Stappenplan bij reorganisatie Stappenplan bij reorganisatie 2/21 Inhoudsopgave 1. Inleiding .................................................................................................................................. 3 2. Wettelijk kader ...................................................................................................................... 4 § 2.1 Wet op de Ondernemingsraden ................................................................ 4 § 2.2 Wet Melding Collectief Ontslag ................................................................. 4 3. Cao Woondiensten en reorganisatie ................................................................................. 5 § 3.1 Artikel 2.14 Fusie, liquidatie, inkrimping, reorganisatie of afstoting van taken 5 § 3.2 Artikel 2.12 Aanvulling WW bij onvrijwillig ontslag ...................................... 5 § 3.3 Artikel 2.13 Schadeloosstelling wegens inkrimping of interne reorganisatie .... 5 § 3.4 Begeleiding van werk-naar-werk .............................................................. 6 4. Rol van de OR ....................................................................................................................... 8 § 4.1 Algemeen informatierecht ....................................................................... 8 § 4.2 Financiële informatie............................................................................... 8 § 4.3 Adviesrecht ........................................................................................... 8 5. 4.3.1 De adviesaanvraag ................................................................................................8 4.3.2 Geheimhouding ......................................................................................................8 4.3.3 Positief of negatief advies ....................................................................................9 4.3.4 Wachttermijn bij negatief advies .......................................................................9 Sociaal plan.......................................................................................................................... 10 § 5.1 Betekenis en interpretatie sociaal plan .....................................................10 § 5.2 Totstandkoming sociaal plan ...................................................................10 6. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst door reorganisatie .................................. 12 § 6.1 Wederzijds goedvinden ..........................................................................12 § 6.2 Einde van rechtswege ............................................................................13 § 6.3 Opzegging van de arbeidsovereenkomst ..................................................13 6.3.1 Algemene toetsingsmaatstaf UWV ...................................................................13 6.3.2 Ontslagvolgorde: afspiegelingsbeginsel .........................................................14 6.3.3 Herplaatsing..........................................................................................................15 6.3.4 Doorlooptijd ..........................................................................................................16 6.3.5 Toestemming tot opzegging verleend of geweigerd ....................................16 6.3.6 Opzegverbod ........................................................................................................16 6.3.7 Wederindiensttredingsvoorwaarde ..................................................................17 § 6.4 Ontbinding van de arbeidsovereenkomst ..................................................17 7. 6.4.1 Verval korting fictieve opzegtermijn ...............................................................18 Reorganisatie en collectief ontslag ................................................................................. 19 § 7.1 Verplichting bij collectief ontslag .............................................................19 § 7.2 Inhoud van de melding ..........................................................................20 § 7.3 Overleg werknemersorganisaties en OR ...................................................20 § 7.4 Ontslag via UWVprocedure .....................................................................20 § 7.5 Verklaring werknemersorganisaties .........................................................20 § 7.6 Ontslag via de kantonrechter ..................................................................21 Stappenplan bij reorganisatie 3/21 1. Inleiding De woningcorporatiesector is de laatste tijd onderhevig aan veranderingen en het einde van deze veranderingen is nog niet in zicht. De aanleiding van deze veranderingen is onder andere de invoering van de zogenaamde verhuurdersheffing: een maatregel die grote impact heeft op woningcorporaties in Nederland. Of de aanvankelijk begrote jaarlijkse opbrengst opgebracht kan worden door een sector die in financieel zwaar weer verkeert, is echter de vraag. Die moet namelijk in 2017 1,7 miljard euro bedragen. Tegenwoordig zijn verschijnselen als reorganisatie en personeelsreductie helaas niet vreemd meer. Kostenbeheersing staat hoog op de agenda’s. Het stappenplan dat voor u ligt dient als leidraad indien u genoodzaakt bent bezuinigingen door te voeren in de vorm van gedwongen ontslagen. Stappenplan bij reorganisatie 4/21 2. Wettelijk kader De Nederlandse wetgeving kent verschillende wetten die toezien op reorganisaties binnen ondernemingen. Hieronder volgt de meest relevante wetgeving. § 2.1 Wet op de Ondernemingsraden In de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) is