Lectorale rede lectoraat geloven in context – 13 november 2014 Beroepstrots! De hbo-theoloog als zelfbewuste en adaptieve beroepsgelovige [Geacht College van Bestuur, dames en heren, collegae, familie en vrienden. Vandaag beleven we de start van het lectoraat Geloven in Context. In verbinding met het lectoraat Geestelijk leiderschap, waaraan we de afgelopen vier jaar hebben gewerkt, zetten we nu een aantal vervolgstappen in de wondere wereld van het praktijkgerichte onderzoek. Met de lessons learned van de afgelopen vier jaar gaan we vol vertrouwen met het nieuwe thema aan de slag. Het is waardevol om kort de beweging van de voorbije lectoraatsperiode naar de huidige te schetsen. In de voorbije periode lag het accent vooral op de persoon van de hbo-theoloog en zijn ontwikkeling in geestelijke zin. Aanvankelijk richtten we ons op praktijken die als kennisbron zouden kunnen fungeren voor hbo-theologen in opleiding. We gingen ervan uit dat de dagelijkse werkpraktijk van gelovigen ons van informatie zou kunnen voorzien die essentieel is voor theologen die in toenemende mate in een seculier klimaat functioneren. In dat perspectief fungeerde het werkbelevingsonderzoek dat we verrichtten. 1 Gaandeweg versmalde het onderzoek zich echter tot de “binnenkant” van de hbo-theoloog. Het thema spiritualiteit kreeg centrale betekenis en werd sterk uitgewerkt vanuit de persoonsdimensie als onderdeel van de beroepsidentiteit. 2 Het eigene of de kern van de beroepsidentiteit zagen wij in de metafoor van de hbo- theoloog als ‘interpreterende gids’. We kozen voor een omvangrijker spiritualiteits- onderzoek waarbij de geloofsontwikkeling van de hbo-theoloog als bron voor eigenheid en professioneel handelen centraal kwam te staan]. Met het nieuwe thema 'geloven in context' komt de focus breder te liggen op veran- derende geloofspraktijken. We verleggen de aandacht voor de persoonsdimensie (en het 1 Vgl. R. Erwich, Werk en waarde. Onderzoek naar werkbeleving van christelijke werkers in een seculiere context. Ede, 2013. 2 Vgl. R. Erwich, J. Hoek, J.M. Praamsma (red.), Theologie als beroep. Verhalen van hoop. Utrecht: Kok, 2014. En: R. Erwich, D. van de Koot-Dees, Kwetsbaarheid en Omvorming. De rol van de opleiding in de spirituele biografie van studenten hbo-theologie. Ede, 2014. 1 Lectorale rede lectoraat geloven in context – 13 november 2014 accent spiritualiteit daarbinnen) van de hbo-theoloog naar de aandacht voor de dyna- mische verhouding tussen de culturele context en de beroepsidentiteit van de hbotheoloog. De vraag is vooral hoe de verbinding tot stand komt tussen context en beroep. En: in hoeverre en op welke wijze komt de integratie tussen context en beroep tot stand? Waar het accent in de vorige periode lag op de beweging van binnen naar buiten, ligt nu het accent op de beweging van buiten naar binnen. Maar nu eerst een verhaal. De kikker in de stadstuin 3 Midden in een kleine stadstuin lag een verwaarloosd vijvertje, geheel gevuld met modder. Aan de rand zat een mistroostige kikker, die bij zichzelf dacht: “Het leven is saai en vervelend, eigenlijk één modderpoel.” Plotseling zat er een tweede kikker naast hem, die zei: “Wat heb jij hier een grappig klein wereldje.” “Grappig? Grappig?” was het boze antwoord. “Het is helemaal niet grappig. Ik vind de wereld verschrikkelijk.” “Misschien moet je dan gaan verhuizen naar een wat grotere wereld,” opperde de andere kikker. Hij vertelde vervolgens van het grote wijdse meer waar hij vandaan kwam: een meer waar prachtige planten groeiden, waar boten voorbijvoeren, en bij mooi weer de zon in het water dreef. “Kijk, dát is de echte wereld,” zo besloot hij zijn verhaal. En hij voegde er nog aan toe: “Het is daar veel avontuurlijker, spannender en diverser en grootser dan hier.” Maar de eerste kikker werd nog bozer en verdrietiger: “Wat zit je me toch een onzin te vertellen. Ik wéét dat het overal hetzelfde is en daarom blijf ik zitten waar ik zit.” “Jammer, heel jammer,” zei de kikker die op bezoek gekomen was uit de grote wereld. En hij sprong weg om terug te gaan naar die grotere en boeiende wereld, waar meer zon, ruimte en diversiteit was. Onze kikker bleef weer alleen achter. Hij staarde naar de enge begrenzing van zijn wereldje en was ontevredener dan ooit. De verleiding is groot om deze parabel te exegetiseren. Je kunt haar opvatten als een verhaal over de ontplooiingskansen die groter zijn als je het aandurft om niet (te) dicht bij huis te blijven. Zij kan zo verstaan worden als een spiegelverhaal waarin je je opge- roepen voelt om je buiten de grenzen van de oude en vertrouwde leefpatronen te begeven omdat daar nooit vermoede mogelijkheden op je wachten. Maar mogelijk is de parabel ook te lezen en verstaan als een reflectie van de spanning die wij ervaren tussen 3 C. van Woerden, Soms helpt een verhaal. Den Haag: Boekencentrum, 1990. 