Duurzaam bankieren - Sustainable Finance Lab

Ronde tafelbijeenkomst ‘Duurzaam bankieren’, Tweede Kamer, 3 september 2014
Hoofdlijnen inleiding Rens van Tilburg, Sustainable Finance Lab, Universiteit Utrecht.
Inleiding: financiële stabiliteit vereist duurzaamheid
1. Duurzaam bankieren is het financieren van een in sociaal en ecologisch opzicht duurzame
economie. Niet duurzame economische praktijken zijn naar hun aard niet stabiel,
onderhevig aan grote (plotselinge) schokken en correcties. Duurzaam bankieren is daarmee
een vereiste voor een in financieel opzicht stabiele bankensector.
2. In de financiële sector hangen huidige prijzen mede af van verwachtingen over de toekomst.
Hierdoor kunnen de prijzen afwijken van de onderliggende reële waarde. Dit
‘bubbelmechanisme’ van overwaardering (en plotselinge prijsdaling) kennen we van
aandelen en vastgoed, maar kan ook optreden rond duurzaamheid.
3. Veel bedrijven ervaren nu reeds de schaarste aan grondstoffen en de gevolgen van
klimaatverandering en passen hun bedrijfsmodel aan. Duurzame financiering is echter nog
altijd een niche. Doordat de financiële sector achterblijft bij de reële economie vertraagt zij
de omslag naar een duurzame economie en bouwen zich onevenwichtigheden op die de
financiële stabiliteit kunnen bedreigen.
Duurzaam bankieren: dienstbaar aan een duurzame reële economie
4. Stap 1 naar een duurzaam financieel bestel is de hervorming van het systeem zoals die de
afgelopen jaren heeft vorm gekregen, met o.a. hogere kapitaalseisen, de eis dat een deel
van doorverkochte leningen op de balans blijft en meer oog voor systeemrisico’s (macro
prudentieel beleid). Dit dwingt banken om hun geld weer in de reële economie te verdienen
in plaats van op de financiële markt.1
5. Dit hoeft echter, op de kort termijn, niet noodzakelijkerwijze een duurzame economie te
zijn. Daarom is als tweede stap nodig dat de financiële sector meer vooruit kijkt: naar een
langere tijdsperiode EN dat hierbij modellen worden gebruikt die niet enkel zijn gebaseerd
op het verleden (‘sturen door in de achteruitkijkspiegel te kijken’). De huidige transitie naar
een duurzame economie heeft namelijk geen precedent in de recente geschiedenis waar de
financiële modellen zich nu op baseren.
6. Stap 3 is dat hierbij ook sociale en ecologische factoren worden betrokken. Over
bijvoorbeeld de risico’s voor schaarste aan grondstoffen, water of klimaatverandering
rapporteren banken nu niet of nauwelijks. Neem hun exposure richting wat heet de ‘carbon
bubble’, de overwaardering van bedrijven wiens waarde is gebaseerd op fossiele reserves
waarvan slechts 20-40% verbrand kan voordat de klimaatverandering de internationaal
overeengekomen grens van 2 graden Celsius overschrijdt. Onderzoek van SFL naar de
grootste banken en pensioenfondsen van de EU, waaronder de grootste Nederlandse
spelers, leerde dat deze exposure voor de hele sector meer dan 1000 miljard euro bedraagt.
Enkele Nederlandse financiële instellingen behoren tot degene met de hoogste exposure ten
opzichte van hun balans.2
1
Voor een reactie van de leden van SFL over de kabinetsvoornemens op dit vlak zie de brief van 22 januari 2014.
F. Weyzig, B. Kuepper, J.W. van Gelder en R. van Tilburg, The price of doing too little too late; the impact of the carbon bubble on the EU
financial system, 2014.
2
Aangrijpingspunt voor beleid: de rol van governance en eigendom
7. Hoe snel banken in staat zijn de omslag naar duurzaam bankieren te maken hangt mede af
van de sturing die zij ontvangen van hun eigenaren en toezichthouders. Dit biedt
aanknopingspunten voor beleid, bijvoorbeeld via het toezicht op banken en
pensioenfondsen en de toekomstige eigendomsstructuur van ABN AMRO en SNS Bank.
8. Er is inmiddels een consensus over de noodzaak voor toezichthouders om naast het toezicht
op de individuele financiële instelling (‘micro-prudentieel’) ook systeemrisico’s te
identificeren en indien nodig met nieuwe instrumenten tegen te gaan. Dit zogenaamde
‘macro-prudentieel’ beleid kent vooralsnog geen ecologische dimensie.
9. Dit is een gemis aangezien individuele instellingen maar in beperkte mate kunnen afwijken
van de rest van de markt wanneer deze volhardt in onduurzame praktijken. Dit prisoner’s
dilemma (‘Het is voor alle banken beter om duurzaam te bankieren, maar als de rest het niet
doet dan is het dat ook voor een individuele bank niet’) kan de toezichthouder helpen
doorbreken. Ook kan de sector hier zelf afspraken over maken, bijvoorbeeld als uitvloeisel
van het maatschappelijk statuut van de NVB.
10. Belangrijke determinanten van het gedrag van banken zijn het eigenaarschap en hoe de
zeggenschap van overige stakeholders is geregeld (governance). De Nederlandse
bankensector kende van oudsher diverse eigendoms- en governance vormen waarin de
klanten (leden), werknemers en/of overheid een belangrijke rol speelden. In de jaren ’90 is
de invloed van de aandeelhouders sterk toegenomen en daarmee ook de mate waarin
banken het aandeelhoudersbelang voorop stelden versus die van werknemers en klanten.3
Uit onderzoek blijkt dan ook dat coöperatieve banken4 en banken met een duurzame missie5
de crisis relatief goed zijn doorgekomen. Ook blijkt uit onderzoek naar de recente financiële
crisis dat banken met dominante aandeelhouders het in de crisis aanmerkelijk slechter
hebben gedaan dan banken met een gespreid en daarmee onmachtig aandeelhouderschap.
Dat duidt erop dat aandeelhouders banken hebben aangezet tot het nemen van risico’s.6
Samenvattend
11. De sociale en ecologische crises en de financiële crisis hangen met elkaar samen. De
financiële sector loopt achter bij de reële economie en kan dat doen doordat het zich tot op
zekere hoogte kan isoleren van de reële economie. Dit hindert de reële economie nu om de
benodigde duurzaamheidstransitie te maken en vormt op termijn een bedreiging voor de
financiële stabiliteit. Individuele financiële instellingen kunnen de benodigde omslag maar in
beperkte mate maken als niet een kritische massa van de sector volgt. Publiek beleid kan dit
prisoner’s dilemma doorbreken en zo zorgen voor een duurzamer en stabieler financieel
systeem en economie .
3
F.J. de Graaf en J.W. Stoelhorst (2009) The role of governance in corporate social responsibility: lessons from Dutch Finance, Business
Society.
4
J. Mooij en W. Boonstra (2012) Raiffeisen's Footprint; The Cooperative Way of Banking.
5
Global Alliance for Banking on Values (2013) Real Banking for the Real Economy: Comparing Sustainable Bank Performance with the
Largest Banks in the World.
6
L. Laeven en R. Levine (2009) Bank Governance, Regulation and Risk-Taking, Journal of Financial Economics; A. Beltratti en R.M. Stulz
(2012) The Credit Crisis Around the Globe: Why Did Some Banks Perform Better? Journal of Financial Economics; D.H. Erkens, M. Hung en
P. Matos (2012) Corporate Governance in the 2007–2008 Financial Crisis: Evidence from Financial Institutions Worldwide, Journal of
Corporate Finance.