Bulletin van Vragen en Antwoorden juni 2014 INHOUDSOPGAVE I. SCHRIFTELIJKE VRAGEN I.1. Vragen van de provincieraadsleden en antwoorden van de gouverneur of gedeputeerden Guido Decorte, gedeputeerde van bestuurlijke organisatie, algemene en ondersteunende dienstverlening, gebiedsgerichte werking en milieu, landschap en natuur Franky De Block, gedeputeerde van toerisme en recreatie, ruimtelijke ordening (m.u.v. stedenbouwkundige beroepen) en mobiliteit en weginfrastructuur I.2. Vragen waarvan de reglementaire termijn verstreken is en waarop nog niet werd geantwoord II. MONDELINGE VRAGEN Verslag van de mondelinge vraagstelling tijdens de provincieraad dd. 26 juni 2014 2 Provincieraad van West-Vlaanderen Vragen en Antwoorden – Nr. 6 – juni 2014 I. SCHRIFTELIJKE VRAGEN I.1. Vragen van de provincieraadsleden en antwoorden van de gouverneur of gedeputeerden GUIDO DECORTE GEDEPUTEERDE VAN BESTUURLIJKE ORGANISATIE, ALGMENE EN ONDERSTEUNENDE DIENSTVERLENING, GEBIEDSGERICHTE WERKING, MILIEU, LANDSCHAP EN NATUUR Vraag nr. S/2014/23 van 28 april 2014 van de heer Eric De Keyzer (sp.a) De Ijzerboomgaard Zoals reeds gekend is het de bedoeling dat de sociale werkplaats De Groen Kans ter gelegenheid van de realisatie van de Ijzerboomgaard daar zijn stek krijgt. Misschien is het een opportuniteit om de grond welke ze nu gebruiken eventueel aan te kopen. Heeft de deputatie plannen om dit stuk grond aan te kopen? Ze ligt aangrenzend aan het huidig domein van het Esenkasteel, dat nu reeds in bezit is van de provincie. Indien er plannen zijn kan er dan eventueel voorzien worden dat op dit stuk volkstuintjes worden gerealiseerd? Immers ook in andere provinciale domeinen werden door de Provincie volkstuintjes ingericht. Misschien kan ook gebruik gemaakt worden van subsidies die vanuit Vlaanderen voorzien zijn voor de inrichting van volkstuintjes? Ik meen dat op die locatie de realisatie van volkstuintjes een goede keuze zou zijn. Antwoord Op dit ogenblik is er geen intentie vanuit het provinciebestuur om het provinciale terrein rond het streekhuis Esenkasteel verder uit te breiden, ook niet in functie van de aanleg van volkstuinen. De provincie koopt in het kader van dergelijke ontwikkelingen in principe geen gronden aan die voor bedrijvigheid bestemd zijn. Voor de ontwikkeling van volkstuinen zou de bestemming overigens moeten worden gewijzigd. Daarnaast is de ontwikkeling van volkstuinen wat het provinciebestuur betreft eerder een lokale dan bovenlokale aangelegenheid. Het lijkt dan ook opportuun dat de lokale besturen hier initiatief toe nemen. De historische aanwezigheid van volkstuinen in bijvoorbeeld provinciedomein Tillegem is een element om deze bestaande functie te respecteren, maar heeft voor het provinciebestuur geen precedentwaarde naar verdere ontwikkelingen ter zake in andere provinciedomeinen. 3 Provincieraad van West-Vlaanderen Vragen en Antwoorden – Nr. 6 – juni 2014 FRANKY DE BLOCK GEDEPUTEERDE VAN TOERISME EN RECREATIE, RUIMTELIJKE ORDENING, MOBILITEIT EN WEGINFRASTRUCTUUR Vraag nr. S/2014/24 van 23 mei 2014 van de heer Kurt Himpe (N-VA) Cruiseactiviteit haven van Zeebrugge en promotie West-Vlaamse toeristische troeven Zeebrugge is de grootste cruisehaven in Vlaanderen en kreeg vorig jaar meer dan honderd cruiseschepen te verwerken, goed voor bijna 450.000 passagiersbewegingen. Goed zes keer meer passagiersbewegingen dan tien jaar geleden. Deze stijgende instroom van potentiële toeristen aan de West-Vlaamse toeristische troeven biedt natuurlijk heel wat kansen. - Hoe wordt toeristisch structureel ingespeeld op deze markt? - Hoe wordt toeristisch ingespeeld naar aanleiding van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog? - De stijging van het aantal passagiers is zeer groot. Heeft het provinciebestuur een zicht op de capaciteitsproblemen die zich aandienen op de toeristische sites en steden en hoe zal getracht worden om de mogelijke capaciteitsproblemen aan te pakken? Is er hiervoor overleg met de betrokken steden en gemeenten? Antwoord Volgens de gegevens waarover wij beschikken, staat het vast dat er in 2013 zo’n 112 aanlopen waren, met een totale capaciteit van 240.000 passagiers. Dit aantal is in de voorbije jaren geleidelijk gestegen: in 2000 waren er slechts 30 aanlopen met een capaciteit van 40.000 passagiers. Voor 2014 zouden ongeveer evenveel schepen aanmeren als in 2013, met een capaciteit die lichtjes stijgt tegenover 2013. Wat de bezettingsgraad is van deze schepen en wat de passagiers precies doen, wordt niet meegedeeld door de betrokken maatschappijen. Er wordt geschat dat de aanwezige passagiers die van boord gaan, ongeveer 50/50 kiezen uit volgende mogelijkheden: Een georganiseerd bezoek aan Brugge, Westhoek, Gent, Brussel, Antwerpen,… De firma De Buck lijkt nagenoeg een monopolie te hebben en hofleverancier te zijn van alle cruisemaatschappijen. Een individuele uitstap. Een shuttle rijdt de hele dag op- en neer tussen het schip en het station van Blankenberge. Er zijn geen cijfers van aantal personen die de trein nemen richting Brugge en binnenland en/of aan de kust blijven. Vraag 1: Hoe wordt toeristisch structureel ingespeeld op deze markt? Westtoer is in contact met De Buck Travel en beoogt in eerste plaats om zoveel mogelijk passagiers te laten intekenen voor georganiseerde bezoeken aan West-Vlaamse bestemmingen. Westtoer beoogt niet om zelf het aantal aanlandingen te beïnvloeden, omdat dit een zeer intensief werk is waar teveel factoren in meespelen waarop wij geen impact hebben. De haven zelf en de stad Brugge zijn hier beter geplaatst. Vraag 2: Hoe wordt ingespeeld op de herdenking van WOI? Zoals hierboven aangehaald is het belangrijk om aantrekkelijke programma’s aan te bieden op maat van de cruisemaatschappij. In die zin zal De Buck een bezoek aan de Westhoek trouwens anders invullen voor een Duitse rederij dan voor een Amerikaanse rederij. 4 Provincieraad van West-Vlaanderen Vragen en Antwoorden – Nr. 6 – juni 2014 Een bezoek aan de Westhoek wordt nu al door heel wat rederijen aangeboden. Exacte cijfers over het aantal boekingen van deze uitstappen zijn er niet. Er is overleg gepland met De Buck om te kijken hoe we de programma’s nog beter kunnen uitwerken naar de rederijen die op dit moment de Westhoek nog niet opnemen in het programma. Vraag 3: De stijging is zeer groot: zijn er capaciteitsproblemen in de betrokken steden en gemeenten? De toeristische sites in de Westhoek zijn voorbereid op een stijging van het aantal bezoekers. We verwachten daar niet echt problemen, behoudens voor enkele toplocaties in bepaalde periodes van het jaar. We kunnen deze communiceren naar De Buck. Voor Brugge zijn de cruisetoeristen geen prioriteit (omwille van capaciteitsproblemen), behalve indien Zeebrugge als start- of eindpunt van een cruise fungeert en er dus ook extra overnachtingen in Brugge zelf gerealiseerd worden. We zien het als een taak van de stad Brugge en de haven van Zeebrugge om dit na te streven. 