2 Lectorale rede lectoraat geloven in context – 13 november 2014 een kleine en een grote wereld. Tussen een “grappig klein wereldje” en “de wereld van het grote wijdse meer met veel diversiteit”. Het is mooi dat er altijd verschillende identificatiemogelijkheden zijn. Daarom zou ik de parabel willen opvatten in het perspectief van de ontwikkeling van een zelfbewuste, adaptieve beroepsidentiteit in een wijdse en diverse context, door de hbo-theoloog. Een context die avontuurlijk is, niet per se beter. Wel een context die spannender is en om meer vraagt van professionals dan twintig jaar geleden. Aan de verkenning van wat die beroepsidentiteit inhoudt is de rest van mijn rede gewijd. Mijn stellingname luidt: het is nodig dat hbo-theologen zich meer ontwikkelen tot zelfbewuste en adaptieve beroepsgelovigen. Ik vat het samen in dat ene woord: beroepstrots. Ik zal betogen dat onderzoek nodig is om bij te dragen aan de versteviging en versterking van deze beroepsidentiteit, ten gunste van het onderwijs en de praktijk. In de voorbereiding van het lectoraat is gedurende een aantal maanden met verschillende partijen gereflecteerd op de kennisuitdagingen die aandacht behoeven. 4 Onder een kennisuitdaging versta ik de kennis die cruciaal is voor de specifieke beroepspraktijken waarin een hbo-theoloog werkzaam is. Deze kennis die we mogelijk door onderzoek kunnen ontwikkelen heeft de verrijking en de versteviging van de opleiding van hbo-theologen tot doel. Allereerst nu een overzicht van een aantal essentiële reflecties uit de praktijk en van een aantal experts op het gebied van de verschillende beroepsdomeinen waarin de hbo-theoloog werkzaam is. Wandelen in het werkveld – reflecties van practitioners met (veel) ervaring Mijn stelling ten aanzien van hbo-theologen en hun beroepsidentiteit vraagt om verdere verkenning. Om meer zicht te krijgen op de relatie tussen context en beroepsidentiteit heb ik een rondgang gemaakt door het werkveld. Ik vroeg een aantal practitioners, een voorganger, een jeugdwerker, een docent godsdienst en levensbeschouwing en een geestelijk verzorger met gemiddeld meer dan 15 jaar werkervaring naar hun typering van de context waarin zij werken en tevens naar de invloed die deze context op hun werkzaamheden heeft en of het hun beroepsidentiteit beïnvloedt. Dit beperkte vooron- derzoek leverde een aantal boeiende inzichten op. In deze eerste stap laat ik hen (deels) zelf aan het woord en voorzie de fragmenten uit hun reflecties daarna van commentaar. 4 In de periode tussen januari 2014 en november 2014 speelden de volgende partijen een rol in de validering van het onderzoeksthema: werkveldpartners, practitioners in de beroepspraktijk, docenten, kenniskringleden en afstudeerders van de Academie Theologie. 3 Lectorale rede lectoraat geloven in context – 13 november 2014 (1) Contexttyperingen “De cultuur binnen en buiten de kerk vermengen zich en botsen met elkaar, concreet bijvoorbeeld in het feit dat de kerk toch redelijk hiërarchisch en formeel is…aspecten die het in de huidige cultuur niet echt goed doen….een unieke context die ook maakt dat je voortdurend moet schipperen tussen beleving, houding, wensen en vragen van verschillende generaties” [Jeugdwerker] “Mijn leerling populatie komt vaak uit welgestelde milieu, is overwegend ‘wit’ en slechts een paar procent is kerkelijk betrokken. Er is wel interesse voor het christendom, maar als derde generatie in een geseculariseerd Nederland is er weinig kennis over deze godsdienst…thema’s genoeg op school, van pesten tot verslavende middelen…” [GL- docent] “De context in de ouderenzorg is er een van voortdurende beweging en verandering…..van topdown management naar van boven opgelegde zelfsturende teams. De zorg is aan het verschralen, vooral omdat het welzijn zo goed als wegbezuinigd is en men grote en (te) hoge verwachtingen heeft van familieparticipatie. De levensbeschouwelijke eigenheid van veel huizen is verdwenen, alle zorg [ook de gv] dreigt te worden gestandaardiseerd en geprotocolleerd. Ook de GV wordt gevraagd het werk te standaardiseren, dat het in de zorg om relaties tussen mensen gaat is iets dat daarbij verloren dreigt te gaan” [Geestelijk verzorger] “De context is een dynamische, keuze vragende, inspirerende, optimistische, intelligente en uitdagende context….mensen die het druk hebben en gewend zijn dingen snel te krijgen, maar in het Koninkrijk gaat dat anders…er is een vorm van consumentisme, veel minder duurzaam commitment, ethische standpunten horen tot het persoonlijk domein vindt men…” [voorganger] Opvallend is hoe verschillend de context, waarin men werkt, beschreven wordt. Waar de jeugdwerker de context vooral beschrijft in termen van botsende culturen, accentueert de GL-docent de geseculariseerde leerling populatie. Voor de geestelijk verzorger wordt die context vooral getypeerd door begrippen als ‘verschraling’ en ‘protocollering’ van de zorg. De voorganger legt nog andere accenten als hij aangeeft dat het vooral een 4 Lectorale rede lectoraat geloven in context – 13 november 2014 uitdagende context is met consumentengedrag en privatiseringstendenzen als het gaat om de moraal. Feitelijk nemen zij weliswaar verschillend wel grote veranderingen waar die de uitoefening van het beroep beïnvloeden. Hoe kijken zij hiernaar? Opnieuw een paar citaten: (2) Invloed context op beroepsidentiteit “Ik neem door de verschuivingen in de cultuur ook een verschuiving in mijn eigen geloofsbeleving