opgenomen dat een Ondernemingsraad (OR) informatierecht heeft met betrekking tot algemene gang van zaken (artikel 24 WOR) en de financieel-economische situatie van de onderneming (artikel 31a WOR). Daarnaast heeft de OR adviesrecht bij een voorgenomen reorganisatie (artikel 25 WOR). Klik hier voor meer informatie over de rol van de OR bij een reorganisatie. § 2.2 Wet Melding Collectief Ontslag De Wet Melding Collectief Ontslag is van toepassing, als er binnen 3 maanden 20 of meer werknemers binnen één werkgebied ontslagen worden wegens bedrijfseconomische (bedrijfsorganisatorische) redenen. De wet legt u bij een collectief ontslag diverse verplichtingen op. Klik hier voor meer informatie over uw verplichtingen bij een collectief ontslag. Stappenplan bij reorganisatie 5/21 3. Cao Woondiensten en reorganisatie De cao Woondiensten bevat een aantal bepalingen waar u rekening mee dient te houden indien u voornemens bent te reorganiseren of uw personeel in te krimpen. § 3.1 Artikel 2.14 Fusie, liquidatie, inkrimping, reorganisatie of afstoting van taken Pas na overleg met de werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao Woondiensten, mag u besluiten tot fusie, liquidatie, inkrimping, reorganisatie of afstoting van taken met als gevolg ontslag of wijziging van de functie van de werknemer. U en de werknemersorganisaties zijn beide verplicht zich in te spannen om concrete afspraken te maken. Dit betekent dat u een inspanningsverplichting heeft, maar geen resultaatsverplichting. Werknemersorganisatie kunnen dus bijvoorbeeld niet afdwingen dat u een sociaal plan afsluit. Het overleg plegen met elkaar en het behalen van een resultaat hoeft dus niet hand in hand te gaan. Soms komt het voor dat een werknemersorganisatie geen overleg wil plegen, omdat er geen of nauwelijks leden van hen zijn betrokken bij de reorganisatie. Het is dan raadzaam de werknemersorganisatie een brief te sturen waarin u hen uitnodigt voor overleg met u conform artikel 2.14 cao Woondiensten. Daarbij kunt u dan aangegeven dat indien de werknemersorganisatie niet reageert binnen een redelijke termijn (bijvoorbeeld twee weken) u er vanuit gaat dat de werknemersorganisatie geen behoefte heeft aan overleg. Zo komt u de cao-verplichting na en wordt het reorganisatieproces niet onnodig vertraagd. § 3.2 Artikel 2.12 Aanvulling WW bij onvrijwillig ontslag Uw werknemer krijgt na het beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij onvrijwillig ontslag van u een aanvulling op zijn uitkering volgens de Werkloosheidswet (WW). De eerste drie maanden wordt de WWuitkering door u aangevuld tot 80 procent van het nettosalaris dat gold voor uw ex-werknemer bij zijn uitdiensttreding. Uw werknemer die 60 jaar of ouder is, krijgt bij onvrijwillig ontslag tot zijn pensioendatum van u een aanvulling op zijn uitkering volgens de Werkloosheidswet (WW). U vult aan tot 80 procent van het nettosalaris dat voor uw werknemer gold bij de beëindiging van het dienstverband. Uw werknemer heeft alleen recht op een aanvulling op zijn WWuitkering zolang hij een WW-uitkering heeft. § 3.3 Artikel 2.13 Schadeloosstelling wegens inkrimping of interne reorganisatie Bij het ontslag van uw werknemer onder de 65 jaar, uitsluitend als gevolg van inkrimping van het personeel of door een interne reorganisatie, krijgt uw werknemer maandelijks een schadeloosstelling uitbetaald. De schadeloosstelling bestaat uit een aanvulling op de uitkering volgens de Werkloosheidswet tot 100 Stappenplan bij reorganisatie 6/21 procent van het netto maandsalaris van uw werknemer. Niet al uw werknemers komen in aanmerking voor een schadeloosstelling. Uw werknemer krijgt alleen bij ontslag schadeloosstelling als hij bij het aanzeggen van het ontslag 22 jaar of ouder is en ten minste vijf volle dienstjaren onafgebroken in dienst van u is geweest, of als hij de leeftijd van 40 jaar heeft bereikt. De schadeloosstelling geldt voor uw werknemer: -- van 22 jaar tot 40 jaar, gedurende evenveel maanden als hij na vier jaar dienstverband volle jaren in dienst van u is geweest -- van 40 jaar of ouder is gedurende evenveel maanden als hij volle jaren in dienst van u is geweest. Als de periode van het recht op schadeloosstelling langer is dan de maximale duur van de uitkering volgens de Werkloosheidswet, zal u over de resterende maanden 90 procent van het netto maandsalaris van uw werknemer uitkeren. Uw werknemer kan niet recht hebben op een schadeloosstelling en een aanvulling op zijn WW-uitkering. Als u uw werknemer uitsluitend als gevolg van inkrimping van uw personeel of door een interne reorganisatie ontslaat heeft uw werknemer alleen recht op een schadeloosstelling en niet op een aanvulling op zijn WWuitkering. Als u uw werknemer ontslaat als gevolg van een andere reden kan uw werknemer alleen aanspraak maken op een aanvulling op zijn WW-uitkering en niet op een schadeloosstelling. § 3.4 Begeleiding van werk-naar-werk De artikelen 2.12 en 2.13 cao Woondiensten zien toe op het bieden van financiële compensatie. Deze artikelen zijn opgenomen in de cao Woondiensten in een tijd dat het in de woningcorporatiebranche financieel beter ging en er weinig aandacht was voor de begeleiding van werk naar werk. In tijde van economische crisis kan u gedwongen worden om afscheid te nemen van een deel van uw werknemers. In de sociale plannen anno 2013 ziet men dat de nadruk ligt op het bieden van begeleiding van werk-naar-werk (vaak in de vorm van een outplacementtraject) in plaats van enkel financiële compensatie. Er bestaat een mogelijkheid om van deze cao-bepalingen af te wijken. De cao Woondiensten kent een minimumkarakter met uitzondering