5 Provincieraad van West-Vlaanderen Vragen en Antwoorden – Nr. 6 – juni 2014 I.2. Vragen waarvan de reglementaire termijn verstreken is en waarop nog niet werd geantwoord: nihil 6 Provincieraad van West-Vlaanderen Vragen en Antwoorden – Nr. 6 – juni 2014 II. MONDELINGE VRAGEN Verslag van de mondelinge vraagstelling tijdens de provincieraad dd. 26 juni 2014 Vraag nr. M/2014/46 van de heren Hendrik Verkest (CD&V), Piet Vandermersch (Open Vld) en Koen Bultinck (Vlaams Belang) Hagelstorm De heer Hendrik Verkest, CD&V-raadslid, licht zijn vraag toe. Op zaterdag 7 juni trok rond 19u30 een bijzonder hevige hagelstorm over Ardooie, Pittem, Lichtervelde, Wingene en omstreken. De volgende zondagavond waren er hevige onweders met overlast in Tielt en Ruiselede. Hij deelt mee dat hagelstorm en wateroverlast nog nooit een dergelijke schade hebben veroorzaakt in deze streek. Het betreft schade aan landbouwgewassen, woningen, bedrijfsgebouwen, serres en auto’s. Deze directe schade dient nog verhoogd met gevolgschade aan voorraden, afgewerkte producten en inkomensverlies bij de getroffen bedrijven. De heer Verkest stelt dat hagelstorm en waterschade in grote mate zijn gedekt door de brandverzekering. Hij heeft hieromtrent enkele vragen voor de heer gouverneur. Ten eerste vraagt de heer Verkest of de gouverneur reeds beschikt over enige aanwijzing omtrent de raming van de totale schade over de provincie betreffende landbouw, woningen, bedrijfsgebouwen, auto’s, voorraden, afgewerkte producten, de omvang van het productieverlies en het inkomensverlies. Vervolgens vraagt de heer Verkest of het te verwachten is dat bij een schade van een dergelijke omvang de erkenning als ramp kan verkregen worden. Hij merkt op dat iedereen dit verwacht. Op vraag van de getroffenen wenst hij te weten wanneer hieromtrent uitsluitsel komt, meer bepaald wanneer de erkenning van het noodweer als ramp op de agenda van de minsterraad komt. In een derde vraag informeert de heer Verkest of het rampenfonds de hagelschade voor auto’s die niet vallen onder een omniumverzekering geheel of gedeeltelijk zal vergoeden. Hij werpt op dat er gesuggereerd wordt dat de regering eventueel zou tussenkomen in de landbouwschade, met name de gewassenschade. Ten slotte vraagt de heer Verkest hoe ervoor gezorgd kan worden dat de schadedossiers spoedig ingediend en sneller afgehandeld kunnen worden dan de gemiddelde drie jaar. Hij deelt mee dat de getroffenen hopen dat men erin zal slagen om de zaak sneller dan in drie jaar af te handelen. De heer Piet Vandermersch, Open Vld-raadslid, sluit zich aan bij de situatieschets die de heer Verkest reeds maakte betreffende het noodweer. Hij heeft nog enkele bijkomende vragen. Zo wil hij weten of er reeds een zicht is op het aantal dossiers en het bedrag van de schade. Hij vermoedt dat de afhandeling van de dossiers heel wat tijd in beslag zal nemen en dat een snelle afhandeling niet zo evident zal zijn, gelet op het waarschijnlijk groot aantal dossiers. De heer Vandermersch merkt op dat het onweer heeft plaatsgevonden net voor de regionalisering van het rampenfonds. Hij vraagt zich af wat dit naar de toekomst toe betekent voor de afhandeling van de dossiers en de coördinatie van het rampenfonds. De belangrijkste vraag volgens de heer Vandermersch is de vraag of er genoeg middelen zijn voorzien in de kas van het rampenfonds. Hij deelt mee dat daar in het verleden al problemen mee zijn geweest. Ten slotte vraagt de heer Vandermersch of er eventueel een spoedprocedure ingezet kan worden voor de landbouwdossiers. Hij deelt mee dat gewassen niet verzekerd kunnen worden. Als de betrokken landbouwers drie jaar zullen moeten wachten op een vergoeding, dan is dit een catastrofe voor hen. De heer Koen Bultinck, Vlaams Belang-raadslid, sluit zich aan bij de door de heren Verkest en Vandermersch geschetste situatie. Hij merkt op dat West-Vlaanderen tijdens het pinksterweekend inderdaad werd getroffen door een zeer zware hagelstorm en wenst uitdrukkelijk zijn respect uit te drukken voor de hulpverleners. Hij wijst op het feit dat het in dergelijke zaken altijd gaat over menselijk leed, gecombineerd met materieel leed. Bij dergelijke rampen spelen de gemeente en de gouverneur en zijn diensten een cruciale rol. 7 Provincieraad van West-Vlaanderen Vragen en Antwoorden – Nr. 6 – juni 2014 De heer Bultinck stelt dat voor zover hij is ingelicht de dossiers tegen 25 juni bij de diensten van de gouverneur ingediend moesten worden. De voorlopige cijfers vanuit de verzekeringssector spreken - voor het ganse Belgische grondgebied - over 142.000 dossiers, met een schade van grosso modo 340.000.000 euro. Voor een aantal gemeenten en steden werden reeds gedeeltelijke cijfers bekend. De heer Bultinck verwijst naar de gemeenten Wingene, Ieper, Poperinge, Langemark en Vleteren. Hij wenst evenwel van de gouverneur een volledige stand van zaken te krijgen. Hij vraagt hoeveel gemeenten een dossier hebben ingediend en wat grosso modo de schadebedragen zijn voor enerzijds de landbouwdossiers en anderzijds andere schadedossiers. Vervolgens wenst hij te weten of er gemeenten zijn die niet tijdig klaar waren met de opmaak van hun schadedossier. Ten slotte vraagt hij wat het verdere vervolg is voor de diensten van de gouverneur betreffende deze problematiek. Antwoord De heer gouverneur deelt mee dat de hagelstorm en de onweders inderdaad een dramatisch moment zijn geweest voor de provincie, maar vooral voor diegenen die getroffen zijn. Hij deelt de cijfers mee waarover hij tot op heden beschikt: 19 gemeenten hebben een dossier ingediend, er werden 6.049 schadegevallen gemeld voor een geraamd bedrag van 118.285.407 euro. Hij merkt op dat dit vrij indrukwekkende bedragen zijn. Er is nog geen opsplitsing gemaakt tussen diverse actoren, aangezien er nog steeds nieuwe meldingen binnenkomen. Dit laatste is overigens geen probleem, zo stelt hij. De heer gouverneur heeft alle ontvangen schadegevallen gebundeld en heeft gisteren schriftelijk aan de minister van Binnenlandse Zaken gevraagd om de schade, veroorzaakt door de onweders van 7, 8 en 9 juni, te erkennen als algemene