Download PDF-handleiding

Handleiding bij les:
Plakbandpiet
Ⓒ
www.musicoach.nl
Welkom: Een nieuw lied voor in de Sinterklaastijd. Ritmes en
spreekzinnen erbij. Herkennen van melodiestukjes. !
Het bijzondere aan dit lied is dat het in twee verschillende
maatsoorten is gemaakt: 6/8 en 3/4 die naadloos in elkaar overgaan.
Voor de kinderen is dit een andere beleving dan bij de liedjes die
meestal 4/4-maat zijn.
Inleiding 1: Een rap van de Pieten. Luistervraag vooraf: Waar rappen
de Pieten over? Kijkvraag: Welke kleur veer heeft de Brilpiet/Inpakpiet
op zijn muts? Vraag achteraf: Kunnen ze nog zinnetjes uit de rap
herinneren en laten horen?
Inleiding 2: De JumpPieten doen een dansje voor. Luistervraag
vooraf: Luister naar de woorden van het lied. Waar gaat het over?
Kijkvraag: Welke kleur jurk heeft het kleine meisje? Natuurlijk is het
leuk om het dansje (voor een deel) te leren. !
Waarschijnlijk hebben de Pieten dit in Zuid-Italië geleerd: Het is
namelijk de Tarantella die ze dansen.
Kern 1: Het liedje deel 1: Luisteren. Rijmwoorden? Wat heeft de
Plakbandpiet allemaal gegeten? Tekst voorlezen/laten lezen.
Luisteren en mee neuriën. Dan meezingen. Wijs op de blokjes
onderaan: Voorspel-zingen-kort tussenspel-zingen-lang tussenspel…!
(Tekstblad: Zie onderaan)
Kern 2: Zie kern 1. Ze ontdekken nu dat de dik gedrukte het refrein is,
want dat blijft precies hetzelfde. Hoe zit het met het couplet? (Is ook
een beetje hetzelfde: Chocoladepoezen, slagroomsoezen…)
Kern 3: Zie kern 1 en 2. Hebben ze op de Pieten gelet? Ga even
terug naar kern 1 en 2. (de kleur van hun gezicht verandert steeds. )
Kijk naar de blokjes: Wat is er aan de hand op het laatst? (Eindigt met
het refrein…)
Kern 4: Quiz: laat de 1e speler horen: Bij welk plaatje hoort dat?
Waarom? (Nog niet zeggen of het juist is.) Laat zo ook de andere
spelers horen. Klik op Check! en we zien of de antwoorden juist
waren. Laat de spelers nog een keer horen en de kinderen
meezingen. Wijs de pepernoten tegelijkertijd aan.
Kern 5: Ritmes: Laat speler 1 horen. Hoe vaak hoor je ‚pepernoten’?
En laat nog eens horen: Wijs de pepernoten aan: Twee keer dus het
rijtje. Laat ze nu mee tikken/klappen. Zo ook met de andere spelers.
Kaas en Soezen kunnen ze ook stappen. Pepernoten met twee
handen op de tafel trommelen.
Kern 6: Nog eens de ritmes: Maar nu zijn het geen woorden meer,
alleen klanken. Laat speler 1 horen. En nog eens: Laat ze mee doen
op de tafelrand. Zo ook met speler 2: Klappen. Speler 3: Stappen,
Speler 4: Stampen. Groep 4: Verdeel je klas in twee groepen en laat
elk 1 van de ritmes doen. Na elkaar, samen.
Kern 7: De ritmes staan nu achter elkaar. Laat speler 1 horen. En nog
eens, de kinderen doen mee. Laat ze eens proberen of ze serie 2 al
kunnen klappen zonder hulp. Kan dat: Dan met speler. Serie 3:
Hetzelfde. Je kunt straks deze series gebruiken tijdens het
tussenspel.
Kern 8: Spreekzinnen: De PBP snoept veel te veel. Dat kun je horen
in de 1e zin. Maar daar word je ziek van: Dat hoor je in zin 2. Oefen
de zinnen met de spelers. verdeel de klas in 2 groepen en laat elk
hun zin zeggen. Denk aan de twee verschillende emoties: Smullend
en blij, ziek en verdrietig.
Afsluiting 1: Alles komt bij elkaar: Het lied en de ritmes. Wijs net voor
het voor- of tussenspel een ritme aan dat ze moeten klappen/
stappen/drummen of stampen tijdens het instrumentale gedeelte. Je
kunt evt. telkens een ander ritme pakken. Groep 4: Je kunt er ook een
serie van 4 ritmes van maken.
Afsluiting 2: Nog eens: Nu tijdens het lange tussenspel komen de 2
spreekzinnen aan bod. Natuurlijk kun je een orkestje maken die met
instrumenten de 4 ritmes spelen terwijl de rest zingt.
Wat hebben we gedaan? Gekeken en geluisterd. Tekst geleerd.
Melodie geleerd. Gezongen. Ritmes gespeeld vanaf grafische notatie.
Lied begeleid met ritmes en metrum. De vorm van het muziekstuk
bekeken en gebruikt. Gepraat en gezocht naar andere
mogelijkheden.
Wat kun je nog meer doen? Dansen op deze muziek. Lied begeleiden
met ‘zelfverzonnen instrumenten’. Afspreken welke instrumenten bij
welk stukje mogen spelen. Zelf ritmes erbij laten verzinnen. De
woorden van de tekst omzetten in ritmes en daarmee spelen.
Luisteren naar de muziek en benoemen welke instrumenten je hoort.
Plakbandpiet (T+M: Willem vd Heijden)
De Plakbandpiet is erg ziek
Zijn buik is net een elastiek
Ik heb zo vaak geroepen
Plakbandpiet, zit niet te snoepen!
Maar luisteren deed hij niet
Nou is-t-ie ziek, de Plakbandpiet
!
Pepernoten, marsepein
En suikergoed uit het magazijn
Tien chocoladepoezen
En twintig slagroomsoezen
!
Kilo’s taai en speculaas
Letters van komijnekaas
Elf chocoladepoezen
En dertig slagroomsoezen
!
Vijftien kilo Engelse drop
Een volle pot met Haagse Hop
twaalf chocolade poezen
En honderd slagroomsoezen
!