waar, bij mijn start…wist ik het allemaal zo zeker…maar als er dan ook bij mij vragen komen, hoe geloofwaardig ben ik dan als ik praatjes houd voor jongeren?...ik heb steeds meer vragen bij de vorm van kerk zijn en keuzes van de kerk waarin ik werk én waarvan ik lid ben…zijn we nog wel relevant? Mijn start was waarschijnlijk te naïef…er kan haast niks mis gaan, want ik werk in een kerk…ik ben aangelopen tegen mijn eigen grenzen….hoe kan ik hiermee goed omgaan zonder voorbij te gaan aan de eigenheid van mijn vak?” [Jeugdwerker] “Wat mijn werk complex maakt is het gebrek aan intrinsieke motivatie bij leerlingen. Het is een continue en uitdagende zoektocht naar manieren om bruggen te slaan naar de belevingswereld van leerlingen…..de klassen zijn bovendien groot, het is moeilijk om in klassen van 31 oog te hebben voor individuele leerling….mijn beroepsidentiteit heeft een verschuiving meegemaakt…het is voor mij een voortdurend zoeken naar wat ik van mijn eigen levensbeschouwing laat zien…ik merk dat ik daar vrijer in geworden ben…het is ook een enorm kwetsbare leeftijdsgroep, daar ben ik me veel bewuster van.” [GL-docent] “Ik laat mij in mijn beroepsidentiteit vooral leiden door wat de beroepsvereniging VGVZ erover zegt. Voor mijzelf is het belangrijk dat ik ambtelijk gebonden ben, je bent vanuit een bepaalde overtuiging gezonden door de kerk…toen ik hier begon te werken zei ik: ik word betaald om tijd te hebben voor mensen. De laatste jaren heb ik dit niet meer gezegd…het werk is complexer geworden door de schaalvergroting, taakgerichter, rapporteren in het zorgdossier etc.” [Geestelijk verzorger] “Voor mij is het voorgangerschap niet zozeer een beroep als wel een leven(sstijl) die voortkomt uit het volgen van Jezus…..maar de druk om om te gaan met de verwachtingen van mensen of de waan van de dag is groot, ik wil mensen winnen voor het Koninkrijk en dus mensen tegemoet komen, terwijl het Koninkrijk soms andere dingen vraagt en schuurt met de weg die mensen en/of ik wenselijk vinden.” [Voorganger] 5 Lectorale rede lectoraat geloven in context – 13 november 2014 De invloed van een veranderende context is terug te vinden in een generieke ‘zoekbe- weging’ die waar te nemen valt bij deze vier professionals. In het functioneren zien we onderhandelingen over wat tot het eigene van het werk behoort en wat er niet toe behoort, ten gevolge van de verschuivingen in de cultuur. Deze trekt eigen sporen in de persoonlijke spiritualiteit van de werker en noodzaakt tot reflectie op de eigen geloofsweg en wijze van werken. Ook de veranderende motivatie van leerlingen zelf heeft effect op de beleefde complexiteit van het werk als GL-docent. Voor de geestelijk verzorger speelt de ‘meten-is-weten-cultuur’ een rol en leidt tot verregaande reflecties op de feitelijke uitoefening van het beroep. Ten slotte heeft de voorganger mogelijk last van ‘spirituele scharrelaars’ die het liefst hun eigen ‘voedsel’ overal vandaan willen halen. Deze praktijkreflecties sporen naar mijn overtuiging in de breedte met wat er in de verschillende praktijken gebeurt. Een peiling bij een soortgelijke groep practitioners laat zien dat de verwachting is dat deze ontwikkelingen zich ook zullen doorzetten. Het vraagt volgens hen om meebewegen en gebruik maken van de mogelijkheden die deze veranderingen ook bieden. Het vraagt tevens om verheldering van de identiteit van kerk en organisatie. Steeds minder kan met jongeren worden terug gegrepen op klassieke patronen van geloven; immers er is minder kennis en een hoog leefritme, deze zijn bepaald niet altijd bevorderlijk voor een zich ontwikkelende geloofspraktijk. Op de vraag waar de werkers over 15 jaar staan in hun domein kregen wij ook pessimistische antwoorden. Zijn er nog wel arbeidsplaatsen beschikbaar? Of: zal het vak godsdienst nog wel door overheid bekostigd worden of zijn zij straks in dienst van een kerkgenootschap? Eerlijke vragen die het verdienen om serieus genomen te worden en onderzocht. In een volgende stap leggen we ons oor te luister bij de kennisuitdagingen die een aantal theologen zien, onderscheiden naar de verschillende beroepsdomeinen. Expert reflecties uit de praktijk – ontwikkeling in domeinen en streams In de keuze voor de practitioners was het al te merken: we spreken over verschillende beroepsdomeinen binnen de hbo-theologie opleiding hier in Ede. We onderscheiden achtereenvolgens de docent godsdienst en levensbeschouwing, de voorganger, de pastoraal-agogisch werker, de missionair-diaconaal werker en de gemeenteopbouwwerker. In de zoektocht naar kennisontwikkeling samen met het werkveld spelen deze beroepsdomeinen een steeds grotere rol. We streven ernaar om losse onderwerpen, 6 Lectorale rede lectoraat geloven in context – 13 november 2014 thema’s en tendenzen zodanig te filteren dat de opleiding van hbo-theologen erbij gebaat is. Als lectoraat richten we ons primair op de trage vragen en tendenzen. Welke kennisuitdagingen zien theologische experts en hoe verhouden deze zich tot de genoemde werkveldreflecties? Een kort overzicht en analyse. In het kader van het domein GL betoogt Taco Visser dat de grootste kennisuitdaging is gelegen in