ramp. Het is uiteindelijk de minister van Binnenlandse Zaken die gelast is met het verdere onderzoek. Indien het KMI bevestigt dat de intensiteit van deze stormen uitzonderlijk was, stelt de minister een ontwerp van koninklijk besluit op waarbij de schade wordt erkend als algemene ramp en waarbij de geografische omschrijving van het rampgebied wordt vastgelegd. Vervolgens wordt het dossier ter goedkeuring voorgelegd aan de voltallige regering. De heer gouverneur deelt mee dat alle schadegevallen eerst dienden gebundeld te worden om deze dan zo snel mogelijk over te maken aan de FOD Binnenlandse Zaken. Hij wenst in dit kader nog een aantal criteria mee te geven. Om het noodweer als algemene ramp te kunnen erkennen moet het geraamde totale bedrag van de schade aan private en openbare goederen de 50.000.000 euro overschrijden. Op dat vlak is er geen discussie, zo stelt de heer gouverneur. Vervolgens zijn er de wetenschappelijke criteria. Het moet gaan over hevige winden tot 120 km per uur, een overvloedige regenval van 30 liter per vierkante meter in één uur of 60 liter per vierkante meter in 24 uur. De hagel moet minstens een intensiteit van H5 op de schaal van Torro hebben. Hij verduidelijkt dat de schaal van Torro te vergelijken is met de schaal van Richter voor aardbevingen. H5 betreft de grootte van de hagel. De heer gouverneur deelt mee dat dit vrij grote hagelbollen zijn, maar hij is van mening dat de hagelbollen die in het pinksterweekend vielen deze grootte benaderen. Deze thematiek wordt onderzocht door de FOD Binnenlandse Zaken. Betreffende de vraag binnen welke termijn deze schadedossiers behandeld kunnen worden, deelt de heer gouverneur mee dat hij op dit ogenblik nog geen enkel zicht heeft op het totale aantal dossiers. Er komen immers nog steeds dossiers binnen. Pas op het moment dat de ramp wordt erkend kan worden overgegaan tot het behandelen van de individuele dossiers. Bij erkenning zal een grote massa dossiers afgehandeld moeten worden. Er zal dan voor gepleit moeten worden om extra personeel vrij te maken om deze dossiers op de snelst mogelijke manier af te handelen. De heer gouverneur deelt mee dat er extra tijdelijk personeel zal worden gevraagd aan de FOD Binnenlandse Zaken. Wat betreft de vraag omtrent de regionalisering van het rampenfonds licht de heer gouverneur toe dat dit tot op vandaag nog steeds een federale bevoegdheid is. Vanaf 1 juli is het rampenfonds een Vlaamse materie. Bij besluit van de Vlaamse regering van 23 mei werd beslist dat het rampenfonds wordt geheven binnen het crisiscoördinatiecentrum Vlaamse overheid. Het rampenfonds zal worden ingekanteld in het departement bestuurszaken. De heer gouverneur deelt mee dat hij tegenover de betrokken ministers heeft benadrukt dat het van groot belang is dat er een provinciaal aanspreekpunt blijft. Hij kan zich niet inbeelden dat de gemeentebesturen, die een goede ondersteuning krijgen, hun dossiers rechtstreeks aan Brussel zouden moeten overmaken. De heer gouverneur is van mening dat de efficiëntie en de kennis te velde dan niet hetzelfde zouden zijn als nu. Hij heeft tevens suggesties gedaan aan de betrokken secretaris-generaal, de heer Lathouwers, opdat hiermee rekening wordt gehouden. Hij hoopt dat dit in orde komt. 8 Provincieraad van West-Vlaanderen Vragen en Antwoorden – Nr. 6 – juni 2014 Betreffende de vraag of er genoeg middelen voorzien zijn in het rampenfonds verwijst de heer gouverneur naar het protocol tussen de federale staat en de gewesten waarin wordt bepaald dat er voldoende financiële middelen moeten worden voorzien. De heer gouverneur gaat er van uit dat dit zo zal zijn. Hij vindt het belangrijk om dit mee te delen. De heer gouverneur verwijst naar de vraag van de heer Verkest over het vergoeden van de hagelschade aan de auto’s. Als de ramp wordt erkend door de minsterraad dan is het antwoord ja. De heer gouverneur deelt mee daartoe te hebben aangedrongen. Vervolgens merkt de heer gouverneur op dat er waarschijnlijk nog discussie zal zijn over de modaliteiten betreffende de erkenning van het noodweer als ramp, bijvoorbeeld met de verzekeringsmaatschappijen. Ook wat betreft de landbouwgewassen moeten er bepaalde modaliteiten voorzien worden. Hij hoopt dat de bevoegde overheid hiervoor de nodige aandacht heeft en de nodige modaliteiten zal voorzien. De heer gouverneur herhaalt dat alle documenten zijn overgemaakt met het oog op de erkenning als ramp. Hij deelt mee dat zijn diensten zo snel als mogelijk hebben gehandeld. Het is nu aan de federale overheid en de minister om zo snel als mogelijk duidelijkheid te geven aan alle getroffenen. Repliek De heer Verkest deelt mee dat de mensen het plaatsbezoek van de heer gouverneur en de ministers hebben geapprecieerd. Hij rekent verder op de performantie van de heer gouverneur en zijn administratie. Hij is er vast van overtuigd dat de gemeenten samen met de gouverneur de zaak willen bespoedigen en ervoor ijveren dat de zaak uiteindelijk als ramp wordt erkend. De heer Vandermersch is van mening dat de heer gouverneur twee belangrijke punten heeft vermeld. Enerzijds moet er naar aanleiding van de regionalisering een provinciaal coördinatiecentrum blijven en anderzijds moeten de landbouwdossiers voorrang krijgen omdat die geen enkele verzekering hebben. De heer Bultinck is van mening dat het nu de taak is van alle raadsleden, over alle partijgrenzen heen, om de krachten te bundelen en ervoor te zorgen dat het niet twee tot drie jaar moet duren vooraleer de getroffenen hun schadevergoeding ontvangen. De heer Bultinck deelt mee dat er genoeg is geleden. Als de schade wordt erkend als ramp, dan mag er snel geld volgen. Vraag nr. M/2014/47 van de heer Kurt Himpe (N-VA) Brandweercursussen De heer Kurt Himpe, N-VA-raadslid, zegt dat de maand juni traditioneel de examenmaand is. Niet alleen in het lager, middelbaar en hoger onderwijs, maar ook in brandweermiddens hebben heel wat mensen de voorbije maand examens afgelegd. Hij wijst er op dat één van de bijzondere opdrachten van de West-Vlaamse gouverneur het voorzitterschap is van de beheersorganen van het West-Vlaams Opleidingscentrum voor Brandweer-, Reddings- en Ambulancediensten, beter gekend als het WOBRA. Men kan bij het WOBRA terecht voor het behalen van brevetten om een functie uit te oefenen bij de brandweer. Dergelijke opleidingen vragen heel wat inspanningen van de cursisten. Van de West-Vlaamse gemeenten werd ook een engagement gevraagd om de brandweeropleidingen in het opleidingscentrum in Zedelgem te volgen. Vervolgens stelt de heer