Vier-ogenprincipe KDV De Wonderwereld

Kwaliteitshandboek - beleid
Het vier-ogenprincipe in de praktijk - Wonderwereld
1
Versiedatum: 16-04-2014
Proceseigenaar: kwaliteitsmedewerker
Het vier-ogenprincipe in de praktijk
En overige preventieve veiligheidsmaatregelen kindermishandeling
1.
Inleiding
2
1.1 Rapport Gunning
2.
3.
Wettelijke veiligheidsmaatregelen in de praktijk
2
2.1 Pedagogisch medewerker – Kind Ratio (PKR)
3
2.2 Drie-uursregeling
3
2.3 Personeelsbeleid
3
2.4 Scholing en deskundigheid
4
2.5 Stagebeleid
4
2.6 Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
4
2.7 Oudercommissie en PVT
4
2.8 Klachten
4
Het vier-ogenprincipe in de praktijk
5
3.1 De pedagogisch medewerkers
5
3.2 Het gebouw
5
3.3 Pedagogisch beleid en werkplan
6
3.4 Cultuur en organisatie
6
3.5 Lerende organisatie en teamleren
7
3.6 Protocollen en richtlijnen
7
3.7 Uitstapjes buiten de deur
7
K w a l i t e i t s h a n d b o e k
D e
K l e i n e
W e r e l d | Het vier-ogenprincipe in de praktijk - Wonderwereld | 1
Kwaliteitshandboek - beleid
Het vier-ogenprincipe in de praktijk - Wonderwereld
1.
1
Versiedatum: 16-04-2014
Proceseigenaar: kwaliteitsmedewerker
Inleiding
De Amsterdamse zedenzaak (december 2010) gaf landelijk aanleiding tot het onderzoeken en aanscherpen
van de veiligheid van de kinderopvang. De Commissie Gunning werd ingesteld om onderzoek te doen naar
de praktijk van de kinderopvang, wet- en regelgeving, toezicht en hulpverlenende instanties. Naast het
invoeren van de verplichte meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld, is per 1 juli 2013 het vierogenprincipe ingegaan. Werkwijzen, beleid, protocollen, cultuur en personeelsbeleid van De Kleine
Wereld zijn met behulp van het onderzoeksrapport getoetst en aangescherpt. In dit document wordt
uitgelegd welke maatregelen genomen zijn om de veiligheid van de kinderen te waarborgen.
1.1 Rapport Gunning
De
»
»
»
brede uitwerking en aanbevelingen in het rapport van De Commissie Gunning richten zich hoofdzakelijk op:
Screening van nieuwe medewerkers
Mogelijkheden van volwassenen tot afzondering met kinderen
Structuur en deskundigheid om vermoedens van misbruik om te zetten in actie en maatregelen
Uitgangspunten voor een veilige kinderopvang
De
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
sector
Het management vervult een voorbeeldrol en bestuurt de organisatie professioneel.
Het kinderdagverblijf voldoet minimaal aan de eisen van de beroepskracht-kindratio.
Het kinderdagverblijf maakt serieus werk van (pedagogische) kwaliteit.
Medewerkers worden vóór indiensttreding zorgvuldig gescreend.
Het kinderdagverblijf beschikt over relevante richtlijnen en protocollen zoals het protocol kindermishandeling en zorgt
ervoor dat medewerkers niet alleen op de hoogte zijn van de inhoud maar er ook naar handelen.
In het kinderdagverblijf is sprake van een cultuur waarin medewerkers elkaar feedback geven.
In de bouwkundige vormgeving van het kinderdagverblijf is aandacht besteed aan transparantie.
Het kinderdagverblijf heeft via oudercommissies en eigen toezichthouders (Raad van Toezicht/Commissarissen, en
personeelsvertegenwoordiging) een systeem van checks and balances gecreëerd.
Ouders zijn zich bewust van het bestaan van seksueel misbruik en zijn alert op signalen en risico’s.
Bestuurlijk toezicht en handhaving
10. Gemeenten hebben helder beleid geformuleerd ten aanzien van toezicht en handhaving.
11. Er is een heldere taakverdeling tussen toezicht en handhaving.
12. Het wettelijk toezicht – de GGD – is in staat om zich een goed oordeel te vormen over de kwaliteit in de praktijk van het
kinderdagverblijf.
13. De GGD’en en de handhavende instantie handelen slagvaardig als een kinderdagverblijf niet aan de eisen voldoet.
Klachten, meldingen en aangiftes
14. Er zijn eenduidige en sluitende procedures voor klachten, en de afhandeling van klachten is transparant.
15. Elk kinderdagverblijf beschikt over een vertrouwenspersoon.
16. Betrokken partijen werken intensief en effectief samen op het vlak van preventie en vroegsignalering van seksueel
misbruik van kinderen, waarbij het belang van het kind centraal staat.
De landelijke kaders
17. Op een kinderdagverblijf zijn te allen tijde twee volwassenen aanwezig die de kinderen kunnen zien of horen.
18. Er is op basis van nader onderzoek naar de mogelijkheden daarvoor een register ingesteld waarin personen vermeld
worden die een risico vormen voor de veiligheid van kinderen.
2.
Wettelijke veiligheidsmaatregelen in de praktijk
De Kleine Wereld volgt de kwaliteitseisen en richtlijnen die de Wet Kinderopvang aan de branche stelt:

