"Grote oorlog" van bij ons

HET LEVEN TIJDENS DE 1STE WERELDOORLOG (1914-1918) IN VIER WEKELIJKSE AFLEVERINGEN IN TAPTOE:
DE GROTE OORLOG BIJ ONS IN HET MEETJESLAND
INLEIDING
Honderd jaar geleden begon de Grote Oorlog, die het
uitzicht van de wereld voorgoed zou veranderen. Hoewel de Duitsers al op 4 augustus België binnenvielen, bleef het Meetjesland nog ruim twee maanden gespaard van deze oorlogsgruwel.
Omdat het Belgische leger amper weerstand bood in
onze streken – ze wilden zich pas achter de IJzer ingraven – veroverde het Duitse leger zonder al te veel verliezen tussen 8 en 14 oktober het Meetjesland. Daardoor bleef ook de schade aan de woningen beperkt en
vielen er amper slachtoffers onder de burgerbevolking.
Bovendien gedroegen de Duitse troepen zich al bij al
nog netjes, zeker vergeleken met de latere barbaarse
moordpartijen en brandstichtingen in bijvoorbeeld Dinant, Namen en Leuven.
Maar de Duitse bezetter zou het leven van de bewoners van het Meetjesland wel vier jaar lang tot een hel
maken, met amper eten, maar des te meer regeltjes
en geboden. Verliep de bezetting van het Meetjesland
zonder veel bloedvergieten, de bevrijding ervan, in de
tweede helft van oktober 1918, was integendeel bijzonder bloedig. Omdat de Duitsers achter het Schipdonkkanaal tussen Nevele en Maldegem hun laatste slag leverden, werd er meer dan een week keihard gevochten.
Deel 1:
HET MEETJESLAND VERGETEN ?
Nadat de Duitsers op 4 augustus 1914 ons land binnenvielen,
bleef het Meetjesland nog ruim
twee maanden gespaard van de
oorlogsgruwel. De eerste bom
werd pas op 4 september op
Eeklo geworpen en... ze ontplofte niet eens. Het leek wel alsof
de Duitsers totaal geen interesse hadden in onze regio. Pardon?
Waar blijft
‘Den Duitsch’?
De Duitsers wilden bij het begin van
de oorlog zo snel mogelijk Parijs veroveren. De kortste weg daarheen?
Door België. Toen de Belgische regering hen de vrije doorgang weigerde,
vielen ze op 4 augustus ons land binnen. Om snel in Frankrijk te geraken,
moesten ze eerst het door forten verdedigde Luik veroveren en dan, bij wijze van spreken, linksaf slaan, om tussen Luik en Antwerpen naar Frankrijk
op te rukken. En dat leek aardig te lukken. Op 7 augustus werd de stad Luik
veroverd en tussen 11 en 15 augustus
werden de forten errond door enorme
kanonnen in elkaar geschoten. Dergelijke nooit eerder getoonde reuze kanonnen werden ‘Dikke Bertha’s’ geheten omdat ze granaten/obussen van 30
à 42 cm diameter afvuurden.
sloeg de paniek toe: in het stadscentrum werden loopgraven gegraven en
de regering week uit naar Bordeaux.
Tussen 4 en 9 september lanceerden
de Fransen echter het offensief aan
de Marne tegen de dodelijk vermoeide Duitse troepen en ze konden hen
tientallen kilometers terugdrijven en zo
de dreiging van Parijs wegnemen. Net
die nederlaag zou ervoor zorgen dat de
Duitsers hun volle aandacht weer richtten op Vlaanderen en... het Meetjesland.
Toch gingen die eerste twee oorlogsmaanden niet onopgemerkt voorbij aan het Meetjesland. Zo werden in
de eerste oorlogsdagen paarden, auto’s, moto’s en in Eeklo alleen al 1.046
fietsen opgevorderd en in Maldegem
381 mannen. Vanaf 20 augustus zouden ook de eerste vluchtelingen aankomen en de terugtrekkende Belgische
troepen hielden halt om even op adem
te komen. Door de vele vluchtelingen
groeide het inwonersaantal van Eeklo
aan van 13.000 tot 20.000. In het OLVten-Doorninstituut en het Gesticht (nu
AZ Alma) werden veldhospitalen voor
gewonden ingericht.
Bronnen
Voor het schrijven van deze reeks baseerden we ons op verschillende historische werken over WO I. Maar de
meeste informatie haalden we uit ‘De
Eerste Wereldoorlog in het Meetjesland’, een thematische synthese van
de periode 1914-1918 die de bvba Artoria in 2011 maakte in opdracht van
COMEET, de intergemeentelijke cultuurdienst van de 13 Meetjeslandse gemeenten. Meer info op www.
eerstewereldoorlogmeetjesland.be.
Ook het boek “Eeklo, 750 jaar” dat
uitgeverij Taptoe in 1990 uitbracht,
was een bron van inspiratie, evenals
“1914-1918, De Eerste Wereldoorlog”, Amsterdam 1975.
De Duitsers zelf lieten zich slechts
sporadisch zien. Op 24 augustus bliezen enkele Ulanen - snelle Duitse verkenners te paard - de spoorweg in
Aalter op. Vier dagen later vielen ze op
kermismaandag binnen in Maria-Aalter en op 9 september raakten vijf Ulanen in Vosselare slaags met Belgische
soldaten: 1 Duitser sneuvelde, twee
raakten gewond en werden gevangen
genomen en twee konden ontkomen.
Ook in Nevele en Vosselare werden in
september zo’n Ulanen onderschept.
Die 24ste augustus zou de geschiedenis ingaan als ‘Vliegende of Zotte Maandag’. Die dag sloegen duizenden mensen in Vlaanderen op de
vlucht, in paniek door het gerucht dat
‘Den Duitsch’ op komst was. Geld
werd in de grond gestopt en later niet
meer teruggevonden, omdat men vergeten was onder welke boom men het
had begraven.
“Ook bij ons ... in Veldekens, was geen
mens nog thuis die maandag. Overal
vluchtten de mensen een of twee gemeenten verder en keerden na enkele
De Duitsers stuurden al in augustus en
september Ulanen, Duitse verkenners te
paard, naar het Meetjesland.
(foto: © getty)
In de tweede helft van augustus rukten
de Duitsers verder op door MiddenBelgië. Op 20 augustus viel Brussel, op
22 augustus was Ninove en Geraardsbergen aan de beurt. Maar de rest van
Oost-Vlaanderen en dus ook onze regio, lieten de Duitsers rechts liggen.
Twee dagen later drongen ze Frankrijk binnen en op 3 september stonden
ze al op 45 kilometer van Parijs. Daar
Zotte
Maandag
gerden. De zenuwen stonden gespannen en ze waren op hun hoede voor
burgers die het vuur op hen konden
openen. De kreet “Burgers hebben
geschoten” was niet uit de lucht en tijdens hun inval werden gewone mannen en vrouwen met die drogreden
doodgeschoten en kerken, dorpen en
zelfs hele steden in brand gestoken: in
Andenne aldus 300 huizen in brand en
400 inwoners gefusilleerd, in Dinant
1.200 van de 1.400 huizen in brand en
een paar honderd mannen, vrouwen
en kinderen omgebracht. In Leuven
werden het centrum, de kerk en de
universiteitsbibliotheek in brand gestoken en 173 inwoners gefusilleerd.
Honderden soldaten sneuvelden, tientallen burgers lieten het leven, in gemeenten als Zomergem stond nog
amper een huis overeind. Er werden zelfs gasgranaten
gebruikt.
De komende vier weken vertelt Taptoe u het verhaal van
de bezetting van het Meetjesland in oktober 1914, deze
week precies honderd jaar geleden, hoe hard het leven was tijdens de oorlogsjaren, met spionage, smokkelaars, opeisingen, den Draad, maar ook over zeppelins en zelfs duikboten in het Meetjesland... en hoe onze
streek in oktober 1918 na harde gevechten toch werd
bevrijd. Deze week leest u in de eerste aflevering hoe de
Duitsers onze regio in handen kregen.
dagen huiswaarts”, noteerde de Adegemse pastoor Vereecke in zijn dagboek. Op 5 oktober deed Nevele de
Vliegende maandag nog eens over,
toen honderden inwoners op de vlucht
sloegen voor de Duitsers, die nog een
week op zich zouden laten wachten.
Daar is
‘Den Duitsch’
Eind september richtten de Duitsers
hun volle aandacht op Antwerpen. De
Scheldestad werd beschermd door
twee gordels van verouderde forten
en 65.000 soldaten. Eind september
troffen de eerste Duitse granaten de
forten. Die waren maar bestand tegen
granaten van 21 centimeter en dus
geen partij voor de vele Dikke Bertha’s van de vijand. Begin oktober viel
de eerste fortengordel. Meteen schoten de Britten ons land - ‘Brave Little
Belgium’ - ter hulp met de legendarische Britse regeringsleider Winston
Churchill en 2.000 extra troepen. Die
trokken op 2 oktober in een bizar konvooi van Londense dubbeldekbussen
door Eeklo. Het mocht niet baten. De
Duitsers braken door en op 7 oktober
trokken de Belgische troepen zich terug op de linkeroever van de Schelde. Veel soldaten vluchtten ook naar
Nederland, dat oorlogsneutraal bleef.
De oorlog stond op de stoep van het
Meetjesland.