Himpe dat men vraagtekens kan plaatsen bij de inhoud van bepaalde cursussen voor het behalen van die brevetten en hij haalt twee concrete voorbeelden aan. Bepaalde cursusonderdelen behandelen nog altijd de werking van de rijkswacht, terwijl de wet op de geïntegreerde politiediensten dateert van 7 december 1998. Men kan dan ook stellen dat de cursus voor het behalen van het officiersbrevet, wat dat gedeelte betreft, totaal verouderd is. Verder heeft hij van cursisten vernomen dat zij in dezelfde cursus nog altijd frequenties moeten leren berekenen, terwijl alle communicaties via het ASTRID-netwerk verlopen en als dusdanig geen impact meer hebben op het netwerk zelf. Jaar na jaar wordt er gezegd dat de cursus zal worden aangepast, maar tot op heden is daar nog altijd geen werk van gemaakt. De twee voorbeelden tonen aan dat er werk aan de winkel is. Hij wijst er op dat de lesgevers proberen om dit toch wat in goede banen te leiden door het toevoegen van bijlagen en presentaties met recente informatie. Voor de cursisten is dat evenwel niet efficiënt, want zij zien door de bomen het bos niet meer. 9 Provincieraad van West-Vlaanderen Vragen en Antwoorden – Nr. 6 – juni 2014 De heer Himpe vraagt of de heer gouverneur op de hoogte is van de problematiek van de brandweercursussen, op welke termijn er zal getracht worden die problematiek aan te pakken en of de heer gouverneur vanuit zijn functie als voorzitter van het WOBRA bereid is die problematiek aan te kaarten bij de instanties die verantwoordelijk zijn voor de opmaak van de cursussen. Antwoord De heer gouverneur dankt de heer Himpe voor zijn vraagstelling en voor het feit dat hij via deze weg de problematiek in de media brengt. Hij geeft ook aan dat hij als voorzitter van het WOBRA van deze problematiek op de hoogte is. De problematiek werd vanuit alle provinciale brandweerscholen al ettelijke keren aangekaart bij het kenniscentrum voor de civiele veiligheid van binnenlandse zaken. Het updaten van de cursussen is een exclusieve taak van dit federale kenniscentrum en daar heeft men een enorme achterstand die, naar men de heer gouverneur heeft meegedeeld, te wijten is aan het feit dat het centrum door besparingen onderbemand is. Verder was de hervorming van de brandweeropleidingen, gerelateerd aan het statuut van de brandweer en de brandweerhervorming, niet eenvoudig en nog altijd niet in al zijn details gefinaliseerd. Onder andere het KB rond de opleidingen moet nog worden goedgekeurd. Federale werkgroepen zijn bezig om dit uit te werken. Als de structuur vastligt en goedgekeurd is, kan de inhoud verder worden uitgewerkt en kunnen er nieuwe syllabi worden afgeleverd. De heer gouverneur wijst er op dat de brandweerscholen hopen dat het nieuwe KB inzake brandweeropleidingen snel een feit zal zijn, zodat ze het effectief kunnen uitvoeren. De sturing en ontwikkeling van cursussen zal uiteraard door de federale overheid moeten gebeuren, met de nodige kwaliteitswaarborg en uniformiteit. Daarom ook zit die materie bij dat kenniscentrum. De brandweerscholen moeten momenteel roeien met de riemen die ze hebben. De heer gouverneur verwijst in dit verband naar de toelichting van de heer Himpe, namelijk het feit dat de lesgevers proberen om de problematiek op te vangen met presentaties, waarbij ze aangeven dat de rijkswacht niet meer in functie is. Ook wat de verbindingen betreft wordt meer en meer de nadruk gelegd op de communicatie en de fleetmapping. De heer gouverneur concludeert dat alle provinciale brandweerscholen de problematiek van actuele handboeken pragmatisch proberen op te lossen door zelf actualisaties en bijlagen te voorzien. Dit is verre van ideaal en als voorzitter van de brandweerschool heeft hij de materie ook op de conferentie van gouverneurs gebracht. Bedoeling is om naar aanleiding van de brandweerhervorming via de kabinetschef en de minister nogmaals aan te dringen om het KB inzake brandweeropleidingen te laten vooruit gaan en er volop werk van te maken. Hij vreest echter dat dit KB niet tot de lopende zaken behoort en dat dit materie zal zijn voor de nieuwe minister. Pas dan zal er, in nauwe samenwerking met de brandweerscholen, voor actuele en uniforme handboeken kunnen worden gezorgd. De bekommernis van de heer Himpe is ook de bekommernis van de brandweerscholen. Repliek De heer Himpe dankt de heer gouverneur voor zijn antwoord en voor het feit dat hij bevestigt dat het zijn bezorgdheid is. Hij waardeert dat de heer gouverneur inspanningen levert om deze problematiek serieus aan te kaarten. De heer Himpe wenst nog een suggestie mee te geven in het kader van de contacten van de heer gouverneur met de betrokken instanties. Bijna alle examens zijn schriftelijk en heel wat cursisten stellen zich de vraag of bepaalde onderdelen, bijvoorbeeld het uitwerken en verdedigen van cases, mondeling zouden kunnen verlopen. Het gaat om een suggestie van de cursisten zelf. In middelbare en hogescholen zijn er ook mondelinge examens en dit zou ook mogelijk moeten zijn bij de brandweeropleidingen. De heer Himpe vraagt of de heer gouverneur dit zou willen meenemen in zijn contacten. Vraag nr. M/2014/48 van de heer Jef Verschoore (CD&V) Subsidies wielerwedstrijden De heer Jef Verschoore, CD&V-raadslid, licht zijn vraag toe. De Ieperse verenigingen die loop- en wielerwedstrijden organiseren hebben vastgesteld dat er plots geen toelagen meer gegeven worden vanuit het provinciebestuur. Dit blijkt ook het geval te zijn voor organisatoren in andere regio’s. Hij legde zijn vraag reeds voor aan de kabinetten en de administratie kreeg als antwoord dat de provincie ervoor heeft gekozen om pas wielerwedstrijden vanaf UCI 1.1 te ondersteunen. Wat betreft loopwedstrijden is ervoor gekozen enkel de grote loopevenementen financieel te ondersteunen. Gezien het enorme aantal aanvragen drong deze keuze zich op. 10 Provincieraad van West-Vlaanderen Vragen en Antwoorden – Nr. 6 – juni 2014 De heer Verschoore vraagt zich af of dit antwoord gebaseerd is op een reglement of eerder op vuistregels die door de deputatie gebruikt worden. Voor wielerwedstrijden gebruikt de provincie de norm van de UCI of de internationale wielerunie. Via die classificering verstrekt deze organisatie richtlijnen over de inrichting, het verloop en de kalender van de wedstrijden. De heer Verschoore merkt op dat uit verder betoog zal blijken dat het gebruik van deze norm niet geschikt is voor de doelstellingen van dit bestuur. Hij vraagt zich af hoe hoog de lat ligt voor loopwedstrijden. Vanaf hoeveel deelnemers wordt het