NS-Goederenvervoer

Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Zitting 1981-1982
16 645
NS-Goederenvervoer
Nr.3
LIJST V A N VRAGEN
Vastgesteld 19 n o v e m b e r 1981
De vroegere stukken zijn gedrukt in
de zitting v a n 1980-1981
De vaste C o m m i s s i e v o o r Verkeer en W a t e r s t a a t ' heeft ter v o o r b e r e i d i n g
v a n de behandeling v a n de b o v e n v e r m e l d e nota in een u i t g e b r e i d e c o m m i s sievergadering de o n d e r s t a a n d e lijst van v r a g e n opgesteld.
1. Algemeen
Heeft bij het samenstellen van de nota over het NS-goederenvervoer de
Beleidsnota G o e d e r e n v e r v o e r nog enige rol gespeeld en, zo nee, w a a r o m
w o r d t laatstgenoemde nota in andere beleidsstukken (bijv. de V a a r w e g e n nota) wèl ten tonele gevoerd?
Op welke wijze is de toezegging gestand gedaan dat de vaste c o m m i s s i e
de i n t e r i m r a p p o r t e n ter beschikking zouden w o r d e n gesteld?
Heeft de onzekere positie v a n het NS-goederenvervoer in de v o o r b i j e jaren een weerslag gehad o p met name de c o m m e r c i ë l e «spankracht» binnen
dit onderdeel van de NS?
Op welke wijze zal de nota NS-goederenvervoer w o r d e n geïntegreerd in
het aangekondigde Meerjarenplan Goederenvervoer?
1
Samenstelling: P. A. M. Cornelissen (CDA),
Van Rossum (SGP), De Beer (WD), Koning
(VVD), Rienks (PvdA), voorzitter, Smit-Kroes
(VVD), Eversdijk (CDA), Mertens (D'66), Castricum (PvdA), J. D. Blaauw (VVD), Hennekam
(CDA), Zijlstra (PvdA), Mateman (CDA), Van
Vlijmen (CDA), Brokx (CDA), ondervoorzitter,
Tommei (D'66), E. Bakker (D'66), De Visser
(PvdA), Nijland (CDA), Broekhuis (PvdA), De
Cloe (PvdA).
W a a r o m is, nadat bleek dat de situatie van het NS-goederenvervoer vooralsnog als «blijvend verlieslatend» moet w o r d e n b e s c h o u w d , niet alsnog c o n f o r m het gestelde in het m o n d e l i n g overleg op 25 s e p t e m b e r 1979 - o n middellijk b e g o n n e n met een maatschappelijke kosten/batenanalyse? Zal
een dergelijk onderzoek nu alsnog w o r d e n uitgevoerd?
2 vel
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 16 645, n r . 3
Heeft over de nota overleg plaatsgevonden o p EEG-niveau?
1
7
Kan de relatie w o r d e n aangegeven tussen MRB en accijnzen enerzijds en
het gebruik van infrastructuur anderzijds en o p w e l k e wijze kan deze relatie
eveneens w o r d e n aangebracht tussen andere belastingen en accijnzen (bijv.
o p alcohol) en de a a n w e n d i n g van de uit dien h o o f d e verkregen (algemene?)
middelen?
2. Ontwikkelingen in het N.S.-goederenvervoer vanaf 1973
8
Welke zijn de oorzaken van de v e r s c h u i v i n g e n tussen en in de vervoerspakketten?
9
Kan w o r d e n a a n g e g e v e n w a t in de laatste alinea precies onder «specifieke
kosten» w o r d t verstaan?
10
W e k t ; ï\\n de belangrijkste oorzaken w a a r d o o r de NS er niet in geslaagd
is aan de eis tot specifieke kostendekking te v o l d o e n ?
3. Samenwerking van de belangrijkste conclusies van de bureaus
3.1
Inleiding
11
Kan bij benadering w o r d e n aangegeven w a t de totale kosten zijn geweest
van de onderzoeken die hebben geleid t o t de nota over het NS-goederenvervoer?
3.2.
Perspectievenonderzoek
12
Deelt de b e w i n d s m a n de conclusie van het bureau Horringa en De K o n i n g
dat de problematiek van de kostendekking mede beoordeeld dient te w o r den t e g e n de a c h t e r g r o n d van een v e r v o e r m a r k t die «in zijn totaliteit als o n gezond moet w o r d e n beschouwd»?