van de bepalingen met betrekking tot salarisschalen, functiewaardering en pensioenen. Dat betekent dat in de onderneming in voor de werknemer gunstige zin van de cao mag worden afgeweken. U kan, indien gewenst, zowel collectief als in individuele afspraken met uw werknemer, afwijken van een cao-bepaling. U zou bijvoorbeeld in een sociaal plan kunnen afwijken van de artikelen 2.12 en 2.13 cao Woondiensten door een eigen (financiële) compensatieregeling te maken waar begeleiding van werk naar werk deel uitmaakt. Daarbij dient u zich dan op het standpunt te stellen dat het bieden van begeleiding van werk-naar-werk in combinatie met een (beperkte) beëindigingsvergoeding gunstiger is dan het bieden van enkel financiële Stappenplan bij reorganisatie 7/21 compensatie conform de artikelen 2.12 en 2.13 cao Woondiensten. Het is daarnaast raadzaam om in het sociaal plan of vaststellingsovereenkomst op te nemen dat beide partijen tekenen tegen finale kwijting. Dit betekent dat beide partijen na ondertekening niets meer van elkaar te vorderen hebben. Stappenplan bij reorganisatie 8/21 4. Rol van de OR De OR speelt bij een reorganisatie een belangrijke rol. Het is daarom raadzaam dat u zorgvuldig kennisneemt van onderstaande rechten die de OR toekomt volgens de WOR. § 4.1 Algemeen informatierecht De OR kan zich om te beginnen goed laten informeren. Zij kan daartoe artikel 24 WOR benutten (algemeen informatierecht ten aanzien van de algemene gang van zaken) voor overleg over de ontwikkeling van de organisatie. § 4.2 Financiële informatie U bent verplicht melding te maken van een voorgenomen reorganisatie volgens artikel 31a WOR (financiële informatie). § 4.3 Adviesrecht Volgens artikel 25 WOR heeft de OR adviesrecht als het gaat om voorgenomen besluiten met betrekking tot belangrijke besluiten van financieel-economische en bedrijfsorganisatorische aard. U bent verplicht om de OR in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen op een zodanig tijdstip dat het advies nog van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen definitieve besluit. 4.3.1 De adviesaanvraag In de adviesaanvraag dient u gemotiveerd en onderbouwd met stukken uiteen te zetten wat uw beweegredenen zijn. Daarbij dient u ook duidelijk te maken welke kostenbesparende maatregelen genomen zijn, welke alternatieven zijn overwogen. Daarbij dient u ook uiteen te zetten waarom die alternatieven niet geschikt zijn. U dient ook aan te geven wat de gevolgen voor uw werknemers zijn. Wat u hierbij tevens uiteen moet zetten is welke maatregelen u wil gaan treffen om deze gevolgen op te vangen. Hierbij kan gedacht worden aan een sociaal plan. Het komt voor dat bij de adviesaanvraag al een (concept)sociaal plan wordt gevoegd dat al dan niet met de werknemersorganisaties is overeengekomen. Dit kan de besluitvorming van de OR soms vergemakkelijken. In de praktijk is het echter ook wel eens zo dat de werknemersorganisaties pas over een sociaal plan willen spreken met u als er een positief advies is. 4.3.2 Geheimhouding Werkgevers vinden het vaak lastig om aan de OR bedrijfsgevoelige informatie te verschaffen. De OR-leden zijn immers ook werknemers en u wil niet dat allerlei gevoelige informatie 'op straat' komt te liggen, zeker niet voortijdig. Toch is dit in reorganisaties een must. Het is handig voor u om te weten dat u op grond van artikel 20 WOR de mogelijkheid heeft om aan de leden van de OR een geheimhoudingsverplichting op te leggen. U dient hierbij wel aan te geven welke Stappenplan bij reorganisatie 9/21 informatie onder de geheimhoudingsplicht valt en tot hoe lang die plicht duurt. U dient zich ook te realiseren dat wanneer u ontslagprocedures wil gaan starten, verreweg de meeste informatie in ieder geval bij de werknemers terechtkomt. Dit geldt ook voor jaarstukken en dergelijke. De geheimhoudingsverplichting mag niet zo ver gaan dat de OR niet meer in de gelegenheid is zijn werk te doen. Deze moet zijn achterban kunnen informeren en raadplegen en zo nodig ook deskundigen kunnen inhuren die deze dan van informatie moet kunnen voorzien. 4.3.3 Positief of negatief advies U mag nog niet tot uitvoering van (een deel van) het besluit overgaan zolang door de OR nog niet is geadviseerd. Na advisering door de OR dient u een definitief besluit te nemen over het vervolg. Mogelijkheden: - De o De o o o OR geeft een positief advies U kan het voorgenomen besluiten doorvoeren OR geeft een negatief advies U kan, de OR gehoord hebbende, van het voorgenomen besluit afzien. U kan het besluit aanpassen in overeenstemming met de wensen van de OR. U kan het besluit niet of niet geheel aanpassen. Zodra u een besluit neemt, moet u daarvan de OR schriftelijk op de hoogte stellen. Als u het advies van de OR niet of niet geheel volgt, moet u de OR duidelijk laten weten waarom van het advies van de OR is afgeweken. 