Vanaf 8 oktober trok wat nog overbleef van het Belgische leger, zich terug naar de IJzer, met de Duitsers op
de hielen. Nadat de Duitsers op 22
oktober over de rivier waren geraakt,
werd de IJzervlakte onder water gezet, wat zou uitmonden in een loopgravenoorlog van vier jaar.
Hinderlaag?
De verhalen over de wreedheden van de Duitsers, begaan in steden als Leuven (zie foto), zorgden voor paniek,
ook in het Meetjesland.
Het Belgische leger trekt terug door
Zelzate, Assenede, Nevele en Waarschoot. Koning Albert I brengt de
nacht door bij de Zelzaatse schepen
De Clercq aan de Westkade.
ning van bestendig afgevaardigde Lionel Pussemier in de Boelare, waar de
vorsten de nacht doorbrachten. Terwijl de koning verschillende keren van
de Boelare naar hoofdkwartier in het
vredegerecht trok, bracht de koningin
een bezoek aan de gewonde soldaten in OLV-ten-Doorn. Franse scherpschutters stonden klaar om het vuur te
openen, mochten Duitse vliegtuigen
het gemunt hebben op de koninklijke
familie.
Vrijdag 9 oktober 1914
Zaterdag 10 oktober
Een grote dag voor Eeklo: Koning Albert, te paard, en Koningin Elizabeth,
met de wagen, komen er aan. De koning hield een korte toespraak voor
het stadhuis (in het Frans) en werd
ontvangen op het vredegerecht, waar
het hoofdkwartier van het leger was:
het stadhuis was daarvoor te bouwvallig. De koningin reed naar de wo-
‘s Morgens vroeg vertrok de koning te
paard via Raverschoot, toen nog een
aardenweg, naar West-Vlaanderen. De
koningin volgde even later via Balgerhoeke en ze deelde in Adegem nog
welgeteld 35 pakjes sigaretten uit aan
leden van de Eeklose burgerwacht.
Hierna een chronologisch overzicht
van de meest bewogen week van oktober 1914 in het Meetjesland.
Donderdag 8 oktober 1914
De baan Eeklo-Brugge ziet zwart van
de terugtrekkende Belgische soldaten en op de spoorlijn van Eeklo naar
Brugge zitten en hangen de treinen
vol dodelijk vermoeide soldaten. Omdat de eerste Duitsers worden gesignaleerd in Deurle, gaat om 18 uur de
brug over het Schipdonkkanaal in Nevele de lucht in. In Zelzate saboteren
de Belgen de brug over het kanaal
naar Terneuzen. In Eeklo heeft een
ware exodus plaats: soldaten werden
geëvacueerd, de Arme Klaren en de
paters vluchtten naar Sluis, gevolgd
door honderden gewone Eeklonaars.
‘s Avonds is Eeklo een verlaten stad.
mensen, ook de burgemeester vluchten richting Nederland, anderen trekken de bossen in. Ook Eeklo wordt ingenomen: kort na de middag trekken
de Duitsers via de Gentsesteenweg en
de Boelare de stad binnen. De Duitse
bevelhebber probeerde de paar honderd Eeklonaars die waren achtergebleven, gerust te stellen door te zeggen dat ze niet op burgers zouden
schieten en zouden betalen voor wat
ze opeisten. Ook Oosteeklo en Zomergem vallen in Duitse handen. In
Vosselare wordt de hele dag zwaar
gevochten vooraleer de Duitsers over
het Schipdonkkanaal geraken. Tijdens
de ‘Slag van Overbroek’ in Merendree
sneuvelen acht Belgisch soldaten en
verschillende Duitsers. In Hansbeke gaan de burgemeester en de secretaris de Duitse troepen tegemoet
en smeken hen de burgerbevolking te
sparen.
Dat het Belgische leger niet alleen
maar vluchtte, maar ook soms fel van
zich afbeet, bewijst de eenheid van
commandant Nijssens van het 2de
regiment Lansiers op 13 en 14 oktober. Eerst houden zijn mannen aan ‘t
Hulleken in Evergem de oprukkende Duitsers uren op, tot ze bijna omsingeld waren. Omdat de weg van
Waarschoot naar Eeklo afgesneden
is, probeert hij via Zomergem de Belgische linies te vervoegen. Uiteindelijk trekken ze de hele nacht door de
velden en de bossen, om Lembeke,
dat al door de Duitsers veroverd is,
heen naar Kaprijke. Omdat ook daar
al Duitsers zaten, ging het in galop in
de richting Sint-Laureins, dat nog niet
bezet was. Nijskens was er pas met
zijn mannen aangekomen, of hij bood
op 14 oktober ook nog fel tegenstand,
met zijn 100 soldaten tegen enkele
duizenden Duitsers.
Dinsdag 13 oktober
Woensdag 14 oktober
Het Meetjesland valt: ‘s morgens verlaten de laatste Belgische soldaten
Waarschoot en om 14 uur duiken de
eerste Duitsers op, die via Sleidinge
en de Oostmoer het dorp binnenrukken. Ook Kluizen en Lovendegem vallen, nadat de Belgische achterhoede
er slag leverde met de Duitse voorhoede. In Aalter zorgt het opduiken van de
Duitsers voor grote paniek: heel wat
De Duitsers veroveren Knesselare,
Adegem, Maldegem en Sint-Laureins.
De brug van Moershoofde, de hoofdroute voor vele vluchtelingen naar het
neutrale Nederland, gaat dicht. In Bellem slaan Duitsers aan het plunderen.
Zondag 11 oktober
De Belgische troepen blijven zich door
het hele Meetjesland terugtrekken.
Aalter is daarbij een belangrijk knooppunt op weg naar Tielt en naar Brugge.
Maandag 12 oktober
Eindbalans
Al bij al viel de intocht van de Duitse
troepen in het Meetjesland dus nog
mee. Tot een heuse veldslag kwam
het niet. Het had nochtans gekund.
Het Schipdonkkanaal, van Deinze tot
Maldegem, leek ideaal om de oprukkende Duitsers tegen te houden. Maar
de Belgische legerleiding koos ervoor
om de troepen verder terug te trekken en zich eerder in te graven achter de IJzer.
Ook de Duitsers gedroegen zich. De
eerste weken van de oorlog was dat
anders. De Duitsers waren razend op
die Belgen die hen vrije doorgang wei-
Die kwalijke reputatie ging de Duitsers
vooraf. De Meetjeslanders vernamen
het via de schaarse nieuwsberichten
en vooral via de vluchtelingenstroom
die vanaf het begin van de oorlog op
gang kwam. Die angst verklaart waarom zoveel mensen, notabelen, maar
ook gewone mensen, hun vaak schamele bezittingen op een krakkemikkige kar laadden en het veilige Nederland probeerden te bereiken, toen ze
hoorden dat ‘Den Duitsch’ op komst
was. Maar in de loop van oktober
keerden de meesten al terug, wanneer ze vernamen dat de frontlinie
was opgeschoven tot aan de IJzer.
Alleen in Lotenhulle liep het begin
november uit de hand. De Vlaamse
schrijfster Virginie Loveling uit Nevele beschrijft het incident in haar dagboek. Enkele Duitsers zaten op een
avond in november op café, toen
plots een lokale jongeman binnenstormde en riep: “De Engelschen zijn
daar”. De Duitse soldaten grepen hun
door
Piet De Baets
wapens, holden naar buiten en openden het vuur, toen ze stappen hoorden naderen. Even later bleek dat ze
het vuur hadden geopend op hun eigen troepen. Omdat de Duitsers
dachten dat ze bewust in een hinderlaag waren gelokt, sloegen ze keihard terug. Op 17 november werden
gemeentesecretaris Eduard Schelstraete, Adolph Van den Kerckhove
en bakker Ivo Claeys gefusilleerd. De
angst sloeg de bevolking om de keel
en velen vluchtten de bossen in.
‘Den Duitsch’
blijft
De Duitsers namen meteen de touwtjes in handen. Eenmaal een dorp
veroverd, werden Duitse soldaten ingekwartierd bij burgers, van wie verwacht werd dat ze hen eten en drinken gaven en een bed. Zo werd in
Sint-Laureins de villa van burgemeester Ingels opgeëist voor de Duitse legerleiding. Op 15 oktober trokken
8.000 Duitse soldaten door Eeklo, op
weg naar de IJzer. Tweeduizend bleven die middag in Eeklo ‘eten’: bakkerijen en slagerijen werden geplunderd, net zoals de woningen van
eerder gevluchte Eeklonaren. Vaak
moesten ook de wijnkelders van de
betergestelde burgers eraan geloven…
Bovendien eisten de bezetters alles
op wat niet te zwaar was: voedsel,
paarden, runderen, varkens en karren. Openbare gebouwen, scholen,
feestzalen en fabrieksgebouwen werden slaapplaats voor hun vermoeide troepen. De post en het openbaar
vervoer, de trein en de tram, vielen
compleet stil. Na 19 uur mocht niemand nog zijn huis uit, men mocht
ook zijn eigen gemeente niet verlaten,
fietsen was verboden, net zoals zich
verplaatsen met drie of meer mensen
samen.