13
Op welke wijze is de constatering van g e n o e m d b u r e a u , dat het structurele
verlies van het NS-goederenvervoer o . m . in belangrijke mate kan w o r d e n
verklaard «vanuit bestaande infrastructurele o n g e l i j k h e i d in de ontstane
marktsituatie» in de nota «vertaald»?
3.3.
Infrastructuuronderzoek
14
Is enige reserve ten aanzien van de u i t k o m s t e n van het i n f r a s t r u c t u u r o n derzoek g e r e c h t v a a r d i g d en ligt het in de bedoeling het onderzoek in de nabije t o e k o m s t verder uit te diepen?
15
W o r d t in de nota niet al te simpel v o o r b i j g e g a a n aan de in het infrastructuuronderzoek geconstateerde verschillen tussen goederenvervoer per rail
en over water, en kan aan de op dit punt getrokken conclusies een nadere
b e s c h o u w i n g w o r d e n gewijd?
16
Op welke wijze zou het verschil in d o o r b e l a s t i n g van de infrastructuur tussen het rail- en het w a t e r v e r v o e r w e g g e n o m e n kunnen w o r d e n ?
T w e e d e Kamer, zitting 1981-1982, 16 645, nr. 3
2
17
Waar liggen de knelpunten voor de NS met betrekking tot de capaciteit
van de infrastructuur? Welke criteria worden ter zake gehanteerd?
18
Wat moet worden verstaan onder doorwerking van «externe kosten»?
3.4.
Kostenonderzoek
19
Kan een overzicht worden gegeven van de elementen welke onder de «kosten goederenvervoer (KGV)» zijn begrepen?
20
Kan concreet worden gemaakt wat wordt bedoeld met de stelling dat de
KGV een meer op de toekomst gericht karakter hebben?
21
Welke zijn de overige activiteiten die niet in dezelfde mate als het personenvervoer als veroorzakers van kosten behoeven te worden beschouwd in
relatie met het goederenvervoer?
22
Wat wordt bedoeld met «een vorm van integrale kostenbenadering»?
Welke andere vormen van integrale kostenbenadering zouden nog gehanteerd kunnen worden?
4. Andere relevante gegevens
4.1. Maatschappelijke
factoren
23
Voor welke soorten gevaarlijke stoffen zou spoorvervoer te prefereren zijn
boven weg- en watervervoer?
24
In hoeverre heeft het NS-goederenvervoer in militair-strategisch opzicht
een betekenis die - louter naar dit aspect beschouwd - handhaving van althans een basisapparaat noodzakelijk maakt? Op welke wijze draag het Departement van Defensie financieel bij?
4.2. Sociale verhoudingen tussen de vervoertakken
25
Is er bij de vergelijking tussen de ca.o.'s van de NS en het beroepsgoederenvervoer over de weg rekening gehouden met een functiewaardering?
26
Hoe groot is bij benadering het bestanddeel van de kosten dat gevormd
wordt door loonkosten bij respectievelijk de NS en het beroepsgoederenvervoerover de weg?
27
Hoe is het mogelijk dat ondanks de raad van toezicht de ca.o."bepalingen
niet altijd worden nagekomen?
28
Kan de zinsnede «In het wegvervoer echter geldt nog steeds dat een aantal ondernemingen het niet zo nauw neemt met de naleving van de CAO,...»
met cijfers worden onderbouwd?
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 16 645, nr. 3
3
4.3. Internationale
aspecten
29
Is bekend of het spoorgoederenvervoer kostendekkend is in België,
Groot-Brittannië en Denemarken?
30
Op welke wijze zijn in de andere EG-landen de diverse kosten toegerekend
aan het personen- c.q. goederenvervoer per spoor?
31
Wordt ook in andere landen uitgegaan van afschrijvingen op basis van de
historische uitgaafprijs? Zo ja, in welke geschiedt dit dan?
32
Hoe liggen de vrachttarieven in Nederland in vergelijking met de andere
Westeuropese landen?
5. De beleidskeuze
33
Kan reeds inzicht worden gegeven in de uitkomst van het nader onderzoek
naar de bijdrage van het Departement van Binnenlandse Zaken aan het
Spoorwegpensioenfonds?