4.3.4 Wachttermijn bij negatief advies Tenzij het besluit van u overeenstemt met het advies van de OR, bent u verplicht de uitvoering van uw besluit op te schorten tot een maand na de dag waarop de OR van het besluit in kennis is gesteld. De bedoeling van deze bepaling in de WOR is dat de OR de gelegenheid heeft overleg te voeren over het instellen van beroep bij de Ondernemingskamer van het Hof te Amsterdam. De OR kan beroep instellen binnen een maand nadat het definitieve besluit door u is genomen. Ook kan beroep worden ingesteld als na het advies feiten of omstandigheden bekend zijn geworden die, als de OR hiervan op de hoogte was geweest bij het uitbrengen van het advies, aanleiding zouden kunnen zijn geweest om het advies niet of anders uit te brengen. In de procedure bij de Ondernemingskamer moet de OR aantonen dat het besluit van u kennelijk onredelijk is. Deze kennelijke onredelijkheid kan betrekking hebben op de inhoud van de beslissing van u, dan wel op de wijze waarop het besluit tot stand is gekomen. Met andere woorden, wanneer de procedures die hiervoor gelden, niet correct zijn gevolgd. Met name dit laatste wordt streng getoetst door de Ondernemingskamer. Stappenplan bij reorganisatie 10/21 5. Sociaal plan Een stap in het reorganisatieproces kan het opstellen van een sociaal plan zijn, waarin u met de werknemersorganisaties afspreekt wat de gevolgen zijn van de reorganisatie voor uw werknemers en hoe met die gevolgen omgegaan wordt. Denk hierbij aan maatregelen op het gebied van herplaatsing, outplacement en financiële compensatie, zoals een ontslagvergoeding of afvloeiingsregeling. Het opstellen van een sociaal plan bij een reorganisatie is niet wettelijk verplicht. Wel is het gebruikelijk. Dikwijls geeft een OR geen positief advies over een reorganisatie als geen sociaal plan wordt opgesteld. U kan dan alsnog uw voorgenomen besluit gaan uitvoeren, maar u zal het moeilijk(er) krijgen wanneer u bijvoorbeeld werknemers wil gaan ontslaan. Zoals in paragraaf 4.3.4 besproken kan een OR stappen ondernemen indien u geen advies vraagt of wel advies vraagt maar die niet of niet in het geheel opvolgt. § 5.1 Betekenis en interpretatie sociaal plan Bij voorkeur bevat het sociaal plan duidelijke bepalingen, die niet voor meerdere uitleg vatbaar is. Zo wordt strijd voorkomen over de vraag waarop uw werknemers feitelijk recht hebben. Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar de formuleringen van bepalingen die samenlopen met bepalingen uit de cao Woondiensten (zoals de eventuele samenloop van het sociaal plan met de artikelen 2.12 en 2.13 cao Woondiensten). Is een werknemer het niet eens met de uitleg van u, dan zijn de bewoordingen van de bepalingen van doorslaggevende betekenis. Daarbij wordt rekening gehouden met de strekking van het gehele sociaal plan. Er wordt ook aansluiting gezocht bij andere bepalingen die met de uit te leggen bepaling verband houden. Voor bepalingen die voor uw werknemers bezwarend zijn, geldt dat extra hoge eisen aan de bewoordingen gesteld mag worden. Verklaringen en gedragingen tijdens de onderhandelingen over het sociaal plan kunnen uw werknemer niet tegengeworpen worden. Deze verklaringen en gedragingen zijn namelijk voor uw werknemers dikwijls onbekend. Er mag betekenis toegekend worden aan een gezamenlijke toelichting van u en werknemersorganisaties. Het voorgaande geldt voor een sociaal plan dat tussen u en werknemersorganisaties overeengekomen is. § 5.2 Totstandkoming sociaal plan De totstandkoming van een sociaal plan verloopt vaak via onderstaande stappen. Stap 1 ‘Akkoord reorganisatie’ Tussen u, werknemersorganisaties en OR moet grotendeels overeenstemming bestaan over de komende reorganisatie voordat onderhandeld kan worden over een sociaal plan. Stappenplan bij reorganisatie 11/21 Stap 2 ‘Uitgangspunten formuleren’ De verschillende onderhandelingspartners formuleren, in overleg met de achterban, hun eigen uitgangspunten. Stap 3 ‘Onderhandelingen’ De belangrijkste discussiepunten in de onderhandelingen over het concept sociaal plan zijn de beschikbaar gestelde financiën en de inhoud van de voorgenomen maatregelen. Overleg met de achterban is mogelijk. Stap 4 ‘Principeakkoord’ Nadat een principeakkoord is bereikt gaan partijen terug naar hun achterban met het akkoord. Er volgen ledenraadplegingen: de werknemersorganisaties leggen het principeakkoord voor aan de leden, met een advies. Stap 5 ‘Goedkeuring’ Na de gezamenlijke goedkeuring kan het sociaal plan ondertekend worden. Uw werknemers moeten worden geïnformeerd . Bij voorkeur ontvangen zij een kopie van het sociaal plan. Stap 6 ‘Toepassing’ Afhankelijk van het bereik van de in het sociaal plan opgenomen afspraken, zal door u met iedere werknemer individueel worden besproken wat het sociaal plan voor hem betekent en welk aanbod u kan doen. Stap 7 ‘Bezwaar en beroep’ Uw werknemer kan bezwaar of beroep aantekenen wanneer hij in de overtuiging is dat het sociaal plan niet juist wordt uitgevoerd. Dikwijls voorziet het sociaal plan hierin, doordat een bezwarencommissie is aangewezen die u advies geeft. Klik hier voor een voorbeeld van een sociaal plan. Let wel dit is slechts een voorbeeld. Iedere reorganisatie is anders en verdient daarom dan ook maatwerk. Het voorbeeld sociaal plan is slechts een basis voor de invulling van een sociaal plan. Stappenplan bij reorganisatie 12/21 6. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst door reorganisatie U kunt een arbeidsovereenkomst op verschillende manieren beëindigen, namelijk: beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden (vaststellingsovereenkomst genoemd), beëindiging van de arbeidsovereenkomst van rechtswege, ontbinding van de arbeidsovereenkomst en tot slot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Deze vier beëindigingsmogelijkheden worden in dit hoofdstuk besproken. § 6.1 Wederzijds goedvinden In geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen is het in veel gevallen mogelijk om de arbeidsovereenkomsten van uw werknemers te beëindigen zonder juridische procedure. Uiteindelijk zit u niet op procedures te wachten, zeker indien beëindiging van de arbeidsovereenkomst toch onvermijdelijk is. In dat geval kan ook een vaststellingsovereenkomst gesloten worden met uw werknemers. Daarvoor is wel de medewerking van uw werknemers vereist. Dit noemt men een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. U dient bij een vaststellingsovereenkomst