de vraag naar het object van het vak. Visser wijst op de noodzaak van een herdefiniëring van het object van het vak dat meer zal moeten gaan over zingeving en spiritualiteit en hiermee samenhangend met een keuze voor meer cognitief dan wel vormingsgericht leren. Visser wijst er in dit verband op dat het begrip ‘het heilige’ meer het object van het vak zou moeten gaan bepalen. Hierbij verdient ook de relatie tussen het vak en de identiteit van de school een grotere rol. Jos de Kock stelt terecht aan de orde dat er te weinig werk gemaakt wordt van het goed beschrijven en waarnemen van de ervaringen die kinderen en jongeren hebben in relatie tot God en geloof. Het domein gemeenteopbouw zou er goed aan doen consciëntieus en betrokken onderzoek te verrichten om kinderen en jongeren te kunnen laten deelnemen aan de geloofspraktijken die er zijn. Het komt dan aan op een sterke openheid voor de bijzondere ervaringen die kinderen en adolescenten hebben (contra ‘adultocentrisme’). 5 De voorganger krijgt wat meer aandacht. Volgens Sake Stoppels moet de voorganger zich uit zijn verzorgingsparadigma losbreken en een ‘vermenigvuldiger’ worden. Dat wil zeggen, hij zou zijn taak meer moeten gaan zien als degene die grotendeels vrijgesteld wordt om mensen te vormen als discipelen van Jezus Christus. Zijn primaire roeping ligt niet bij het (crisis)pastoraat, maar bij de toerusting van de heiligen tot dienst van allen (vgl. Ef.4:12). En daarom doet Hans Schaeffer er misschien nog een schepje bovenop in dit verband. De voorganger mag dan een ‘interpreterende gids’ zijn, maar hij moet vooral een generalist zijn. Specialisatie is om meerdere redenen niet (meer) mogelijk, 5 De Kock wijst op een zestal criteria die hij ontleent aan Schweitzer (2014). Met ‘adultocentrisme’ wordt bedoeld dat in de omgang met kinderen en jongeren niet het geloofsmodel van volwassenen tot de enige norm verheven kan worden. 7 Lectorale rede lectoraat geloven in context – 13 november 2014 onze gedifferentieerde context vraagt om de voorganger als generalist. 6 Hij kan beter de deelterreinen overzien en is gericht op het geheel. Analoog aan het beeld van de huisarts als ‘general practitioner’, leidt de voorganger de gemeente als generalist. Specialistische kennis wordt niet bij de vuilnis gezet, maar verdient het geïntegreerd te worden ingezet. Bernhard Reitsma positioneert de hbo-theoloog als professional in een context waarin de Islam een rol speelt. Wie in één van de grote steden in ons land aan het werk gaat in een multiculturele wijk zal ook in aanraking komen met de Islam en met moslims. In de directe ontmoeting is er dan wat Reitsma noemt ‘multicultureel vakmanschap’ nodig. De hbo-theoloog zal in die directe ontmoetingen zicht moeten hebben op wie die ander is, wie hij zelf is als gelovig mens in contact met een moslim en hoe hij hermeneutisch competent kan handelen. Dat laatste veronderstelt veel begrip van de grondpatronen van geloven in zowel de Islam als ook in het christelijk geloof. Margriet van der Kooi richt zich binnen het domein pastoraal-agogisch werk op zowel de geestelijke verzorging als ook op het pastoraat binnen de kerken. Twee disciplines feitelijk, die zij verder uit elkaar ziet groeien. In haar kritische analyse sluit zij aan bij de opmerkingen van andere werkers in dit domein: de geestelijke verzorging moet zien te overleven in een werkelijkheid waarin economisering en instrumentalisering de boventoon voeren. Zij stelt de vraag of de geestelijke verzorging niet in toenemende mate in een soort neutrale grijze modus zal komen, waarbij iedereen zingeving als aandachtspunt heeft en specialist is. Ook op het vlak van kerkelijk pastoraat ziet zij de verschuiving van pastorale zorg op initiatief van de pastor(es) naar vraag gestuurde pastorale zorg. Tijd voor een tussenbalans. Deze inzichten zijn divers maar tonen in hoge mate hoe het beroep van de (hbo-)theoloog in beweging is. De geschetste ontwikkelingen vragen niet alleen om voortgaand gezamenlijk gesprek en debat, maar wijzen tevens op de nood- zaak van een sterkere focus op de beroepsidentiteit van de hbo-theoloog. Op zijn minst lijkt er sprake te zijn van een bepaald soort beroepsonzekerheid met betrekking tot de kern van het beroep en de eisen die de omgeving al dan niet stelt of juist de veranderde 6 Schaeffer noemt als belangrijkste redenen: krimp van financiële middelen, de veelheid van teams, de maatschappelijke trend van participatie. 8 Lectorale rede lectoraat geloven in context – 13 november 2014 verwachtingen ten aanzien van het beroep. Wie is deze theoloog als ‘interpreterende gids’? Hoe verhoudt hij zich als gids tot dit landschap waarin heel veel verschuift en beweegt? Raakt hij ook niet snel zelf de weg kwijt als hij geen adequate kaart heeft van de multiculturele en multireligieuze jungle waarin hij zich bevindt? Het risico is dan misschien dat hij zich als een kikker in de stadstuin voelt. Wat staat ons te doen? Beroepsidentiteit, professionele identiteit De veelheid van percepties ten aanzien van het beroep maakt mij licht onrustig. Niet zozeer omdat er nu eenmaal altijd op verschillende wijzen invulling wordt gegeven aan het beroep. Veeleer lijken mij eigenheid, of toeëigening van de eigenheid van het beroep en wendbaarheid of nog beter adaptief vermogen te ontbreken. Uiteraard moet dit door onderzoek al dan niet worden bevestigd. Echter, de hypothese met de twee kernbegrippen eigenheid en adaptief vermogen vormt de kern van mijn vermoeden. Het is opvallend hoeveel onderzoek er verricht wordt met betrekking tot de beroepsidentiteit van andere beroepsgroepen. 