Leidinggeven en POP-gesprekken

Presentatie deelonderzoek
Kenniskring Lectoraat
Christelijk leraarschap
Drs. A.J. Verwijs
Gouda, 29 januari 2014
Kenniskring Lectoraat CL
Interne leden (Driestar Educatief):
• Laura Boele
• Marloes Hoenkamp
• Ewald Mackay
• Willemieke Reijnoudt
• Henk Vermeulen
Externe leden:
• Dick Janse (Wartburg College)
• Leunis van Klinken (KC)
• Marike de Kloe (Woord & Daad)
• Aris de Pater (PO B’veld)
• André Verwijs (Fruytier SG)
1
Speerpunten
•
•
•
•
•
•
Christelijk karakter van de lespraktijk (PO/VO/MBO/HBO)
Behoeften van het onderwijsveld in kaart brengen
Good practices aan het licht brengen
Praktijknabij onderzoek – in scholen
Handreiking voor leidinggevenden
Internationalisering
2
Deelonderzoek naar invloed van
leiderschap op CL
•
•
•
Probleemstelling: hoe houden we het christelijk
onderwijs in rapport met deze tijd?
Christelijk leraarschap meer bepalend dan
schoolvisie (Van Hardeveld, 2003).
Als christelijke leraren er toe doen, hoe wordt hun
expertise onderhouden/uitgebouwd? >
leiderschap!
Onderzoeksvraag (OV)
Hoe stimuleert de leidinggevende door het FG
christelijke leraren in het reflecteren op hun
beroepsidentiteit?
Waarom FG?
3
Deelvragen
•
•
•
•
1. Wat is christelijk leraarschap? Beantwoord door
pilotonderzoek (De Muynck et al., 2012) > theorie
2. Waar is leiderschap tijdens het FG op gericht in
de bespreking van de beroepsidentiteit?
3. Wat is tijdens het FG de rol van reflectie op de
beroepsidentiteit?
4. Wat is het effect van het FG ten aanzien van de
beroepsidentiteit?
Onderzoeksopzet
•
•
•
•
Kwalitatief praktijkonderzoek: nauwkeurig kijken
naar wat er tijdens een FG gebeurt op het gebied
van beroepsidentiteit;
5 FG’s (van 4 verschillende leidinggevenden en 5
verschillende christelijke leraren) gefilmd op 2
confessionele scholen (gereformeerd/reformatorisch);
Individuele nabespreking, 2 à 3 maanden na FG;
Kwalitatieve analyse door middel van open
codering, zowel verticaal (per casus) als
horizontaal (per label).
4
Instrumenten
•
•
•
•
Videobeelden van gefilmde FG’s analyseren op
reflectievragen leidinggevende; > 1e ronde ruwe data
Per CL een ‘stimulated video recall’ (SVR)
opnemen (audio) waarbij gedachten/gevoelens
van de CL per reflectievraag in herinnering
worden gebracht; > 2e ronde ruwe data
Open codering: labeling volgens het atlas.tiprincipe.
SVR twee maanden na het FG is ook effectmeter
(wat laat het FG na?)
Conclusies
•
•
•
•
Reflectie(gehalte) op beroepsidentiteit tijdens FG
sterk afhankelijk van vraagstelling
leidinggevende;
Gerichtheid van leiderschap tijdens het FG toont
grotere verschillen tussen leidinggevenden (op
dezelfde school!) dan wanneer er een standaard
vragenlijst wordt gebruikt;
Er worden tijdens het FG nauwelijks concrete
ontwikkelafspraken gemaakt op het gebied van
beroepsidentiteit;
Het effect van het FG blijkt vooral van
kortdurende aard (opscherping bewustzijn,
herinnering aan verantwoordelijkheid etc.)
5
Verwerkingsvragen
1.
2.
3.
4.
Wat willen we als leidinggevenden met het FG
bereiken t.a.v. de (ontwikkeling van de)
beroepsidentiteit van christelijke leraren?
Moeten we wel invloed wíllen uitoefenen op de
beroepsidentiteit van christelijk leraren?
Zo ja, welke (voorbeelden van)
ontwikkelafspraken (t.a.v. identiteit) zouden we
met christelijke leraren kunnen maken?
Hoe zouden we de FG-effecttermijn kunnen
verlengen?
6