellen, m
­ arktontwikkelingen, praktijkoplossingen en toekomstverwachtingen. Met
een dosis extra kennis en inzicht waren de deelnemers voorbereid om nadere gedachtewisselingen in
het eigen bedrijf in gang te zetten.
Procedure bij werving beleidsbepalers
Is bij het aantrekken van beleidsbepalers vereist dat er een ‘openbare aanbesteding’ plaatsvindt? DNB hierover: Het is aan de verzekeraar om te bepalen
hoe en waar nieuwe beleidsbepalers worden geworven. Een aanbesteding is
niet verplicht, al adviseert DNB ook breder te kijken dan de eigen kring als daarbinnen geen of onvoldoende kandidaten kunnen worden gevonden.
Toetsingspraktijk
In een aantal gevallen is de uitkomst van een toetsingsprocedure verrassend,
voor de kandidaat in kwestie, voor de voordragende maatschappij en voor
­begeleidende adviseurs. DNB benadrukt dat een toetsingsoordeel op basis van
een beoordeling van uiteenlopende elementen tot stand komt. Daarbij zijn de
motivatie van de instelling voor een bepaalde kandidaat, de toelichting en uitleg van de persoon zelf alsmede zijn/haar motivatie over waarom zaken zijn
zoals ze zijn, van doorslaggevend belang. DNB handelt waar nodig en mogelijk
proportioneel, echter met inachtneming van een bepaald minimum.
Interne audit wordt in
het komende najaar uitgevraagd
Tweede toetsingsgesprek
DNB neemt de suggestie van de FOV niet over om standaard de mogelijkheid
van een herkansend gesprek in te voeren. In een aantal gevallen vindt er wel
een tweede gesprek plaats. Per casus wordt bekeken of het vervolggesprek
door andere DNB-medewerkers moet worden gevoerd. Soms is het efficiënter
om het tweede gesprek met dezelfde personen te voeren (bijvoorbeeld bij een
kennishiaat) en soms is het beter dit gesprek door anderen te laten voeren.
Accenten DNB
Voor de komende periode ligt het accent van DNB op de voorbereidingen voor
Solvency II en Solvency II Basic, waarbij de nadere uitwerking en toets op voortgang in de voorbereidingen door verzekeraars met een aantal thematische
onderzoeken wordt gevolgd. Voor kleine en middelgrote verzekeraars gaat het
daarbij vooral over de sleutelfuncties en de ERB/ORSA. Daarnaast zal in het
komende najaar het thema Interne audit gaan lopen, specifiek gericht op de
kleine en middelgrote verzekeraars. Dit betreft óók de Basic-verzekeraars.
BESPREKING MET
COMMISSIE VERZEKERAARS
Deze Tweede Kamer heeft een commissie ingesteld
om advies uit te brengen over de toekomst van de
Nederlandse verzekeringsbranche. Als representatieve organisatie is de FOV gevraagd haar mening te
geven over een aantal door de commissie aangegeven onderwerpen. Een gesprek hierover vond plaats
op 16 september. Tijdens dat gesprek overhandigde
de FOV een notitie met een aantal randvoorwaarden
voor een succesvolle en betekenisvolle toekomst van
de Nederlandse verzekeringssector. Deze werden
als de volgende aanbevelingen g
­ epresenteerd:
•
•
•
•
•
•
•
Oplossen van de woekerpolisaffaire
Herstel van vertrouwen
Centraal stellen van het klantbelang
Tegengaan van de regelreflex
Maatvoering in regelgeving en toezicht
Toepassing van het proportionaliteitsbeginsel
Redelijke en transparante toetredingseisen
De volledige tekst van de notitie is te vinden op de website van de FOV. Tegen het einde van het jaar zal de
commissie verslag aan de Tweede Kamer uitbrengen.
4
FINANCIËLE SECTOR PLEIT VOOR
MEER INSPRAAK TOEZICHTBEGROTING
DNB EN AFM
Met een collectieve brief aan de Vaste Kamercommissie voor Financiën van de Tweede Kamer hebben
zeven brancheorganisaties in de financiële sector
- waaronder de FOV - erop aangedrongen het parlement meer inspraak te geven bij de totstandkoming
van de toezichtbegroting van DNB en AFM.
Naar inzicht van de brancheorganisaties ontbreekt
het op dit moment aan voldoende tegenwicht in de
besluitvorming over de toezichtbegroting. Dat tegenwicht wordt nog geringer nu de overheidsbijdrage van
€ 40 miljoen komt te vervallen en er vanuit de overheid geen prikkel meer is om kosten beheersbaar
te houden. Deze zijn in een tijdsbestek van 14 jaar
verdrievoudigd. Een verdere stijging is niet wenselijk. De brancheorganisaties pleiten voor een betere
controle en verantwoording van de toezichtbegroting.
In dat kader wordt opgeroepen tot invoering van een
uitgaven­plafond, een toets door de Algemene Rekenkamer op doelmatigheid, meer bevoegdheden van
adviserende panels met vertegenwoordigers uit de
sector en een jaarlijkse bespreking van de begroting
door de Vaste Kamercommissie van Financiën, gevolgd door een goedkeuring door de Tweede Kamer.
UITWISSELINGSBIJEENKOMST ORSA/ERB
Maatschappijen die in het kader van de voorbereiding op Solvency II een ORSA hebben uitgevoerd,
hebben daar een individuele terugkoppeling van
DNB op ontvangen. Zij dienen nu per ultimo 2014
een Eigen Risico Beoordeling (ERB) bij DNB in te
dienen. Het format hiervoor is vrij maar het ligt voor
de hand om de eerdere ORSA-oefening als basis te
nemen. Op verzoek van een aantal leden heeft op
22 september een bijeenkomst plaatsgevonden
waar 7 maatschappijen hun ervaringen en inzichten deelden. Daarmee werd hun individuele ORSAdanwel ERB-proces verrijkt.
CONTROLE OP SANCTIECONTROLELIJST
In het kader van fraudebestrijding is iedere verzekeraar verplicht om het klantenbestand (bij nieuwe
maar ook bestaande relaties) met een adequate
periodiciteit te vergelijken met de internationale
Sanctielijsten (CDD). De FOV heeft een service in
het leven geroepen waarmee maatschappijen hun
klantenbestand kunnen laten controleren met de
Sanctielijsten door Krammer, tegen een vergoeding
van € 125 inclusief BTW per bestand. Deze service
loopt eerst tot 31 december 2014.
BIJEENKOMST ‘COMPLIANCE VOOR DE COMPLIANCE OFFICER’
De FOV organiseerde op 1 oktober 2014 een bijeenkomst voor compliance officers.
Tijdens deze bijeenkomst werd gesproken over de implementatie van Solvency II
en de positie van de compliance officer in dit proces. Een ander onderwerp betrof
de impact op het werk van de compliance officer door de dubbele hoedanigheid die
een aantal verzekeraars hebben die tevens tussenpersoon zijn. Privacy, sanctiemaatregelen in het kader van de Sanctiewet, verscherpt toezicht van DNB, fraudebeleid en interne escalatie waren andere onderwerpen die aan de orde kwamen.
PENSIOENCURSUSSEN
In samenwerking met Centraal Beheer Achmea biedt de FOV op 2 en 9 oktober
2014 een pensioencursus aan. De inhoud is van belang voor iedereen die beroepshalve, maar ook privé, te maken heeft met pensioenen. De cursus is gericht
op intensieve kennisoverdracht en verbreedt elementaire kennis en inzicht op
het gebied van pensioenproblematiek, pensioenvormen en financieringsmethoden. De cursus is geschikt voor medewerkers, OR-leden, leidinggevenden, bestuurders en toezichthouders. Aan de orde komen:
• De belangrijkste pensioenbegrippen
•Pensioenvormen
• De inhoud van het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst
•Financieringsmethoden
• Opbouw van een pensioen
• De relatie tussen pensioenregelingen en loonbelasting
De kosten voor deelname bedragen € 115 per persoon. De cursus duurt een dagdeel en wordt gegeven in het Postillion Hotel te Bunnik. Opgave is mogelijk bij het
FOV-bureau.
THEMABIJEENKOMST RVB EN RVC
Een goede wisselwerking tussen de Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen is essentieel voor het functioneren van deze organen en essentieel voor
het functioneren van de gehele organisatie. Wat is een goede wisselwerking tussen beide raden? Wat maakt de wisselwerking effectief en wat zijn belangrijke
aspecten die een RvB of RvC tot een goed functionerend orgaan maken? Deze
vragen komen aan de orde tijdens een interactieve bijeenkomst over dit thema op
9 oktober van 13.30 tot 16.30 uur in het Postillion te Bunnik.
Andere onderwerpen zijn de afbakening van de rollen van beide organen, board­
room dynamics, leiderschap, besluitvorming en het samenspel tussen toezichthouders en bestuurders. De bijeenkomst staat open voor RvB-leden en commissarissen, en wordt georganiseerd in samenwerking met Diemen & Van Gestel,
een vooraanstaand adviesbureau op het gebied van werving, selectie en organisatieontwikkeling in - onder andere - de financiële en zakelijke dienstverlening.
Het bureau heeft jarenlange ervaring in het samenstellen en begeleiden van
­Raden van Bestuur en Raden van Commissarissen. De deelnameprijs bedraagt
€ 285 per persoon. Opgave is mogelijk bij het FOV-bureau.
de Onderlinge | juli/aug/sept 2014
5
WFT-CURSUS TOEKOMSTGERICHT VERZEKEREN
PE-vervolgprogramma 2014-2015 voor commissarissen, bestuurders en/of
­directeuren van leden van de FOV
De Wft-gerelateerde cursussen voor beleidsbepalers zijn in het voorjaar van
2011 van start gegaan met het programma Basis Wft en Transitie. Deze cursus
is succesvol vervolgd met de programma’s Klantbelang centraal, wetgevingsontwikkelingen en Strategie en goed bestuur.
De cursusleiders Rob Schotsman en Kees Dullemond hebben wederom een
groot aantal deelnemers inzicht geboden op het terrein van de Wet op het
­financieel toezicht, strategiebepaling en klantbelang. Uit evaluaties blijkt dat
de programma’s, die ook incompany zijn gegeven, opnieuw hoog zijn gewaardeerd met een gemiddeld rapportcijfer 8.