34
Om welke redenen heeft het bureau Van Dien & Co de bijdrage van het Departement van Binnenlandse Zaken niet tot de KGV gerekend?
35
Vindt ook de huidige Staatssecretaris dat de vraag, of op basis van de uitkomst van het perspectievenonderzoek het NS-goederenvervoer moet worden gecontinueerd, «geen eenvoudige» is?
36
Kan toegelicht worden waarom het redelijk is het in de oude berekeningsmethode noch aan het reizigersvervoer noch aan het goederenvervoer toegedeelde kostendeel nu definitief ten laste van het reizigersvervoer te laten
komen?
37
Is het overleg met de NS over de inschakeling van het wegvervoer bij de
exploitatie van het gespreide vervoer al afgerond?
38
Welke verwachtingen bestaan er ten aanzien van
een efficiëntere inzet van personeel en
de plaats van het goederenvervoer in de NS-organisatie,
bij het streven naar verbetering van de rentabiliteit in het NS-goederenvervoer?
39
Welke overwegingen hebben meegespeeld om eventueel een terminal
voor maritieme containers in Blerick (dicht bij de grens) te vestigen? In welke
fase bevinden zich de plannen?
40
Dient aan de stelling «Uit bovenstaande overwegingen komt vrijwel onvermijdelijk de conclusie naar voren, dat het goederenvervoer per spoor gehandhaafd moet worden» niet een verder gaande eis te worden verbonden
dan slechts het handhaven van «een bepaalde continuïteit»?
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 16 645, nr. 3
4
6. Uitwerking van de beleidskeuze
41
Denkt de Regering b i n n e n een t e r m i j n van v i j f j a r e n v o l d o e n d e zicht te
hebben op de e c o n o m i s c h e g e v o l g e n van een eventuele f u n c t i e v e r r u i m i n g
van de NS, gelet op de v o l g e n d e uitspraak van de b e w i n d s m a n : «Ik v i n d w e l
dat de verliesafdekking in principe een tijdelijk karakter moet hebben»?
42
Welke criteria w o r d e n g e h a n t e e r d bij de b e p a l i n g v a n de h o o g t e v a n de
o v e r h e i d s b i j d r a g e aan de verliesafdekking in het goederenvervoer?
43
W a a r o m kan v o o r het NS-goederenvervoer niet eenzelfde «verliesafdekkingsregeling» w o r d e n getroffen als v o o r het NS-personenvervoer?
44
Kunnen verliezen die uitgaan boven het d o o r o v e r h e i d s b i j d r a g e n gedekte
bedrag toch niet b i n n e n de kortste keren leiden tot c o m p l e t e afbraak van het
NS-goederenvervoer en kan dan niet beter gekozen w o r d e n v o o r een meer
sociaal v e r a n t w o o r d e a f b o u w ?
45
Op welke wijze zal van de kant van de o v e r h e i d aandacht geschonken w o r den aan
de c o n c u r r e n t i e v o o r w a a r d e n op het terrein van de infrastructuur en
de effecten als g e v o l g van het beleid ten aanzien van het w e g - en watervervoer?
46
Kan nader w o r d e n aangegeven w a t w o r d t verstaan onder maatregelen op
sociaal gebied en maatregelen ter b e v o r d e r i n g van evenwichtige v e r h o u d i n gen tussen vraag en a a n b o d van vervoersdiensten?
47
Hoe g r o o t is de bijdrage die de d o o r v o e r per rail levert aan ons nationale
inkomen?
7. Regeling van de verhouding overheid-NS
48
Is de i n g a n g s d a t u m van 1 januari 1982 v o o r e e n overeenkomst tussen het
Rijk en de NS inzake het NS-goederenvervoer realistisch?
8. Harmonisatie van infrastructuurverhoudingen
49
Waar gesteld w o r d t dat «Dit verschil tussen de vervoertakken zou gelijk
getrokken kunnen w o r d e n door de infrastructuur van het NS-goederenvervoer in handen van de overheid te geven», denkt de Regering hier dan aan
een z.g. « r i j k s s p o o r w e g e n f o n d s » , dit naar analogie van het Rijkswegenfonds?