altijd af te vragen of uw werknemer de beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft gewild. Voor een geldige vaststellingsovereenkomst is een ondubbelzinnige verklaring van uw werknemer vereist. Daarnaast rust op u een informatie- en onderzoeksplicht. De informatieplicht houdt in dat u uw werknemer moet informeren over de gevolgen van het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst. Daarbij kunt u denken aan de gevolgen voor de WW-uitkering indien uw werknemer een vaststellingsovereenkomst ondertekent. Uw werknemer is niet verwijtbaar werkloos als hij akkoord gaat met de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Hij heeft dan in beginsel recht op een WW-uitkering. Dit betekent niet dat het UWV geen benadelingshandeling kan aannemen. Een benadelingshandeling is een handeling van uw werknemer waarmee hij het werkloosheidsfonds benadeelt. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd op korte termijn zonder dat uw werknemer een beëindigingsvergoeding bedingt. Een ander voorbeeld is dat uw werknemer niet protesteert tegen het niet in achtnemen van de opzegtermijn door u. Als het UWV een benadelingshandeling aanneemt, kan de WW-uitkering van uw werknemer blijvend (of tijdelijk) geheel (of gedeeltelijk) worden geweigerd. Ook kunt u verplicht zijn uw werknemer te informeren over het verlies van zijn extra vroegpensioen vanuit de ingroei-VUT-regeling. In 1998 is als onderdeel van de Vroegpensioenregeling de zogenaamde ingroei-VUT-regeling bedacht. Deze regeling is voor werknemers die al voor 1998 pensioen opbouwden en dat tot op heden ononderbroken hebben gedaan. Deze werknemers konden namelijk geen volledig vroegpensioen opbouwen (van 25 tot 60-jarige leeftijd). Met de ingroei-VUT-regeling worden deze werknemers gecompenseerd, zodat ze mogelijk toch een volledig vroegpensioen hebben op 60-jarige leeftijd. Het recht Stappenplan bij reorganisatie 13/21 op extra vroegpensioen is voorwaardelijk. Dat betekent dat uw werknemer het recht op extra vroegpensioen vanuit de ingroei-VUT-regeling alleen behoudt zolang hij in de branche werkzaam blijft. Eindigt zijn dienstverband anders dan door de ingang van het vroegpensioen, dan eindigt in beginsel ook zijn aanspraak op het ingroeirecht. Klik hier voor meer informatie over de aanspraak op het ingroeirecht. De ingroei-VUT-regeling is alleen voor u bedoeld als u voor 1950 bent geboren. Als u bent geboren na 1949 geldt een regeling die vergelijkbare voorwaarden kent, namelijk: het voorwaardelijk recht op extra Flexpensioen. Klik hier voor meer informatie over het voorwaardelijk recht op extra Flexpensioen. De onderzoeksplicht ziet toe op uw plicht om te onderzoeken of uw werknemer de arbeidsovereenkomst wil beëindigen. Een vaststellingsovereenkomst die bijvoorbeeld door uw werknemer in een emotionele opwelling ondertekend is, kan eventueel niet geldig zijn. Klik hier voor een voorbeeld van een vaststellingsovereenkomst. § 6.2 Einde van rechtswege Een arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege, wanneer de tijd is verstreken. U kunt hierbij denken aan een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of een arbeidsovereenkomst voor de duur van een project. Er dient bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een objectieve beëindigingsgrond te zijn en op het intreden van dit moment moeten u en uw werknemer geen subjectieve invloed kunnen hebben. Het moet dus gaan om een toekomstige zekere gebeurtenis. Wanneer eindigt een arbeidsovereenkomst niet van rechtswege? Als u met de werknemer bent overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet van rechtswege afloopt, maar voorafgaande opzegging noodzakelijk is. Dit betekent dat u een ontslagvergunning moet aanvragen bij het UWV of een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet indienen bij de kantonrechter van de rechtbank. Een vaststellingsovereenkomst volstaat ook, echter is daarvoor de medewerking van de werknemer vereist. § 6.3 Opzegging van de arbeidsovereenkomst Indien u uw werknemer wil ontslaan wegens bedrijfseconomische redenen anders dan met wederzijds goedvinden – omdat hij bijvoorbeeld geen medewerking verleent aan een vaststellingsovereenkomst – kunt u een ontslagvergunning aanvragen bij het UWV. Het UWV dient bij alle aanvragen de Beleidsregels Ontslagtaak UWV in acht te nemen. Klik hier voor deze beleidsregels. 6.3.1 Algemene toetsingsmaatstaf UWV Het UWV beoordeelt of het voorgenomen ontslag redelijk is. Hij neemt daarbij in aanmerking de mogelijkheden en belangen van u en uw werknemer. In geval van redenen van bedrijfseconomische aard moet u aannemelijk maken dat op grond hiervan één of meer arbeidsplaatsen dienen te vervallen. De stukken die u ter onderbouwing van de ontslagaanvraag moet indienen, zijn afhankelijk van de Stappenplan bij reorganisatie 14/21 soort bedrijfseconomische reden die u aan uw aanvraag ten grondslag legt. Ook voor tijdelijke of structurele werkvermindering gelden speciale vereisten. Op www.werk.nl kunt u nalezen welke stukken u moet aanleveren. Doorgaans moet u in ieder geval de stukken bijvoegen die betrekking hebben op het adviestraject, de jaarcijfers over enkele jaren en een prognose voor het komende jaar, een personeelslijst die betrekking heeft op uw voltallige personeel en een ontslaglijst. Daarnaast dienen de persoonlijke gegevens van uw werknemers op de ontslaglijst te worden verstrekt aan UWV. Vaak wordt gekozen voor een algemeen deel van de ontslagaanvraag en dan een aparte individuele ontslagaanvraag per werknemer, waarin dan ook de meer privacygevoelige informatie van de werknemer staat, zoals adresgegevens, salaris, burgerservicenummer en dergelijke. Ook een toelichting op het ontslag van de betreffende werknemer kan daarin worden opgenomen. Tevens kunnen hier stukken als de arbeidsovereenkomst en een loonstrook worden bijgevoegd. 