In het kader van de permanente educatie (richtlijn Governance Principes Verzekeraars) zal de FOV vanaf november 2014 in een vervolgprogramma voorzien. In
het PE-programma 2014-2015 met de titel: Toekomstgericht verzekeren, vervolgen de cursusleiders samen met de deelnemers de eerder ingeslagen weg en
krijgen de deelnemers een verbreding en verdieping die nodig zijn om ervoor te
zorgen dat het strategisch plan en beleid van een onderlinge verzekeraar:
ROB SCHOTSMAN
KEES DULLEMOND
Docenten
dr. Rob Schotsman (NIBE-SVV)
drs. Kees Dullemond (KD-advies)
• Resultaten opleveren;
• Toekomstbestendig zijn en
•Gedragen worden door alle stakeholders waaronder DNB en AFM.
Inhoud
Voorbeelden van thema’s die zowel vanuit de praktijkgerichte en ondernemingskant als vanuit de juridische en wettelijke kant worden behandeld, zijn:
• Economische principes voor de perfecte markt
•De ontwikkeling van online verkoop van verzekeringen
•De gevolgen van de positie van de klant, het intermediair en de verzekeraar
in een veranderende markt
• Strategie en Wft
•De visie van DNB op strategie en beheerste bedrijfsvoering
• AFM klantbelang versus DNB klant centraal
• Nieuwe business modellen
•Bedieningsconcepten
• Advies versus execution only.
Ook dit programma voldoet aan zowel de nieuwe wettelijke geschiktheidsnorm
als de Beleidsregel geschiktheid 2012 en staat onder auspiciën van de FOV. Het
programma biedt een kader, een vertrekpunt en een grote hoeveelheid toegepaste kennis waarover alle bestuurders, directeuren, commissarissen en interne
toezichthouders dienen te beschikken en waarop kan worden voortgebouwd met
specifieke kennis afhankelijk van de aandachtsgebieden van een beleidsbepaler.
NIBE-SVV certificaat
Aanwezigheid tijdens de bijeenkomst en actieve participatie vormen de uitgangspunten van dit PE Wft toepassingsprogramma. Wanneer een deelnemer
aanwezig is tijdens de bijeenkomst en actief participeert ontvangt hij of zij het
NIBE-SVV certificaat ‘PE-vervolgprogramma 2014-2015 voor commissarissen,
raadsleden, bestuurders en/of directeuren van de leden van de Federatie van
Onderlinge Verzekeringmaatschappijen in Nederland (FOV)’.
Kosten
De kosten voor deelname bedragen € 595 per persoon.
Opgave is mogelijk bij het FOV-bureau.
REGIONALE NAJAARSBIJEENKOMSTEN
De laatste struikelblokken bij de toetsing van
beleidsbepalers, het afnemen van assessments
in het kader van toetsing, en het meer algemene onderwerp governance, zijn de drie centrale
onderwerpen van de regionale najaarsbijeen­
komsten 2014.
Dit jaar organiseert de FOV op 17 november
­(Havixhorst te De Schiphorst) en op 1 december
2014 (Oud London te Zeist) de traditionele regio­nale
najaars­­bijeenkomsten. Evelien Vlastuin van DNB
bespreekt de laatste struikelblokken uit de toetsingspraktijk. Willem Hein van Beljon + Westerterp
gaat in op het afnemen van assessments ter voorbereiding op de toetsing door DNB. Hij zal tevens de
werving en selectie van bestuurders en commissarissen belichten. Hans Hoek geeft een verhandeling
over governance en het afnemende grensnut van
steeds meer regelgeving op dit gebied.
De ontvangst is om 16.00 uur. Van 16.30 tot 18.30
uur zullen de sprekers het inhoudelijke deel presenteren. Daarna vindt er tot circa 20.30 uur een
gezamenlijk diner plaats.
Deelname aan de themapresentaties is gratis.
Bij deelname aan het diner wordt een tegemoet­
koming in de kosten van € 55 per persoon b
­ erekend.
Aanmelding is mogelijk bij het FOV-bureau.
Actualiteiten | Bij de leden
6
PREVENTIEDAG 2014 IN TEKEN VAN
BRAND
TVM ROEPT POLITIEK OP OM LADINGDIEFSTALLEN
AAN TE PAKKEN
Al gedurende tal van jaren is de Preventiedag de
bijeenkomst die het hoogste aantal belangstel­
lenden voor een FOV-treffen laat noteren. Met dit
gegeven in het achterhoofd heeft de Technische
Commissie Schadepreventie zich ingespannen om
opnieuw een aantrekkelijk programma samen te
stellen. Onder de titel ‘Help, brand: wat nu?’ worden
op 12 november, in de Ernst Sillem Hoeve te Den Dolder, diverse oorzaken van brand belicht, praktische
inspectie-aandachtspunten benoemd en mogelijke
preventiemaatregelen besproken. Het programma
staat onder leiding van Bert Veurink, voorzitter van
de Technische Commissie Schadepreventie. Als
sprekers treden op:
In het laatst verschenen kwartaalblad TVM Actueel deed bestuursvoorzitter
Arjan Bos van TVM een oproep aan minister Opstelten van Openbare Orde en
Veiligheid en de hoogste bazen van de Nationale politie om het verschijnsel
­ladingdiefstallen daadwerkelijk aan te pakken. In het eerste kwartaal van 2014
werden 59 incidenten gemeld, een stijging van 28% vergeleken met het eerste
kwartaal van 2013. Met een gemiddeld schadebedrag van € 211.000 kwam de
totale schade uit op € 12.500.000 oftewel € 416.000 per maand. “Ladingdiefstal
is in alle opzichten schadelijk voor de Nederlandse vervoerssector en het imago
van Nederland Distributieland”, aldus Bos. “Ondanks vele convenanten, veel goede bedoelingen en grote woorden neemt het aantal ladingdiefstallen hand over
hand toe. Verzekeraars en de transportsector hebben belang bij een aanpak van
politie en justitie die zichtbaar resultaat oplevert. Met een officier van justitie die
als specialist een gespecialiseerd team van de Nationale politie aanstuurt. Met
alleen goede woorden komen we er niet meer. Minister Opstelten zal nu de daad
bij het woord moeten voegen. Wij staan klaar om hem daarbij te helpen.”
•
ichard Dekker (Achmea) en Dirk Groenveld
R
(Univé)
Vuurbelasting. Leuker kunnen we het niet
­maken (wel makkelijker)
• Joric Witlox, Applicom
Bouwkundige preventie: compartimentering en
brandscheidingen
• Maikel van der Hulst, Brandweer Flevoland
Bluswater (buiten) bereik?
• Jurjen Burghgraef, Burghgraef Van Tiel & Partners
Toegevoegde waarde brandmeldinstallaties
•
Hendriët Wanders, Vereniging van Mensen met
Brandwonden
Opvallen is niet voor iedereen een keuze
De Preventiedag is bestemd voor bestuur, directie
en management van onderlinge verzekeringsmaatschappijen, hun preventiemedewerkers, (technische) experts, schadebehandelaars, acceptanten
en buitendienstmedewerkers. Verder is iedereen die
preventie een warm hart toedraagt of hierin is geïnteresseerd van harte welkom. De kosten bedragen
€ 145 per persoon.
Deelname aan het programma levert op aanvraag
10 (NIVRE) PE-punten op. ­Opgave is mogelijk bij het
FOV-bureau.
ARJAN BOS
DE ZEEUWSE NEEMT OVZ OVER VAN TVM
Schadeverzekeraar De Zeeuwse neemt per 1 oktober OVZ verzekeringen uit Goes
over van de TVM Groep.
OVZ Verzekeringen richt zich op de particuliere en mkb-markt en biedt bedrijfsmatige verzekeringen voor de agrarische sector. De verzekeraar is met elf
­medewerkers actief in Zeeland en Noordoost-Nederland en zal in de loop van
2015 verhuizen naar Middelburg, waar De Zeeuwse is gevestigd. Volgens directeur Leo Remijn van De Zeeuwse (onderdeel van De Goudse S
­ chadeverzekeringen)
versterkt het bedrijf hiermee zijn positie in Zeeland en breidt daarnaast zijn
werkgebied in Noordoost-Nederland uit. “Van oudsher hebben wij al een sterke
positie op de agrarische markt en de laatste jaren hebben wij ons met veel energie in deze nichemarkt geprofileerd. Het is onze ambitie om dé agrarische specialist in de regio te worden. Wij verheugen ons erop om met onze nieuwe partners
in business, zo’n 160 intermediairs, te gaan samenwerken.” Arjan Bos van TVM
verzekeringen: ”Het in een beperkte omvang verzekeren van particulieren vraagt
voor TVM een relatief grote inspanning. Een door ons gewenst groeiscenario in dit
segment is niet realistisch. De huidige markt staat dit niet toe.”
TVM heeft besloten om zich volledig te richten op het verzekeren van het beroeps­
goederenvervoer over de weg, binnenvaart en automotive. “Als ­coöperatieve
­verzekeraar zijn wij hierdoor beter in staat om naar de toekomst toe op een efficiënte wijze onze leden te bedienen,” aldus Bos.
de Onderlinge | juli/aug/sept 2014
Actualiteiten | Toezicht
DNB PAST OMVANG DIRECTIETEAM AAN
CORRINNE DE RUIJTER
NIEUWE DIRECTEUR DE ONDERLINGEN
Onderlinge Lek & IJssel, Onderlinge de Waarden
en Onderlinge De Onze maakten eerder dit jaar al
­bekend verder te gaan onder de naam De Onderlingen. De nieuwe verzekeringsmaatschappij heeft
sinds kort in Corrine de Ruijter een nieuwe directeur.
Zij heeft als Makelaar in Assurantien veel kennis op
het gebied van verzekeringen en zal die inzetten om
de kwaliteit van dienstverlening van de nieuwe organisatie naar een hoger niveau te tillen.
Corrine de Ruijter is onder meer werkzaam geweest
bij grote organisaties als Nationale Nederlanden,
Meeus en DAS. Ze zal de kennis en ervaring van deze
organisaties toepassen, maar daarnaast het kleinschalige en persoonlijke karakter van De Onderlingen in acht houden. De nieuwe directeur heeft een
passende strategie uitgezet, die gericht is op nieuwe
en bestaande leden. Een klant die bij de Onderlingen
een brandverzekering afsluit, is automatisch lid en
heeft via de ledenraad en op de jaarlijkse ledenvergadering zeggenschap in het beleid.