evenement aanzien als groot, en ligt de lat dan wel voor iedereen gelijk, zo vraagt hij. Zelfs een wielermonument als de Ieperse kattekoers valt nu uit de boot, zo vervolgt de heer Verschoore. Dit is een koers met een rijke traditie, met een lange en vooral prestigieuze winnerslijst en met een grote publieksuitstraling. Hij ging te rade bij de wielerbond. Blijkbaar is de UCI-norm verschillend al naargelang het soort wielerwedstrijd, is deze eerder technisch en zegt het niet zo veel over de organisatie. Hij concludeert dat die norm helemaal geen optie is naar uniformiteit en gelijkberechtiging. De heer Verschoore vraagt aan het provinciebestuur om deze normering dan ook te herzien. De heer Verschoore heeft de case rond de kattekoers bestudeerd en licht deze toe. De kattekoers is een 1.2wedstrijd. Deze kost aan vergunningen en prijzengeld ongeveer 12.000 euro en kan via de huidige werkwijze niet rekenen op provinciale steun. Omdat de UCI-norm verschilt van categorie tot categorie zijn er dus kleinere koersen met minder uitstraling en minder publieke belangstelling die wel UCI 1.1 zijn. Zij werken met een budget van minder dan 5.000 euro en krijgen wel steun. De overstap naar 1.1 is voor een organisatie als de kattekoers onhaalbaar. Dit zou zo’n 22.000 euro kosten aan prijzengeld en organisatiekosten en ongeveer 73.000 euro aan de ploegen of een totaal van 95.000 euro. Dit is voor een dergelijke organisatie onhaalbaar, want er zijn ook nog heel wat andere kosten zoals rode kruis, signaalgevers, drukwerk, catering, enzovoort. De heer Verschoore is ervan overtuigd dat de deputatie een uniforme en faire behandeling wenst van belangrijke sportmanifestaties. In deze provincie hebben vele van de wielerklassiekers een lange traditie. Ze zijn voor heel wat mensen een ontmoetingsplaats bij uitstek. Wielerminnende provinciegenoten ontmoeten elkaar bij een dergelijke gelegenheid los van enige rang of stand. Dit is iets om te koesteren. Hij hoopt dat de deputatie daaraan wil meewerken. Antwoord De heer Carl Vereecke, gedeputeerde, stelt dat deze vraag de stad en veel liefhebbers van wielersport bezighoudt. Hij zal zich in dit antwoord beperken tot de wielersport, maar merkt op dat ook andere sporttakken de nodige aandacht moeten krijgen. De provincie heeft de bovenlokale taak om dergelijke onderbelichte takken extra aandacht te geven. De gedeputeerde merkt op dat deze kwestie aan bod kan komen in een infopunt tijdens een commissievergadering. Vervolgens gaat de heer Vereecke concreter in op de vraag van de heer Verschoore. Ten eerste is er een provinciaal subsidiereglement met een provinciale subsidiepot van 272.500 euro. Volgens het reglement kan er in het voorjaar en in het najaar een aanvraag ingediend worden. Subsidieaanvragen ingediend in het najaar voor activiteiten in het komende voorjaar, worden in het voorjaar uitbetaald met de pot van het lopende jaar. Subsidieaanvragen ingediend in het voorjaar voor activiteiten in het komende najaar worden ook uitbetaald in het lopende dienstjaar. Alles samen gaat het over een bedrag van 272.500 euro. De gedeputeerde merkt tussen haakjes op dat dit veel geld is. Tweede zaak is het bestuursakkoord dat de provincie heeft afgesloten met de Vlaamse overheid voor het jaar 2014 en latere jaren. Het bestuursakkoord bepaalt dat de provincie zich niet meer mag bezighouden met lokale sportevenementen en ook niet met topsportevenementen. Aan UCI 1.1-wedstrijden nemen topsporters deel en dus is het niet meer verdedigbaar om deze koersen nog te betoelagen vanuit het sportbudget. De heer gedeputeerde merkt op dergelijke wedstrijden eventueel wel nog betoelaagd kunnen worden vanuit het communicatiebudget. Er gelden dan immers andere criteria om te betoelagen. Het subsidiereglement schrijft voor dat een beoordelingscommissie de subsidieaanvragen objectief bekijkt. De leden van deze raad zijn mensen uit het werkveld. Bij de beoordeling houden ze rekening met het bestuursakkoord en de toepassing van het subsidiereglement. De organisaties die niet meer onder deze betoelaging vallen worden verwittigd. Hun aanvraag zal niet meer via sport bekeken worden, maar vanuit de cel communicatie. Het budget van deze cel is evenwel niet zo groot dat men alles zal kunnen uitbetalen. De heer Vereecke verwijst naar gedeputeerde Guido Decorte voor verdere vragen daaromtrent. 11 Provincieraad van West-Vlaanderen Vragen en Antwoorden – Nr. 6 – juni 2014 Een vierde element betreft de selectiecriteria voor het wielrennen, zo vervolgt de heer Vereecke. Indien de topsport UCI 1.1 niet meer in aanmerking komt, dan kan de provincie de 1.2-koersen weer in ogenschouw nemen. Dit zou de kattekoers misschien wel weer een mogelijkheid bieden om in aanmerking te komen voor subsidie. De reden waarom dit niet voor 2014 kan, is omdat de organisatoren van 1.1 niet tijdig verwittigd werden. De provincie wil dit niet in de schoenen van andere overheden schuiven, maar zit nu omwille van het bestuursakkoord in een overgangsperiode. Dit is jammer genoeg ten nadele van de koersen georganiseerd in 2014. Het budget van de provincie is te beperkt. In de toekomst zal er een oplossing aangeboden worden. Nu heeft de provincie zich gehouden aan het juryverslag van de beoordelingscommissie. De gedeputeerde heeft dit niet willen overrulen. Ten slotte geeft de heer Vereecke mee dat er een interkabinettenoverleg georganiseerd wordt om dergelijke problematieken te bekijken en een oplossing te formuleren. De heer Vereecke sluit af met het voorstel om naar aanleiding van deze vraag zelf voorstellen te doen over criteria voor beoordelingen per sporttak. Voor de kattekoers zal er wellicht een oplossing gevonden worden in het bovenlokale. De heer gedeputeerde raadt aan om de aanvraagformulieren te blijven indienen zodat deze de beoordelingscommissie passeren, eventueel met een gunstig gevolg voor ondersteuning. Er is in een interkabinettenoverleg bevestigd dat er een oplossing zal zijn voor de kattenkoers vanaf 2015. Repliek De heer Verschoore bedankt de gedeputeerde voor zijn antwoord. Het is goed om de bespreking verder te zetten in een commissievergadering en om daar te zoeken naar goede beoordelingscriteria. Hij meent begrepen te hebben dat dit voor de wielerwedstrijden in de provincie goed nieuws is en dat die organisaties die de eindjes aan elkaar moeten knopen dat ook zullen appreciëren. Vraag nr. M/2014/49 van de heer Hans Mommerency (CD&V) Energietarieven op platteland De heer Hans Mommerency, CD&V-raadslid, heeft een vraag omtrent de energiesuggesties die