7 Een paar voorbeelden ter illustratie. Mieg (2008) doet verslag van een onderzoek naar professionalisering van Zwitserse ecologen, waarbij een grote variëteit aan beroepsbeelden naar voren komt. De zelftyperingen die de onderzochte groep geeft wijken onderling sterk af. Dit leidt tot een diffuse beroeps- groep. Mieg wijst dit niet af maar constateert dat de professionalisering van dit beroep nog niet voltooid is. Deze wordt doorgaans verstaan als het resultaat van een aantal opeenvolgende stappen: (i) de baan wordt een voltijds beroep; (ii) er wordt een opleiding voor ontwikkeld; (iii) men richt een beroepsorganisatie op lokaal en nationaal; (iv) er vindt accreditatie bij de overheid plaats; (v) men ontwikkelt een gedragscode (Mieg, 2008; Wilensky, 1964). Volgens Mieg moet een gestabiliseerde beroepsgroep zich ken- merken door de verworven controle over het specifieke en sociaal relevante van het werk. In een ander recent onderzoek gaat McElhinney in op de wijze waarop de professionele identiteit van toekomstige klinisch psychologen tot stand komt (McElhinney, 2008). Ze onderzoekt aan de hand van een gefundeerde theoriebenadering welke invloed het onderwijsprogramma heeft op de professionele ontwikkeling. Het resultaat zou zo maar gezien kunnen worden als het intrappen van een open deur, echter, haar 7 Vgl. ook F. Trede, R. Macklin, D. Bridges, Professional identity development: a review of the higher education literature. In: Studies in Higher Education, 37(3), 2012. 365-384. 9 Lectorale rede lectoraat geloven in context – 13 november 2014 onderzoek toont aan dat het in principe gaat om het verwerven van een evenwicht tussen de formele status van de rol die bij het beroep hoort enerzijds en de eigen perceptie van de competentie in die rol. Rolconflict (wanneer er een onevenredig groot beroep wordt gedaan op de tijd en inzet van een professional in verhouding tot het niveau van kennis en vaardigheid), rolambiguïteit (wanneer een professional onvoldoende kennis en vaardigheid heeft om de beroepsrol te kunnen vervullen en aan verwachtingen tegemoet te komen), onvruchtbare vergelijking met anderen en de verwachtingen van anderen kunnen een besef van disbalans tot stand brengen die verwerving van een adequate professionele rol beperken dan wel blokkeren. Van belang is daarmee wat er gebeurt tijdens een eerste fase van beroepssocialisatie, vooral tijdens opleiding en in praktijkperioden. Dit wijst op het gegeven dat ‘professioneel’ worden niet iets is dat simpelweg even geleerd wordt. Het is veeleer een proces waarin docenten en werkveld in hoge mate interacteren. Ik keer nog kort terug naar het onderzoek van Mieg (Mieg, 2008). Voor de opbouw van zijn onderzoek maakt hij gebruik van een drietal kernbegrippen die hij ontleent aan het werk van de Duitse wetenschapper Hausser (Hausser, 1995). Hausser identificeerde drie identiteitscomponenten die bepalend zijn voor de beroepsidentiteit: het zelfbeeld of zelfconcept, de zelfwaardering en controle overtuigingen. Hij omschrijft het zelfbeeld als de gegeneraliseerde waarneming die een persoon van zichzelf heeft. Mieg laat dit in concrete vragen in zijn onderzoek terugkeren. Hij stelt in het kader van het zelfbeeld de volgende vragen aan de ecologen: ‘als iemand je op straat vraagt naar je beroep, wat antwoord je dan?’ en: ‘hoe belangrijk is het voor jou persoonlijk dat je baan bijdraagt aan de samenleving?.’ Met deze twee vragen richt hij zich op de persoonlijke definitie van het beroep én op de waarde oriëntatie die met dit beroep gepaard gaat. Wat de zelfwaardering betreft vraagt hij zijn respondenten om hun eigen beroep te vergelijken met een zestal andere beroepen met betrekking tot ervaren waardering, beloning, werkuren, beroepsethiek, aanzien etc. De zelfwaardering betreft dan de algemene evaluatie van het beroep, gemeten aan verschillende waarderingsvariabelen. Ten slotte onderzoekt hij de controle overtuigingen van zijn respondenten. Hij doet dit door de vraag te stellen of de genoten beroepsopleiding voldoende heeft bijgedragen aan de competentie voor het werk (professionele competentie) en of de bijdrage van experts (docenten, opleiders, begeleiders) voldoende relevantie heeft voor het beroep zelf. 10 Lectorale rede lectoraat geloven in context – 13 november 2014 Overigens is veel in dit onderzoek vergelijkbaar met andere beschrijving en definities die in de wetenschappelijke literatuur aan de orde worden gesteld. 