In de grensgemeenten traden de
Duitsers nog strenger op. Ze wilden
absoluut het verkeer naar het neutrale Nederland lam leggen. In Sint-Laureins werd de brug van Moershoofde,
langwaar de vluchtelingen Nederland
wilden bereiken, al op 14 oktober afgesloten. Enkele dapperen probeerden nog al zwemmend of met een
vlot over het Leopoldkanaal te geraken. Zonder brugovergang waren de
bewoners van Moershoofde, Kantijne en Oosthoek afgesneden van
hun dorp. Begin november werden
ook de andere bruggen over dat kanaal bewaakt door soldaten. Maar op
10 en 11 november bliezen de Duitsers alle bruggen over dat kanaal op,
van Heist tot Sint-Laureins. Alleen
de brug naar Watervliet lieten ze liggen. Met de tram kon men nog naar
IJzendijke, maar ook die passagiers
werden streng gecontroleerd. Al die
maatregelen zorgden ervoor dat wie
vanuit Maldegem in het Nederlandse
Eede, net over de grens, wilden geraken, daar tien uur over deed. Het was
maar een voorproefje van wat het
Meetjesland de komende vier jaar te
wachten stond. Het zouden vier lange jaren worden, met veel verbodsregels en pesterijen en heel weinig eten
en plezier.
Zodra de Duitsers een gemeente hadden bezet, maakten ze duidelijk wat er nog mocht en wat niet. In Maldegem waren de Duitse regels nog strenger, wegens dichter bij het front, vluchtweg
de kust en het neutrale Nederland gelegen.
Volgende
week:
Nauwelijks eten, maar regeltjes
en verboden genoeg:
“HET LEVEN ONDER ‘DEN DUITSCH”
HET LEVEN TIJDENS DE 1STE WERELDOORLOG (1914-1918) IN VIER WEKELIJKSE AFLEVERINGEN IN TAPTOE:
DE GROTE OORLOG BIJ ONS IN HET MEETJESLAND
Verzwakkende gezondheid
Samenvatting vorige aflevering:
Hoewel de Duitsers al op 4 augustus
België binnenvielen, bleef het Meetjesland ruim twee maanden gespaard van
deze oorlogsgruwel.
Vorige week kon je hier al lezen hoe het
Duitse leger zonder al te veel verliezen
tussen 8 en 14 oktober het Meetjes-
land veroverde. Langzaam, maar niet
zeer wreedaardig. Daardoor bleef ook
de schade aan de woningen beperkt
en vielen er amper slachtoffers onder
de burgerbevolking. Maar de Duitse
bezetter zou het leven van de bewoners van het Meetjesland wel vier jaar
lang tot een hel maken.
In vier afleveringen vertelt Taptoe u
het verhaal van de bezetting van het
Meetjesland vanaf oktober 1914, deze
maand precies honderd jaar geleden,
en hoe onze streek in oktober 1918 na
harde gevechten toch werd bevrijd.
Deze week leest u in de tweede aflevering hoe onze regio leefde onder
‘den Duitsch’: weinig eten, maar des te
meer regeltjes en verbodsbepalingen.
Deel 2:
HET HARDE, DAGELIJKSE
LEVEN TIJDENS WO1
De Duitse bezetter had het
Meetjesland pas veroverd, of hij
maakte al meteen duidelijk wat
hij wou: alles in beslag nemen en
voor alles en nog wat regeltjes
en de daaraan verbonden boetes uitvaardigen. Als landbouwgebied kreeg het Meetjesland
het bijzonder zwaar te verduren:
alles wat het land voortbracht
probeerden de Duitsers te pakken te krijgen, vooral om de eigen troepen te bevoorraden. De
Meetjeslandse bevolking zou
vier jaar lang veel honger lijden
en aan de vele Duitse regels een
indigestie overhouden.
Opdeling
gebied
Meteen na hun intocht installeerden de
Duitsers een eigen bestuur. Het Meetjesland lag vlak achter het front, in het
zogenaamde ‘Etappengebied’. Alles
stond er in het teken van de bevoorrading en de verzorging van de Duitse
troepen.
Onze regio werd opgedeeld in verschillende “Kommandanturen”: Eeklo, Ertvelde, Deinze, Beernem (met Aalter en
Knesselare) en Gent (met Lovendegem
en Vinderhoute). Maldegem behoorde
zelfs tot het ‘Operationsgebied’, wegens nog dichter bij het front en Middelburg was ‘Marinegebied’, wegens
vlakbij de Kust.
De eerste kommandant in Eeklo was
Aegidi, een echte brulaap, die echter
met een klein hartje in Eeklo aankwam:
uit schrik voor de bevolking bleef hij de
eerste nacht in zijn treincoupé op het
station slapen. Pas ‘s anderendaags
nam hij zijn intrek in de Kommandantur, op de ‘Botermarkt’ aan de Kon. Al-
bertstraat, waar nu gewezen burgemeester Erik Matthijs woont. Hij zou tot
mei 1917 blijven en zowaar met spijt in
het hart afscheid nemen. “Ik neem afscheid met de wens dat de inwoners
ook in het vervolg van alle zware oorlogsschade mogen gevrijwaard worden”, zo sprak hij.
Geen meter
bewegingsvrijheid
Eerste gevolg van de ligging van het
Meetjesland zo dicht bij het front was
een eindeloze reeks Duitse regels en
verordeningen. Zo mochten de Meetjeslanders hun eigen gemeente niet
meer uit zonder geldige en betalende
Duitse reispas. En zo’n pas te pakken
krijgen, was al een expeditie op zich.
Een reispas moest je aanvragen op
het stad- of gemeentehuis en kostte al
1,25 frank. Die aanvraag, met pasfoto, ging naar het Passbüro, dat de aanvraag doorstuurde naar Gent, waar de
aanvraag werd goed- of afgekeurd en
teruggestuurd naar het Passbüro, waar
je dan tegen (alweer) betaling je pas
kreeg. Wanneer je met die pas naar
een bestemming ging, moest je die
daar laten afstempelen op het Meldeambt. Eenmaal terug thuis moest je de
reispas weer inleveren op het Passbüro. De minste verplaatsing naar een
naburige gemeente werd zo behoorlijk
ontmoedigd en ook de handel tussen
gemeenten viel nagenoeg compleet
stil, want voor elk transport was iedereen toch enkele dagen bezig. Op het
overtreden van de reisregels stonden
strenge boetes: de tram nemen met
een reispas dat twee dagen verstreken
was kwam bijvoorbeeld al snel op 30
frank boete.
Voor de inwoners van Maldegem en
Middelburg was het leven nog harder:
zij mochten hun eigen wijk niet uit: in
dat Operations- en Marinegebied waren de regels op dat vlak nog strenger.
En in de grensgemeenten Boekhoute en Assenede moesten alle mannen tussen 17 en 35 zich elke maand
ter controle aanbieden. Wie niet kwam
opdagen, werd thuis opgezocht en
zo hard aangepakt, dat hij de volgen-
de keer zeker op appel verscheen. Om
alle regels te laten naleven, zetten de
Duitsers hun Militäre Polizei in (MP afgekort), door de volksmond algauw
omgedoopt in ‘Markepakkers’, omdat
ze mensen controleerden en bij betrapping steevast de boete in marken afrekenden.
Boetes
afkopen met
celstraf
De eindeloze reeks aan regels verscheen op het “Verordnungsblatt”, dat
op verschillende plaatsen werd aangeplakt. Soms was de Duitse regeldrift zo
groot dat er verschillende versies van
het Verordnungsblatt uitkwamen of dat
sommige regels daags nadien werden
verstrengd. Vaak moesten sommige
‘Verordnungen’ ook herhaald worden,
omdat de inwoners het vertikten ze na
te leven.
Want de Duitsers lieten die regels ook
echt naleven. Wie de regels overtrad,
moest voor het “Gericht” verschijnen.
In Eeklo was dat gevestigd in de Brug-
Piet De Baets
schestraat. Men moest er zijn persoonlijke gegevens opgeven en een verklaring geven voor de overtreding. Twee
uur later kreeg men zijn straf te horen,
een boete die varieerde van 10 tot 100
frank. Wie niet wilde betalen, kon ook
kiezen voor de gevangenis: elke dag
cel leverde 3 frank korting op, maar
men moest wel voor zijn eigen kost
zorgen. Zo kreeg Romanie De Backer uit Kleit, wiens man aan het front
zat, drie dagen cel omdat ze geen slot
met sleutel op haar konijnenhok had.
Ze zat de straf uit onder het gemeentehuis van Maldegem en keerde, vergeven van de luizen en de vlooien, terug naar huis.
Ernstiger misdrijven, zoals illegaal wapenbezit, kwamen voor de krijgsraad in
het Vredegerecht. Daar stonden vaak
jarenlange gevangenisstraffen op, uit
te zitten in Duitsland. Op 20 augustus 1917 werd in de Sint-Jansdreef in
Eeklo zelfs de 19-jarige West-Vlaming
Emiel Beel gefusilleerd door de Duitsers. Hij had een Duits soldaat die zijn
verloofde lastig viel, een oog uitgeschoten.
Omdat de Duitsers alles opeisten, was er grote hongersnood in het Meetjesland. In Maldegem stond een grote menigte te wachten op de wekelijkse broodbedeling. (Foto Gemeentearchief Maldegem).
Duitse tijd
Een van de Duitse ingrepen die nog
lang in het Meetjeslandse geheugen
zou blijven hangen, was de invoering van de Duitse tijd. Omdat er anders constant verwarring dreigde tussen de Belgische tijd en de Duitse tijd,
voerden de Duitsers vanaf november
1914 de Duitse Middel-Europese tijd
in, een uur vóór het Belgische uur.
Alle uurwerken op openbare plaatsen,
in publieke lokalen en op kerktorens
moesten voortaan de Duitse tijd weergeven. Bovendien voerden de Duitsers van 1 mei tot 30 september de
zomertijd in, waardoor de klok een uur
vooruit moest worden gedraaid. In de
nacht van 30 september op 1 oktober werd de wintertijd van kracht en
werd het uur dan weer teruggedraaid.