6.3.2 Ontslagvolgorde: afspiegelingsbeginsel Het afspiegelingsbeginsel is het verplichte criterium om bij een ontslag om bedrijfseconomische redenen te bepalen welke werknemer u, binnen een categorie uitwisselbare functies, voor ontslag moet voordragen. Het komt er samengevat op neer dat uw personeel per categorie uitwisselbare functies in leeftijdsgroepen wordt ingedeeld waarna uw personeelsbestand zo wordt ingekrompen dat de leeftijdsopbouw binnen de categorie uitwisselbare functies voor en na de reorganisatie verhoudingsgewijs zoveel mogelijk gelijk blijft en binnen een leeftijdsgroep uw werknemer met het kortste dienstverband als eerste voor ontslag in aanmerking komt. Uitgangspunt is dat aan uw vaste werknemers een grotere rechtsbescherming toekomt dan aan uw flexibele medewerkers. UWV hanteert daarom als uitgangspunt dat eerst de werkzaamheden van uitzendkrachten, gedetacheerden en ingeleende werknemers van een andere bedrijfsvestiging van u dienen te worden beëindigd, uiteraard voor zover zij werkzaam zijn in een categorie uitwisselbare functies waar de ontslagen vallen. Voor zover hiermee de totale noodzakelijke krimp binnen de categorie uitwisselbare functies niet wordt bereikt, dient u eerst de tijdelijke dienstverbanden te beëindigen. Het gaat dan om de tijdelijke dienstverbanden die binnen 26 weken na de datum van indiening van de ontslagaanvraag van rechtswege eindigen. U dient in de ontslagaanvraag aan te geven dat deze niet worden verlengd. Pas daarna komen uw werknemers met een tijdelijke arbeidsverhouding die na meer dan 26 weken na datum indiening van de ontslagaanvraag van rechtswege eindigt, en uw werknemers met een arbeidsverhouding voor onbepaalde tijd voor ontslag in aanmerking. Het afspiegelingsbeginsel wordt toegepast per categorie uitwisselbare functies van de bedrijfsvestiging. U dient deze categorie uitwisselbare functies bij de ontslagaanvraag zelf aan te geven. Het UWV zal bij de beoordeling van een Stappenplan bij reorganisatie 15/21 dergelijke ontslagaanvraag moeten vaststellen of u de categorieën uitwisselbare functies juist heeft aangegeven - en zal zich dus een oordeel moeten vormen welke functies uitwisselbaar zijn en welke niet. Wanneer is een functie uitwisselbaar? Uitwisselbare functies zijn functies die naar functie-inhoud, vereiste kennis en vaardigheden en vereiste competenties vergelijkbaar en naar niveau en beloning gelijkwaardig zijn. De factoren voor de vaststelling van de uitwisselbaarheid van functies, dienen in onderlinge samenhang te worden beoordeeld. De redelijkheid brengt mee dat bij het bepalen van de uitwisselbaarheid van functies een zekere overdrachtsperiode – nodig om in de andere functie ingewerkt te raken - wordt ingecalculeerd. Indien deze overdrachtsperiode redelijkerwijs te lang is, zijn de functies niet uitwisselbaar. De functies moeten op de beoordeelde factoren uitwisselbaar zijn met elkaar. De functie-inhoud, de vereiste kennis en vaardigheden en de vereiste competenties moeten vergelijkbaar zijn. Een buschauffeur en een taxichauffeur verrichten vergelijkbare werkzaamheden, te weten het vervoeren van passagiers. Of de functies vergelijkbaar (uitwisselbaar) zijn, kan worden betwijfeld, gelet op bijvoorbeeld een verschil in vereiste vakspecifieke kennis en vaardigheden (stratenkennis, diploma’s, certificaten en rijbewijs). Functies dienen naar niveau en beloning gelijkwaardig te zijn. Hier gaat het om het vereiste niveau van functievervulling, de positionering van de functie binnen de organisatie en de beloning of salarisschaal die aan een functie is gekoppeld. Een verschil in functieniveau komt (meestal) tot uiting door een verschil in salarisschaal. De salarisschaal is een goede maatstaf om te beoordelen of functies gelijkwaardig zijn. Klik hier voor meer informatie over uitwisselbare functies. Als is vastgesteld dat sprake is van uitwisselbare functies wordt uw personeel van de categorie uitwisselbare functies ingedeeld in vijf leeftijdsgroepen, te weten van 15 tot 25 jaar, van 25 tot 35 jaar, van 35 tot 45 jaar, van 45 tot 55 jaar en van 55 jaar en ouder. De verdeling van de ontslagen over de leeftijdsgroepen dient op een zodanige wijze plaats te vinden dat de leeftijdsopbouw binnen de categorie uitwisselbare functies vóór en ná de inkrimping verhoudingsgewijs zoveel mogelijk gelijk blijft. Vervolgens wordt binnen elke leeftijdsgroep de werknemer met het kortste dienstverband als eerste voor ontslag voorgedragen. Klik hier voor meer informatie over het afspiegelingsbeginsel. 6.3.3 Herplaatsing Bij een ontslag om bedrijfseconomische redenen moet u aannemelijk maken dat op grond daarvan één of meer arbeidsplaatsen dienen te vervallen en dat personeelsverloop of overplaatsing geen oplossing bieden. Hieruit blijkt dat het UWV dient te toetsen wat u zoal heeft ondernomen om ontslag te voorkomen. Voor zover u mogelijkheden heeft voor herplaatsing en van u redelijkerwijs gevraagd kan worden uw werknemer daadwerkelijk te herplaatsen, zal het UWV de bedrijfseconomische reden voor ontslag niet aannemelijk achten en de Stappenplan bij reorganisatie 16/21 aanvraag van de ontslagvergunning afwijzen. Klik hier voor meer informatie over herplaatsing. 