Vroegcastratie bij asielkatten

Promotoren
Prof. dr. H. de Rooster
Faculteit Diergeneeskunde, UGent
Prof. dr. I. Polis
Faculteit Diergeneeskunde, UGent
Dr. C. Moons
Faculteit Diergeneeskunde, UGent
Leden van de examencommissie
Prof. dr. P. Deprez
Voorzitter van de examencommissie
Prof. dr. S. Croubels
Faculteit Diergeneeskunde, UGent
Prof. dr. A. Martens
Faculteit Diergeneeskunde, UGent
Dr. T. Rijsselaere
Faculteit Diergeneeskunde, UGent
Dr. T. Bosmans
Faculteit Diergeneeskunde, UGent
Prof. dr. C. Diederich
Faculteit Diergeneeskunde, UNamur
Dhr. E. Van Tilburg
FOD Volksgezondheid, Veiligheid
van de Voedselketen en Leefmilieu,
Brussel
Curriculum Vitae
Nathalie Porters werd geboren op 3
augustus 1983 te Wilrijk.
Zij behaalde in 2008 het diploma
van Diergeneeskunde aan de Faculteit
Diergeneeskunde te Merelbeke met grote
onderscheiding. In het daaropvolgende
anderhalf jaar werkte zij halftijds als
zelfstandige
dierenarts
in
een
eerstelijnspraktijk gezelschapsdieren en
halftijds als lerares wetenschappen in het
secundair onderwijs.
Geboeid door het wetenschappelijk
onderzoek startte zij in 2010 een
doctoraatsstudie
bij
de
vakgroep
Geneeskunde en Klinische Biologie van de
Kleine Huisdieren aan de Faculteit
Diergeneeskunde van de Universiteit Gent.
Deze studie werd gedurende de eerste 3
jaren gefinancierd door de Federale
Overheidsdienst
Volksgezondheid,
Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu. Het vierde onderzoeksjaar werd
ondersteund met beurzen van de Facultaire
Commissie Wetenschappelijk Onderzoek
(Faculteit Diergeneeskunde) en van het
Bijzonder Onderzoeksfonds (Universiteit
Gent). Recent behaalde zij het getuigschrift
van de Doctoral Schools of Life Sciences
and Medicine van de Universiteit Gent.
Nathalie Porters is auteur of medeauteur van verschillende wetenschappelijke
publicaties in nationale en internationale
tijdschriften. Zij nam actief deel aan
meerdere nationale en internationale
congressen.
UITNODIGING
Openbare verdediging van het
doctoraal proefschrift
Nathalie Porters
19 mei 2014
Vakgroep Geneeskunde en Klinische
Biologie van de Kleine Huisdieren
U wordt vriendelijk uitgenodigd voor de
openbare verdediging van het doctoraal
proefschrift van
Nathalie Porters
Titel van het proefschrift:
Vroegcastratie bij asielkatten:
anesthesie, chirurgie en effect van tijdstip
van castratie op gezondheid en gedrag
De verdediging zal plaatsvinden op
maandag 19 mei 2014 om 17.00 uur
in het Kliniekauditorium A van de
Faculteit Diergeneeskunde
Universiteit Gent
Salisburylaan 133, Merelbeke
Na de verdediging volgt een
receptie waarop u vriendelijk
wordt uitgenodigd.
Indien u de receptie wil bijwonen,
gelieve dit telefonisch (09/264.77.00)
of per mail ([email protected])
te melden vóór 14 mei 2014.
Samenvatting van het proefschrift
In België wordt vroegcastratie (VC), zijnde
gonadectomie bij zowel katers als kattinnen ruim vóór
de leeftijd van seksuele maturiteit, niet routinematig
toegepast. Om de technische haalbaarheid van VC bij
katten te bestuderen en het effect ervan op de
gezondheid en het gedrag na te gaan, heeft het FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu een grootschalige studie met asielkatten
gefinancierd. In de studie werden 800 asielkittens at
random ingedeeld in 2 behandelingsgroepen met een
ongelijke grootte: 2/3 werden vroeggecastreerd (VC,
op 8 tot 12 weken leeftijd [0,7-1,4 kg]) en 1/3 laattijdig
(LC, op 6 tot 8 maanden leeftijd).