gedaan worden vanuit verschillende intercommunales inzake een gedifferentieerd tarief voor stedelijke en landelijke gebieden. Vanuit de provincieraad hebben diverse leden de algemene vergaderingen van intercommunales bijgewoond, aangezien de provincie aandeelhouder is bij deze intercommunales. Bij de toelichting bij de jaarrapporten werden in het kader van de staatshervorming een aantal beleidssuggesties naar de Vlaamse overheid geformuleerd. Een aantal intercommunales spreken in hun beleidssuggesties van een differentiatie van het tarief op basis van de ligging in een stedelijk of een niet-stedelijk gebied. Het voorstel is om in landelijke gebieden een hoger tarief aan te rekenen. Een dergelijk voorstel van ongelijkheid voor een basisvoorziening kan in het landelijke WestVlaanderen moeilijk worden genegeerd, zo meent de heer Mommerency. Hij merkt op dat de ligging misschien een eenzijdige benadering is en dat aspecten als onderhoud en herstel ook belangrijke elementen kunnen zijn bij differentiatie. De heer Mommerency vindt het evident dat er binnen de intercommunales naar inkomsten wordt gezocht, maar hij vindt het niet terecht om het landelijk gebied naar voren te schuiven als mogelijke financierder. Hij vraagt of de provincie op korte termijn een duidelijke reactie kan formuleren, vermits het hier om een basisvoorziening gaat. Antwoord De heer Guido Decorte, gedeputeerde, antwoordt dat de bezorgdheid van de heer Mommerency meer dan terecht is. Hij moet evenwel melden dat het hier een Vlaamse bevoegdheid betreft. De provincie kan enkel vragen aan de bestuurders die zetelen bij de distributienetbeheerders om dit standpunt over te maken aan de raad van bestuur. Hij voegt er aan toe dat sommige distributienetbeheerders nu al een verschil maken. Er is ook een grote druk vanuit sommige stedelijke gebieden die niet aanvaarden dat de landelijke gebieden minder zouden moeten betalen. Er is bijgevolg een discussie aan de gang tussen plattelandsgemeenten en de grote steden. De achttien burgemeesters van het Westhoekoverleg reageerden reeds via hun voorzitter, de heer Christof Dejaegher. 12 Provincieraad van West-Vlaanderen Vragen en Antwoorden – Nr. 6 – juni 2014 Gedeputeerde Decorte doet nogmaals een oproep aan al wie kan reageren, maar benadrukt dat de provincie slechts een beperkte aandeelhouder is. De gemeentelijke vertegenwoordigers hebben hierin meer zeggenschap. Hij roept dan ook de VVSG en meer bepaald de bestuurders die zetelen in het Steunpunt Landelijke Gemeenten, op om bij sommige distributienetbeheerders de nodige druk uit te oefenen. Repliek De heer Mommerency dankt de gedeputeerde voor zijn antwoord en voor de aandacht die gaat naar de vertegenwoordigers in deze bij de provincie. Vraag nr. M/2014/50 van de heer Herman Lodewyckx (Groen) en mevrouw Sigrid Vandenbulcke (N-VA) Graffiti in Senegalese bunker op het Provinciedomein te Oudekapelle De heer Herman Lodewyckx, Groen-raadslid, verwijst naar een bijdrage in De Standaard van 2 juni van de schrijver Omar Ba over de Groignebunker, ook gekend als de Frans-Arabische bunker of het ‘Senegalees bunkertje’ in de deelgemeente Oudekapelle in Diksmuide. De heer Lodewyckx toont een powerpointpresentatie met foto’s van de bunker. Het is een bouwsel van beton en baksteen. Het wordt aangeduid met een plaat en onderaan ziet men een verwijzing naar een bataljon dat daar ooit heeft gelegen. Deze bunker heeft een bijzonderheid die enkel ingewijden kennen, namelijk binnen is een portiek in een soort Arabisch portaal aangebracht. Met rode verf is de Arabische tekst bovenaan quasi onleesbaar gemaakt. Op de wanden van alle muren werden primitieve tekeningen aangebracht. De heer Lodewyckx stelt dat wie daar een bezoek brengt, en terugkeert in de achterste kamer, verrast wordt door een hakenkruis. De heer Lodewyckx merkt op dat het nieuws over het vandalisme bekend werd gemaakt door de West-Vlaamse media. Zij meldden dat Bart Castelein van vzw De Boot einde mei verrast was door de graffiti die binnen in de bunker werd aangebracht. De heer Lodewyckx citeert de auteur van het artikel in De Standaard: “Investeren in het reinigen van deze beledigende tekens is de morele plicht van de provincie West-Vlaanderen”. En verder: “Het zou een krachtig signaal zijn dat deze bunker een prominente plaats krijgt in de herdenking van de oorlog. Deze plek verdient het net zo goed als een Menenpoort om goed verzorgd te worden zodat Vlaanderen, België en de hele wereld weten en beseffen dat alleen eendracht ons de kracht zal geven om een betere toekomst te bouwen.” De heer Lodewyckx weet uit de media dat de gedeputeerde van erfgoed op de hoogte is van deze zaak en dat al twee gespecialiseerde bedrijven hun diensten hebben aangeboden om deze graffiti te verwijderen. Hij vraagt naar de stand van zaken en wil weten of er nog plaatsen zijn waar graffiti aangebracht werd en die gereinigd moeten worden. Mevrouw Sigrid Vandenbulcke, N-VA-raadslid, sluit zich aan bij de toelichting en vraagstelling van de heer Lodewyckx. Ze vraagt hoe het komt dat dit beschermd monument zo lang niet de nodige zorg heeft gekregen en wat er nu zal gebeuren om deze bunker in zijn oorspronkelijke staat terug te brengen. Antwoord Mevrouw Myriam Vanlerberghe, gedeputeerde, vindt het een heel terechte vraag. Ze vindt het een schande dat vandalisme gepleegd wordt en roept op om alert te zijn en zulke gevallen onmiddellijk te melden. Ze vreest dat het nog zal gebeuren, maar vindt het inderdaad een morele plicht om dit op te lossen. Als antwoord op de vraagstelling geeft mevrouw Vanlerberghe een chronologisch verslag. Deze bunker is beschermd als monument en er werd – vóór het vandalisme – een restauratie uitgevoerd door de VLM. Eens deze restauratie rond was, werd de site overgedragen aan de provincie West-Vlaanderen. De bunker is eigendom van de provincie, evenals het stukje weide waarop de bunker staat. Op de site staan zes bunkers die als één geheel bekeken zullen worden, ook naar veiligheid en preventie toe. Bij de overdracht werden de sleutels van de zes bunkers door de oude aannemer niet overgedragen en bleken deze zoek. 13 Provincieraad van West-Vlaanderen Vragen en Antwoorden – Nr. 6 – juni 2014 Het vandalisme dateert van juni 2012, zo deelt mevrouw Vanlerberghe mee. Er werd toen op vraag van de provincie West-Vlaanderen een PV opgemaakt door de politie van Diksmuide. In augustus en september 2012 is er op initiatief van de provincie een plaatsbezoek geweest, met het agentschap Onroerend Erfgoed, de stad Diksmuide en de IJzertoren. De