Volgens de Duitse bezetter moest dat
exact om 2 uur ‘s nachts gebeuren.
Opeisingen
Bronnen
Voor het schrijven van deze reeks baseerden we ons op verschillende historische werken over WO I. Maar de
meeste informatie haalden we uit ‘De
Eerste Wereldoorlog in het Meetjesland’, een thematische synthese van
de periode 1914-1918 die de bvba Artoria in 2011 maakte in opdracht van
COMEET, de intergemeentelijke cultuurdienst van de 13 Meetjeslandse gemeenten. Meer info op www.
eerstewereldoorlogmeetjesland.be.
Ook het boek “Eeklo, 750 jaar” dat
uitgeverij Taptoe in 1990 uitbracht,
was een bron van inspiratie, evenals
“1914-1918, De Eerste Wereldoorlog”, Amsterdam 1975.
Hulp- en voedselcomités schoten als
paddenstoelen uit de grond en er werd
soep gekookt en gegeten als nooit
voordien. De Eeklose vrouwenbond
kookte zo dagelijks 1.000 liter soep
voor de 2.000 schoolgaande kinderen in Eeklo. Het recept: per 100 liter
water twee kilo gemalen erwten, evenveel linzen en gemalen bonen, rijstbloem en crealine (droog mengsel van
graanproducten, vooral mais), 1 kilo
vet, groenten, specerijen. Dat werd
verdeeld over verschillende ketels met
telkens een rundskop in.
De winter van 1917 was legendarisch
hard, gevolgd door een alweer mislukte (aardappel)oogst. Bovendien had
Amerika de Duitsers inmiddels de oorlog verklaard, waardoor de stroom
hulpgoederen uit de VS compleet opdroogde. Dat zorgde ervoor dat mens
en dier fel verzwakt waren en vatbaar
voor allerlei ziektes. Zo kon de Spaanse griep ook in onze streek veel slachtoffers maken. In Eeklo alleen al 50.
In heel het Meetjesland eisten de Duitsers werkmannen op, zoals hier in Sleidinge. De mannen staan klaar voor het vertrek, de knapzak over de
schouder. (Foto Sleins Archief).
De Duitse bezetter was pas geïnstalleerd of hij begon allerhande goederen
op te eisen. Dat zou zo de hele oorlog doorgaan: het Meetjesland werd
compleet kaalgeplukt van alles wat
er leefde of groeide. Terwijl de inwoners steeds meer honger leden, werden enorme voorraden weggesleept
om de Duitse soldaten en bevolking te
voeden en de Duitse industrie draaiende te houden. Een overzicht om
een idee te geven van wat de Duitsers
allemaal wilden.
In Maldegem moesten de tabakshandelaars in december 1915 zo’n 10.000
sigaretten en 3.000 kilo tabak leveren
voor de Duitse troepen in de streek.
In oktober en november werden koper, messing, brons en nikkel opgeëist. Vanaf de herfst 1915 moesten de
Maldegemse kinderen duizenden kilo’s eikels, kastanjes, okkernoten, hazelnoten en beukennootjes inzamelen. Begin 1915 had Zomergem al 218
runderen, 174 varkens, 10.000 kilo
haver en evenveel rogge moeten leveren. En ook hier waren de Duitsers
hun tijd ver vooruit: runderen moesten
een merkteken in het oor dragen en
de varkens werden getatoeëerd. Een
dier mocht alleen geslacht worden, na
toelating van de Duitsers.
Vanaf 1916 had de Duitse oorlogsindustrie steeds meer koper nodig om
obussen te maken. Bij burgers – in
Maldegem werden de was- en kookketels ingezameld – maar ook in fabrieken werd alle koper opgeëist: zo
vielen de 76 Meetjeslandse brouwerijen stil, omdat de Duitsers de koperen brouwketels meenamen. Maar
ook de klokken werden uit de kerktoren gehaald, iets wat de bewoners
altijd heel zwaar viel. In Oostwinkel
werd wijn, koper en wol aangeslagen.
Op 13 oktober 1916 moesten de Maldegemnaars ook al hun fototoestellen
inleveren en op 6 november volgden
alle auto’s, moto’s en vierwielige wagens. Op 20 november 1916 moest
elke fietsende Eeklonaar zijn tweewieler aanbieden in de fabriek van ‘India
Jute’ (Zuidmoerstraat). Nadat de banden eraf waren gehaald, kregen ze
hun fiets weer mee…
Naar het einde van de oorlog toe werden de eisen van de Duitsers steeds
gekker. Toen in september 1917 in
Boekhoute ook de wijn werd opgeëist, kozen veel inwoners eieren voor
hun geld en dronken ze hem zelf uit.
Maar ook standbeelden, brandnetels
en paardenhaar werden opgeëist: in
mei 1917 werden alle Maldegemse
paarden verplicht geschoren. Toen in
1917 elke klompenmaker in Sint-Laureins het bevel kreeg om 25 klompen
te maken voor de Duitsers, weigerden
ze een na een met allerlei uitvluchten,
onder andere: geen hout genoeg.... In
maart 1918 werden in Assenede lavabo’s en nachttafels opgeëist, tot zelfs
de ezel die de gemeentelijke vuilnis-
kar trok. In mei 1918 moest Maldegem zijn stenen boterpotten afgeven.
Amerikaanse
winkel
Naast de opeisingen waren er nog
de inkwartieringen. Gemeenten in het
Meetjesland moesten constant een
groot aantal soldaten en officieren, die
op adem kwamen na maanden aan
het front, herbergen. Dat gebeurde in
openbare gebouwen, vaak scholen,
maar in nagenoeg elk huis werd ook
een of meer soldaten ingekwartierd.
Zij moesten over een propere kamer
kunnen beschikken en eten en drinken krijgen. Opdat ze zich niet zouden
vervelen, werden er voor hen speciale
casino’s ingericht, waar ze zich konden ontspannen.
Omdat de Duitsers alles opeisten, zag
de Meetjeslandse bevolking zwarte
sneeuw. Alle voedsel ging op de bon.
Gelukkig kwam er snel voedselhulp
uit de VS. Begin juli 1915 opende in
de Stationsstraat in Eeklo - waar nu
AD Delhaize huist - de Amerikaanse
Winkel, waar men tegen vertoon van
een broodkaart 250 gram etenswaren per persoon per week kon krijgen,
die men nog nooit had gezien of geproefd. Zo onder meer ‘bufallo’: lappen Amerikaans gedroogd spek en....
‘corned beef’, een tot dan toe onbekende lekkernij.
Zwarte
handel
Eind maart 1916 had een Eeklonaar
nog recht op 150 gram vlees per
week, in december was dat nog de
helft. In Maldegem kreeg een gezin
nog 100 gram boter per week en 5
eieren per persoon. Het broodrantsoen stond in 1916 op 250 gram per
dag, per persoon.
Toen de nood aan brood zo groot
werd, werden vanuit Nederland hele
wagenladingen goedkoop (en niet al
te best...) brood geleverd: elke week
40.000 kilo, drie keer per week vanuit Aardenburg. Bovendien ging door
de natte zomer van 1916 hier een
flink deel van de oogst verloren en
wat het land nog opleverde, eisten
de Duitsers ook op. Zo kreeg Eeklo
in 1917 nog elke week 5 koeien en
5 varkens om... 13.000 inwoners te
voeden. De zwarte handel bloeide
dan ook: voor een kilo zeep die 1,8
frank kostte in november 1915 werd
al 9 frank betaald in februari 1917.
Voor een kilo boter betaalde je in november 1915 4 frank, in januari 1918
al 22 frank en nog later tussen de 25
en 30 frank, 1.000 kilo kolen kostte 225 frank (in 1914 nog 35 tot 40
frank). Er werd ook lustig geknoeid:
een kilo boter woog vaak maar 900
gram en in de melk werd geregeld
een emmer water gekapt.
De mensen gingen eten zoeken waar
ze het maar vonden. Iedereen die er
plaats voor had, hield een varken of
enkele konijnen, de echte sukkelaars
aten aardappelschillen met gruis. Zo
werden de kreken leeggevist, werden de hazen opgegeten die tegen
‘den draad’ waren gelopen. Veediefstal en diefstal van gewassen waren dagelijkse kost. Aardappeldieven hadden zelfs de gewoonte om
de aardappelen te oogsten, maar de
struiken weer in de grond te steken,
zodat de boeren niet meteen iets
merkten.
De Duitsers eisten niet alleen alles
op wat niet te heet of te zwaar was,
maar ook veel werkkrachten. Omdat
in Duitsland alle beschikbare mannen aan het front zaten, riep de bezetter massaal mannen op om in eigen streek, achter de Duitse linies in
West-Vlaanderen of zelfs in Duitsland
te gaan werken. Ze vroegen het eerst
vriendelijk: wie als vrijwilliger ging,
kreeg een loon en zijn vrouw een premie, een Duitse arts zorgde voor de
zieken in de familie en de vrijwilligers
mochten geregeld op verlof komen.