50
Hoe stelt de Regering zich een andere wijze v a n financiering en u i t w e r k i n g
van de aanleg van s t a m l i j n e n en spooraansluitingen voor, indien niet gekozen w o r d t v o o r subsidiëring?
51
Wat is principieel het verschil tussen w e g - en v a a r v e r b i n d i n g e n enerzijds
en s p o o r w e g v e r b i n d i n g e n anderzijds naar industrieterreinen, h a v e n c o m plexen e.d., gegeven het feit dat kennelijk zo uitdrukkelijk w o r d t gezocht naar
andere wijzen van financiering?
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 16 645, nr. 3
5
52
Hoe is thans de stand v a n zaken met betrekking t o t de aanleg van een goederenspoorlijn naar de Maasvlakte (ECT)?
53
Zou NS-goederenvervoer w e l concurrerend zijn, indien alle bestaande infrastructurele ongelijkheden zouden zijn w e g g e w e r k t ?
54
Welk beleid v o e r t de NS t h a n s inzake het o p e n e n v a n n i e u w e laad- en losplaatsen?
55
Welke a r g u m e n t e n heeft de Regering - naast het Europese aspect - tegen
een aanpak, gericht op het meer gelijk trekken der c o n c u r r e n t i e v e r h o u d i n gen uit het o o g p u n t van infrastructuurkosten?
9. Maatregelen voor het w e g - en watervervoer
56
W a a r o p baseert de Regering de passage «Bij het niveau v a n arbeidsvoorw a a r d e n bij het N S - g o e d e r e n v e r v o e r zet ik echter n i e u w e vraagtekens met
n a m e bij die v o o r de hogere inkomens»?
11. Ontwikkeling van het gecombineerd rail/wegvervoer
57
Bestaat er recente i n f o r m a t i e die nader inzicht geeft in c.q. perspectief
biedt v o o r het g e c o m b i n e e r d vervoer op korte(re) afstanden?
58
Welke projecten heeft Holland Rail Container BV in v o o r b e r e i d i n g ?
59
W a t zullen de g e v o l g e n zijn van een mogelijke h e r o p l e v i n g v a n het kolentransport per rail?
12. Maatregelen van de NS
60
Kan de snelheid van a f h a n d e l i n g per spoor v e r h o o g d w o r d e n in de komende jaren?
61
Welke zijn de specifieke taken van «Transportvoorlichting BV» in het kader
van het NS-goederenvervoer?
13. Aanpassing van de bijdrageregeling
62
Kan nader w o r d e n a a n g e g e v e n w a a r o m bij de vaststelling v a n de overheidsbijdrage w o r d t uitgegaan v a n afschrijvingen o p basis v a n de historische uitgaafprijs, een en ander mede bezien in het licht van de bedrijfseconomische doelstelling die bij NS-goederenvervoer dient te w o r d e n nagestreefd?
63
Welke financiële consequenties zouden er v o o r het Rijk ontstaan indien in
de KGV niet zou w o r d e n uitgegaan van afschrijvingen o p basis van de historische aanschaffingsprijs, maar van het o . m . d o o r de NS-directie bepleite
systeem? Past de NS zelf in haar jaarrekening niet het systeem toe van afschrijving op basis van de v e r v a n g i n g s w a a r d e ?
T w e e d e Kamer, zitting 1981-1982, 16 645, nr. 3
6
64
Op blz. 24 wordt gesteld dat de jaarlijkse overheidsbijdrage aan de NS wat
de afschrijvingen betreft, gebaseerd zijn op de historische uitgaafprijs, hetgeen in overeenstemming is met de beslissing van enkele jaren geleden
voor het gehele NS-bedrijf, waarbij de begroting en de meerjarencijfers op
de historische uitgaafprijs zijn gebaseerd. Wat het personenvervoer betreft
werd tegelijkertijd besloten, dat de rijksoverheid tekorten in de afschrijvingsreserves bij vernieuwingen a fonds perdu op zich zou nemen. Vormt het feit
dat dit niet van toepassing is op het goederenvervoer, geen aanleiding om
één en ander nog eens te overwegen?
De voorzitter van de commissie,
Rienks
De griffier van de commissie,
Teunissen
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 16 645, nr. 3
7