“Door het bundelen van de krachten is De Onderlingen één sterke partij geworden met grote ambitie en
veel deskundigheid’’, vertelt Corrine de Ruijter. “Dat
zal zich uitbetalen ten gunste van de leden in een
goed advies, kwaliteit in dienstverlening en aantrekkelijke premies. De organisatie zal verder geïntegreerd en geoptimaliseerd worden. Het doel hiervan
is om een beter financieel resultaat te behalen, de
kwaliteit van dienstverlening hoog te houden en het
aantal verzekerden uit te breiden.’’
Natuurlijk blijft De Onderlingen nog steeds de verzekeraar in de buurt en staan de deuren bij de kantoren in Lekkerkerk, Schoonhoven en Benschop altijd
open. De Onderlingen verzekert de risico’s van brand,
storm, waterschade en glas. Voor de overige verzekeringen (bijv. auto, motor, reis, zorg en rechtsbijstand) fungeert De Onderlingen als tussenpersoon.
De maatschappij heeft ook een agentschap van de
RegioBank en kan hypotheken en andere financiële producten verstrekken. De vestigingen van De
­Onderlingen zijn inmiddels voorzien van een nieuw
logo en nieuwe naam, maar de vertrouwde gezichten
zijn nog steeds aanwezig.
De directie van DNB gaat terug van vijf naar vier directieleden. Aanleiding hiervoor is het eerder aangekondigde vertrek van Joanne Kellermann per 1 november
2014. Omdat het bankentoezicht Europeaniseert en er een gedeeltelijke overdracht van beslissingsbevoegdheid naar de ECB plaatsvindt, is het mogelijk om
het aantal directieleden tot vier te beperken. “Met deze voorgenomen besluiten
van de directie en de Raad van Commissarissen wordt het bestuur zo efficiënt en
effectief mogelijk ingericht in de context van de nieuwe Europese Bankenunie”,
zo meldt DNB. Met de nieuwe omvang van de directie is ook afgesproken de
­portefeuilleverdeling aan te passen. Voorheen was Kellermann verantwoordelijk
voor het toezicht op pensioenfondsen en verzekeraars en de toezicht expertise
centra. In de nieuwe setting krijgt dr. Jan Sijbrand (1954) als voorzitter Toezicht
naast de leiding over het bankentoezicht en de divisie toezicht beleid, ook het
toezicht op verzekeraars onder zijn hoede. Mr. Frank Elderson (1970) zal het toezicht op de pensioenfondsen en het toezicht horizontale functies (voorheen toezicht expertise centra) voor zijn rekening nemen.
AANDACHT VOOR BOARD EVALUATIES
DNB verwacht van financiële instellingen dat zij als onderdeel van de beheerste
bedrijfsvoering een periodieke board evaluatie uitvoeren. Een board evaluatie is
een zelfreflectie op het eigen functioneren door een board (d.w.z. een beleids­
bepalend, leidinggevend of mede-beleidsbepalend orgaan: RvB, RvC, RvT, directie of bestuur). Deze zelfreflectie is gericht op het effectiever functioneren van
een board en draagt daarmee bij aan de beheerste en integere bedrijfsvoering
evenals aan de collectieve geschiktheid. Facilitering door een externe partij of
door een persoon binnen de organisatie die zich onafhankelijk kan opstellen ten
opzichte van de board, kan de objectiviteit van de board evaluatie versterken.
Uitgangspunt is dat een board evaluatie wordt gezien als een aangelegenheid
van de board zelf. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering, de inhoud en het
verslag van een board evaluatie ligt bij de board. Vanuit het toezicht van DNB
op gedrag en cultuur blijkt dat ‘reflectief vermogen’ een aandachtspunt is voor
veel boards. Dit is voor DNB als prudentieel toezichthouder aanleiding om het
belang van board evaluaties extra te onderstrepen, aangezien reflectief vermogen bijdraagt aan een effectieve beheersing van de bedrijfsvoering. Voor DNB is
het belangrijk inzicht te krijgen welke partijen (binnen en buiten de instelling)
­betrokken zijn geweest, wat de voornaamste uitkomsten uit de evaluatie zijn,
en welke vervolgstappen gezet worden. Omdat het om een zelfevaluatie gaat, is
DNB terughoudend met het opvragen van het verslag van de evaluatie. Een board
­evaluatie kan in een regulier toezichtgesprek ter sprake worden gebracht, als
startpunt van een gesprek over het functioneren van de board.
De FOV levert de board evaluatie als dienst aan de leden aan en staat in goed contact met een aantal marktpartijen die deze desgewenst ook kunnen verzorgen.
DNB KRIJGT RUIMERE MOGELIJKHEDEN
VOOR PUBLICATIE BOETES EN SCHORSINGEN
In de wetgevingsbrief die DNB onlangs aan minister Dijsselbloem stuurde, vraagt
de toezichthouder om meer mogelijkheden omtrent het publiceren van boetes en
het schorsen van beleidsbepalers. Dijsselbloem staat niet onwelwillend tegenover
deze suggesties.
DNB verzocht de minister om bevoegdheid voor het in de openbaarheid brengen van een aantal lasten onder dwangsom en bestuurlijke boetes. Daarnaast
wil DNB de mogelijkheid krijgen om beleidsbepalers van wie de geschiktheid en/
of betrouwbaarheid wordt betwijfeld, te schorsen. DNB kan nu een aanwijzing
geven om een beleidsbepaler op grond van de genoemde voorwaarden weg te
sturen, maar pas na een zorgvuldig uitgevoerde hertoetsing. De toezichthouder
schrijft: “Vanuit het oogpunt van prudentieel (reputatie-)risico voor de betrok-
7
8
ken financiële onderneming of het vertrouwen in het financieel stelsel, kan het
wenselijk zijn dat DNB gedurende het traject van hertoetsing een beleidsbepaler
reeds kan (laten) schorsen, in afwachting van de uitkomst van de hertoetsing.”
In zijn reactie wijst minister Dijsselbloem erop dat de Wft die mogelijkheid al
biedt in het geval van twijfel aan de betrouwbaarheid. In het geval van twijfel aan
­geschiktheid ligt dit anders, erkent de minister, die aangeeft een wetswijziging
voor te bereiden zodat ook twijfel aan de geschiktheid een aanwijzing gegeven
kan worden.
AFM VINDT OMVANG HUIDIGE WET- EN
REGELGEVING AFDOENDE
Als het aan de AFM ligt, hoeft minister Dijsselbloem geen nieuwe wet- en regel­
geving door te voeren. In de wetgevingsbrief 2014 legt de toezichthouder slechts enkele ontwikkelingen voor aan de minister. Volgens de AFM hebben de sectoren die
onder zijn toezicht staan de laatste jaren al een grote stroom regels te verwerken
gekregen. “Naast de niet onaanzienlijke belasting de afgelopen en komende jaren
van lopende trajecten, zal wat ons betreft de nadruk in ons toezicht moeten komen
te liggen bij de juiste naleving van bestaande wet- en regelgeving en het bevorderen
van intrinsieke motivatie van de financiële sector”, schrijft de toezichthouder.
In plaats van nieuwe regelgeving pleit de AFM ervoor een ‘duurzame verankering
van bestaande normen in de cultuur van ondernemingen’ als prioriteit te stellen.
“Marktpartijen zelf staan voor de uitdaging om een duurzame cultuuromslag
­binnen hun onderneming tot stand te brengen en om hun bedrijfsmodellen aan te
passen aan steeds veranderende wet- en regelgeving en marktomstandigheden.
Denk hier bijvoorbeeld aan het provisieverbod voor aanbieders van en bemiddelaars in financiële producten. Onafhankelijke adviseurs en directe aanbieders
­hebben grote inspanning geleverd om hun bedrijfsvoering aan te passen en de
veranderende relatie met de klant vorm te geven. Voorts moeten banken en verzekeraars voldoen aan de nieuwe eisen rondom het productontwikkelingsproces
en maken zij slagen om het klantbelang daarin te verankeren.” Voor de AFM zijn
deze ontwikke­lingen belangrijker dan het doorvoeren van nieuwe regels. “In onze
wetgevingsbrief van vorig jaar hebben wij geen voorstellen voor nieuwe regel­
geving gedaan en op dit moment zien wij ook geen reden om dat te doen.” Wel legt
de AFM enkele ontwikkelingen voor aan de minister, waaronder de opkomst van
private lease. “De AFM constateert dat er kredietaanbieders zijn die deze vorm
van krediet­verlening toepassen wanneer een consument niet in aanmerking komt
voor regulier consumptief k
­ rediet. Bij private lease genieten consumenten niet
hetzelfde beschermingsniveau als bij consumptief krediet, terwijl consumenten
wel vergelijkbare risico’s lopen. De AFM kan momenteel niet tegen private lease
­optreden.” Minister Dijsselbloem heeft al gereageerd op deze ontwikkeling die
de AFM signaleert. “Met betrekking tot particuliere autolease dient eerst nader
onder­bouwd te worden hoe groot deze markt is en of er daadwerkelijk grote problemen voor consumenten ontstaan zodat de proportionaliteit en urgentie beter
kunnen worden beoordeeld. Vervolgens zal ik bezien of aanpassing van de wetgeving nodig is. Hierbij dient ook de Europese dimensie in het achterhoofd te worden
gehouden.”
AFM-TOEZICHTHOUDER:
‘WE HEBBEN BEHOEFTE AAN SLIM
TOEZICHT’
In een blog op de site van AFM geeft senior toezichthouder Danny van Dijk aan dat er bij de toezicht­
houder behoefte is aan slim toezicht. “Voorlichten en
straffen werkt niet zo goed om gedrag echt te veranderen. Denk maar aan te hard rijden met de auto.”
Van Dijk geeft aan dat hij vaak moet denken aan een
uitspraak van Arthur Docters van Leeuwen, de eerste
voorzitter van de AFM die van Dijk meemaakte. “Als
je complimenten wil krijgen, moet je niet bij een toezichthouder gaan werken”, zei Docters van Leeuwen.
Van Dijk: “Daar moet ik regelmatig aan denken als ik
berichtgeving in de media zie over toezichthouders.
Of het nou gaat om problemen bij scholen, woningcorporaties, ziekenhuizen of financiële ondernemingen. Altijd lijkt het toezicht gefaald te hebben. Zelden lees je terug dat een toezichthouder goed heeft
ingegrepen.”