Zo boden de Duitsers in 1916 in Ertvelde aan 170 vrijwilligers een dagloon
aan van 3,5 frank, in plaats van de gebruikelijke 2 frank. Slechts 8 daagden
er op. Indien er te weinig vrijwilligers
waren, werden de mannen tussen 16
en 25 jaar dan maar opgeëist. In 1916
ging het in Eeklo om 205 mannen, van
wie er 124 naar Duitsland werden gedeporteerd. Maar die opeisingen liepen niet altijd van een leien dakje. In
oktober 1915 kwam het in Eeklo zelfs
tot heuse rellen: vrouwen gingen de
Duitsers met hun klompen te lijf. In
Maldegem werden tijdens de oorlog
meer dan 1.200 mensen opgeëist, van
wie 60 vrouwen en zelfs 10 kinderen
onder de 14 jaar. In Sint-Jan-in-Eremo moesten kinderen de erwten uit de
peulen halen.
Samengevat: voor hen aan het front of
in Duitsland, veel en hard werk, nauwelijks te eten of alleen het overschot
van het soldatenvoer, nauwelijks rust.
Velen overleefden het harde regime
dan ook niet en als ze al terugkeerden,
waren ze er vaak zo slecht aan toe, dat
ze kort na de oorlog stierven. Ze groepeerden zich in de Z.A.B. (Zivilarbeiter
Belgien), door de volksmond prompt
omgedoopt in ‘Zeer Arme Belgen’. Op
het einde van de oorlog eisten de Duitsers massaal de mannen tussen 16 en
60 jaar op, om te voorkomen dat ze zich zouden
aansluiten bij het oprukkende Belgische leger.
Piet De Baets
Volgende
week DEEL 3:
OVER DEN (ELECTRIEKEN) DRAAD,
KLEIN-BELGIË, ZEPPELINS,
VLIEGVELDEN EN ZELFS ONDERZEEBOTEN IN HET MEETJESLAND.
HET LEVEN TIJDENS DE 1STE WERELDOORLOG (1914-1918) IN VIER WEKELIJKSE AFLEVERINGEN IN TAPTOE:
DE GROTE OORLOG BIJ ONS IN HET MEETJESLAND
Deel 3:
‘DEN DUITSCH’
DRUKT ZIJN
STEMPEL TIJDENS
DE OORLOG
De Duitse bezetter zou niet alleen decennia blijven voortleven
in de gedachten van de Meetjeslanders, hij zou ook het landschap van het Meetjesland blijvend hertekenen en er nog lange
jaren zijn sporen achterlaten.
Die zijn zelfs een eeuw later nog
altijd niet volledig uitgewist.
het maaien van het gras per ongeluk de
middelste draad raakte.
Vindingrijk
Samenvatting
vorige
afleveringEN:
De vorige weken kon je hier al lezen hoe de Duitse bezetter het
leven van de bewoners van het
Meetjesland vier jaar lang tot
een hel maakte: weinig eten en
des te meer regeltjes en verboden.
maakt houten kader hielp ook, of men
groef een kuil onder de draad. Sommigen leerden polsstokspringen om zo
over de versperring te geraken. Later
zou de Engelse spionagedienst speciaal geïsoleerd materieel ter beschikking stellen. In de grenstreek en zeker
in het Meetjesland waren verschillende
“passeurs” aan de slag: streekbewoners die oorlogsvrijwilligers, spionnen
of smokkelaars tegen betaling voorbij
de draad hielpen.
mini-landje over de brug van Moershoofde naar de kerk in Sint-Laureins
mochten. Dit werd toegestaan. KleinBelgië kreeg ook een school: twee onderwijzeressen zonder diploma, de
zussen Gerarda en Jeanette De Taeye
gaven er les aan 65 kinderen in de
leegstaande vellenfabriek. De school
zou er openblijven tot 18 november
1918. Op 2 november 1918 bliezen de
Belgische soldaten met enkele handgranaten de draad op en werd KleinBelgië weer onderdeel van Groot-België.
De Duitsers lieten de draad bewaken
door oudere soldaten die eigenlijk niet
geschikt waren voor de strijd aan het
front. Toen de nood aan soldaten te
groot werd, plaatsen de Duitsers houten poppen die de mensen moesten
afschrikken.
Den Draad
Toch kon de draad niet beletten dat
Hoewel de Duitsers in het Meetjesland Vlaamse jongens nog via Nederland
Klein België
de meeste bruggen over het Leopolds- naar het front trokken noch de smokkanaal hadden opgeblazen, vooral om kel van voedsel, brieven of geheime in- Bij het plaatsen van Den Draad stonte voorkomen dat men nog naar Ne- formatie over de Duitse bezetter tegen den de Duitsers ter hoogte van Sint- Smokkel
derland zou vluchten en om de smok- gaan. Vanuit Eeklo alleen trokken 60 Laureins voor een probleem. Ze zet- Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd
kel tegen te gaan, bleef de bewaking jonge mannen via Nederland naar het ten de afsluiting op de oevers van het er naar hartelust gesmokkeld: in de
van de grens met Nederland zo lek als IJzerfront.
Leopoldskanaal, maar aan de overkant eerste plaats voedsel, omdat iedereen zeef. Daarom beslisten ze in 1915 De Meetjeslander bleek heel vinding- van het kanaal, tussen het Leopolds- een zoveel honger had, maar ook
de grens tussen Belrijk om veilig voorbij kanaal en de Nederlandse grens, lag brieven vanachter het front en geheigië en Nederland,
de draad te komen. nog een klein stukje Sente: Moershoof- me informatie over de Duitse troevanaf het drielandenSommigen schoven de, Oosthoek en Kantijne. Zo ontstond penbewegingen. ‘Den Draad’ hield de
punt met Duitsland in
een fietsband tussen een stukje België dat buiten het Duitse smokkelaars hierbij niet tegen. Alles
Limburg, tot aan het
de draden en kropen bezettingsgebied viel: er waren geen wat eetbaar was werd vanuit NederZwin bij Knokke herer zo, beschermd opeisingen, er was geen politie en de land ons land binnengesmokkeld. Het
metisch af te sluiten.
door het isoleren- bewoners moesten geen belasting be- werd over ‘Den Draad’ gegooid, in een
Er kwam een soort
de rubber, door. talen. Dat stukje kreeg algauw de naam ton eronder of met een opengesperijzeren gordijn, in de Men plaatste bvb geïsoleerHeel wat informatie, ‘Klein-België’. Maar die speciale status de dubbele ladder erover gedragen.
streek nog steeds vol
de houten tonnen zonder bo- o.a. liefdesbrieven, had ook nadelen: zo konden de be- De Vrijestraat en de Poeldijk in Asseeerbied ‘den draad’
werd gewoon over
woners niet langer naar de mis gaan. nede waren populaire plaatsen en ook
dem plat tussen de draden
genoemd. De verde draad gezwierd.
Daarop vroeg de Sentse pastoor de via de tram Eeklo-Watervliet werd er
sperring bestond uit om door te kruipen of smokEen houten ton of
Duitsers of de inwoners van Klein-Bel- duchtig gesmokkeld. De inventiviteit
kelwaar
door
te
geven.
drie rijen achter eleen speciaal gegië op zondag uitzonderlijk vanuit hun van de bevolking kende hierbij geen
kaar met palen en
prikkeldraad, allen tussen de 2 en 5
meter hoog. De middelste van de drie
rijen draad stond onder stroom.
In Maldegem begonnen de Duitsers op
17 juni aan de klus en op 7 juli was die
al geklaard, door opgeëiste mannen
en elders in Vlaanderen door Russische krijgsgevangenen. Sommigen van
hen maakten van de gelegenheid gebruik om alsnog naar het neutrale Nederland te vluchten: taferelen die doen
denken aan de vlucht van Oost-Duitse
grenswachten (Vopo’s) tijdens de bouw
van het IJzeren Gordijn in Berlijn, bijna 70 jaar geleden. Omdat elektriciteit
in 1915 compleet nieuw was voor de
bewoners, plaatsen de Duitsers waarschuwingsborden en aanplakbiljetten om te waarschuwen dat een aanraking van de onder stroom staande
‘draad’ dodelijk was. In bewoond gebied werd ook een beschermend gaas
geplaatst, zodat dieren en kleine kinderen niet bij de draad konden. Toch
zou die draad veel onschuldige slachtoffers maken, onder wie ook kinderen: tijdens de hele oorlog zo’n 700 doden, van wie 300 in Oost-Vlaanderen.
Het laatste slachtoffer dacht dat met
het einde van de oorlog, ook de draad
veilig was: niet dus. Ook Duitse deserteurs bleven aan de draad hangen. Een
Den Draad, op de grens met Nederland, met een Duitse controlepost, annex primitieve wegversperring. (Foto
van de eerste slachtoffers in Maldegem
was trouwens een Duits soldaat die bij
uit collectie Theelens-Mertens).
Deze week leest u in de derde aflevering hoe ‘den Duitsch’
het landschap grondig hertekent
maar hoe de plaatselijke bevolking met allerlei spitsvondigheden een en ander weet te omzeilen…
Piet De Baets
grenzen. Zo had Maurice Van Lauwe
uit Sleidinge samen met zijn vader en
broer een krantenronde. Ze droegen
‘Het Volk’ rond, maar veel klanten waren er niet. Toen ze vanuit Gent allerhande goederen meebrachten, telkens
ze er hun kranten gingen ophalen,
steeg hun klantenbestand spectaculair. Ze brachten ook Duitse kranten
mee, zodat de Duitse soldaten daar
hun neus eerder konden insteken dan
in de krantentassen vol smokkelwaar.