8 Het zou interessant zijn deze drie componenten van de beroepsidentiteit te benutten als opstap voor onderzoek in onze eigen doelgroep, de hbo-theologen. Bij mijn weten zijn vragen van deze aard recent niet aan hbo-theologen voorgelegd. De vragen naar het beroepsbeeld en niet in mindere mate de vraag naar de bijdrage aan de samenleving zijn relevant en herkenbaar. Ze verbinden zich met onze eigen zoektocht naar de eigenheid en het adaptieve vermogen van de hbo-theoloog in de huidige context. Hoewel deze begrippen van betekenis zijn, brengen ze tegelijkertijd onvoldoende de complexiteit in kaart waarmee we te maken hebben. Hausser’s theorie en de operationalisering hiervan in het onderzoek van Mieg heeft onvoldoende oog voor de omgevingsvariabelen die van invloed zijn. De theorie brengt niet het hele landschap in kaart. In dit kader helpt een onderzoek van het onderwijsinstituut APS (2011) ons nog een stapje verder. 9 Het instituut deed onderzoek onder VO-leraren naar identiteitsversterkende interventies. Het project was gericht op het leveren van een bijdrage aan de aantrekkelijkheid en het positieve imago van het beroep van leraar. Het onderzoek dat in samenwerking met de scholen werd verricht leverde een aantal ‘versterkers van de beroepstrots’ op, waaronder heldere kwaliteitsstandaarden en resultaatgerichtheid, persoonlijke aandacht van de schoolleiding voor zingeving en diepere waarden, en een duidelijke band met de externe omgeving. Het gaat mij nu niet om deze aandachtsgebieden maar om het achterliggende concept dat men benutte om de beroepsidentiteit in kaart te brengen. APS definieerde de beroepsidentiteit als ‘het resultaat van de dynamiek tussen persoonlijke identiteit, arbeidsidentiteit, schoolidentiteit en de context. Het begrip arbeidsidentiteit omschrijft APS als de verwachtingen met betrekking tot het beroep vanuit de beroepsorganisaties (opleiders, overheid, werkgevers, werknemers, koepelorganisaties) die in hoge mate worden bepaald door de 8 Vgl. daartoe F.A.J. Korthagen, Waar doen we het voor? Op zoek naar de essentie van goed leraarschap. Utrecht: IVLOS, 2001. Kelchtermans ziet het professioneel zelfverstaan in vijf dimensies: het zelfbeeld (descriptieve component), het zelfwaardegevoel (evaluatieve component), de beroepsmotivatie (conatieve component), de taakopvatting (normatieve component) en het toekomstperspectief (prospectieve component). In: G. Kelchtermans, Kwetsbaarheid en professionele identiteit van leerkrachten basisonderwijs. Een exploratie van de morele en politieke wortels. Pedagogisch Tijdschrift, (24/4), 1999. 471-492. 9 http://www.aps.nl (geraadpleegd 7 november 2014). 11 Lectorale rede lectoraat geloven in context – 13 november 2014 professionele standaarden van het beroep, de competenties en bekwaamheden, een mogelijke bevoegdheidsregeling en een cao. Het heeft ook betrekking op de verwachtingen die men in het beroep heeft van professionals, en niet te vergeten wat het specifieke werk betekent voor het leven van professionals. Bij het begrip schoolidentiteit gaat het om de visie en de missie van de organisatie, arbeidsvoor- waarden, kwaliteitsstandaarden etc. APS omschrijft ook de term professionele identiteit: ‘het is een actieve constructie, persoonlijk en subjectief, een continu en dynamisch proces, een identificatiemix van verschillende actoren/belangengroepen met bijbehorende rolvoorwaarden en dominante waarden en normen.’ Herkenbaar zijn hierbij de ook in andere wetenschappelijke literatuur aanwezige factoren zoals duurzame opvattingen, reflectiepatronen op het beroepsmatige handelen, zelfbeeld, tevredenheid, motivatie, zelfsturing etc. In beeld ziet het er ongeveer zo uit: Bron: APS – Utrecht (2011) De professionele identiteit wordt gevormd en ontwikkeld in een voortdurend dialogisch proces met de andere ‘identiteiten’. Het sterk vereenvoudigde beeld onderstreept de complexiteit en de dynamiek. Ook anderen wijzen in recent onderzoek op de samenhang van de verschillende dimensies. Wat wij beschrijven als een professionele identiteit is in werkelijkheid een complexe structuur van betekenisverlening waarmee de professional zijn of haar motivatie en competenties verbindt met acceptabele beroepsrollen in een 12 Lectorale rede lectoraat geloven in context – 13 november 2014 specifieke context. In die zin is zij ook niet los te zien van het algemene besef van identiteit dat men heeft (Skorikov en Vondracek, 2011). 10 Terug naar de hbo-theoloog We keren nu terug naar de hbo-theoloog. Mijn stelling aan het begin luidde: het is nodig dat hbo-theologen zich meer ontwikkelen tot zelfbewuste en adaptieve beroepsgelovigen. Langs werkveldreflecties en theoretische perspectieven hebben we getracht deze stellingname meer stevigheid te geven. De werkveldreflecties wijzen op een grote variëteit aan waarnemingen met betrekking tot wat men als essentieel ziet voor de beroepsgroep. De veranderende culturele context is hier zeker ook debet aan. Het lezen van die context is van groot belang. We verkenden fragmenten uit die context met het oog op de invloed die deze heeft op het beroep. Wat mij betreft zijn de theoretische noties die we de revue lieten passeren van betekenis. Zowel de theorie van Hausser (zoals toegepast in het onderzoek van Mieg), als ook het onderzoek van APS maken het mogelijk het veld van de beroepsidentiteit in context in kaart te brengen én inhoudelijk te vullen. In die zin