Toch geeft Van Dijk aan met veel plezier bij de AFM
te proberen taaie en complexe problemen op te lossen. Voorlichten en straffen zijn daarbij volgens hem
niet de juiste oplossingen, eerst moet een analyse
gemaakt worden. “Wat maakt dat dit gedrag plaatsvindt? Neem weer te hard rijden. Gebeurt dat omdat
mensen het niet eens zijn met de maximumsnelheid, omdat auto’s nog heel comfortabel rijden bij
150 km/u, omdat al je vrienden het doen of omdat
de pakkans te laag is?” Alleen in het laatste geval
zou handhaven effectief zijn, beweert Van Dijk. “In
de publieke opinie wordt na een incident altijd gevraagd om meer en strenger toezicht. In de praktijk
draait het vooral om slimmer toezicht.” In de financiële sector heeft dit bijvoorbeeld als implicatie dat in
plaats van ieder product één voor één af te gaan, het
volgens Van Dijk verstandiger is om het gedrag en de
cultuur van de financiële ondernemingen te beoordelen. “Als we daar kunnen vaststellen dat het met de
intenties en de cultuur van een organisatie goed zit
kunnen we er meer op vertrouwen dat er zorgvuldig
met de belangen van hun klanten wordt omgegaan.
Cultuur heeft immers een voorspellende waarde op
het naleven van wetten en regels.” Van Dijk gelooft
in het effect van alternatieve interventies, in plaats
van alleen boetes opleggen en voorlichting geven.
“Daarom vind ik het een ontzettend leuke uitdaging
om na te denken over slimmer toezicht en het realiseren van een gedragsverandering die de wereld een
klein stukje beter maakt. Ook al krijg ik daar van de
buitenwereld geen complimenten voor.”
de Onderlinge | juli/aug/sept 2014
9
DNB: 10 MISVERSTANDEN
OVER ­TOETSING BESTUURDERS
De betrouwbaarheid en geschiktheid van bestuurders en commissarissen zijn cruciaal voor een gezonde financiële sector, vindt DNB.
Daarom worden alle ­beleidsbepalers getoetst, maar de toezichthouder vindt het jammer als door misverstanden goede kandidaten
wegblijven. Daarom presenteert DNB een top10 van de meest voorkomende misverstanden.
Zonder ervaring in de sector kun je geen commissaris
of bestuurder worden
Een frisse blik kan juist een positieve bijdrage vormen. Het is afhankelijk van de situatie of een kandidaat zonder ervaring in de sector
commissaris of bestuurder kan worden. De focus ligt op de specifiek toegevoegde waarde van de nieuwe persoon. Om te bepalen of
een kandidaat zonder ervaring in de sector een positieve bijdrage
kan leveren, kijkt DNB naar de samenstelling van het collectief.
Hierin moet voldoende kennis van de sector aanwezig zijn en ook
voldoende kunde. In de praktijk blijkt dat een goede onderbouwing
van de voordracht door de onderneming enorm helpt: dat is de bril
waarmee DNB naar de kandidaat kijkt.
DNB vindt het niet goed dat potentiële bestuurders of
commissarissen meelopen voordat de toetsing is afgerond
Bestuurders kunnen maar beter goed worden voorbereid op de
functie, dit geldt zeker voor beginnend bestuurders. Sommige
ondernemingen laten gegadigden voor commissaris- of bestuursfuncties een tijdje meelopen met het huidige bestuur. Belangrijk
is dat deze bestuurders-in-wording niet mogen meebeslissen en
intern of extern niet als bestuurder actief zijn.
De toetsing duurt langer dan drie maanden
Als een bedrijf alle gevraagde documentatie tijdig en compleet
aanlevert, hoeft er geen extra informatie te worden opgevraagd.
Steeds vaker kan de toetsing dan in zes weken worden afgehandeld. Wordt het dossier niet volledig aangeleverd, dan moet DNB
deze informatie nogmaals opvragen en daarmee de termijn opschorten. Het helpt als de voordracht goed wordt onderbouwd. Het
is geen verplichting maar de ervaring leert dat als de voordragende
organisatie zelf assessments, teamanalyses of informatie van searchbureaus in het dossier doet, dit de toetsing vergemakkelijkt.
Bij ieder antecedent krijg je een kruisje, meer kruisjes
leveren een hertoetsing op
DNB kijkt altijd naar de inhoud en de ernst van een antecedent en
hoe zwaar het antecedent weegt in relatie tot de functie. Wanneer
iemand meer antecedenten heeft waarbij sprake is van een patroon dat aanleiding geeft tot twijfel aan geschiktheid of betrouwbaarheid, dan kan dit voor DNB reden zijn voor een hertoetsing.
Iedere hertoetsing leidt tot aftoetsing
DNB gaat pas hertoetsen als er écht iets aan de hand is. Bij een
hertoetsing wordt de toetsing opnieuw gedaan, dus met een zelfstandig oordeel, dat deels door andere toezichthouders binnen
DNB wordt gedaan. Nieuwe mensen kijken weer met een frisse
blik naar de zaak en dat komt de objectiviteit van een dergelijk
onderzoek ten goede. Het staat vooraf niet vast wat de uitkomst
is. Hoewel er vaak sprake is van serieuze antecedenten, hoeft een
hertoetsing niet tot aftoetsing te leiden.
DNB neemt liever geen formeel besluit
Een formeel besluit over de geschiktheid en betrouwbaarheid geeft
duidelijkheid over de feiten en de weging ervan door DNB. Een positief besluit deelt DNB zo snel mogelijk aan de instelling mee. Bij een
negatieve uitslag, neemt DNB eerst telefonisch contact op met de
persoon zelf en vervolgens met de instelling. Soms wil de instelling
of de betrokken persoon liever niet dat het oordeel formeel wordt
vastgelegd. De instelling besluit dan vaak de kandidaat terug te
trekken, ook kan de kandidaat zelf besluiten zich terug te trekken.
DNB komt dan niet toe aan het nemen van een formeel besluit.
ls de uitslag van de toetsing negatief is, kun je nooit
A
meer in de sector terecht
Geschiktheid wordt onder andere bepaald door voldoende kennis
van de sector en de onderneming en voldoende vaardigheden voor
een goede vervulling van de functie. Is er reden voor DNB om iemand op grond van geschiktheid niet goed te keuren, dan betekent
dit niet dat hij of zij niet meer in de sector terecht kan. Immers kennis kan worden bijgespijkerd en ervaring kan worden opgedaan.
Bovendien kan iemand voor een andere functies, bij een andere
onderneming of in een ander collectief wel geschikt zijn. Wat betrouwbaarheid betreft, ligt dit anders. Als DNB concludeert dat de
betrouwbaarheid van een kandidaat niet buiten twijfel staat, dan
zal deze voor langere tijd niet in de sector als bestuurder of commissaris terecht kunnen.
Jonge bestuurders komen niet door de toetsing.
DNB zou soms willen dat er meer jonge mensen ter toetsing worden voorgedragen. In alle sectoren worden relatief weinig veertigers
voorgedragen en dertigers al bijna helemaal niet. Dat is jammer.
Binnen het collectief van het bestuur kunnen jonge mensen van grote waarde zijn, bijvoorbeeld omdat zij vernieuwing kunnen brengen,
kunnen denken vanuit het belang van de klant of op de hoogte zijn
van de laatste trends, zoals het gebruik van social media.
Een dominante leider komt niet door de toetsing.
Kandidaten die voor een bestuursfunctie of commissariaat worden
voorgedragen, hebben vaak een zekere mate van overwicht en dominantie. Dat kan goed werken, mits ze zich bewust zijn dat tegenspraak belangrijk is voor een goede besluitvorming. Een leider moet
er voor open staan dat zijn of haar visie wordt uitgedaagd. Als binnen
het collectief voldoende tegenwicht aanwezig is, hoeft een dominante leider geen probleem te vormen.
Een besluit van DNB kun je niet aanvechten
Op elk moment in de procedure is verweer tegen het besluit van
DNB mogelijk. Als een toetsing resulteert in een negatief oordeel,
dan stelt DNB een voornemen tot een negatief besluit op. Dit wordt
verstuurd aan de instelling, met een kopie aan de voorgedragen
persoon. In dit voornemen nodigt DNB beide belanghebbenden uit
voor het geven van een zienswijze. Na de zienswijze komt DNB tot
een definitief besluit. Het kan zijn dat DNB na de zienswijze tot een
ander oordeel komt. Als DNB negatief besluit, dan kan de voorgedragen persoon niet worden benoemd. Ondertussen staat de mogelijkheid open om in bezwaar en beroep te gaan. Daarna kunnen
betrokkenen nog in beroep bij de rechter en in hoger beroep bij het
College van Beroep voor het bedrijfsleven. De mogelijkheid om in
verweer te gaan vervalt indien de voordracht wordt ingetrokken.
10
Actualiteiten | Overige
MARKTAANDEEL EUROPESE ONDERLINGE EN
COÖPERATIEVE VERZEKERAARS BLIJFT GROEIEN
De Europese onderlinge en coöperatieve sector doet het aanzienlijk beter dan
de rest van de Europese verzekeringsmarkt sinds het begin van de financiële
crisis in de eurozone. Dat blijkt uit cijfers van de International Coöperative and
Mutual Insurance Federation (ICMIF). Tussen 2007 en 2012 boekten ­Europese
onderlinge en coöperatieve verzekeraars een premie-groei van 20%, terwijl de
totale verzekeringsmarkt over dezelfde periode een daling met 6,5% moest
­noteren. Hierdoor nam het marktaandeel van de onderlinge en coöperatieve
­sector toe van 22,1% in 2007 tot 28,4% in 2012. Als gevolg hiervan is de sector de snelst groeiende van de Europese industrie sinds de crisisaanvang. De
cijfers zijn afkomstig uit de publicatie Market Insights: Europe 2012, een gedetailleerd markt-specifiek rapport dat is opgesteld door ICMIF in samenwerking
met de internationale vereniging van onderlinge verzekeraars Amice. Het rapport
­bevat ook nadere analyse naar de omvang en het bereik van de Europese sector van onderlinge en coöperatieve verzekeringen, met meer dan 370.000 mensen werkzaam binnen de sector, en meer dan 330 miljoen leden / verzekerden
­bediend door ongeveer 3.000 onderlinge en coöperatieve verzekeraars. Hilde
Vernaillen, ceo van de Groep P&V (­België), voorzitter van Amice en bestuurslid
van ICMIF, ­becommentarieerde: “Over de jaren heen presteert onze sector voortdurend beter dan de rest van de markt - vooral verzekeraars die als naamloze
­vennootschap worden gedreven. Klanten beschouwen onderlinge en coöperatieve ­verzekeringen meer en meer als waardevoller voor hen. De resultaten van deze
statistische analyse zijn ­bemoedigend en zullen ons enorm helpen om degenen
die nog niet overtuigd zijn van de kracht van onze sector en het businessmodel
te overtuigen.” Shaun Tarbuck, ceo van ICMIF, voegde hier aan toe: “Uit de recente groei van het marktaandeel van onze sector blijkt dat het publiek de waarde
van onderling of coöperatief verzekeren begint te erkennen. Wanneer men een
­coöperatie / onderlinge verzekeraar creëert en daarmee concurrentievoordeel
genereert, verhoogt uiteindelijk het markt­aandeel. Alle statistieken vertellen
hetzelfde ­verhaal: we hebben het volste recht om ons sterk te noemen.”
wel begrepen worden en onder eerlijke regelgeving in
een fair ondernemingsklimaat kunnen werken.”