Groepsgrootte en het aantal kinderen per leid(st)er

Opleiding en deskundigheid van het personeel

Veiligheid en gezondheid van de kinderen

Huisvesting en inrichting

Pedagogisch beleid (visie op opvoeding en ontwikkeling)

Betrokkenheid en inspraak van de ouders

Afhandeling klachten
K w a l i t e i t s h a n d b o e k
D e
K l e i n e
W e r e l d | Het vier-ogenprincipe in de praktijk - Wonderwereld | 2
1
Kwaliteitshandboek - beleid
Het vier-ogenprincipe in de praktijk - Wonderwereld
Versiedatum: 16-04-2014
Proceseigenaar: kwaliteitsmedewerker
2.1 Pedagogisch-medewerker kind ratio (PKR)
Binnen de kinderopvang bestaat er een wettelijke verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het
aantal feitelijke aanwezige kinderen (PKR). De Kleine Wereld hanteert de wettelijke richtlijnen. Het
aantal beroepskrachten berekend met de landelijke rekentool op www.1ratio.nl:
Groep
Leeftijd
Pedagogisch medewerker : Kind Ratio (PKR)
Babygroep
0 – 1,5 jaar
1:5 (max. 4 < 0 jaar), 2:9 (max. 8 < 0 jaar), 3:12 (max. 8 < 0 jaar)
Dreumesgroep
1,5 – 3 jaar
1:6, 2:11, 3:14
3+ groep
3 – 4 jaar
1:8, 2:16
2.2 Drie- uursregeling
Het is mogelijk om ten hoogste drie uur per dag (niet aaneengesloten) minder beroepskrachten in te
zetten dan volgens de PKR is vereist, maar nooit minder dan de helft van het benodigde aantal. Dit mag
alleen: vóór 09.30, tussen 12.30 en 15.00 en na 16.30. Vóór 09.30 en na 16.30 mag de afwijking van de
PKR niet langer duren dan anderhalf uur aaneengesloten en in de pauzeperiode niet langer dan 2 uur.
In de praktijk

Bij de opening van het kindcentrum om 7.00 uur is altijd een medewerker aanwezig en een
medewerker als achterwacht. Om 7.15 uur begint de volgende medewerker.

Bij de sluiting van het kindcentrum zijn altijd twee medewerkers aanwezig.

De werktijden van de pedagogisch medewerkers worden afgestemd op de breng- en haaltijden van de
kinderen. De medewerkers maken diensten van 8, 8,5 of 9 uur (exclusief pauze’s).

Aan het begin en einde van de dag worden de dreumes- en peutergroep samengevoegd. Op beide
groepen staat bij aanvang en einde 1 medewerker. Zodra ’s ochtends de 2e medewerker komt, gaan de
kinderen naar de eigen stamgroep.

De pauze van de pedagogisch medewerkers (ieder 1 uur) worden zoveel mogelijk opgevangen door de
eigen groep. Indien een medewerker alleen op de groep staat, vangen medewerkers van de andere
groepen de pauze’s op. Pauze’s vinden plaats tussen 12.30 en 14.30 uur. De pauzemomenten van de
vaste medewerkers en stagiaires worden zo op elkaar afgestemd dat een medewerker zo kort mogelijk
alleen op de groep staat en de meeste kinderen in bed liggen.

Doorgaans wordt ‘s ochtends van 7.50 tot 8.00, van 8.20 tot 8.30, van 8.50 tot 9.00 afgeweken van de
PKR. Vaak zijn er al wel stagiaires op de groep aanwezig.

