esl5310lo bg съдомиялна машина ръководство за употреба 2 hr

Programma LOAG SOMA1
“Mobiliteit”
Organisatie:
Datum:
Locatie:
mw. dr. M.H. Emmelot, UMC Utrecht
24 september 2014
Huize Molenaar Utrecht
Thema: Mobiliteit
9.00-9.30
Aankomst en ontvangst
9.30-9.45
Inleiding en toets
9.45-10.30
Valpreventie
M. Emmelot, klinisch geriater
10.30-11.15
Fractuurpreventie
H. Verhaar, internist-geriater
11.15-11.30
Pauze
11.30-12.30
2 werkgroepen van elk 30 minuten
•
•
Werkgroep 1: mobiliteitsschalen
S. Bakker, fysiotherapeut
Werkgroep 2: casuïstiek m.b.t. val- en fractuurpreventie, H. Verhaar, internist-geriater
12.30-13.30
Lunch (13.00-13.30 vergadering jNVKG)
13.30-14.15
Neurologische loopstoornissen bij ouderen
14.15-15.00
Medicamenteuze behandeling M. Parkinson D. Koek, klinisch geriater
15.00-15.15
Thee
15.15-16.15
2 werkgroepen van elk 30 minuten
•
•
Werkgroep 1: beoordelen parkinson (UPDRS),
Werkgroep 2: casuïstiek m.b.t. M. Parkinson,
16.15-16.30
M. Emmelot, klinisch geriater
S. Bakker, fysiotherapeut
D. Koek, klinisch geriater
Terugkoppeling toets en afsluiting, uitreiking certificaten
Leerdoelstellingen LOAG Mobiliteitsstoornissen
De AIOS kent:
-
de belangrijkste oorzaken van valpartijen bij ouderen en is op de hoogte van de
mogelijke preventieve maatregelen.
-
de belangrijkste risicofactoren voor osteoporose en is op de hoogte van de
behandelmogelijkheden.
-
de belangrijkste oorzaken van loopstoornissen bij ouderen
-
de behandelingsmogelijkheden van M. Parkinson bij ouderen
De AIOS kan:
-
mobiliteitsstoornissen diagnosticeren aan de hand van anamnese en gericht
lichamelijk onderzoek (inclusief het beoordelen van de mobiliteit) en de ernst ervan
bepalen met schalen als hulpmiddel.
-
de ernst van de ziekte van Parkinson vastleggen m.b.v. de UPDRS.
Literatuur
Vallen:
•
•
Close JCT et al. Fall assessment in older people. BMJ 2011;343:d5153
Summary of the Updated American Geriatrics Society/British Geriatrics Society
Clinical Practice Guideline for Prevention of Falls in Older Persons. Developed by the
Panel on Prevention of Falls in Older Persons, American Geriatrics Society and
British Geriatrics Society. JAGS 2011;59:148-157
Osteoporose:
•
CBO richtlijn 2011: “Osteoporose en fractuurpreventie”
http://www.kwaliteitskoepel.nl/assets/structuredfiles/2011/Osteoporose%20en%20fractuurpreventie_richtlijn.pdf
Hoofdstukken 1, 3 en 5
Loopstoornissen:
•
•
Axer H et al. Falls and gait disorders in geriatric neurology. Clin Neurol Neurosurg
2010;112:265-274
Snijders A.H. et al. Neurological gait disorders in elderly people: clinical approach and
classification. Lancet Neurolo 2007;6:63-74
M. Parkinson:
•
Multidisciplinaire Richtlijn “Ziekte van Parkinson”
http://www.diliguide.nl/document/1038/parkinson.html
Deel 2: Hoofdstuk 4.1 t/m 4.2, blz 52-89
Deel 2: Hoofdstuk 5.1, blz 92-95
Deel 3: Hoofdstuk 3.1, blz 139-146
Huiswerkopdrachten:
Werk onderstaande casussen uit, beantwoord de vragen en stuur je antwoorden naar het
secretariaat van de LOAG [email protected]
Casus fractuurpreventie
Een 78-jarige vrouw heeft een polsfractuur na een valincident. De voorgeschiedenis vermeldt
eerdere fracturen op 56 en 58 jarige leeftijd. De polsfractuur is behandeld op de
spoedeisende hulp (SEH).