Het Manifest schetst hoe onderlingen en coöperaties
goed zijn voor de markten en voor de concurrentie.
Hun kenmerkende eigendomsstructuur stelt hen
in staat zich te concentreren op hun klant in plaats
van op aandeelhouderswaarde. Ook kunnen zij lange
termijn­strategieën volgen die duurzaam van karakter
zijn. Onderlingen en coöperaties helpen om risico’s
in de economie te spreiden en zorgen voor stabiliteit
door diversiteit, zo stelt het manifest.
HILDE VERNAILLEN
“Wij geloven dat het in het Europees belang is dat de
Commissie en het Parlement de onderlinge en coöperatieve verzekeringssector beter begrijpen, dat zij de
op de leden gerichte diensten waarderen en dat zij de
diversiteit ondersteunen die onderlinge maatschappijen en coöperaties brengen aan de markten waarin zij
actief zijn.”
Een actieplan met projecten op drie gebieden beleidsmaatregelen, institutionele acties en het
­
­beïnvloeden van acties - nodigt beleidsmakers op alle
niveaus uit om agenten van verandering te w
­ orden
voor verbetering van het concurrentie­vermogen van
de interne markt en het welzijn van de Europese
­burgers door onderlinge maatschappijen en coöperaties in staat te stellen om hun rol te vervullen.
KLANT SLAAT ADVISEUR STEEDS VAKER
OVER BIJ AFSLUITEN LENING OF POLIS
SHAUN TARBUCK
MANIFEST ROEPT OP OM ONDERLINGE EN COÖPERATIEVE
VERZEKERAARS TE FACILITEREN
Amice, de Europese vereniging van onderlinge verzekeraars, heeft deze zomer een
politiek manifest gepubliceerd getiteld “Verenigd in verscheidenheid”. Het manifest is een oproep tot Europese politieke actie om de sector in staat te stellen haar
potentieel volledig te benutten. Het manifest werd gepresenteerd tijdens het jaarcongres van Amice in Nice (Frankrijk). Aan dit congres namen 200 afgevaardigden
uit de onderlinge / coöperatieve verzekeringsindustrie deel. Hilde Vernaillen, voorzitter van Amice, vatte de oproep in het manifest als volgt samen:
“Onderlinge maatschappijen en coöperaties hebben geen gunsten van de Europese Commissie of het Parlement nodig en vragen daar ook niet om. Maar ze moeten
Klanten stappen voor het afnemen van financiële
producten sneller dan voorzien over op internet. Uit
de Distributiemonitor 2014 van adviesbureau IG&H
blijkt dat digitaal advies versnelt. Bovendien zijn de
klanten nauwelijks bereid te betalen voor advies.
­Gevolg is dat de totale markt voor bemiddelingen
voor particulieren - wonen, vermogen en alledaagse risico’s - veel harder daalt dan verwacht. IG&H
schat dat de omzet in 2020 is teruggevallen tot een
half miljard euro. Die bedraagt nu nog zo’n € 1,2 mrd.
Terwijl de sector uit een tijd komt, vóór de crisis, dat
in sommige jaren bijna € 4 mrd werd omgezet. De
snelle terugval heeft grote gevolgen voor het aantal
advieskantoren. Nu zijn er nog 11.000 kantoren in
­Nederland. Dat is een optelsom van de ­bankkantoren
en de kantoren van onafhankelijke tussenpersonen.
de Onderlinge | juli/aug/sept 2014
11
IG&H denkt dat er daarvan tussen de 4.000 en 8.000 overblijven in 2020. Tegen
die tijd is 30% van de hypotheekverkoop volledig digitaal, en 70% is een mengvorm van digitaal en direct contact, verwacht IG&H. Vooral onafhankelijke intermediairs die zich helemaal op de consument richten, krijgen het moeilijk. Maar
ook banken hebben al aangekondigd het aantal kantoren, waar nog nauwelijks
baliewerk wordt gedaan en die vooral zijn blijven bestaan voor advieswerk, te
verminderen. Dankzij internet adviseren particulieren zichzelf. Mensen die een
schadeverzekering zoeken, oriënteren zich nu al grotendeels online: 80% maakt
de eerste vergelijking zonder enige hulp van een tussenpersoon. Bij het afsluiten
wordt 45% van de schadepolissen online gesloten, het restant gaat grotendeels
telefonisch. Bij levenspolissen gaat de trend van digitalisering hard. Vorig jaar
werd 21% van de polissen online gesloten, nu al 39%. Vooral bij de koop van direct ingaande lijfrentes slaat de klant de adviseur over. Bij hypotheken gaat het
hele traject van adviseren en afsluiten nog altijd via persoonlijk contact, maar
ook hier hangt verandering in de lucht. In het onderzoek van IG&H zegt de helft
van de ondervraagden meer zelf te willen doen om zo de kosten te drukken. “Er
zijn nu nog maar weinig partijen waarbij dat mogelijk is”, zegt Michiel Elich, partner bij IG&H. Voor bestaande adviesketens is het weinig aantrekkelijk. “Je moet
dan grote bedragen investeren om te halveren. Maar ‘zelf doen’ biedt wel kansen
voor andersoortige partijen of buitenlandse spelers. Die hebben geen last van
hoge kosten.”
STICHTING SALVAGE HEEFT EEN NIEUWE VOORZITTER
Stichting Salvage - de organisatie die namens de Nederlandse brandverzekeraars na een calamiteit optreedt, persoonlijke hulp biedt en de schade beperkt
- heeft een nieuwe voorzitter. De scheidend voorzitter Kees Krijgsman droeg
onlangs de voorzittershamer over aan Richard Oets. Kees Krijgsman, voormalig
commercieel directeur van Allianz Nederland Groep, was voorzitter van Stichting
Salvage sinds 2008. Tijdens zijn voorzitterschap heeft hij een aantal belangrijke
ontwikkelingen in gang gezet. In 2008 was de organisatie van Salvage nog nauw
verweven met de toenmalige leverancier van alarmdiensten. Omdat deze situatie
op den duur nadelig zou kunnen zijn voor de kostenstructuur en de bedrijfsvoering van Salvage, werd tot een ontvlechting en een verzelfstandiging besloten.
Deze kreeg gestalte door de verhuizing van Stichting Salvage vanuit Deventer
naar Apeldoorn, de implementatie van nieuwe IT en de contractering, na een
aanbestedingsprocedure, van een andere alarmcentrale. Nog een ontwikkeling
tijdens het voorzitterschap van Krijgsman betreft de voorschotregeling. Brandverzekeraars rekenen niet meer per schadegeval met Salvage af, maar betalen
twee keer per jaar een voorschot. Dankzij deze verrekenmethode voldoet de
­liquiditeit van Salvage aan de normen die aan een moderne organisatie worden
gesteld. Voor de verzekeraars zelf betekende de wijziging een vereenvoudiging
van de administratie. Eertijds verwerkte Salvage circa twintigduizend boekingen
per jaar en dat aantal is tot een paar duizend gereduceerd. Richard Oets, under-
RICHARD OETS EN KEES KRIJGSMAN
writing manager bij Delta Lloyd en tevens voorzitter
van de afdelingscommissie Brand van het Verbond
van Verzekeraars, zal zich als nieuwe voorzitter
­onder meer gaan inzetten voor een grotere bekendheid van Salvage bij het grote publiek. Inmiddels is
een marketingplan in de maak om die bekendheid te
vergroten. Andere aandachtspunten in de komende
jaren zijn onder meer de prijs-kwaliteitverhouding
van de dienstverlening, de inzet van Salvage na een
overstroming en de inzet van Salvage door gemeenten in het kader van bevolkingszorg.
De Stichting Salvage werd in 1986 opgericht vanuit
een samenwerkingsverband van de gezamenlijke
Nederlandse brandverzekeraars. De stichting werkt
met een landelijk netwerk van ­Salvagecoördinatoren
(schade-experts). Zij worden op verzoek van de
meldkamer van de brandweer ingeschakeld voor
hulp aan gedupeerden, het beperken van schade
en werkzaamheden namens de brandverzekeraars.
De w
­ aardering hiervan door gedupeerden is hoog.
In 2013 ­gaven zij net als in 2012 het rapportcijfer
8,4. Het t­otaal aantal meldingen waarbij Salvage in
2013 werd ingezet, bedroeg circa 6.000. Het Salvage
­bestuur ­bestaat per eind september 2014 uit Richard
Oets (Delta Lloyd), Sitske Mauritsz (Aegon), Michaëla
van Rassel (Achmea) en Chris van Toor (FOV).
VERDIENMODEL VAN AUTOVERZEKERAARS STAAT FLINK ONDER DRUK
Autoverzekeraars moeten creatief zijn om relevant
te blijven voor consumenten. Volgens PwC is het
traditionele verdienmodel van verzekeraars op de
automarkt op lange termijn onhoudbaar en zouden
autofabrikanten en telecomaanbieders zich op kunnen werpen als concurrenten.
“De concurrentie van vergelijkingssites, autofabrikanten en zelfs telecomaanbieders wordt steeds
steviger”, zegt Christoffel van Riet van PwC. “Autoverzekeraars die niet anticiperen, wacht waarschijnlijk hetzelfde lot als boekwinkels en reisbureaus. Zij
verliezen hun relevantie.”