Doorgaans wordt ’s middags/’s avonds van 17.00 tot 17.15 en van 17.30 tot 17.45 of van 17.00 tot
17.30 afgeweken van de PKR. Vaak zijn er nog wel stagiaires op de groep aanwezig.
2.3 Personeelsbeleid

Nieuwe medewerkers worden gescreend. De VOG en diploma’s worden nagelopen en waar mogelijk
worden referenties opgevraagd. Medewerkers volgen een vast inwerkprogramma.

Op de groepen wordt gezocht naar een combinatie met medewerkers met PW3, PW4 en HBO niveau.

Er wordt gestreefd naar zoveel mogelijk continuïteit en vaste gezichten op de groepen, zodat
veranderingen in gedrag of opvallend gedrag van een kind snel opgemerkt wordt. Ook allrounders
(invalkrachten) worden zoveel mogelijk op 1 locatie/groep ingezet.

Er zijn stagiaires, zodat er altijd een paar extra ogen en oren op de groepen aanwezig zijn.

Jaarlijks wordt met pedagogisch medewerkers een coachgesprek en een functioneringsgesprek
gevoerd. Competenties en het aanspreken van collega’s op gedrag wordt besproken.

Pedagogisch medewerkers zijn mede verantwoordelijk voor hun eigen ontwikkeling. Zij leggen hun
eigen kwaliteiten, leerpunten en verantwoordelijkheden in het document “focus en regie” vast.

De Gedragscode Kinderopvang wordt binnen de Kleine Wereld gehandhaafd. Daarnaast zijn er per
groep huisregels opgesteld en is er een huishoudelijk reglement.
K w a l i t e i t s h a n d b o e k
D e
K l e i n e
W e r e l d | Het vier-ogenprincipe in de praktijk - Wonderwereld | 3
1
Kwaliteitshandboek - beleid
Het vier-ogenprincipe in de praktijk - Wonderwereld
Versiedatum: 16-04-2014
Proceseigenaar: kwaliteitsmedewerker
2.4 Scholing en deskundigheid

Jaarlijks wordt een scholingsplan opgesteld waarin de scholingsdoelen en –mogelijkheden voor het
daaropvolgende jaar omschreven staan, zowel voor pedagogisch medewerkers als het management.

Jaarlijks wordt een studiedag voor alle pedagogisch medewerkers georganiseerd.

De pedagogisch medewerkers van de Wonderwereld volgen een opleiding VVE Startblokken. Ook
worden twee medewerkers opgeleid tot VVE-coaches.
2.5 Stagebeleid

De Kleine Wereld werkt met uitgewerkt stagebeleid, waarin de verwachtingen ten aanzien van
stagiaires, begeleiders en coördinator omschreven staan.

Stagiaires worden begeleidt door ervaren beroepskrachten op de groep. Zij hebben één
stagebegeleider,
maar
worden
door
alle
beroepskrachten
begeleid.
Er
worden
tevens
voortgangsgesprekken gehouden tussen de stagiaire en de vestigingsmanager.

De stagecoördinator begeleidt de stagebegeleiders en plant twee keer per jaar een intervisie met hen
waarin begeleidingszaken besproken kunnen worden.

De stagecoördinator organiseert een introductiedag met alle stagiaires, waarin zij uitleg krijgen over
de werkwijzen van De Kleine Wereld.

De stagiaire staat niet alleen op de groep (behalve tijdens pauze’s) en gaat nooit alleen met de
kinderen het terrein af. De stagiaire mag zelfstandig met een groepje kinderen activiteiten
ondernemen, mits een beroepskracht de stagiaire kan zien of horen.

De stagiaire (geen eerstejaars) mag intallig op de groep werken tijdens vakanties, tijdens ziektes of
bij het afleggen van proeve van bekwaamheid als onderdeel van de opleiding.
2.6 Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling

De Kleine Wereld hanteert de landelijk verplicht gestelde Meldcode Huiselijke geweld en
Kindermishandeling. Zij heeft hiervoor op iedere locatie aandachtsfunctionarissen aangesteld.

De interne vertrouwenspersoon is toegankelijk voor alle medewerkers, ouder en kinderen betrokken
bij de organisatie. Met vermoedens kan deze ingeschakeld worden.

De te nemen stappen bij vermoedens van kindermishandeling (route’s) zijn zichtbaar opgehangen op
in de personeelsruimtes van de locatie en bekend bij medewerkers.

De Meldcode wordt periodiek tijdens team- en groepsoverleggen besproken. Op deze manier blijft de
Meldcode onder de aandacht en blijven medewerkers bewust van hun verantwoordelijkheid.

