Handleiding bij les: Bouwvakkers Ⓒ www.musicoach.nl Welkom: Deze les gaat over bouwvakkers: Theodoor de Timmerman, Liselotte de Lasser, Marius de Metselaar en Saskia de Sloper. Een paar vragen vooraf: Wat doen bouwvakkers? Kun je er een paar noemen? Zijn het meestal mannen of vrouwen? (Mannen, maar in dit liedje dus niet!) Inleiding 1: Een korte clip over bouwen en slopen, maar dan op een heel eigenaardige manier. Kijkvraag: Wat gebeurt er? Kun je het verhaaltje navertellen? Luistervraag: Wie zingt het lied? Wie vindt het zingen niet mooi in dit filmpje? (Door het zingen van de man onder de douche ontstaat dus heel het ongeluk.....) Inleiding 2: Voor de tweede les: Een clipje met een animatie over het bouwen van een huis. Met de muziek van het Bouwvakkersliedje eronder. Kijkvraag: Hoe wordt het huis gebouwd? Kun je het navertellen? Luistervraag: Kun je al meezingen? Welk stukje van het lied staat er niet meer op? (Het slopen natuurlijk...) Kern 1: Laat het liedje een paar keer horen. En stel dan vragen: Hoe heet de timmerman? De lasser, enz...Wat is een lasser? Welke bouwvakker komt als eerste in het lied? Wijs het plaatje aan wat er bij hoort. Welke dan? Enz.. Laat het lied nog een paar keer horen en moedig ze aan mee te zingen.... Kern 2: Het lied komt nog een keer. Kun je al aanwijzen welk voorwerp het eerste in het lied voorkomt? Ken je alle voorwerpen? Troffel, hamer, ijzer, hout, hamer, gas, koevoet, cement(molen), stenen en spijkers. Laat het lied nog een keer horen en een kind de voorwerpen aanwijzen. Kern 3: Laat speler 1 horen. Bij welke bouwvakker hoort dat geluid? (De lasser) En welk voorwerp hoort daarbij? Laat de tweede speler horen enz. Kern 4: Wijs een bouwvakker aan en de groep maakt het geluid erbij dat ze in kern 3 hebben geleerd. Na elkaar, door elkaar. Maak 4 groepjes met elk een geluid. Wijs de plaatjes aan en dan laat de groep het geluid horen. Ook twee tegelijk, drie of vier tegelijk. Kern 5: Het lied komt weer. De groepjes uit kern 4 laten maken nu het geluid na hun couplet, tijdens het tussenspel. Iedereen zingt mee. Kunnen ze het al zonder dat Willem meezingt? De 2e speler laat de playback horen. Al kennen ze de tekst nog niet helemaal, de geluiden kunnen ze wel maken tijdens het tussenspel. Kern 6: Bespreek de 4 plaatjes: Waterpas, hamer, boormachine, zaag. Wat kun je ermee? Laat dan de spelers horen. Je hoort 4 tellen vooraf en dan vier keer het woord bij het plaatje. Laat ze dan een keer meedoen. Ook een keer zonder speler. Oefen dit meerdere keren. Kern 7: Bespreek de reeks eerst. Laat dan de speler onder de 1e reeks horen. (4 tellen vooraf, dan komt de reeks...) Oefen elke reeks. Let op: De laatste reeks is lastiger vanwege Zaag als 3e. Oefen ook zonder de spelers. Laat individuele kinderen wijzen en meteen zeggen. Kern 8: Van plaatje naar instrument. Bij elk voorwerp hoort een instrument: De hamer klopt, de gasfles sist, de troffel ratelt en de voorhamer bonkt. Luister naar de spelers voor het ritme, deel de instrumenten uit en oefen. Regelmatig wisselen. De kinderen die geen instrument hebben, doen de geluiden met de mond. Afsluiting 1: Nu passen we geluiden van Kern 8 in het lied. De kinderen met instrument zingen mee en spelen tijdens het tussenspel hun instrument. Later nog eens, maar dan spelen ze de hele tijd hun instrument. Dan zingen ze niet mee. Wat hebben we gedaan? Gekeken en geluisterd. Tekst geleerd. Melodie geleerd. Gezongen. Ritmes gespeeld a.h.v. woord en ook nog met afgesproken ritme. Lied begeleid met ritmes en metrum. De vorm van het muziekstuk bekeken en gebruikt. Wat kun je nog meer doen? Dansen en bewegen op deze muziek. Lied begeleiden met ʻzelfverzonnen instrumentenʼ. Dat kunnen bijvoorbeeld ook echte gereedschappen zijn, waarmee je geluid kunt maken. Of echte ʻbouwmaterialenʼ die geluid kunnen maken: Baksteen, hout, stalen pijp, emmer, enz....
© Copyright 2024 ExpyDoc