moeten we waarschijnlijk systematischer op zoek naar factoren en aspecten die als ‘beroepstrotsversterkers’ voor de hbo-theoloog effectief zijn. Daarbij moet de variatie van de verschillende werkdomeinen beter worden verdisconteerd. Er zijn verschillende domeincontexten, zoals we al zagen. Een kerkelijke gemeente kent een ander symbolisch systeem dan een ziekenhuis of school of zelfs een buurtkerk. Die eigensoortigheid van de verschillende werkcontexten vraagt om een gedifferentieerd beeld van wat ik een macro, meso en micro-werkomgeving zou willen noemen. Op macro-niveau zullen veel culturele ontwikkelingen ongetwijfeld veel meer gelijk zijn dan op micro-niveau. Een vergelijking van de reflecties van de werkers die ik eerder al aan de orde stelde in deze rede laat dit ook zien. Hbo-theologen zijn als zodanig werkzaam in onderscheiden geloofspraktijken waarbinnen zij leiding geven. Hoe kunnen zij daarin aan het werk zijn vanuit een zelfbewuste grondhouding met oog voor hun eigenheid? Helpt het hen in opleiding en begeleiding om zich specifieker en bewuster te oriënteren op de verhouding tussen persoonlijk identiteit, een (vernieuwd) beroepsprofiel en de 10 Skorikov en Vondracek omschrijven professionele identiteit als: ‘..a dynamic organization of occupational self-perception, shaped by “qualitative and quantitative changes in the structure and form of identification with the role of a worker that occurs as a result of the interaction between the epigenetic unfolding of the person’s capabilities and learning through self-chosen and socially assigned vocational, educational, and leisure activities” in S.J. Schwartz, K. Luyckx, V.L. Vignoles (ed.), Handbook of Identity Theory and Research (Vol.2). New York: Springer, 2011. 693-714. 13 Lectorale rede lectoraat geloven in context – 13 november 2014 aard van de kerk, school of instelling waar zij werkzaam (zullen) zijn dan nu het geval is? Ik vermoed dat dit zal leiden tot meer inzicht in de complexe dynamiek tussen beroep en context en tot meer adaptief vermogen. Recent heeft Ganzevoort in een artikel terecht aandacht gevraagd voor de focus van theologische opleidingen. 11 Theologische opleidingen moeten volgens hem getransformeerd worden tot opleidingen waarin publieke theologie bedreven wordt, gericht op kerk, samenleving en wetenschap. Maar diezelfde theologie moet ook dialogisch van aard zijn en verschillende tradities en groepen met elkaar in gesprek brengen. Verrassend genoeg zal een theologie die zichzelf serieus neemt willen opereren op de spanningsboog tussen confessionele en religiewetenschappelijke theologie, waarbij ze dus ook niet tegen elkaar mogen worden uitgespeeld. Veeleer helpt het als beiden met elkaar verbonden worden in de praktijk van het werken en reflecteren. Opleidingen doen er goed aan om zowel werk te maken van integratie van disciplines als ook van specialisatie. Ten slotte blijft het een prioriteit voor de theoloog om de cultuur theologisch te verstaan. Ganzevoort stelt vast dat het voor de theoloog in de huidige culturele context van belang is de veelheid van levensbeschouwelijke bronnen (kunst, media) te kunnen ontsluiten juist vanwege de grote invloed die deze hebben in de vormgeving van geloof, identiteit en religie. Ganzevoorts aanbevelingen passen voor deels bij de theologische typering die wij in de afgelopen periode aan het beroep van de hbo-theoloog hebben gegeven. In het recent gepubliceerde boek Theologie als beroep beschreven wij de hbo-theoloog als interpreterende gids. 12 Deze metafoor vormt wat mij betreft de theologische kern van het beroep. Meer nog dan dat: ik zou willen stellen dat het de kern bepaalt van de professionele identiteit. Ik ga hier niet in détail herhalen wat we in Theologie als beroep schreven, maar een paar opmerkingen zijn essentieel. Ten eerste kan dit kernbegrip verder worden uitgewerkt met als focus de eigenheid en het adaptieve vermogen van de hbo-theoloog. Het in het boek gepresenteerde ‘vliegermodel’ kan op basis van onderzoek verder worden verfijnd met het oog op de beroepsidentiteit. Ten tweede biedt de identiteitstheorie van Marcia in haar verfijning en verbetering mogelijk een adequaat instrument om het gesprek over de beroepsidentiteit te voeren. Recent zijn er 11 R.R. Ganzevoort, Hoe leiden we anno 2014 goede theologen op? In: Handelingen. Tijdschrift voor praktische theologie en religiewetenschap (41/3), 2014. 20-30. 12 R. Erwich, J. Hoek, J.M. Praamsma (red.), Theologie als beroep. Verhalen van hoop. Utrecht: Kok, 2014. Vgl. hoofdstuk 2 en 8. 14 Lectorale rede lectoraat geloven in context – 13 november 2014 op basis van nieuw onderzoek inspirerende inzichten opgedaan die het belang van begeleiding bij de ontwikkeling van professionele identiteit bevestigen. 