Is er een indicatie voor medicamenteuze behandeling m.b.t. eventueel aanwezige
osteoporose?
Vragen:
1. Welke zijn bij de anamnese de vragen die u specifiek gaat stellen?
2. Waar let u specifiek op bij het lichamelijk onderzoek?
3. Welke aanvullende diagnostiek vraagt u aan en waarom?
4. Wat zijn de belangrijkste risicofactoren voor een valincident?
U kunt de patiënt bevestigen dat er een indicatie is voor medicamenteuze behandeling (BMD
T-score < -2.5 SD) en legt het haar uit. Deze vraagt u waar de behandeling uit bestaat.
5. Wat antwoordt u aan de patiënte?
6. Welke medicamenteuze opties zijn bij deze oudere patiënte aan te raden?
7. Zou raloxifen een behandeloptie zijn bij deze patiënte?
8. Wat is het risico op een nieuwe fractuur indien er geen behandeling wordt ingesteld?
9. Wat kan men met behandeling potentieel bereiken?
10. Hoe lang adviseert u deze vrouw om door te gaan met medicatie?
11. Welke follow-up stelt u voor? Hoe evalueert u de behandeling?
12. Welke niet-medicamenteuze adviezen zou u nog aan deze patiënte kunnen geven?
Casus M. Parkinson:
dhr. X, 68 jaar
Reden van komst:
• Trillende hand, traagheid, minder actief
Voorgeschiedenis:
• Depressie, DM, obstipatie, schouderpijn, verdenking muisarm
Medicatie:
• Tolbutamide, Movicolon
Anamnese en heteroanamnese (echtgenote):
• Trillende linker hand in rust sinds 2 jaar
• Traagheid in denken en handelen
• Uitvoeren van hobby’s moeizamer
• Sombere stemming, sneller emotioneel
• Weinig eigen initiatief, zit veel binnen
Tractus anamnese:
• Obstipatie, 1x/2 dagen harde defaecatie
Familie anamnese:
• Broer van vader M. Parkinson, aantal familieleden DM
Sociaal:
• Gepensioneerd sinds 5 jaar, scheepstimmerman geweest
• Gehuwd, 2 kinderen, hoekwoning
• Hobby’s: boswandelen, modelbouwen
Lichamelijk onderzoek:
• Mimiekarm gelaat, matige rigiditeit linkerarm en linkerbeen, tandrad linkerelleboog,
rusttremor linkerhand, bradykinesie, lopen met kleine paslengte, verminderde
armzwaai links, licht voorovergebogen houding, houdingsreflexen ongestoord
Neuropsychologisch onderzoek:
• MMSE 28/30
• GDS 5/15
Waarschijnlijkheidsdiagnose:
M. Parkinson
Vragen:
1. Voldoet de patiënt aan de UKPDS-criteria voor de diagnose M. Parkinson?
2. Is erbij deze patiënt een indicatie om te starten met medicijnen voor de motorische
symptomen? Zo ja, welke middel is eerste keus en waarom? Denk hier bij na over
effectiviteit, bijwerkingen, eventueel neuroprotectief effect.
3. U besluit te starten met levodopa (Madopar). Met welke dosering start u?
4. Hoe verhoogt u de dosering bij geen-onvoldoende effect?
5. Welke maximale dosering hanteert u?
6. Welk advies geeft u ten aanzien van inname?
7. Welke termijnen van policontrole houdt u aan?
8. Is er een indicatie om te starten met medicijnenvoor de niet-motorische symptomen?
Zo ja, welke?
9. U hebt op een gegeven moment de Parkinsonsymptomen goed ingesteld. Dit gaat
een klein jaar goed, maar dan gaat patiënt achteruit met duidelijke wearing off
overdag en hinderlijke off-gerelateerde klachten in de late nacht en vroege ochtend.
Welke behandelopties zijn er? Noem de voor- en nadelen.
10. Patiënt klaagt ook over hinderlijke speekselvloed. Welke lokale behandelopties kent
u?
11. Na uw medicatie-aanpassing belt de patiënt u op vanwege dyskinesieen en
hallucinaties. Welke achtereen volgende behandelstappen zijn er?