Nieuw tuchtrecht banken leidt tot

25 september 2014 © Het Financieele Dagblad
Nieuw tuchtrecht banken leidt tot rechtsongelijkheid
Wetsvoorstel verstoort bovendien de concurrentiepositie van Nederlandse banken op de Europese markt
I
Pepijn van Zaal
n zijn wetsvoorstel van 2 september 2014 introduceert de minister
van Financiën het tuchtrecht
voor bankiers. Het verplicht
Nederlandse banken om haar
medewerkers te onderwerpen
aan tuchtrecht als zij integriteits- en
zorgvuldigheidsnormen niet naleven. De
consequenties kunnen vergaand zijn. De
bankmedewerker zou een boete opgelegd kunnen krijgen, of zelfs een verbod
tot het uitoefenen van zijn beroep.
De introductie van het tuchtrecht is
onderdeel van een breder pakket door
de minister voorgestelde maatregelen
om de integriteit van de financiële sector
te verbeteren. Deze betreffen verder het
beloningsbeleid bij banken en andere
financiële instellingen en de uitbreiding
van de reikwijdte van de eerder geïntroduceerde bankierseed tot onder meer
medewerkers van banken en andere
financiële instellingen die financiële
diensten verlenen.
Genoemde maatregelen zijn nationaal
van aard en gaan een stuk verder dan
de Europese maatregelen op dit gebied.
Deze alleingang is opmerkelijk gezien
het mondiale karakter van de crisis op
de financiële markten en omdat de minister geen redenen aangeeft die een
zwaarder nationaal regime in Nederland
rechtvaardigen. Overigens heeft de minister ten aanzien van het provisieverbod
al eerder laten zien het opleggen van
zwaardere maatregelen dan de geldende
Europese regelgeving niet te schuwen.
Dergelijke nationale maatregelen verstoren de concurrentiepositie van Nederlandse banken en andere Nederlandse
financiële instellingen op de Europese
markt. Daarnaast zullen buitenlandse
banken door deze nationale regelingen
er mogelijk van worden weerhouden
zich in Nederland te vestigen en zo niet
de door de minister gewenste concurrentie met Nederlandse banken aangaan.
Naast deze verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen komt
de introductie van het verplichte tuchtrecht ook de concurrentie op de Nederlandse financiële markt niet ten goede.
Banken verlenen namelijk veelal financiële diensten, zoals vermogensbeheer
en betaaldiensten die ook door andere
financiële instellingen (niet zijnde banken) worden verleend. Desondanks wil
de minister het tuchtrecht slechts verplicht stellen voor Nederlandse banken
en niet voor andere Nederlandse financiele instellingen.
Dit betekent dat bijvoorbeeld een
bankmedewerker die vermogensbeheer
verleent, onderworpen zal zijn aan het
tuchtrecht, maar een medewerker van
een vermogensbeheerder die geen bank
is niet. Zo hangt een bankmedewerker
die niet integer gehandeld zou hebben
een tuchtrechtelijke maatregel boven
De bankmedewerker kan
een boete opgelegd krijgen,
of zelfs een verbod tot het
uitoefenen van zijn beroep
het hoofd, terwijl een medewerker van
een niet-bancaire instelling bij eenzelfde
gedraging hiervoor niet hoeft te vrezen.
Deze rechtsongelijkheid voor medewerkers kan zelfs bestaan binnen één
financieel concern, waarvan zowel een
bank deel uitmaakt als een financiële
instelling zonder bankstatus.
Deze rechtsongelijkheid, die noch
door de minister noch door de Raad van
State is benoemd, is moeilijk te verklaren. Helemaal omdat het gebrek aan
vertrouwen in de Nederlandse financiële
sector veelal niet is veroorzaakt door
verlening van de klassieke bancaire diensten, maar juist door financiële diensten
die (ook) door niet-banken werden verleend. Denk hierbij aan de niet-bancaire
financiële producten die door DSB werden aangeboden, effectenleaseproducten, het verlenen van financiële diensten
op basis van de door de AFM zo verfoeide
provisiestructuur en de woekerpolissen
van verzekeraars.
Om draagvlak te creëren voor de naleving van regels is het van belang dat
deze regels in beginsel voor eenieder op
een gelijke wijze gelden. Dit betekent dat
het tuchtrecht voor de gehele financiële
sector zou moeten gelden. Aangezien het
wetsvoorstel een puur nationale regeling
is en daarmee de positie van Nederlandse banken op de Europese markt verstoort, lijkt intrekking van het voorstel
echter een beter alternatief.
Pepijn van Zaal is advocaat financieel
recht en compliance bij Halsten law
firm.