13 Ten derde helpt het kernbegrip om de multiculturele en multireligieuze context niet als een bedreiging te zien, maar als het ‘gewaad van de tijd’. Ik merkte het al eerder op: er wordt ons niets afgenomen, maar de vragen worden anders geformuleerd en bieden nieuwe kansen. Een interpreterende gids kent zijn eigen kwaliteit en heeft gezonde beroepstrots, zelfs wanneer hem of haar niet direct gezag verleend wordt. Er is een eigen vrijmoedigheid die getoond wordt, de hbo-theoloog heeft de moed om zich niet alleen af te vragen wat ‘het enige en nodige is in deze situatie’, maar durft het ook te verwoorden en in te brengen. Hij ziet de cultuur als ‘de kleding die hij draagt’ en neemt het waar dat hij ook zelf kind van deze tijd is. Hij durft grensganger te zijn, grensoverschrijdend te geloven. Hij beweegt zich flexibel in het eigen werkdomein en durft stappen te zetten op terreinen waar hij niet eerder kwam. Hij weet zijn (theologische) taal te benutten om bruggen te slaan tussen oude geloofsconcepten en nieuwe vragen die niet eerder zo gesteld werden. De hbo-theoloog is een beroepsgelovige. Hij is existentieel (vanuit zijn eigen persoonlijke geloof en spiritualiteit) betrokken op zijn beroep en weet tegelijkertijd de spanning en de gezonde distantie tussen zijn beroepsrol en wie hij persoonlijk is in tact te houden. Hij voelt zich bepaald geen kikker in de stadstuin die mistroostig in zijn eigen kleine begrensde modderpoel om zich heen kijkt. Eerder een vis in het water, in zijn element. Trots op zijn beroep, zich bewust van de aanpassingen die regelmatig nodig zijn aan ‘professionaliteit-in-dialoog’. Onderzoek voor onderwijs Het moet nog een keer gezegd zijn. Het lectoraat geloven in context wil graag veran- derende geloofspraktijken bestuderen in de verschillende werkdomeinen waarbinnen de hbo-theoloog zich begeeft. Wij onderzoeken om het onderwijs te verbeteren, concreet gericht op wat nodig is voor het ontwikkelen van ‘beroepstrotsversterkers’. Het lectoraatsonderzoek is dus ‘onderzoek voor onderwijs’. In dat perspectief willen we verschillende deelprojecten gaan ontwikkelen vanuit een gericht onderzoeksplan. Dat zal in de komende maanden verder gestalte gaan krijgen. De richting is er wel. We 13 V.B. Skorikov en F.W. Vondracek in S.J. Schwartz, K. Luyckx, V.L. Vignoles (ed.), Handbook of Identity Theory and Research (Vol.2). New York: Springer, 2011. 693-714. 15 Lectorale rede lectoraat geloven in context – 13 november 2014 concentreren ons met werkveld, docenten en studenten op de volgende vraag: Op welke wijze kunnen de effecten van een veranderende context verdisconteerd worden in de beroepsidentiteit en het professionele handelen van de hbo-theoloog? In deze vraag wordt een relatie gelegd tussen enerzijds de context en anderzijds de professie van de hbo-theoloog in verschillende en veranderende geloofspraktijken. In die praktijken liggen de grootste uitdagingen voor onze opleiding. We gaan ze graag aan. Met gepaste trots! Dr. René Erwich 13 november 2014 16 Lectorale rede lectoraat geloven in context – 13 november 2014 Literatuur M. Dent, S. Whitehead, Managing Professional Identities. Knowledge, Performativity and the “New” Professional. London: Routledge, 2002. R. Erwich Werk en waarde. Onderzoek naar werkbeleving van christelijke werkers in een seculiere context. Ede, 2013. R. Erwich, J. Hoek, J.M. Praamsma (red.), Theologie als beroep. Verhalen van hoop. Utrecht: Kok, 2014. R. Erwich, D. van de Koot-Dees, Kwetsbaarheid en Omvorming. De rol van de opleiding in de spirituele biografie van studenten hbo-theologie. Ede, 2014. J.S. Feenstra, A.M. Brouwer, Christian Vocation: Defining Relations with Identity Status, College Adjustment, and Spirituality. In: Journal of Psychology and Theology 2008 (36/2). 83-93. R.R. Ganzevoort, Hoe leiden we anno 2014 goede theologen op? In: Handelingen. Tijdschrift voor praktische theologie en religiewetenschap (41/3), 2014. 20-30. K. Hausser, Identitätspsychologie. Berlijn: Springer, 1995. N. de Jong-van den Berg, En Plein Public! Religie en geloven in het publieke domein. Toer Reeks. Zoetermeer: Boekencentrum, 2014. G. Kelchtermans, Kwetsbaarheid en professionele identiteit van leerkrachten basisonderwijs. Een exploratie van de morele en politieke wortels. In: Pedagogisch Tijdschrift, (24/4), 1999. 471-492. F.A.J. Korthagen, Waar doen we het voor? Op zoek naar de essentie van goed leraarschap. Utrecht: IVLOS, 2001. R. McElhinney, Professional Identity Development: A Grounded Theory Study of Clinical Psychology Trainees. Edinburgh, 2008. H.A. Mieg, Professionalisation and professional identities of environmental experts: the case of Switzerland. In: Environmental Sciences, 5(1). Abingdon: T&F, 2008. 41-51. V.B. Skorikov en F.W. Vondracek, Occupational Identity. In: S.J. Schwartz, K. Luyckx, V.L. Vignoles (ed.), Handbook of Identity Theory and Research (Vol.2). New York: Springer, 2011. 693-714. F. Trede, R. Macklin, D. Bridges, Professional identity development: a review of the higher education literature. In: Studies in Higher Education, 37(3), 2012. 365-384. H.L. Wilensky, The professionalization of everyone? In: American Journal of Sociology, 70(2). Chicago, 1964. 137-158. S.J. Schwartz, K. Luyckx, V.L. Vignoles (ed.), Handbook of Identity Theory and Research (Vol.2). New York: Springer, 2011. E. Jonker, H. Paul (red.), Bernd Wannenwetsch – Verlangen. Een theologische peiling. Zoetermeer: Boekencentrum, 2014. C. van Woerden, Soms helpt een verhaal. Den Haag: Boekencentrum, 1990. 17
© Copyright 2024 ExpyDoc