Brievensmokkel
Tijdens het Oorlog was er nauwelijks
contact tussen de Belgische soldaten
achter het front en hun familie in bezet Vlaanderen. Een brief of kaart sturen was onmogelijk. Daarom ontstond
al snel een speciaal postsysteem. Soldaten stuurden hun post via Engeland
naar een adres vlak aan de grens in
Nederland. Daar werd de post voor de
Vlaamse families opgehaald door brievensmokkelaars, die op gevaar van eigen leven in onze streek het Leopoldkanaal overzwommen en dan ‘den
Draad’ door moesten om de brieven af
te leveren.
Een van de bekendste brievensmokkelaars was Victor Cocquyt uit Knesselare. ‘s Nachts sloop hij door de
bossen van Kleit en Maldegem naar
de grens, kleedde zich uit, bond zijn
kleren op zijn rug en zwom het Leopoldskanaal over. In Nederland ging
hij eerst iets warms drinken om daarna bij de postmeester van Eede zijn lading brieven op te halen en de post
voor de jongens achter het front af te
leveren. Daarna volgde de tocht terug
naar Knesselare. Hij deed dat twee tot
drie keer per week. Hij nam ook informatie mee over de Duitse troepenbewegingen. In 1916 werd hij aangehouden, nadat de Duitsers een brief
vonden in zijn schoenzool. Omdat ze
wilden weten hoe hij de brieven overbracht, lieten ze hem het Leopoldskanaal overzwemmen. Ze moesten
er hem evenwel snel uithalen, toen ze
merkten dat hij wou ontsnappen. Hij
kreeg 5 jaar strafkamp in Duitsland,
maar kon al snel, tot twee keer toe,
ontsnappen. Terug in ons land dook
hij onder in Brussel en vluchtte uiteindelijk met zijn familie via Nederland
naar Engeland.
Dieren
Sommigen deden de smokkel uit idealisme en vaderlandsliefde, maar er viel
ook mooi geld mee te verdienen. Zo
betaalden mensen die de grens over
wilden tot 25 frank per persoon aan
een “passeur”. Het eerste wat ze vaak
deden, eenmaal de grens over, was
In het Meetjesland zijn nog verschillende bunkers te zien die de Duitse
bezetter tijdens WO1 bouwde. Deze aan de jeugdlokalen aan de Sportlaan in Eeklo werd omgebouwd tot chalet. (Foto COMEET).
hun vrijheid vieren boven een dampende pot mosselen, in Philippine.
Ook dieren werden ingezet om brieven over te brengen. De familie van
Cécile Van Yper uit Assenede had een
hond. De hond ging er onder de prikkeldraad. Hij had een speciale band
aan en de vrouw stak de brieven in
zijn halsband. De Duitsers konden
deze niet vinden, bang als ze waren
om de hond aan te raken: het was een
Groenendaler!.
Omdat ook duiven werden ingezet om brieven en informatie over de
grens over te krijgen gaven de Duitsers op 4 mei 1915 bevel om in Oosten West-Vlaanderen alle duiven te doden, nadat er op 1 mei in Moerkerke
een duif was neergeschoten die een
briefje met informatie over het Duitse
leger aan haar pootje had. Een dag later veranderden de Duitsers van gedacht: de waardevolle duiven mochten blijven leven, maar hun vlerken
moesten afgesneden worden, zodat
ze niet meer konden vliegen. In augustus 1916 kregen de Adegemse
broers Aloïs en Camiel Mercy 5,5 jaar
cel, omdat ze in het geheim reisduiven hielden.
Zeppelins
Tijdens de Eerste Wereldoorlog zetten
de Duitsers zeppelins in om de vijandelijke linies en zelfs Londen te bombarderen. Die ‘vliegende sigaren’ geraakten bij tegenwind amper vooruit:
ze haalden amper 80 kilometer per uur
en waren zo een gemakkelijk doelwit
voor geallieerde vliegtuigen. Ze konden
wel een paar duizend kilo aan bommen meenemen. De bommen werden
dan door de bemanning met de hand
op het doelwit gemikt. Op hun tocht
naar het front of Engeland overvlogen
ze vaak het Meetjesland. Uit verschillende dagboeken, o.a. van schoenmaker Aloïs Bonne uit Waarschoot en
van de bekende Nevelse schrijfster Virginie Loveling spreekt verwondering,
bewondering, maar ook schrik. Op 14
april stortte zo’n Duits luchtschip neer
in Aalter. De LZ 35 was met 1.500 kilo
bommen op terugweg na een bombardement op Kassel, Hazebroek en
Poperinge. Onderweg werd hij door
een 70-tal projectielen van een Britse jachtvlieger getroffen. De bemanning probeerde de thuisbasis in Gontrode bij Melle nog te bereiken, maar
de zeppelin stortte neer in de bossen
van Maria-Aalter. Daarbij kwamen zeven bemanningsleden om het leven,
vijf zouden het overleefd hebben. Om
de schijn hoog te houden, ruimden de
Duitsers snel het wrak op en schreven
op de wagens die het wrak afvoerden
dat het ging om een vijandelijk luchtschip: “Frans luchtschip neergeschoten door Duitsers”. Vlaamse kranten
mochten er geen melding van maken,
maar het voorval was wel internationaal nieuws en haalde zelfs de eerste
pagina van de The Chicago Daily Tribune.
Toen er vanaf 1917 steeds meer geallieerde vliegtuigen opdoken boven het
Meetjesland, moesten de Maldegemnaars alle deuren en vensters goed afschermen, zodat er geen licht naar buiten viel en in Eeklo werd zelfs een deel
van de gaslantaarns zwart geverfd.
In 1917 sloten de Duitsers vrede met
de Russen en zo konden ze massaal
troepen vanuit het Oosten overbrengen
naar het Westelijk Front. Daarbij stelden ze al hun hoop op hun luchtmacht.
Maar vliegtuigen hebben vliegvelden
nodig. Daarom begonnen ze vanaf eind
1917 vliegvelden aan te leggen in het
Meetjesland. Veel meer dan een starten landingsbaan en enkele tenten was
het niet, maar de Duitsers eisten massaal mensen op om die aan te leggen
op opgeëiste landbouwgronden. Zo
moesten aan de Warmestraat in Maldegem 18 landbouwers hun land afstaan om er vanaf december 1917 een
vliegveld aan te leggen. Dat werd effectief gebruikt in de laatste maanden van
de oorlog. In Eeklo werd vanaf december 1917 op 15 hectaren grond rond de
Huysmanhoeve, langs de Kruiskensstraat (kant Peperstraat) tussen de Bus
en de Vrombautstraat. ook een vliegveld aangelegd. Het werd in eerste instantie afgekeurd, maar in maart ondernamen de Duitsers een tweede poging.
Begin oktober, vlak voor het einde van
de oorlog, werd het in gebruik genomen. Aan Stoepe in Assenede eisten
de Duitsers 20 hectaren op. Inwoners
moesten bomen omhakken, grond afvoeren en barakken bouwen. Er kwamen ook wachttorens. In Knesselare,
tussen de Maldegemseweg en de Urselseweg legde de bezetter een vliegveld aan. In Ertvelde en Evergem kwamen er hulpvliegvelden. In september
1918 wilden de Duitsers ook in Hansbeke 35 hectaren opeisen om er een
vliegplein aan te leggen, maar de gemeentesecretaris slaagde erin de zaak
zo te vertragen dat er niks meer van in
huis kwam.
Bunkers
Wie in het Meetjesland rondrijdt of
wandelt, ziet her en der, zeker rond de
Lembeekse bossen, nog oude bunkers,
“onderstanden” genoemd. Dat zijn
Duitse restanten uit de Eerste Wereldoorlog. Vanaf 1916 vreesden de Duitsers immers een geallieerde landing via
het neutrale Nederland en ze wilden absoluut de Nederlandse grens beschermen. Daarom begonnen ze vanaf de
herfst van 1916 met de aanleg van de
Hollandstellung, een linie van bunkers
van Knokke tot Antwerpen. De linie liep
van het Zwin naar Strobrugge bij Maldegem, volgde een eindje het Schipdonkkanaal en liep verder via Eeklo,
Lembeke, Oosteeklo, Ertvelde en Kluizen naar het kanaal Gent-Terneuzen en
via het Waasland naar Antwerpen, waar
de linie aansloot op de fortengordel. In
totaal bouwden de Duitsers 850 bunkers, van verschillende grootte en uitzicht. Sommigen hadden muren tot 2
meter dik. De linie bestond uit drie rijen bunkers, enkele kilometers uit elkaar gelegen. De Duitsers hebben ze
nooit gebruikt. Bij de bevrijding van het
Meetjesland in september 1944 werden
sommigen door de bewoners wel gebruikt om te schuilen voor de beschietingen. In de jaren ‘50 en ‘60 werden de
meeste afgebroken, maar een aantal
trotseren nu nog altijd de tand des tijds.
Schaapherder
De Duitsers probeerden al dat smokkelen wel te stoppen, onder andere
met ‘den Draad’, maar de grens bleef
een kaas vol gaten. Brieven werden
met pijl en boog over ‘den Draad’ geschoten of met vliegers naar de overkant gezweefd. Vanaf augustus 1916
verboden de Duitsers dan ook het
vliegeren door kinderen. In Boekhoute
moesten de grensbewoners ‘s avonds
van 17 uur tot 8 uur ‘s morgens hun
huis uit. Vanaf juli 1916 moest iedereen die op 200 meter van de grens
woonde, zelfs verplicht verhuizen.
Dat gebeurde ook in Sint-Laureins.