PwC noemt drie ontwikkelingen die ervoor zorgen dat
het traditionele verdienmodel van autoverzekeraars
niet lang meer stand zal houden. Ten eerste rijden
automobilisten minder schade, bijvoorbeeld door
ondersteuning van parkeersensoren, waardoor de
premie omlaag gaat. Ten tweede rijden mensen minder in hun auto en huren of delen ze een auto. “Vrijwel iedere auto staat 90% van de tijd niets te doen”,
schrijft PwC. Ten derde worden er steeds meer
verzekeringen afgesloten via vergelijkingssites, in
plaats van traditioneel bij de verzekeraar.
Daar bovenop komt dus nog de concurrentie van
­fabrikanten en telecombedrijven. Van Riet: “Degene
die beschikt over de date van de bestuurder, de auto
en andere elementen zoals het weer en verkeer zit
in de driver’s seat. Autofabrikanten hebben dat ook
12
door. En als deze partijen samen gaan werken zijn het in potentie
categorie-killers.” PwC raadt verzekeraars aan lage operationele
kosten en schadelastbeheersing te realiseren, allianties met externe partijen aan te gaan en nieuwe creatieve verdienmodellen te
ontwikkelen. Een goed voorbeeld komt uit Groot-Brittannië, zegt
Van Riet: “Britse verzekeraars bieden onder meer jonge bestuurders - ook daar de grootste brokkenpiloten - een lagere premie als
zij hun auto ‘s nachts laten staan. Ouders zijn daar maar wat blij
mee en betalen daar dan ook graag aan mee.”
Actualiteiten | Regelgeving
AFM VRAAGT AANDACHT VOOR OPLEIDINGSEISEN
De AFM heeft een aantal financiële ondernemingen bezocht en
houdt de hoop dat ze in de tweede helft van 2014 beginnen met
het volgen van de noodzakelijke opleidingen om de nieuwe Wft-­
diploma’s te halen. Maar de toezichthouder maant nu ook iedereen om snel te beginnen.
De afgelopen maanden heeft de AFM verschillende financiële
onder­nemingen bezocht. Van een kleinschalig advieskantoor tot
een full-service huisvolmacht kantoor, een bank, twee verzekeraars en een call center. De werkbezoeken waren bedoeld om
­inzicht te krijgen in de manier waarop financiële ­ondernemingen
de nieuwe vakbekwaamheidseisen hebben ingebed in hun
­bedrijfsvoering. Ook wilde de AFM zien hoe partijen zich voorbereiden op de diplomaplicht tijdens het overgangsregime. De
AFM rapporteert: “Alle bezochte financiële ondernemingen die
nog niet zijn gestart met het volgen van opleidingen, gaven aan
dit in de tweede helft van 2014 alsnog te doen. (…) Het is de
­verantwoordelijkheid van een financiële onderneming dat alle
adviseurs die onder het overgangsregime vallen uiterlijk 1 januari
2016 de nieuwe Wft-diploma’s hebben.
1 januari 2016 is deadline
Uit gesprekken met individuele adviseurs is een aantal tips naar
voren gekomen. Het bijhouden van een goede administratie (wie
moet welke examens doen en wanneer staan deze gepland)
werd vaak genoemd.” “En”, zo gaat de AFM verder, “daarnaast
­verwachten adviseurs hulp van hun werkgever, zoals informatie over de exameneisen of faciliteiten waarmee zij op tijd hun
­nieuwe Wft-diploma’s kunnen halen. Adviseurs vinden het ook
motiverend om samen met collega’s aan de slag te gaan: werkgevers kunnen adviseurs bijvoorbeeld in staat stellen om tijdens
werktijd de verplichte stof met elkaar te bespreken.” De AFM
­constateert dat nog niet alle bezochte partijen hun bedrijfs­
voering aangepast hadden aan de nieuwe vakbekwaamheids­
eisen. De AFM: “Zij voldeden bijvoorbeeld niet aan de regel dat
alle klantmedewerkers permanent actueel vakbekwaam moeten
zijn.” Ruim 6.000 adviseurs hebben al examens afgelegd met
goed gevolg. De AFM raadt alle financiële ondernemingen aan om
niet langer af te wachten met het inplannen van opleidingen en
examens.
EÉN OP VIJF HYPOTHEEKSLUITERS KIEST VOOR
SERVICEABONNEMENT
Een meerderheid van de consumenten die een hypotheek ­afsluiten,
kiest ervoor geen serviceabonnement te nemen. Eén op de vijf
recente hypotheeksluiters heeft een dergelijk abonnement wel
­
­afgesloten. Bij een nieuwe hypotheek biedt een financiële ­adviseur
in de helft van de gevallen een serviceabonnement aan. Dat blijkt
uit onderzoek van de AFM onder 323 consumenten die tussen
­november 2013 en april 2014 een hypotheek hebben afgesloten.
Het marktonderzoek is uitgevoerd door GfK Panel Services. Sinds de
­invoering van het provisieverbod voor complexe financiële p
­ roducten
bieden steeds meer financiële dienstverleners serviceabonnementen aan. De klant ­betaalt dan periodiek, bijvoorbeeld maandelijks,
voor ­
bepaalde dienstverlening. De belangrijkste reden om een
service­abonnement te sluiten is het ‘veilige gevoel’. Een derde van
de consumenten die een serviceabonnement nemen, noemt als
belangrijkste reden dat het goedkoper is dan op een later moment
een adviseur apart ­betalen voor bepaalde dienstverlening. Consumenten die geen abonnement hebben genomen, zijn van plan om
een adviseur pas te betalen als ze van zijn diensten gebruikmaken.
Anderen zeggen geen advies nodig te hebben en zelf aan de slag te
gaan. In sommige gevallen maken diensten voor de nazorg deel uit
van de advieskosten die consumenten hebben betaald bij het afsluiten van een h
­ ypotheek. Ten opzichte van de vorige meting is men nu
stelliger over de toegevoegde waarde van een serviceabonnement:
In het najaar 2013 was bijna de helft neutraal over de toegevoegde
waarde of wist men het niet. In de ­meting van voorjaar 2014 is dit
ruim een derde. Bijna 30% ziet wel de toegevoegde waarde van een
serviceabonnement (23% in 2013) en 34% ziet geen toegevoegde
waarde (28% in 2013). Logischerwijs ziet een overgrote meerderheid
van de afsluiters wel meerwaarde in een serviceabonnement.
‘VERZEKERAARS MOETEN VERANDEREN’
Het Verbond van Verzekeraars organiseerde een event met Thuiswinkel.org, Gfk en Google. Tijdens deze bijeenkomst wilde men
een antwoord formuleren op de veranderende tijden. Zo zal volgens Google 71% van de consumenten in 2020 zijn verzekering
online afsluiten. Jorij Abraham van Thuiswinkel.org liet zien dat
verzekeraars echt rekening moeten houden met de digitalisering:
71% van de consumenten zal in 2020 zijn verzekering online afsluiten, nu is dat nog 57%. Bovendien krijgt de consument ­volgens
Abraham steeds meer macht: “Ze kunnen een product maken
of breken. Ze weten er veel over, worden mondiger en willen snel
kunnen switchen.” Eric ­Landwaart van Gfk onderschrijft dat: “De
switchmarkt gaat toe­
nemen. Nieuwe toetreders zullen hiervan
profiteren. Wil je de ­consument behouden, dan moet je optimaal
inspelen op het o
­ nline spel van de klant. Snelheid, flexibiliteit en
een hoge klant­tevredenheid zijn uiterst belangrijk.” Naast gedrag
lijkt ook ­technologie steeds belangrijker te worden. De snelheid van
de ­innovatie en adoptie van technologie zal exponentieel stijgen.
­Abraham: “De ervaring van de klant moet dan ook voorop staan,
dat is het belangrijkst. Hiervoor zijn nieuwe business modellen
nodig. Neem soms een risico, anders blijf je wellicht achter.” Dit
sluit aan bij de visie van Google, vertegenwoordigd door Maarten
­Hoogendoorn. Hij zei: “Innovate or die”. Technologie wordt volgens
hem de drijvende kracht achter het toekomstige consumenten­
gedrag. Maar wat moet je daarmee als verzekeraar? Hoogendoorn
geeft daarover een helder advies:
de Onderlinge | juli/aug/sept 2014
Fiscaliteit en toezicht
groeien naar elkaar toe
“Creëer waarde voor de consument waardoor deze
persoonlijke data wil delen. Maak de waarde voor
de consument transparant, en gebruik de verkregen
data om de klantervaring te verbeteren.” Volgens het
Verbond zijn de aanwezigen het er over eens: om de
veranderingen bij te kunnen benen, moet er sneller
gereageerd worden op de ontwikkelingen. Dat lijkt
tegelijk de grootste uitdaging: “Het zit verzekeraars
niet in de genen om te veranderen”, wordt in de zaal
gezegd. De verzekeraars zijn het er wel over eens dat
er minder geaarzeld moet worden en een portie lef
noodzakelijk is, waardoor er meer initiatieven moeten ontstaan. Daarvoor is een cultuuromslag nodig:
alle lagen en medewerkers in het bedrijf moeten
innoveren en meedenken. De ‘verzekeraarsgenen’
moeten dus op de schop volgens de aanwezigen.
VERGROTEN VAN KENNIS OVER
SOLVENCY II VIA E-LEARNING
Met 1 januari 2016 in aantocht is het meer dan ooit
belangrijk om de kennis van medewerkers over
­Solvency II te vergroten. De impact van het nieuwe solvabiliteitsregime is zo groot dat ­iedere ­medewerker
(basis)kennis moet hebben voor het ­uitvoeren van
zijn of haar taken. E-learning is ­hiervoor een goed
middel. Hiermee wordt op een ­
effectieve ­
manier
training gegeven aan medewerkers en management.
Bekende aanbieders van E-learning op het gebied
van Solvency II zijn ConQuaestor en NIBE-SVV.
Beide organisaties voeren een online product dat met
­heldere voorbeelden en verduidelijkende ­animaties
lastige onderdelen van Solvency II t­oegankelijk
maakt. Verder helpt E-learning om aan geschiktheidseisen voor beleidsbepalers te voldoen en kan
het middel worden ingezet om invulling te geven
aan de eis van Permanente Educatie die voor iedere verzekeraar van kracht is. Wilt u zich verdiepen in
E-learning? Voor het aanbod van ConQuaestor kijkt
u op www.elearningsolvency.nl en voor NIBE-SVV op
www.nibesvv.nl onder opleidingen/Solvency II.