Tijdens scholingsmomenten wordt aandacht besteed aan het onderwerp en worden medewerkers
toegerust om signalen te herkennen.

Medewerkers zijn alert op signalen en bespreken deze zo nodig met collega’s en/of ouders.

Medewerkers zijn verplicht de leidinggevende in te lichten bij vermoedens van kindermishandeling
door een collega. De leidinggevende of directeur is verplicht deze vermoedens te melden en/of te
bespreken met de vertrouwensinspecteur van de onderwijsinspectie.

Medewerkers houden zich aan hun geheimhoudingsplicht (zwijgplicht), maar kunnen na zorgvuldige
afweging besluiten hun zwijgplicht te doorbreken. Dit gebeurt altijd in overleg met de leidinggevende
en na poging tot toestemming van de betrokkenen. Medewerkers hebben ten alle tijden het recht om
advies in te winnen bij het AMK en een zorgmelding te doen (zo nodig zonder toestemming).
2.7 Oudercommissie en personeelsvertegenwoordiging
De oudercommissies en personeelsvertegenwoordiging worden als gesprekspartners bij de kwaliteit
betrokken. Hun posities worden hiermee versterkt.
2.8 Klachten

De interne klachtenprocedure omschrijft de wijze waarop klachten die worden geuit door ouders,
maar ook door medewerkers worden afgehandeld.
K w a l i t e i t s h a n d b o e k
D e
K l e i n e
W e r e l d | Het vier-ogenprincipe in de praktijk - Wonderwereld | 4
1
Kwaliteitshandboek - beleid
Het vier-ogenprincipe in de praktijk - Wonderwereld

Versiedatum: 16-04-2014
Proceseigenaar: kwaliteitsmedewerker
De kwaliteitsmedewerker fungeert tevens als klachtencoördinator. De klachtencoördinator bemiddeld
bij klachten, houdt een klachtenregistratie bij en bespreekt de ingediende klachten periodiek.
3.

De Kleine Wereld is aangesloten bij de externe klachtenorganisatie sKK.

Ouders worden actief en volledig geïnformeerd over de interne en externe klachtenprocedure.
Het vier-ogen principe
Het vierogenprincipe wil zeggen dat er altijd een andere volwassene kán meeluisteren of kán meekijken
met een beroepskracht op het dagverblijf, ten behoeve van de veiligheid van de kinderen. Dit betekent
niet dat er op een groep altijd twee pedagogisch medewerkers moeten worden ingezet, maar dat op elk
moment de reële kans bestaat dat er een volwassene meekijkt of meeluistert. De uitvoering van het vierogenprincipe dient verantwoord, praktisch uitvoerbaar en financieel haalbaar te zijn. In overleg met de
oudercommissie heeft De Wijde Wereld invulling gegeven aan het vier-ogenprincipe. De getroffen
maatregelen en gemaakte afspraken worden in de volgende paragraven besproken.
3.1 Pedagogisch medewerkers

De Kleine Wereld hanteert strikt de wettelijke richtlijnen met betrekking tot de Pedagogischmedewerker / Kind Ratio (PKR) en drie- en half-uursregeling (zie 2.1 en 2.2).

Een pedagogisch medewerker is inprincipe niet alleen in het kindcentrum aanwezig, ook al zou de PKR
dit toelaten. Een extra pedagogisch medewerker, stagiaire, kantoormedewerker of vestigingsmanager
is aanwezig. Er is dus altijd een achterwacht in het gebouw aanwezig.

In de zomervakanties wordt structureel een achterwacht ingepland die binnen 15 minuten op de
locatie aanwezig dient te kunnen zijn.

Bij het openen en sluiten van het gebouw zijn altijd tenminste twee medewerkers aanwezig.

De pedagogisch medewerkers lopen regelmatig bij elkaar binnen. Zij werken samen, overleggen en
maken tevens gezamenlijk gebruik van ruimtes zoals hal, atelier, kookcafé en buitenruimte. Deuren
zijn binnen het gebouw nooit op slot.

Aanwezige stagiaires worden zoveel mogelijk over de groepen en dagen verdeeld, zodat er elke dag
een stagiaire aanwezig is, met uitzondering van schoolvakanties.

Op de meeste dagen staan op iedere groep ten minste twee pedagogisch medewerkers, bij grotere
groepen drie. Zij werken het grootste gedeelte van de dag samen.