Toch haalde de vindingrijkheid het
vaak op de Duitse controlezucht. De
Boekhoutse schaapsherder CharlesLouis Buysse, in de volksmond ‘den
houten poot’ genoemd, mocht van
de Duitsers dagelijks de grens oversteken om zijn schapen te hoeden in
de Nederlandse Braakman. Zo bracht
hij tientallen brieven over de grens...
in zijn houten been. Geregeld werden
Duitsers ook omgekocht om op bepaalde uren niet op bepaalde plaatsen te zijn, of een andere kant op te
kijken of ook om... gewoon de stroom
op ‘den Draad’ af te zetten.
Vliegvelden
Spionage
De Duitsers kenden geen genade voor spionnen, zelfs niet als het vrouwen waren. (Foto Heemkundige Kring De Twee Ambachten).
Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren
in bezet België een paar duizend mensen betrokken bij spionage voor de geallieerde legers. Ze probeerden informatie over Duitse troepenbewegingen
via spoorlijnen te verzamelen en hielden vliegvelden in de gaten. Die informatie moest de grens over en daarvoor
was het Meetjesland een belangrijk
doorgangsgebied. Zo was in de streek
van Assenede en Boekhoute een bekende Belgische spionne actief: Gabrielle Petit. In juli 1915 vluchtte ze via
Boekhoute naar Nederland en Londen
waar ze haar spionageopleiding kreeg.
Via Boekhoute keerde ze terug naar
ons land om andere agenten te zoeken en informatie te verzamelen over
de Duitsers. Die informatie smokkelde
ze steevast via Boekhoute het land uit.
Op 1 april 1916 werd ze in Brussel geëxecuteerd.
Maar ook andere Meetjeslandse vrouwen droegen hun steentje bij in de spionagesector. Ook zij riskeerden lange
gevangenisstraffen in Duitse gevangenissen en zelfs de dood met de kogel. Twee bekende spionnen uit Eeklo
waren de Gebroeders Van de Woestijne. Edmond Van de Woestijne smokkelde plannen met Duitse loopgraven,
de stelling van de kanonnen en de ligging van munitievoorraden. Ook zijn
broer Edgard was actief in het verzet.
Zij zouden het bekopen met de dood.
Edgard, gehuwd en vader van twee
kinderen, werd op 4 januari 1916 opgepakt en op 7 april gefusilleerd. Uit
schrik voor rellen durfden de Duitsers
de affiche met zijn veroordeling en terechtstelling niet aanplakken in Eeklo.
Zijn broer Edmond werd op 8 oktober
1918, ondanks een emotioneel genadeverzoek van zijn vader tot de Duitse keizer, geëxecuteerd in het Gravensteen. Hij was de laatste verzetsman
die dat lot onderging in België. Om hen
te herdenken werd aan de gevel van
hun geboortehuis aan het Statieplein,
nu Astridplein 14, een gedenksteen
aangebracht, die er nog steeds hangt:
‘Aan Edmond Van De Woestijne, door
de Duitschers voor de kop geschoten
den 8 oktober 1918’.
Collaboratie
en koekoekskinderen
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd
op veel kleinere schaal gecollaboreerd
met de Duitsers dan tijdens de Tweede
Wereldoorlog. Sommige rijke burgers
lieten zich graag zien met hoge Duitse officieren, maar niemand ging meestrijden met de vijand. Na de oorlog
werden de woningen van enkele collaborateurs in brand gestoken en vrouwen die een relatie hadden met Duitsers, werden uit hun huis gehaald en
kaal geschoren: taferelen die 25 jaar
later bij de bevrijding in 1944 ook te
zien waren.
Verder kwamen uit de meer liefdevolle vorm van collaboratie een pak zogenaamde ‘koekoekskinderen’ voort:
met een Vlaamse moeder en een Duitse vader. Zo werden tijdens de bezetting in Eeklo 30 onwettige kinderen
geboren. In juli 1918 wou de Eeklose Kommandantur graag weten hoeveel van die kinderen een Duitse vader
hadden. “Vraag het zelf aan de moeders”, luidde de reactie
van het stadsbestuur.
Piet De Baets
Volgende
week in
laatste
aflevering:
DAAR VLUCHT ‘DEN DUITSCH’.
DE BLOEDIGE EN ZWAARBEVOCHTEN
BEVRIJDING VAN HET MEETJESLAND.
HET LEVEN TIJDENS DE 1STE WERELDOORLOG (1914-1918) IN VIER WEKELIJKSE AFLEVERINGEN IN TAPTOE:
DE GROTE OORLOG BIJ ONS IN HET MEETJESLAND
Deel 4 (slot):
DE MOEILIJKE
BEVRIJDING
Voor wie met belangstelling deze reeks heeft gevolgd maar bepaalde afleveringen
heeft gemist, verwijzen wij naar onze website www.taptoe.be waar alle 4 delen nog
uitgebreid te lezen staan.
Op 28 september 1918 begonnen de
geallieerde troepen een grootscheeps
bevrijdingsoffensief. Ook de Belgische
troepen rukten op. Voor de Duitsers
het begin van het einde, ook al liep de
aanval de eerste dagen niet zo vlot al
gedacht. Na ruim een week waren de
Belgen slechts 12 tot 15 kilometer opgeschoven: teken om even te pauzeren
tussen 5 en 10 oktober. Op 15 oktober
stortte het front ineen en een dag later
trokken de Duitsers zich terug uit het
gebied aan de IJzer. Er kwam een einde aan vier jaar stellingenoorlog. Op 17
oktober werd Brugge al bevrijd. En in
tegenstelling tot oktober 1914, toen de
Duitsers het Meetjesland zonder grote slag of bloedverlies konden veroveren, zou het nu vier jaar later in het hele
Meetjesland tot de eerste dagen van
november tot bijzonder hevige en bloedige gevechten komen. De Duitsers
waren vastberaden om stand te houden achter het Schipdonkkanaal, van
Deinze tot Maldegem.
Hard verweer
Vanaf 1 oktober trokken de eerste Duitsers zich terug over de baan BruggeGent. Ook honderden mannen uit de
kustgemeenten trokken naar Maldegem. De Duitsers dreven hen voor zich
uit, om te beletten dat ze zich zouden
aansluiten bij het oprukkende Belgische leger. En weer overspoelden grote groepen vluchtelingen het Meetjesland: op 2 oktober stonden er 3.000,
onder wie veel studenten, priesters
en paters voor de deur van O.L.V. ten
Doorn in Eeklo en van 2 tot 5 oktober werden in Waarschoot meer dan
15.000 gevluchte kustbewoners gevoed en verzorgd. In de gemeenten
langs het Schipdonkkanaal werden alle
mannen opgeëist om voor de Duitsers
loopgraven te graven, prikkeldraad te
spannen en schuilplaatsen te bouwen.
Op 10 oktober stelde het Duitse leger
in Waarschoot niet minder dan 200 kanonnen op, om de komende dagen en
weken onophoudelijk Zomergem te beschieten.
Offensief
blijft steken
De volgende 14 dagen bleef de oorlog nog heel intensief in het Meetjesland. Op 16 oktober trokken duizenden Duitse soldaten door Knesselare
en in de nacht van 15 op 16 oktober
werd Eeklo rond het station en omgeving zwaar gebombardeerd. In de Stationsstraat sneuvelde een Duitse officier en aan Blommekens Oscar Dhont,
in zijn deurgat. Ook het (tijdelijke) vliegveld aan de Bus werd bestookt. Op de
Dam in Waarschoot doodden de bommen vijf Duitse soldaten en een Waarschootse vrouw. Honderden leerlingen
van OLV ten Doorn werden met de trein
geëvacueerd naar Zelzate. Ze zouden er acht uur over doen. ‘s Anderendaags gingen nog eens 130 leerlingen
te voet op de vlucht naar Lovendegem.
De Duitsers begonnen overal kerktorens, molens en fabrieksschouwen op
te blazen om te beletten dat de oprukkende Belgen die zouden gebruiken als
uitkijkpost. Op 19 oktober moesten zo
de kerktorens van Hansbeke, Zomergem en Nevele eraan geloven. De huizen rond de kerk van Zomergem deelden in de brokken en van de kerk zelf
bleef alleen een ruïne over, omdat de
beschietingen doorgingen tot Allerheiligen. Ook Knesselare en Ursel werden
zwaar gebombardeerd.
Slag
van Burkel
Op 19 oktober werd Aalter als eerste
Meetjeslandse gemeente bevrijd en in
Eeklo werden nog bewoners van Raverschoot, de Blakstraat en Balgerhoeke uit hun woningen gedreven. Overal
werd vee opgeëist, spoorrails opgebroken en die dag vluchtte ook de Kommandantur weg uit Eeklo.
Nog voor de eigenlijk slag aan het
Schipdonkkanaal kwam het aan Burkel, op de baan van Oedelem naar Maldegem, tot zware gevechten tussen
de oprukkende Belgen en de Duitsers.
De Duitsers hadden er zich ingegraven
met zware mitrailleurs. Op 19 oktober
gingen de Belgen er met twee mitrailleurvoertuigen, ruiters en soldaten in
de aanval. Aanvankelijk leek de aanval,
weliswaar ten koste van enkele gewonden, te lukken: de Belgen konden drie
kilometer oprukken. Maar toen ging het
mis: een mitrailleurvoertuig werd getroffen en versperde de weg en een
van de officieren te paard, kapiteincommandant Graaf Francis de Meeüs, werd dodelijk getroffen, samen met
enkele soldaten. Even later konden de
Belgen de Duitsers toch verdrijven. De
Slag van Burkel, waarvoor een speciaal gedenkteken werd opgericht, zal de
geschiedenis ingaan als de laatste aanval te paard van WO1: tegen de zware
mitrailleurs waren ruiters en paarden te
kwetsbaar.