JITS BERNS
BAS DE MIK
Sinds 1 juli 2014 moeten verzekeraars aan de FATCA voldoen, de Foreign
­Account Tax Compliance Act. Deze Amerikaanse wetgeving, die van toepassing
is op alle financiële instellingen wereldwijd, zal daartoe in de ­Nederlandse wetgeving worden geïmplementeerd. De FATCA beoogt belastingontwijking door
Amerikanen, door vermogensopbouw buiten het zicht van de ­Amerikaanse
­fiscus, aan het licht te brengen. Hoewel het een fiscale maatregel is, zal De
­Nederlandsche Bank erop toezien dat instellingen er uitvoering aan geven.
­Fiscaliteit en toezicht groeien naar elkaar toe, stellen de belastingadviseurs
Jits Berns en Bas de Mik.
Jits Berns is voor de FOV geen onbekende. Toen hij nog bij de verzekeringsgroep van de Belastingdienst werkte, was hij daar de contactpersoon voor de
FOV. Daarna was hij werkzaam als fiscalist en complianceverantwoordelijke bij
ASR. Sinds een jaar is hij zelfstandig fiscalist. Bas de Mik was bij ABN AMRO
­verantwoordelijk voor de buitenlandse belastingen. Sinds de nationalisatie van
deze bank geeft hij bij de VU in Amsterdam les in internationaal belastingrecht
en treedt hij als zelfstandig adviseur op, onder meer in opdracht van de OESO,
­Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Jits Berns en
Bas de Mik hebben zich verenigd in Berns & De Mik Tax Consultants en zijn
gespecialiseerd in belastingadvies voor financiële instellingen.
Spaarrenterichtlijn
De Amerikanen hebben hun FATCA min of meer aan Europa opgedrongen
­omdat de Europese Spaarrenterichtlijn in hun ogen niet voldeed. Deze richtlijn verplicht financiële instellingen de Belastingdienst over rentebetalingen
aan personen buiten Nederland te informeren. Deze verplichting gaat ­echter
vooral over individuen en niet over vennootschappen en de uiteindelijke
­
­eigenaren daarvan. De Amerikaanse wetgeving gaat wel zo ver. Nadat aan het
licht was gekomen dat met name Zwitserse banken als UBS en Credit S
­ uisse
­Amerikanen hielpen met vermogensopbouw om de belasting te ontwijken,
werd in het FATCA-verdrag overeengekomen dat financiële instellingen voortaan moesten gaan meewerken bij het tegengaan daarvan. Omdat gebleken was
dat Amerikaanse belastingplichtigen ook verzekeringsproducten gebruiken om
vermogens op te bouwen, werd besloten dat ook verzekeraars aan de FATCA
moeten voldoen. Op 1 juli 2014 ging deze verplichting in.
Zwitserse banken hielpen Amerikanen met
­vermogensopbouw om de belasting te ontwijken
Ethisch reveil
Berns en De Mik juichen elke maatregel toe die belastingontwijking moet
tegen­gaan. Wie belasting ontduikt, bewerkstelligt immers dat anderen, die
wel eerlijk zijn, meer moeten betalen. “Ik vind het bovendien een heel juist beleid van overheden om geen geld via een achterdeur te laten weglopen”, zegt
Bas de Mik. En Jits Berns vult aan: “De omslag in het denken hierover ligt rond
2008. Toen de financiële crisis begon, speelden twee elementen een rol. In de
­eerste plaats zochten overheden die in geldnood waren gekomen, naar geld om
de markt weer te stimuleren en in de tweede plaats kwam Amerika de fraude­
zaken bij Zwitserse banken op het spoor. Ik durf te stellen dat we sindsdien in
een soort ethisch reveil leven en dat belastingontwijking in een ander maatschappelijk daglicht is komen te staan. Niet integer gedrag wordt niet meer
geduld. Deze ethische component heeft invloed op het fiscale reilen en zeilen
van ondernemingen. Tien, twintig jaar geleden was het nog heel geaccepteerd
om constructies op te zetten die rechtens helemaal juist waren en een verlaging van de belastingdruk tot gevolg hadden. Op dit moment is het echter uit
reputatie­oogpunt zeer ongelukkig als een onderneming daarmee in het nieuws
komt.”
Lees verder op pagina 16
13
14
Zelfstandigheid hoog in het vaandel
De Onderlinge Verzekeringsmaatschappij Rijn en Aar, met vestigingen
in Nieuwerbrug en Ter Aar, heeft
haar wortels in drie kleine agrarische onderlingen, die alle drie ruim
­honderd jaar geleden werden opgericht. Het eeuwfeest van de onderlinge in Nieuwerbrug werd in Fort De
Wierickerschans gevierd, een in 1672
gebouwd onderdeel van de Hollandse
waterlinie. Alle lokale verenigingen
waren gevraagd zich daar te presenteren. Zo’n 2.500 belangstellenden,
leden en niet-leden van de onderlinge
kwamen erop af, waarmee de maatschappelijke interesse in coöperaties,
verenigingen en onderlingen weer
eens dubbel en dwars werd vastgesteld.
De Onderlinge Verzekeringsmaatschappij Rijn en Aar telt momenteel zo’n
4.100 leden, die hun bezittingen voor circa 1,3 miljard euro tegen brand bij
de onderlinge hebben verzekerd. Het premie-inkomen bedraagt ruim 1,5
­miljoen euro voor brand en daarnaast 3,8 miljoen euro voor varia. De onderlinge is bij de SOBH herverzekerd, behoudens ongeveer 150 posten – w
­ aaronder
restaurants, garagebedrijven, bedrijfsverzamelgebouwen, een pakhuis, een
­timmerfabriek – die niet goed in de SOBH-portefeuille passen en via een
­intermediair bij andere maatschappijen zijn ondergebracht. Het werkgebied
van de onderlinge is grofweg het postcodegebied 2400, met Alphen aan den
Rijn en Bodegraven als grootste plaatsen. Alphen aan den Rijn geldt voor de
onderlinge nog als een redelijk onontgonnen gebied. In Bodegraven heeft zo’n
20% van de inwoners een of meer verzekeringen bij de ­onderlinge heeft en
in een kleine gemeenschap zoals Nieuwerbrug is dat zelfs zo’n 50%. Bij de
­Onderlinge Verzekeringsmaatschappij Rijn en Aar werken 14 ­medewerkers,
van wie er slechts drie uitsluitend backofficewerk doen. Alle anderen
­verrichten klantgerichte activiteiten. “We zijn vooral met klantgerichte acties
actief”, zegt Adrie de Groot, directeur van de onderlinge. “We proberen voortdurend met klanten bezig te zijn en dat spreekt zich rond. We krijgen daar
­positieve ­reacties op, ook van nieuwe klanten.” En voorzitter van het bestuur
Henk ­Aberson zegt: “Het ledenaantal is redelijk stabiel, maar het verzekerd
­bedrag en de polisdichtheid groeit. Er gaat geen week voorbij of er worden
­nieuwe brandpolissen afgesloten. Dat komt vooral door van-mond-tot-mond-­
reclame van klanten die tevreden zijn.”
“De regelgeving die ons in 2016 te wachten staat,
vormt geen probleem.”
“We moeten het lef hebben
om ruim te kijken.”
Vertrouwen
Directeur Adrie de Groot, voorzitter Henk Aberson en ook secretaris Jan
Kromwijk tonen zich alle drie sterk betrokken bij hun onderlinge. Ze hebben
de Onderlinge | juli/aug/sept 2014
15
ook veel vertrouwen in de toekomst ervan. Jan Kromwijk zegt: “De solvabiliteit is op
orde, we hebben een hartstikke goed team en we hebben ook een goed bestuur.
­Natuurlijk kunnen we nooit met zekerheid zeggen waar we over vijf of tien jaar staan.
De ­regelgeving die ons in 2016 te wachten staat, vormt geen probleem, dat gaan we
wel redden. Maar wat komt er daarna? Er ligt een druk vanuit De Nederlandsche
Bank op de kleine onderlingen. We weten niet wat dat zal gaan betekenen.” Dezelfde
vragen heeft Kromwijk ten aanzien van de SOBH. Vanuit zijn positie als lid van de
raad van commissarissen van de SOBH en de SOM zegt hij: “We hebben vertrouwen
in de SOBH en we hebben met elkaar binnen de SOBH afgesproken dat we deze
herverzekeringsfunctie in ieder geval in stand willen houden. Maar hoe lang we
dat kunnen doen, blijft de vraag. Maar goed, er zijn ook andere mogelijkheden om
met elkaar te worden herverzekerd. Wel moeten we dan het lef hebben om ruim te
­kijken. Mijn vader, die voor mij dertig jaar lang bestuurslid is geweest, zei altijd dat
je je nooit aan één organisatie of organisatievorm moet ophangen. Blijf kijken of je
ergens anders beter terecht kunt, blijf kijken wat je zelf in de markt waard bent en
blijf kijken hoe je je zaken beter kunt organiseren.”
“We hebben ervoor gekozen onze eigen weg te gaan.”
Zelfstandig blijven
Op basis van het vertrouwen in de eigen kracht van de onderlinge zijn er op dit
­moment in Nieuwerbrug geen plannen om toenadering tot andere onderlingen te
zoeken, bijvoorbeeld met het oog op een fusie. Mocht een van de andere o
­ nderlingen
in problemen komen, dan staat de deur open, want er valt altijd te praten. Concrete
plannen zijn er echter niet.
Overwogen wordt directie en bestuur in een monistisch
bestuursmodel samen te voegen
Ook valt er te praten over samenwerking, bijvoorbeeld gericht op kostenbesparing. Participatie in een coöperatie met een centrale risicodrager of transformatie
naar een coöperatie van verzekerden, waar een aantal andere SOBH-onderlingen
voor heeft gekozen, vindt het bestuur echter een stap te ver. De autonomie als
brandverzekeraar staat bij de Onderlinge Verzekeringsmaatschappij Rijn en Aar
hoog in het vaandel, zolang de leden daarmee het beste gediend zijn. “We hebben
ervoor gekozen onze eigen weg te gaan”, zegt voorzitter Henk Aberson. “Wij willen
zelfstandig blijven, zonder meer.” De enige verandering waar momenteel wel over
wordt gesproken, betreft het bestuursmodel van de onderlinge. Na de fusie met
de Onderlinge Ter Aar-Jacobswoude eind 2010 werden ook de voltallige besturen
samengevoegd, waardoor een bestuur met tien leden ontstond. Inmiddels is dat
aantal tot vijf teruggebracht door bij het vertrek van bestuursleden geen nieuwe te benoemen. Overwogen wordt nu om naar een ander bestuursmodel over te
gaan, bijvoorbeeld door de directie en het bestuur samen te voegen in een monistisch bestuursmodel, dus met uitvoerende en niet-uitvoerende (toezichthoudende) bestuurders in één bestuurslaag, of door een raad van commissarissen in te
stellen. Jan Kromwijk: “We zijn er nog niet uit. De Nederlandsche Bank vindt dat
je toezicht en directie gescheiden moet houden. De slager moet immers niet zijn
eigen vlees keuren. Daar zit wat in, maar de discussie loopt nog en we hebben nog
niet besloten hoe we dat gaan invullen.”