6.3.4 Doorlooptijd De procedure bij het UWV verloopt in de regel geheel schriftelijk en in één of twee ronden. De normale doorlooptijd bedraagt zes tot acht weken. Hoe beter de aanvraag is voorbereid en onderbouwd, des te groter is de kans dat deze termijn ook daadwerkelijk gehaald wordt. De doorlooptijd kan langer duren naarmate de informatie die u heeft verstrekt, beperkter is (waardoor het UWV nadere vragen gaat stellen) of wanneer er uitgebreid verweer volgt. Indien het UWV over voldoende informatie beschikt, wordt de ontslagaanvraag voorgelegd aan de ontslagadviescommissie die bestaat uit een vertegenwoordiger van het UWV, een vertegenwoordiger van werknemerszijde en een vertegenwoordiger van werkgeverszijde. De ontslagadviescommissie adviseert het UWV, dat daarna een beslissing neemt. Het UWV werkt de beslissing uit. 6.3.5 Toestemming tot opzegging verleend of geweigerd De ontslagvergunning kan u worden verleend of geweigerd. Indien de vergunning wordt verleend, dient u de arbeidsovereenkomst nog op te zeggen met inachtneming van de opzegtermijn conform art. 2.10 cao Woondiensten. U dient dit tijdig te doen. In de ontslagvergunning is namelijk aangegeven dat de vergunning een beperkte geldigheidsduur heeft. Indien de ontslagvergunning wordt geweigerd, kan u in beginsel niet opnieuw een ontslagaanvraag indienen. Dit is alleen anders indien er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een nieuwe beoordeling nodig maken. 6.3.6 Opzegverbod Het is mogelijk dat op basis van afspiegelingsberekening uw werknemer voor ontslag in aanmerking komt waarvan de arbeidsverhouding niet kan worden opgezegd. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij een civielrechtelijk opzegverbod (uw werknemer is bijvoorbeeld nog geen twee jaar arbeidsongeschikt) of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zonder tussentijdse opzegmogelijkheid. Het Ontslagbesluit laat niet toe dat UWV rekening houdt met de vraag of de arbeidsverhouding daadwerkelijk kan worden opgezegd. Ongeacht of de arbeidsverhouding kan worden opgezegd, dient u per leeftijdsgroep uw werknemer met het kortste dienstverband voor ontslag voor te dragen. Het is derhalve niet mogelijk dat een andere werknemer, waarvan de arbeidsverhouding wel kan worden opgezegd, in de plaats van deze werknemer voor ontslag kan worden voorgedragen. Voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst dient u dus te wachten tot het moment het opzegverbod is opgeheven (bijvoorbeeld na twee jaar ziekte). Dikwijls dient u dan opnieuw een ontslagvergunning bij het UWV aan te vragen, aangezien een ontslagvergunning een beperkte geldigheidsduur heeft. Het indienen van een verzoekschrift tot ontbinding van Stappenplan bij reorganisatie 17/21 de arbeidsovereenkomst gedurende de eerste twee jaar van ziekte is geen goed alternatief, omdat de kantonrechter van de rechtbank ook toetst of er opzegverboden in het geding zijn. Het aanbieden van een vaststellingsovereenkomst is wel een goed alternatief, maar daarvoor heeft u wel de medewerking van de werknemer nodig. Uw werknemer loopt dan wel het risico dat bij een aanvraag van een WW-uitkering het UWV een benadelingshandeling aanneemt. 6.3.7 Wederindiensttredingsvoorwaarde Aan de verlening van de ontslagvergunning wegens bedrijfseconomische redenen kan het UWV slechts één voorwaarde opnemen. Het gaat dan om de zogeheten wederindiensttredingsvoorwaarde. Wat houdt deze voorwaarde in? Indien u binnen 26 weken na de afgifte van de ontslagvergunning van het UWV weer werk voor de ontslagen werknemer heeft, moet u dit met voorrang weer aan deze werknemer aanbieden. U kan dit werk dus niet zonder meer aan een ander geven. Dit kan pas wanneer de ontslagen werknemer niet meer is in te zetten. De wederindiensttredingsvoorwaarde heeft overigens geen betrekking op het inhuren van (echte) zelfstandigen (personen die in fiscale zin als zelfstandige kunnen worden aangemerkt). Als u de wederindiensttredingsvoorwaarde niet naleeft, dan wordt de ontslagvergunning geacht nooit te zijn verleend. Uw (ex)werknemer wordt dan dus geacht in dienst te zijn gebleven. Hij heeft dan ook weer recht op tewerkstelling en loon. In de praktijk gebeurt het opnemen van de wederindiensttredingsvoorwaarde vrijwel standaard. U dient hier dus rekening mee te houden. § 6.4 Ontbinding van de arbeidsovereenkomst U kunt er ook voor kiezen om niet een ontslagvergunning aan te vragen bij het UWV, maar om een verzoek tot ontbinding in te dienen bij de kantonrechter van de rechtbank. Volgens de wet kan u te allen tijde naar de kantonrechter om ontbinding te vragen van de arbeidsovereenkomsten van uw werknemers. De kantonrechter kan dus ook ontbinden indien het om een reorganisatie gaat. Hoewel de kantonrechter strikt genomen niet gebonden is aan de Beleidsregels Ontslagtaak UWV, worden deze steeds vaker door de kantonrechter onverkort toegepast. Dit noemt men ook de reflexwerking van de Beleidsregels Ontslagtaak UWV. Dit geldt zeker ten aanzien van het afspiegelingsbeginsel. U dient dit beginsel ook te volgen indien u zich tot de kantonrechter wendt met ontbindingsverzoeken wegens bedrijfseconomische redenen. De ontbindingsprocedure is ten opzichte van de opzeggingsprocedure duurder, maar sneller. Ook hier geldt dat uw werknemer de fictieve opzegtermijn heeft moeten doorlopen alvorens hij aanspraak kan maken op zijn WW-uitkering. Stappenplan bij reorganisatie 18/21 6.4.1 Verval korting fictieve opzegtermijn Op 1 januari 2013 is de Wet vereenvoudiging regelingen UWV ingevoerd. Na een ontbindingsprocedure bij de kantonrechter geldt voortaan de volledige opzegtermijn voordat uw werknemer in aanmerking komt voor een WW-uitkering. De kortingsmaand vervalt. Hierdoor komt uw werknemer één maand later in aanmerking voor een WW-uitkering. Dit is een besparing op de uitkeringslasten. Daarnaast maakt dit het voor uw werknemer