In Hoofdstuk 1 werd de anesthetische en
analgetische efficiëntie van drie verschillende
protocollen voor VC bestudeerd: (1) intramusculaire
(IM) toediening van de premedicatie (combinatie
dexmedetomidine buprenorphine; DB) gevolgd door IM
injectie van ketamine (DB-IM), of (2) de oraal
transmucosale (OTM) toediening van de premedicatie
gevolgd door IM injectie van ketamine (DB-OTM), of
(3) IM injectie van de combinatie medetomidinebuprenorphine-ketamine (MBK-IM). Verder gebeurde
een vergelijking tussen VC en LC op basis van het DBIM protocol. Hoewel alle anesthesieprotocollen veilig
bleken, met goede anesthetische en analgetische
eigenschappen tot minimum 6 uur postoperatief, zijn
de DB-IM en MBK-IM protocollen voor VC te verkiezen
boven het DB-OTM protocol omwille van betere
sedatieve eigenschappen en minder bijwerkingen.
Om de klinische interpretatie van de OTM
toediening van de premedicatie te onderbouwen,
werden een farmacodynamische (Hoofdstuk 2) en
een farmacokinetische (Hoofdstuk 3) studie
uitgevoerd bij 6 gezonde volwassen katten. Hoewel in
de
farmacodynamische
studie
gelijkaardige
veranderingen in sedatiescores, pijnscores en
“mechanical threshold” waarden werden waargenomen
na de OTM en IM toediening van dexmedetomidine
gecombineerd met buprenorphine, werd in de
farmacokinetische studie na OTM toediening een
verminderde opname van beide componenten
waargenomen in vergelijking met IM injectie.
In Hoofdstuk 4 werden verschillende
chirurgische technieken voor VC met elkaar
vergeleken wat betreft haalbaarheid, operatieduur en
het voorkomen van complicaties. Een vergelijking
tussen de VC en LC groep gebeurde op basis van het
plaatsen van ligaturen (kattinnen) en een knoop in de
zaadstreng (katers). Alle chirurgische technieken voor
VC waren haalbaar en resulteerden in een vlotte en
veilige hemostase, hoewel sommige technieken sneller
uitgevoerd konden worden dan andere. Een VC verliep
ook sneller dan een LC. Voor beide groepen werden
weinig
intraen
postoperatieve
complicaties
gerapporteerd.
In Hoofdstuk 5 werden de initiële
kittensterfte (gedurende de eerste week nadat de
kittens na verblijf aan de faculteit weer naar het asiel
gebracht
waren)
en
het
voorkomen
van
ziektesymptomen (gedurende de eerste maand na
adoptie) als kortetermijneffecten vergeleken tussen
geopereerde (VC) en niet-geopereerde (LC) kittens. In
de langetermijnopvolging (tot 24 maanden leeftijd)
werd de incidentie van urinewegproblemen, obstructie
van
de
urethra,
manken,
fracturen
en
overgevoeligheidsreacties vergeleken tussen VC en
LC katten. Er werden geen significant verschillen
tussen VC en LC gevonden in de korte- en
langetermijnopvolging.
In Hoofdstuk 6 werden de resultaten met
betrekking tot overgewicht, die verzameld werden
tijdens het controlebezoek op 6 tot 8 maanden,
onderzocht. VC katten hadden meer neiging tot het
ontwikkelen van overgewicht op 6 tot 8 maanden dan
de nog niet gecastreerde LC dieren. Verdere
langetermijnstudies die VC en LC vergelijken moeten
onderzoeken of het risico op overgewicht op latere
leeftijd inderdaad beïnvloed wordt door het tijdstip van
castratie dan wel door het castreren zelf.
In Hoofdstuk 7 werd nagegaan of de leeftijd
van castratie een invloed had op de ontwikkeling van
het gedrag en dus op het voorkomen van (potentieel)
ongewenste gedragingen, rekening houdend met
sociale en omgevingsfactoren in de leefomgeving van
de kat. Resultaten toonden aan dat de leeftijd waarop
de kat gecastreerd werd geen invloed had op het
gemiddeld aantal (potentieel) ongewenste gedragingen
bij asielkatten gedurende 24 maanden na adoptie. Er
werden
daarentegen
wel
andere
factoren
geïdentificeerd
met
betrekking
tot
de
leefomstandigheden van de kat die geassocieerd
waren met het voorkomen van bepaalde ongewenste
gedragingen.