“We kunnen open zijn,
want we hebben niets te verbergen.”
Open relatie
“We hebben een open relatie met De Nederlandsche Bank”, vervolgt Adrie de Groot.
“We kunnen open zijn, want we hebben niets te verbergen. Door die openheid k
­ rijgen
we wat gemakkelijker toegang tot DNB en krijgen we daarnaast begrip terug.” En
Henk Aberson zegt: “Wij zien De Nederlandsche Bank als een partner waarmee je
kunt samenwerken en waar we van tijd tot tijd voor adviezen aankloppen. Die geven ze niet zo gauw maar als
je het gericht vraagt, krijg je meestal toch wel goede
raad.” De toekomst van de onderlinge wordt uiteindelijk toch vooral door de leden bepaald. Adrie de Groot
tot slot: “Het gaat om de meerwaarde die wij onze
­leden kunnen bieden. Wij willen bij de klant zijn op het
moment dat er een schade is. Het persoonlijk contact
met de klant blijft superbelangrijk en daar willen wij
onze uiterste best voor blijven doen.”
“Wij zien De Nederlandsche Bank
als een partner waarmee je kunt
samenwerken.”
DRIE ONDERLINGEN
Op 16 september 1909 verzamelt zich een aantal leden van de vereniging ‘Onderling Belang’ in
de deftige voorkamer van J. de Boer in Nieuwerbrug. Zij besluiten een onderlinge brandwaarborgmaatschappij op te richten. Twee maanden
later, op 19 november 1909, is het zover. Notaris P.J. van Winter verzorgt de oprichting van
‘Brandwaarborgmaatschappij Nieuwerbrug en
Omstreken’. Timmerman D. de Bruin uit Bodegraven wordt de eerste voorzitter.
Ruim een jaar later, eind 1910, telt de onderlinge al 61 leden en een ingeschreven belang
van ruim 1 miljoen gulden. De onderlinge in
­Nieuwerbrug is niet de enige in de omgeving.
In dezelfde ­
periode worden ook de Onderlinge ­
Brandwaarborg Maatschappij Woubrugge-­
Oudshoorn en de Onderlinge Verzekering tegen
Brandschade in Ter Aar opgericht. Vooral de
onderlinge in Ter Aar heeft een indrukwekkende
start. 58 tuinders en boeren staan aan de wieg
ervan. Het zijn bekende namen uit de gemeenschap, zoals Visser, Treur, Kempen, Van Rijn,
Zwetsloot en Joha.
In 1995 besluiten de besturen van de verzekeringsmaatschappijen in Ter Aar en ­Woubrugge
tot een fusie en zo ontstaat de Onderlinge
Ter Aar-Jacobswoude. Nog eens vijftien jaar later, op 21 september 2010, stemmen vervolgens
de leden van zowel Nieuwerbrug als Ter Aar-­
Jacobswoude in om samen te gaan. De nieuwe
naam is Onderlinge Verzekeringsmaatschappij
Rijn en Aar.
“Het persoonlijk contact met de
klant blijft superbelangrijk.”
16
Vervolg van pagina 13.
Specifieke producten
De FATCA houdt voor verzekeraars in dat zij
voor verzekeringsproducten die niet zijn uitgezonderd, hun klanten moeten identificeren. Vervolgens moeten zij informatie over
Amerikaanse klanten aan de Belastingdienst
doorgeven. Verzekeraars die niet aan deze
verplichting voldoen, kunnen door de Nederlandse autoriteiten boetes worden opgelegd.
Omdat in traditionele schadeproducten geen
vermogen wordt opgebouwd, zijn deze van
de FATCA-verplichting uitgezonderd. Vanuit eenzelfde risicogewogen benadering zijn
ook pensioenproducten uitgezonderd, als er
tenminste sprake is van inhouding van loonbelasting bij uitkeringen. Dan immers heeft
de fiscus zicht op die producten en wordt
het risico van belastingontwijking laag geacht. Specifiek voor Nederland zijn ook kleine
begrafenis­verzekeringen, met een premie van
minder dan 1.000 euro per jaar, uitgezonderd.
Nergens ter wereld zijn zoveel begrafenis­
verzekeringen als in Nederland afgesloten. De
kosten die moeten worden gemaakt om aan de
­Amerikaanse compliance te voldoen, zouden
echter niet in verhouding staan tot het risico
van belastingontwijking door middel van deze
producten. Het Verbond van V
­erzekeraars
heeft daarom samen met het ministerie van
Financiën de Amerikanen ervan weten te
overtuigen dat ook deze kleine begrafenis­
verzekeringen kunnen worden uitgezonderd.
Ook zorgproducten zijn in principe uitgezonderd. Sommige verzekeraars geven echter hun
klanten de mogelijkheid om naast de normale
premie ­additionele betalingen te verrichten,
om zo een reserve op te bouwen voor vergoedingen die onder het eigen risico vallen. Soms
wordt over die reserve een rentevergoeding
betaald. Deze producten bieden dan opeens
de mogelijkheid tot vermogensopbouw en vallen daarom onder de FATCA-­verplichting.
Common Reporting Standard
“Aanvankelijk vond iedereen deze gang van
zaken wel erg imperialistisch van de Amerikanen”, aldus Bas de Mik. “Want hoe kun
je nou in Amerika wetgeving uitvaardigen
waar de hele wereld zich aan moet houden?!
Iedereen zette daarom zijn hakken in het
­
zand. Maar omdat de maatschappelijke druk
om belasting­
ontwijking niet te accepteren,
veel groter is geworden en de Amerikanen met
­FATCA veel succes hadden, hebben inmiddels
de ­OESO-landen besloten hetzelfde te gaan
doen en het FATCA-verdrag te k
­ opiëren. Dit
heet de Common Reporting Standard, die naar
verwachting per 1 januari 2016 in werking
zal treden. De Common Reporting Standard
COLOFON
vraagt financiële instellingen hun klanten te
identificeren en na te gaan in welk land zij
­belastingplichtig zijn. Dit proces raakt opeens
veel meer partijen, want laten we wel wezen,
verzekeraars hebben wel eens mensen in de
boeken die naar Amerika zijn geëmigreerd,
maar in feite is dat aantal meestal maar heel
beperkt. De Common Reporting Standard
raakt echter ook bijvoorbeeld N
­ederlands
­gepensioneerden in Frankrijk en S
­ panje en
de Nederduitsers en Nederbelgen die de
grens zijn overgegaan. Het gaat dan dus om
veel meer polishouders. B
­ovendien leeft
momenteel de vrees bij verzekeraars dat
­
ook het pensioenproduct, dat in het Amerikaanse verdrag eruit is onderhandeld, door
de ­Common Reporting Standard veel zwaarder zal worden getroffen. Het is immers
de ­
verwachting dat de Common Reporting
­Standard geen algehele productuitsluitingen
zal kennen. Veel landen binnen E
­ uropa zullen
daarom straks willen weten welk inkomen de
expats en pensionado’s vanuit hun moederland ontvangen, om zo te voorkomen dat er
belastingontwijking plaatsvindt.”
IT aanpassen
Een ingrijpende consequentie van FATCA
en de Common Reporting Standard is dat
­verzekeraars voortaan de nationaliteit van hun
relaties zullen moeten registreren. V
­olgens
Berns en De Mik is het daarom van groot belang
dat verzekeraars hun IT daarvoor gaan aanpassen. Ook tussenpersonen, die veelal de eerste
gegevens van klanten verzamelen en gegevens
in de bestanden van verzekeraars invoeren,
zullen daarvoor de nodige maatregelen moeten nemen. Ook bij het ontwikkelen van nieuwe
producten met elementen van vermogensopbouw daarin zal daar terdege rekening mee
moeten worden gehouden. Jits Berns zegt: “Wie
­nieuwe applicaties gaat bouwen of applicaties
gaat herinrichten, doet er verstandig aan het
onderscheid naar ­nationaliteit in te bouwen.
Want moet je dat achteraf doen, zo leert de
ervaring, dan is dat veel lastiger, ­tijdrovender
en duurder.” Overigens zal het in veel gevallen mogelijk zijn om met dit aspect van klant­
identificatie aan te sluiten bij bestaande ‘anti
­money ­laundering’- en ‘know your customer’-­
processen. Bas de Mik tot slot: “De regel­geving
op zich is onderdeel van fiscale wetgeving,
maar het op orde hebben van processen is
een zaak voor de toezichthouder. De toezichtwetgeving stelt dat banken en v­erzekeraars
een integere bedrijfsvoering moeten hebben.
Het voldoen aan fiscale regelgeving hoort daar
­nadrukkelijk ook bij.” Ook tussenpersonen zullen de nodige maatregelen moeten nemen.
INFO
De Onderlinge is een uitgave van
de FOV (Federatie van Onderlinge
Verzekeringmaatschappijen in
Nederland) en verschijnt 6 keer
per jaar in een oplage van 1.000
exemplaren.
Leden van de FOV zijn gratis
geabonneerd op De Onderlinge.
REDACTIE:
FOV
MET MEDEWERKING VAN:
Tekstschrijver Peter van Steen,
Geldermalsen
REDACTIESECRETARIAAT:
FOV
Postbus 148, 3700 AC Zeist
t 030 656 71 60
e [email protected]
i www.fov.nl
ONTWERP EN VORMGEVING:
Flair Design Ontwerp- en DTP Studio,
Wijk bij Duurstede
PRODUCTIE EN DRUK:
Drukkerij De Eendracht, Schiedam
© Overname van (gedeelten van)
artikelen wordt aangemoedigd.
Graag met bronvermelding.
ISSN 0927-6173
“Wie belasting ontwijkt,
bewerkstelligt dat anderen
meer moeten betalen.”