Ultimatum
Op 20 oktober rukten de Belgen ook
Maldegem en Adegem binnen maar
in Ursel, Knesselare en Zomergem, en
Samenvatting
vorige
afleveringEN:
De vorige weken kon je hier
al lezen hoe de Duitse bezetter het leven van de bewoners van het Meetjesland vier
jaar lang tot een hel maakte:
weinig eten en des te meer
regeltjes en verboden.
Maar hoe meer ‘den Duitsch’
het landschap grondig hertekende, hoe vindingrijker ook
de plaatselijke bevolking met
allerlei spitsvondigheden een
vooral rond Balgerhoeke zou nog een
week lang hard en bloedig gevochten
worden. Zo werd de Sluisbrug van
Balgerhoeke als laatste over het kanaal opgeblazen en werd Zomergem
12 uur aan een stuk bestookt door de
Duitsers. Op 21 oktober schoot de
Belgische artillerie Balgerhoeke helemaal in puin, maar werden ook Ronsele en Oostwinkel, maar dan door
de Duitsers, onophoudelijk bestookt,
net zoals Maldegem. Op 23 oktober
slaagden de Duitsers erin de Belgische aanval tot staan te brengen aan
het Schipdonkkanaal. Die dag konden de Eeklonaars nog Weversmisdag vieren. De daaropvolgende twee
dagen zou er weinig gebeuren, gezien
de Belgen eerst even op adem wilden
komen. Op 24 oktober bracht Koning
Albert I een blitzbezoek aan Ursel. In
Merendree kregen de laatste achtergebleven bewoners een ultimatum
van de Duitsers: vertrekken of doodgeschoten worden. Om 22 uur vertrok
de pastoor als laatste naar Gent met
drie karren, met daarop zeven zieken
en zes gewone inwoners.
Nu lukt de
aanval wel
Op 26 oktober hervatte de strijd in
alle hevigheid: de kerktoren van Eeklo werd bestookt. Op 28 oktober namen de bombardementen rond Eeklo
toe en in Balgerhoeke werd zwaar ge-
en ander wist te omzeilen.
Onder meer om over ‘Den
Elektrieken Draad’ te geraken…
Deze week de slotaflevering:
de vlucht van ‘den Duitsch’,
voorafgegaan door de bloedige en hardbevochten bevrijding van het Meetjesland.
Op 11 november zou de wapenstilstand volgen.
Piet De Baets
vochten. Op 31 oktober zette het Belgische leger een grote aanval in over
de hele lengte van het Schipdonkkanaal. Nadat de artillerie vanaf 5u25
een uur lang de Duitse stellingen onder vuur had genomen, probeerden de
Belgische troepen het kanaal over te
geraken, maar dat lukte niet. Er stierven die dag 33 Belgische soldaten. In
Balgerhoeke werden 12 woningen totaal vernield en negen onbewoonbaar.
De kerk, het klooster en de meisjesschool raakten zwaar beschadigd. Op
1 november slaagden de Belgen er
tussen Balgerhoeke en Raverschoot
eindelijk in om over het kanaal te geraken, maar elders, in Maldegem, Lovendegem en Merendree gingen de beschietingen door.
Einde nabij?
Die dag werd de druk op de Duitsers
evenwel zo groot dat ze zich begonnen terug te trekken achter het Kanaal Gent-Terneuzen. Zo konden op
2 november de eerste Belgische soldaten via de Leikensweg, Zandstraat
en Sterrestraat het centrum van Eeklo bereiken. De Belgen werden door
een dolenthousiaste en inderhaast toegestroomde massa verwelkomd. Toch
viel er nog een dode: Frans De Smet,
die zich sinds 27 oktober verschool in
de bossen van de Sint-Jansdreef, werd
door vluchtende Duitsers doodgeschoten in de Zandvleuge. Ook Waar-
De gemeenten vlakbij het Schipdonkkanaal, zoals Landegem en Hansbeke, raakten zwaar beschadigd tijdens de laatste dagen van de oorlog. (Foto Heemkundige Kring Het Land van Nevele).
Luitenant-generaal Ruquoy, die
later de titel van baron zou voeren, verhinderde in laatste instantie de beschieting van Eeklo, wat daar als een mirakel zou
worden uitgelegd.
De brug van Balgerhoeke werd helemaal verwoest tijdens de novemberdagen van 1918. (Foto Stadsarchief Eeklo).
schoot werd bevrijd, maar in Zelzate
werden alle bruggen opgeblazen. Op 3
november bezocht Koning Albert Eeklo. In tegenstelling tot vier jaar eerder
sprak hij Nederlands. Ook dat hadden
vier jaar oorlog in de hand gewerkt.
De komende dagen verplaatsten de
beschietingen zich naar Evergem, Kluizen, Wippelgem en Zelzate, want bij de
wapenstilstand op 11 november zaten
de Duitsers nog altijd achter het nabije
kanaal Gent-Terneuzen. In Ertvelde en
Kluizen zouden de twee laatste Belgische doden van de oorlog vallen. Ze
werden zij aan zij begraven.
Zomergem
ergst
getroffen
Omdat het front was opgeschoven tot
aan het Kanaal Gent-Terneuzen, was
voor het eigenlijke Meetjesland het
ergste achter de rug. Maar de toestand
bleef penibel, door de vele vluchtelingen en gewonde soldaten. Nadat
Waarschoot tijdens de beschieting van
Zomergem tot 1.600 vluchtelingen had
opgevangen, zakten de dagen nadien
inwoners van Sleidinge en Evergem
naar Waarschoot af. Er werd ook een
veldhospitaal ingericht in het klooster,
waar op 4 november Koningin Elisabeth op bezoek kwam. Op 6 november brachten de koning en de koningin
ook een bezoek aan het zwaar geteisterde Zomergem: 95% van alle woningen waren er onbewoonbaar geschoten. De verklaring van het koningspaar
dat in heel Vlaanderen, behalve dan in
de IJzerstreek, geen enkel dorp zwaarder beschadigd was dan Zomergem,
was een schrale troost. Tijdens de
bombardementen kwamen 19 inwoners om het leven, 66 stierven tijdens
de vlucht naar West-Vlaanderen en er
sneuvelden ook 300 soldaten.
Saving
Private Ryan
ber een heus drama af in Merendree en
Hansbeke. Van één en dezelfde familie
sneuvelden drie mannen en raakte één
zwaargewond. Bij gevechten tussen
de spoorwegbrug in Landegem en de
Durmenbrug wilde luitenant Jean Martens de Duitsers bespieden. Hij kroop
op de dijk, maar werd doorzeefd met
Duitse kogels. Zijn neef, onderluitenant Albert Martens, wou het lichaam
in de Belgische loopgraaf brengen,
maar werd ook dodelijk getroffen. Bij
het graven van een graf voor zijn broer
en neef, werd ook onderluitenant Pierre
Martens getroffen: zijn linkerarm werd
afgerukt. Diezelfde dag sneuvelde in
Hansbeke Jean-Henry Martens, een
neef van de eerste drie. Bij de bevrijding van Nevele zouden er in totaal 183
Belgische soldaten sneuvelen. Jean en
Albert Martens kregen een gedenksteen tussen de Kalebrug en Durmen,
op de westelijke oever van het kanaal.
Lovendegem
Tijdens de gevechten aan het Schipdonkkanaal speelde zich op 22 okto-
Tijdens de bevrijding van het Meet-
jesland verdween Baron Dons de Lovendeghem op 31 oktober 1918 spoorloos. Zeven weken later werd zijn
stoffelijk overschot gevonden in de
warande achter het kasteel, onder een
stapel stro. Hij werd door terugtrekkende Duitsers door het hoofd geschoten.
Mirakel in
Eeklo?
Al bij al viel de schade in Eeklo door
een bijzonder toeval mee. Hadden de
Belgen hun aanvankelijke plannen uitgevoerd, de hele stad was in elkaar geschoten geweest. Maar de Belgische
luitenant-generaal Ruquoy hield in laatste instantie het bevel tot een grote beschieting van de stad tegen, omdat zijn
zuster non was in OLV-ten-Doorn en
omdat zijn broer Pierre, luitenant bij de
gendarmerie, in 1918 overleden was in
de kliniek van de Oostveldstraat. Dat
Eeklo zo aan een ramp was ontsnapt
werd vlug als een aan OLV Ten Doorn
toe te schrijven mirakel uitgelegd…
Gasbommen op
het Meetjesland
Tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruikten de Duitsers als eersten gasgranaten die vele doden maakten.
Maar tijdens de laatste oorlogsdagen in het Meetjesland gebruikten zowel Duitsers als Belgen dergelijke gasbommen. De Duitsers bestookten op
23 oktober Bellem en op 22 en 30 oktober ook Zomergem met gas. Begin november maakten Duitse gasgranaten tientallen burgerslachtoffers
in Hansbeke. Poesele vierde in 1930
de honderdste verjaardag van August
Vermeirsch. Op zijn feest had de man
nog altijd roodomrande ogen, die hij
had overgehouden aan een gasaanval bij de bevrijding van zijn dorp. Ook
Sleidinge kreeg een gasaanval te verduren en de Belgen gebruikten het goedje ook
bij hun aanval op Balgerhoeke.
Piet De Baets