Handleiding bij les: Ani Couni Ⓒ www.musicoach.nl Welkom: In deze les komt een wiegenliedje van de NoordAmerikaanse indianen (Iroquois) aan bod. Maar het klinkt niet als een wiegenliedje. Veel getrommel en beurtzang! We leren weer een paar ritmes erbij. Inleiding 1: In deze clip krijg je een foto-impressie van het indianenleven begin 1900. Het zijn originele opnamen. De melodie die je hoort is van het liedje dat ze gaan leren. Luisteropdracht: Welke instrumenten hoor je allemaal? (claves, cowbell, trommen, bas, elektrische gitaar en fluit.) Inleiding 2: Voor de tweede les: Het lied nog een keer, nu gezongen. Een nagespeeld verhaaltje door acteurs over de rol van water/regen. Laat ze het verhaal zelf erbij verzinnen. Kern 1: Laat het lied horen en leg uit dat er een voorzanger is en de groep zingt hem na. Laat nogmaals horen en laat hen proberen het antwoord mee te zingen. Herhaal dit totdat ze de tekst goed kennen. Kern 2: Nu hoor je alleen de voorzanger. De klas zingt alleen de antwoorden. Ze mogen het metrum meeklappen. Daarna nog eens op hun knieën laten tikken. Kern 3: Laat de instrumenten ene voor een horen en leg kort uit wat ze spelen. De claves en de cowbell vormen samen een ritme. Die moeten dus goed samenspelen. De eerste trom speelt een typisch indianenritme. De grote trom ‘slaat de maat’. Oefenen met klappen en tikken, dan met instrumenten. Kern 4: Wisselspel: De voorzanger zingt een regel, de instrumenten spelen dan hun ritme als antwoord. De eerste regel door claves en trom 1, regel 2: cowbell en trom 2. 3e regel: allevier Let op de tweede keer versnelt behoorlijk. En je hoort bij de tweede keer een ander tromritme erbij. ! Kern 5: Het nieuwe tromritme. Het kan op bongo’s gespeeld worden, maar eventueel ook op een djembé of darbuka (Midden en rand) Oefen het ritme eerst met 2 handen (!) op de tafel. Kijk naar de stippen: Donkere met links, lichte met rechts (Of andersom voor de linkshandige kinderen) Dan oefenen met een instrument. Kern 6: De helft van de klas zingt het lied, de andere helft tikt het ritme zacht op de tafel. De bongo’s/darbuka/djembé speelt mee. Let op een soepele slag vanuit de pols. Dan wisselen van rol.....! Kern 7: Een Indianenklankspel. Hoe zou je de geluiden kunnen maken bij elk plaatje? (Tent: snurken, zachtjes praten,..; paard dat stapt, paard dat draaft, een kudde bizons, een adelaar, een huilende wolf) Wijs de plaatjes afwisselend aan. Alleen als je hand/stok het bord aanraakt, hoor je geluid. Twee handen ook mogelijk? Kern 8: De trommen verzinnen zelf een ritme. De andere kinderen verzinnen een regendans op het ritme van de trommen. Stoppen de trommen plotseling, staan de dansers als een standbeeld stil. Harde muziek: Grote bewegingen, zachte muziek: kleine bewegingen. Afsluiting 1: Nu komt alles bij elkaar: Een groep zingt, een groep speelt en er is een voorzanger (Jijzelf of een kind).! Eerst oefenen met de bovenste speler, dan met de onderste. ! Je kunt ook de opbouw aanhouden van de muziek wat betreft instrument. 1: Claves/cowbell. 2: Trom 1. 3 en 4: Trom 2 en bongo’s! Afsluiting 2: Een kringspel: Hiervoor moet je in een gesloten kring zitten. Twee tikken op je eigen knieën, dan twee op die van de linkerbuurman, weer eigen knieën, dan twee op die van de rechterbuurman en weer van voor af aan.... (Verhaal erbij: Ze moeten leren hoe ze de was moeten doen in de rivier....) Wat hebben we gedaan? Gekeken en geluisterd. Tekst geleerd. Melodie geleerd. Gezongen. Ritmes gespeeld vanaf grafische notatie. Lied begeleid met ritmes en metrum. Bewegingsspel gespeeld. Gedanst. Wat kun je nog meer doen? Dansen op deze muziek. Lied begeleiden met ‘zelfverzonnen instrumenten’. Afspreken welke instrumenten bij welk stukje mogen spelen. Zelf ritmes erbij laten verzinnen.
© Copyright 2024 ExpyDoc