problemen werden vastgesteld, maar de herstelling bleek geen simpele opdracht. De noodzaak tot het reinigen en herstellen van de bunker en het aanpakken van de sleutelproblematiek werden vastgesteld. Na een tweede plaatsbezoek is een verslag gemaakt door het agentschap Onroerend Erfgoed dat verstuurd zou zijn op 19 september 2012 naar de betrokken dienst. Deze brief is evenwel nooit toegekomen, zo stipt mevrouw Vanlerberghe aan. In januari 2013 werd navraag gedaan over het verslag en toen werd dit onmiddellijk bezorgd. Vanaf 2013 beschikte de provincie dus over een verslag van het tweede plaatsbezoek. Daarin stonden inderdaad twee offertes, maar die waren ontoereikend om het probleem volledig op te lossen. De offertes van 2.000 tot 3.000 euro, die ook in de media genoemd werden, betroffen het verwijderen van verf. Er werd bij vermeld dat er wel nog een schijn zou overblijven en dat de tekening nog te zien zou zijn, wat uiteraard niet de bedoeling is. Deze offertes waren dus onvoldoende, zoals ook vermeld in het verslag. Door een overdruk in de dienst - het betrof de periode van ‘In Vlaamse Velden’ en het begin van de herdenking van WO I - werd dit niet als een prioriteit beschouwd gedurende de eerste twee maanden van het jaar. De dienst verontschuldigt zich hiervoor. Mevrouw Vanlerberghe heeft hiervoor alle begrip en verwijt de dienst niets. Dit is immers een van de diensten die momenteel de belasting toch wel heel sterk aanvoelen. In februari werd er mondeling overlegd met het agentschap Onroerend Erfgoed om na te gaan wat er kon gedaan worden en werd gevraagd of zij de trekkende rol konden spelen. Na een aantal vergaderingen bleek dit niet te kunnen, en diende de provincie dit op te nemen. Mevrouw Vanlerberghe licht toe dat besloten werd om andere offertes op te vragen. Het agentschap Onroerend Erfgoed stelde een volledige restauratie van de verkalking voor, zodanig dat de tekeningen niet meer te zien zouden zijn. Dit zou op 10.000 euro komen. Mevrouw Vanlerberghe deelt mee dat het dossier zo snel mogelijk behandeld moet worden en wel zeker voor 17 oktober. De provincie zal dit doen met eigen middelen en zal niet wachten op eventuele subsidies. In het overgangsjaar zou de provincie in principe nog een restauratiedossier kunnen indienen, want de staatshervorming gaat pas in op 2015. Er zijn evenwel wachtlijsten, er is geen zekerheid en er dient een externe architect aangesteld te worden om in aanmerking te komen voor de subsidies. Bijgevolg heeft de deputatie op donderdag 26 juni beslist om daar niet op te wachten en de 10.000 euro zelf te financieren vanuit budget cultuur. Er zijn al drie offertes binnen, maar het is nog wachten op de toestemming van Monumenten en Landschappen. Zij zijn al op de hoogte, dus deze toestemming zal niet lang op zich laten wachten. Het probleem van de graffiti en het sleutelprobleem zullen dus voor 17 oktober opgelost worden, voor het bedrag van 10.000 euro, zo besluit mevrouw de gedeputeerde. Repliek De heer Lodewyckx dankt de gedeputeerde voor de uitvoerige toelichting. Hij meldt dat hij onderzoek heeft gedaan naar de betekenis van de tekst in de bunker. In de literatuur zijn er al een aantal verwijzingen. Hij heeft de tekst doorgegeven aan mensen die thuis zijn in Arabische geschriften. Zij merkten op dat het om een heel bijzondere tekst gaat, in een soort dialectgeschrift. Als de vertaling binnen is, zal de heer Lodewyckx deze bezorgen. Hij meent dat het interessant is om goed te situeren wat de Senegalese tirailleurs daar hebben beleefd en meegemaakt. Mevrouw Vandenbulcke dankt voor het uitgebreid antwoord en is blij dat de provincie beseft dat het om een pijnlijke vergetelheid gaat. Ze merkt op dat die 10.000 euro op een gecumuleerd budgettair overschot van 147 miljoen wel geen probleem zal zijn. Vraag nr. M/2014/51 van de heer Luc Coupillie (N-VA) Bacterievuur De heer Luc Coupillie, N-VA-raadslid, haalt volgende krantenkoppen aan van enkele weken geleden: ‘Gouverneur Decaluwé waarschuwt voor bacterievuur’ en ‘De provincie West-Vlaanderen roept de gemeentebesturen op om waakzaam te zijn voor de plantenziekte bacterievuur’. 14 Provincieraad van West-Vlaanderen Vragen en Antwoorden – Nr. 6 – juni 2014 Deze krantenkoppen zorgden uiteraard voor wat paniek onder de fruittelers en boomkwekers. Hij vraagt of er nieuwe haarden van bacterievuur ontdekt zijn in de provincie, en indien ja, waar deze zich situeren. De heer Coupillie merkt op dat alle basisinformatie over bacterievuur te vinden is op de website van de provincie. De provincie heeft in het verleden al heel wat maatregelen uitgevaardigd om de ziekte in te perken en dat wordt sterk gewaardeerd door de sector. Maar misschien zijn er anno 2014 nieuwe actiemogelijkheden. Hij vraagt dan ook welke acties er in 2014 vanuit de provincie ondernomen worden om deze kanker bij bepaalde fruitbomen, sierstruiken en meidoorn te onderdrukken. Antwoord De heer Bart Naeyaert, gedeputeerde, licht toe dat hij in 2008, bij een bezoek aan een fruitbedrijf, werd gewezen op het belang van het meer gecoördineerd bestrijden van deze ziekte. Een fruitboomgaard vergt jaren investering vooraleer men de vruchten kan plukken en is dus niet zomaar vervangbaar. Er wordt sindsdien een gecoördineerde actie opgezet. Jaarlijks sturen de gouverneur en de gedeputeerde in het voorjaar een brief naar de gemeenten en roepen op in de pers tot waakzaamheid bij het opmerken van symptomen van het bacterievuur. Het is belangrijk om vroegtijdig te kunnen detecteren. De provincie werkt daarvoor samen met heel wat overheden en met private personen die bomen en struiken bezitten. De heer gedeputeerde licht toe dat er specifieke maatregelen zijn. Binnen een straal van 1 km rond de professionele fruitboomgaarden gebeurt een schouwing om te kijken of er ergens een aantasting is van waardplanten door bacterievuur. De fruittelers en domeinbeheerders doen dit en uiteraard treedt men bij aantasting zo vlug mogelijk op door weg te snoeien of bomen helemaal te rooien. Er is geen geneesmiddel tegen deze ziekte; aantasting moet dus vermeden worden. Er is een afspraak met de openbare besturen dat er geen waardplanten zullen aangeplant worden in een straal van 1 km rond de professionele boomgaarden. Bij particulieren echter is dit moeilijk te beletten. Als er effectief besmetting wordt vastgesteld en er wordt niet vrijwillig opgetreden, dan wordt het besmette gewas een quarantaineplant. Het FAVV treedt effectief op om een gedwongen verwijdering van de plant op te leggen, en zij doen dat