Het komt voor dat een pedagogisch medewerker alleen op de groep staat. Het inzetten van een
stagiaire op deze groep heeft dan prioriteit. Overige medewerkers, waaronder de leidinggevende,
besteden extra aandacht aan de groep met de alleenstaande medewerker (binnenlopen, bellen,
ondersteunen). Waar mogelijk worden 2 groepen samengevoegd.

In de middagpauze’s kunnen pedagogisch medewerkers een half uur tot een uur alleen op de groep
staan, afhankelijk van de pauzemomenten van de stagiaire en het aantal pedagogisch medewerkers op
de groep. In de pauze’s spelen de kinderen die wakker zijn vaak samen buiten of in de groepsruimte.
Daarnaast zijn pauzerende collega’s nog steeds in het gebouw aanwezig.
3.2 Het gebouw

De groepen en ruimtes zijn voorzien van (grote) ramen en deuren met ramen, waardoor er van binnen
en buiten altijd zicht op de groepen en ruimtes is.

Op de slaapkamers worden babyfoons gebruikt om te horen wat er in de ruimtes gebeurt. Babyfoons
kunnen eveneens ingezet worden om auditief toezicht te houden op minder zichtbare ruimtes en
groepen met één pedagogisch medewerker.

De toegang van de voordeur wordt geregeld middels een geautomatiseerd systeem. Ouders die in het
bezit zijn van een ‘toegangsdruppel’ kunnen de deur zelf openen. Druppels worden alleen verstrekt
aan de ouders van de kinderen, waarvoor zij tekenen.

Alle groepsruimtes zijn gelegen aan één centrale hal. Deze hal vormt een doorloopruimte, waar veel
mensen komen. Vanaf de hal is zicht op de groepen.
K w a l i t e i t s h a n d b o e k
D e
K l e i n e
W e r e l d | Het vier-ogenprincipe in de praktijk - Wonderwereld | 5
1
Kwaliteitshandboek - beleid
Het vier-ogenprincipe in de praktijk - Wonderwereld
Versiedatum: 16-04-2014
Proceseigenaar: kwaliteitsmedewerker

Het kinderkookcafé is een open ruimte waar medewerkers vaak langs of binnen komen lopen.

De babygroep maakt gebruik van de centrale hal door het gebruik van een grote grondbox. De deur
van de groep staat hierdoor vaak open, zodat kinderen naar de grondbox kunnen en hier toezicht op
is. Als de deur openstaat kunnen voorbijganger in de groep kijken.

Het atelier bevind zich tussen de dreumes- en peutergroep. De pedagogisch medewerkers van beide
groepen kunnen door de ramen van de deuren toezicht houden op het atelier.

groepen kunnen door de ramen van de deuren toezicht houden op het atelier.
3.3 Pedagogisch beleid en werkplan

Het pedagogisch beleidsplan besteedt veel aandacht aan de veiligheid van de kinderen op de groep.
Het beleidsplan wordt continu getoetst aan wetgeving en praktijk en zo nodig bijgesteld. De
pedagogisch medewerkers handelen volgens het beleid en zijn hiervan op de hoogte.

Pedagogisch medewerkers vertalen het pedagogisch beleidsplan in een eigen pedagogisch werkplan.
Hierin leggen zij concrete werkafspraken vast, in samenspraak met de leidinggevende en
kwaliteitsmedewerker. Zij evalueren hun werkzaamheden structureel (zie teamleren).

Groepen maken gebruik van verschillende gezamenlijke ruimtes (atelier, buitenruimte, hal). Kinderen
en pedagogisch medewerker spelen hier samen.

Er kan groepsdoorbroken gewerkt worden. Dit betekent dat er op gezette tijdstippen activiteiten met
kinderen uit verschillende groepen plaatsvinden in verschillende ruimtes. Ook kunnen de deuren van
de groepen opengezet worden, waardoor transparantie en bij elkaar binnen lopen vergroot wordt.

Pedagogisch medewerkers houden ten alle tijdens toezicht op de kinderen en laten de kinderen niet
alleen in een binnen- of buitenruimte. Zij zorgen dat alle aanwezige kinderen op de daglijst genoteerd
staan en weten altijd waar welk kind zich bevindt. Zij controleren het aantal kinderen continu.
3.4 Cultuur en organisatie

De Kleine Wereld is een relatief kleine organisatie met een duidelijke organisatiestructuur. De
aanspreekpunten en verantwoordelijken zijn duidelijk. De directeur en overige staffuncties zijn nauw
verbonden bij de medewerkers en groepen. Zij zijn eenvoudig bereikbaar en zichtbaar aanwezig.