niet meer financieel interessant om voor een (pro forma) ontbinding via de kantonrechter te kiezen in plaats van voor beëindiging met wederzijds goedvinden. De wachttijd voor een WW-uitkering is nu in beide situaties even lang. Stappenplan bij reorganisatie 19/21 7. Reorganisatie en collectief ontslag Een collectief ontslag is gebonden aan aanvullende regels die gelden naast de standaard regels uit paragraaf 6.3. Deze aanvullende regels zijn vastgelegd in de Wet Melding Collectief Ontslag (WMCO). Klik hier voor de aanvullende regels die gelden bij een collectief ontslag. Van een collectief ontslag is sprake indien u binnen drie maanden voor 20 of meer van uw werknemers binnen één werkgebied ontslag aanvraagt. De route van het ontslag (wederzijds goedvinden, ontbinden of opzeggen) is bij dit getalscriterium niet van belang. Voordat u stappen onderneemt om tot collectief ontslag over te gaan, moet u volgens de wet hierover met de betrokken werknemersorganisaties in overleg treden (deze verplichting gold ook al voor u op basis van de cao Woondiensten: zie paragraaf 3.1). U moet zoals in paragraaf 4.3 besproken ook advies aan de OR vragen. U dient aan de werknemersorganisaties uit te leggen waarom werknemers ontslagen zullen worden. § 7.1 Verplichting bij collectief ontslag Van een collectief ontslag is sprake als u het voornemen heeft om: 20 of meer werknemers te ontslaan; om bedrijfseconomische redenen; binnen een periode van 3 maanden; binnen één werkgebied. Een werkgebied bestaat uit één of meer provincies (limitatief): Friesland, Groningen en Drenthe; Overijssel en Gelderland; Noord-Brabant en Limburg; Zuid-Holland en Zeeland; Flevoland en Utrecht; Noord-Holland. U dient het voornemen van collectief ontslag bij het UWV en werknemersorganisaties te melden. Daarna geldt één maand wachttijd voordat: de rechter de arbeidsovereenkomst kan ontbinden; de werkgever de arbeidsovereenkomst kan opzeggen; een beëindigingovereenkomst voor ontslag met wederzijds goedvinden kan worden gesloten. Stappenplan bij reorganisatie 20/21 § 7.2 Inhoud van de melding De melding wordt binnen het UWV behandeld door de afdeling Arbeidsjuridische dienstverlening van het UWV. Het UWV beoordeelt of de melding voldoet aan alle eisen. In de melding van het collectief ontslag moet u de volgende gegevens opnemen: de redenen voor collectief ontslag; het aantal arbeidsplaatsen dat vervalt; het aantal werknemers dat gewoonlijk in dienst is; de datum van het ontslag; de selectiecriteria; de wijze van berekening van eventuele afvloeiingsregelingen; de wijze waarop de arbeidsovereenkomsten eindigen; of er een OR is en wanneer deze wordt geraadpleegd. § 7.3 Overleg werknemersorganisaties en OR U moet voorgenomen ontslagen niet alleen melden bij werknemersorganisatie, maar deze ook daadwerkelijk raadplegen. Dit houdt in overleg met elkaar over de plannen. Als de werknemersorganisaties niet (op tijd) reageren op het verzoek, vervalt deze verplichting. Artikel 2.14 van de Woondiensten voorziet al in een soortgelijke verplichting. U mag namelijk pas na overleg met de werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao Woondiensten, besluiten tot fusie, liquidatie, inkrimping, reorganisatie of afstoting van taken met als gevolg ontslag of wijziging van de functie van de werknemer. Klik hier voor meer informatie over deze overlegverplichting. Meestal moet de OR ook bij een collectief ontslag worden geraadpleegd. Het gaat in de regel om het adviesrecht dat de OR toekomt bij reorganisatie. Klik hier voor meer informatie over de rol van de OR bij een reorganisatie. § 7.4 Ontslag via UWVprocedure Een ontslagaanvraag (formeel een verzoek om toestemming tot opzegging) neemt het UWV in behandeling als de melding is gedaan en uit een schriftelijke verklaring van u blijkt dat de werknemersorganisaties en OR zijn geraadpleegd. Bij de behandeling van de ontslagaanvraag toetst het UWV of de aanvraag voldoet aan de reeds besproken standaard regels uit paragraaf 6.3. Als toestemming voor opzegging is verleend, kan door u worden opgezegd. Er moet tenminste één maand tussen de melding en de opzegging zitten. § 7.5 Verklaring werknemersorganisaties Na de melding, het verschaffen van informatie en overleg, kan het de werknemersorganisaties duidelijk worden dat om bedrijfseconomische redenen ontslagen dienen te vallen. De werknemersorganisaties kunnen dan verklaren dat Stappenplan bij reorganisatie 21/21 de door u voorgestelde arbeidsplaatsen op die grond dienen te vervallen. U kan deze verklaring aan het UWV verstrekken. Het overleggen van die verklaring betekent dat het UWV zelf niet meer toetst of door bedrijfseconomische redenen arbeidsplaatsen dienen te vervallen, dat wordt dan als uitgangspunt genomen. De werknemersorganisaties hebben dan als het ware reeds getoetst of die redenen aanwezig zijn. Uw werknemer kan dan alleen nog op nieuwe feiten die zich voordoen na de verklaring van de werknemersorganisatie, bezwaar aantekenen over de aanwezigheid van die bedrijfseconomische redenen. Wat het UWV steeds toetst is of het afspiegelingsbeginsel goed wordt toegepast. Tegen het niet goed toepassen van het afspiegelingsbeginsel kan uw werknemer zich verweren. § 7.6 Ontslag via de kantonrechter Als u een ontbindingsprocedure bij de kantonrechter start, moet de kantonrechter nagaan of de WMCO van toepassing is. Is dit het geval, dan moet de kantonrechter vaststellen of de WMCO is nageleefd als uw werknemer aanvoert dat u de regels niet heeft nageleefd. Door middel van het indienen van een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan de WMCO dus niet worden omzeild.
© Copyright 2024 ExpyDoc