ook als het nodig is. De heer gedeputeerde wijst er op dat de provincie goed wenst te communiceren met eenieder die met bacterievuur te maken kan hebben en roept alle betrokkenen op om alert te zijn wanneer zich haarden voordoen en die onmiddellijk te bestrijden. Op de vraag van de heer Coupillie of er nog nieuwe maatregelen mogelijk zijn, antwoordt de heer Naeyaert dat er elk jaar een stuurgroepvergadering is met alle actoren. Deze stuurgroep bekijkt of de huidige aanpak goed werkt en of er eventueel bijgestuurd moet worden. Tot op heden heeft de gedeputeerde niet vernomen dat er nieuwe maatregelen nodig zijn. Sinds 2014 staat Inagro in voor de coördinatie van deze actie, zo licht de heer Naeyaert toe. Voorheen zat dit bij de beleidsmedewerker van de beleidscel landbouw. Het FAVV zet een jobstudent in om op het terrein zelf te gaan screenen met het oog op een intensievere werking, sensibilisatie en communicatie. Specifieke haarden werden vastgesteld op een tweetal plaatsen in Zuid-West-Vlaanderen. Dit zal nooit volledig uitgeroeid zijn. Elk jaar zal er wel ergens iets vastgesteld worden en het komt erop aan zo efficiënt mogelijk op te treden. Repliek De heer Luc Coupillie dankt de gedeputeerde voor zijn aandacht en goede zorgen voor deze sector. Vraag nr. M/2014/52 van de heer Simon Bekaert (sp.a) Subsidiëring speelpleinwerking De heer Simon Bekaert, sp.a-raadslid, wijst op twee artikels die in juni in Het Nieuwsblad zijn verschenen over enerzijds de jongerenwerking Babbeloe die actief is in Tielt, Roeselare en Izegem, en anderzijds de jongerenwerking Maksimum die actief is in Ledegem, Moorslede en Menen. Beide organisaties zijn intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die zorgen voor vakantie- en speelpleinwerking voor kinderen met een beperking en kinderen uit maatschappelijk kwetsbare groepen. In de krant stond vermeld dat de provincie de subsidies stop zet, wat betekent dat de werking van deze organisaties moet ophouden te bestaan of dat zij een grotere steun dienen te krijgen van gemeente of OCMW. 15 Provincieraad van West-Vlaanderen Vragen en Antwoorden – Nr. 6 – juni 2014 De heer Bekaert herinnert zich het nieuw reglement voor provinciale subsidiëring van de jongerenwerking, waarin een luik intergemeentelijke samenwerking is voorzien. Hij vraagt of deze initiatieven van gelijkaardige subsidies uit het verleden kunnen blijven genieten. Antwoord Mevrouw Myriam Vanlerberghe, gedeputeerde, beaamt dat er nogal wat verwarring is ontstaan over wat werd goedgekeurd in het splinternieuwe reglement voor intergemeentelijke samenwerking en voor organisaties kwetsbare jeugd. Ze meldt dat daarover in de krant totaal verkeerde informatie stond. Mevrouw Vanlerberghe licht toe dat er op een budget van zo’n 2.000.000 euro voor welzijn er jaarlijks niet minder dan 500.000 euro naar die organisaties gaat. Ze vond het dan ook pijnlijk om vast te stellen dat de betrokken organisaties, die nochtans de meeste vergaderingen in het kader van ‘hoe redden we die organisaties’ hebben meegemaakt, aan de gemeentebesturen lieten verstaan dat er bij de provincie besparingen zijn. Door het nieuwe reglement is net het omgekeerde waar. Het bedrag zal in de begrotingswijziging worden meegegeven. Alle organisaties die vroeger bij de provincie terecht konden, zullen opnieuw de middelen krijgen. Vervolgens merkt mevrouw de gedeputeerde op dat de speelpleinwerking niet duurder mag worden met de provincie als reden. Soms is dat het geval. In Tielt is dit niet het geval, want daar heeft het bestuur zelf de verantwoordelijkheid opgenomen. Eigenlijk was dat niet nodig, want ze kunnen bij de provincie terecht. Ze moeten dan natuurlijk wel hun dossiers indienen en dat is niet gebeurd. Om dubbele financiering te voorkomen heeft zij alle schepencolleges op de hoogte gebracht van hetgeen de provincie aanbiedt. Gemeente en provincie mogen niet voor hetzelfde betalen. Tot besluit stipt mevrouw de gedeputeerde aan dat het pijnlijk was vast te stellen dat de besturen werden benaderd onder het mom van ‘de provincie draait de kraan dicht’. Ze benadrukt nogmaals dat daar niets van aan is. De provincie zal meer geven aan deze organisaties. Ze spoort de provincieraadsleden aan om in hun stad of gemeente een oproep te doen voor meer speelpleinwerking voor kwetsbare jeugd en meer intergemeentelijke samenwerking. Repliek De heer Bekaert dankt mevrouw de gedeputeerde voor haar antwoord en wijst er op dat hij hieruit vooral onthoudt dat er voor de bestaande initiatieven toch nog een subsidieaanvraag kan worden ingediend en dat ze een oproep doet voor nieuwe initiatieven voor meer speelpleinwerking. 16 Provincieraad van West-Vlaanderen Vragen en Antwoorden – Nr. 6 – juni 2014 REGISTER SCHRIFTELIJKE VRAGEN Nr. Datum Vraagsteller Onderwerp Blz GUIDO DECORTE, gedeputeerde van bestuurlijke organisatie, algemene en ondersteunende dienstverlening, gebiedsgerichte werking en milieu, landschap en natuur S/2014/23 28.04.2014 Eric De Keyzer De Ijzerboomgaard 2 FRANKY DE BLOCK, gedeputeerde van toerisme en recreatie, ruimtelijke ordening (m.u.v. stedenbouwkundige beroepen) en mobiliteit en weginfrastructuur S/2014/24 23.05.2014 Kurt Himpe Cruiseactiviteit haven van Zeebrugge en promotie West-Vlaamse toeristische troeven 3 17 Provincieraad van West-Vlaanderen Vragen en Antwoorden – Nr. 6 – juni 2014 REGISTER MONDELINGE VRAGEN Nr. Datum Vraagsteller Onderwerp Blz CARL DECALUWE, gouverneur van West-Vlaanderen M/2014/46 M/2014/47 Hendrik Verkest, Piet Vandermersch en Koen Bultinck Kurt Himpe Hagelstorm 6 Brandweercursussen 8 GUIDO DECORTE, gedeputeerde van bestuurlijke organisatie, algemene en ondersteunende dienstverlening, gebiedsgerichte werking en milieu, landschap en natuur M/2014/49 Hans Mommerency Energietarieven op platteland 11 CARL VEREECKE, gedeputeerde van algemene financiering, budget en administratieve beroepen (o.a. de stedenbouwkundige beroepen omtrent bouw- en verkavelingsvergunningen), personeel, informatietechnologie, sport en provinciaal onderwijs M/2014/48 Jef Verschoore Subsidies wielerwedstrijden 9 BART NAEYAERT, gedeputeerde van landbouw en visserij, integraal waterbeleid, infrastructuur en juridische aangelegenheden (o.a. milieu- en omgevingsvergunningen) M/2014/51 M/2014/52 Luc Coupillie Simon Bekaert Bacterievuur Subsidiëring speelpleinwerking 13 14 MYRIAM VANLERBERGHE, gedeputeerde van cultuur en welzijn M/2014/50 Herman Lodewyckx en Sigrid Vandenbulcke Graffiti in Senagalese bunker op het Provinciedomein te Oudekapelle 12
© Copyright 2024 ExpyDoc