De Kleine Wereld werkt aan een open en professioneel werkklimaat en aanspreekcultuur, waarbij de
drempel om elkaar op bepaalde gedragingen aan te spreken zo laag mogelijk is.

De Kleine Wereld heeft een kwaliteitsmedewerker. Deze houdt toezicht op de kwaliteit op de
verschillende dingen en is verantwoordelijk voor het kwaliteitshandboek.

De vertrouwenspersoon dient als aanspreekpunt voor medewerkers, ouders en kinderen bij
vermoedens van seksueel misbruik/kindermishandeling door collega’s, ouders/verzorgers of kinderen.

De Kleine Wereld werkt in relatief kleine teams, waardoor pedagogisch medewerkers elkaar goed
kennen en de sociale controle hoog is. Samenwerken, collegialiteit, openheid en eerlijkheid.

De locatie heeft een eigen leidinggevende en/of assistent leidinggevende die tenminste vier dagen in
de week aanwezig zijn. De leidinggevende is nauw betrokken bij de werkvloer, de medewerkers,
kinderen en ouders. De leidinggevende is zichtbaar op de locatie aanwezig.

De verschillende groepen werken samen en overleggen gedurende de dag. Zij lopen regelmatig bij
elkaar binnen of communiceren middels de telefoon.
3.5 Lerende organisatie en teamleren

De Kleine Wereld is een lerende organisatie, wat betekent dat zij en haar medewerkers continu in
ontwikkeling zijn en actief werken aan kwaliteit, verbeteringen en aanpassingen.

De Kleine Wereld werkt hiervoor met de methode “teamleren”. Hierin wordt een beroep gedaan op de
verantwoordelijkheid, het zelfreflecterend vermogen en inbreng van pedagogisch medewerkers:
aangaan van discussie en dialoog, elkaar aanspreken op gedrag en feedback geven.

Medewerkers nemen gedurende het jaar deel aan werkgroepen, waarin zij pedagogische onderwerpen
samen besproken, huidige werkwijzen tegen het licht gehouden en afspraken maken.
K w a l i t e i t s h a n d b o e k
D e
K l e i n e
W e r e l d | Het vier-ogenprincipe in de praktijk - Wonderwereld | 6
Kwaliteitshandboek - beleid
Het vier-ogenprincipe in de praktijk - Wonderwereld

1
Versiedatum: 16-04-2014
Proceseigenaar: kwaliteitsmedewerker
De werkgroepen worden begeleid door praktijkbegeleiders. Zij zijn tevens ambassadeurs van
teamleren op de groepen. Hierdoor wordt ook op de groepen teamleren toegepast en vastgehouden.
3.6 Protocollen en richtlijnen

Om op uniforme werkwijze te werken, ontwikkelt De Kleine Wereld haar eigen kwaliteitshandboek
met daarin alle protocollen, werkinstructies, formulieren en documenten gebundeld.

De verplichte documenten zoals het pedagogisch beleidsplan en protocol kindermishandeling voldoen
aan alle wettelijke eisen en zijn toegespitst op de eigen situatie.

Medewerkers worden op de hoogte gehouden van de inhoud van protocollen en eventuele wijzigingen
hierin. Protocollen, huisregels en werkinstructies worden structureel in teamoverleggen besproken of
ter inzage en advies op de groepen verspreid.

Het protocol ongewenste intimiteiten, protocol kindermishandeling en huiselijk geweld en het
toegangsprotocol maken onderdeel uit van het kwaliteitshandboek.
3.7 Uitstapjes buiten de deur

Het vervoersprotocol van De Kleine Wereld geeft richtlijnen voor het maken van uitstapjes met de
kinderen. Hierin wordt aandacht besteedt aan het aantal kinderen en veiligheidsmaatregelen.

1 pedagogisch medewerker mag een uitstapje maken met de kinderen, mits zij aan de collega’s
doorgeven waar zij naartoe gaan en wanneer zij terug zijn. Het meenemen van een telefoon en EHBOdoos is verplicht. Zo mogelijk gaat een stagiaire mee.

Uitstapjes worden uitsluitend gemaakt op openbare en toegankelijke plekken, waar andere mensen
hen kunnen zien of horen.

Ouders geven toestemming voor het maken van uitstapjes tijdens het intakegesprek.
K w a l i t e i t s h a n d b o e k
D e
K l e i n e
W e r e l d | Het vier-ogenprincipe in de praktijk - Wonderwereld | 7