COMPLEXE ZIN A) Kies het juiste voegwoord

COMPLEXE ZIN
A) Kies het juiste voegwoord: EN – MAAR – WANT
1. Jan dekt de tafel ………………….. Marie maakt de biefstuk klaar.
2. Koen wil Nederlands leren………………….. hij vindt het moeilijk.
3. Ik heb geen geld………………….. ik heb een computer gekocht.
4. De lerares schrijft op het bord………………….. ik kan het niet lezen.
5. Ik ga graag naar de discotheek………………….. ik drink nooit bier.
6. Ik wil met de fiets rijden ………………….. hij is gestolen.
7. Ik was nooit af ………………….. ik droog nooit af.
8. Hij eet geen chocolade ………………….. hij heeft maagpijn.
9. Ik heb geen zin om te luisteren ………………….. ik ben moe.
10. Mieke eet graag rijst ………………….. haar vriend eet liever frietjes.
B) Kies het juiste voegwoord: EN – OF – DUS - MAAR – WANT
1. Drink je koffie ………………….. thee?
2. Morgen kom ik niet naar de les ………………….. mijn broer trouwt.
3. Ik wil zo graag op reis gaan ………………….. wie kan er voor mijn hond en mijn poes zorgen?
4. Ik ben woensdag jarig ………………….. ik geef geen feest.
5. Ik woon graag in Brugge ………………….. het is een mooie stad.
6. Ga je mee naar buiten in de pauze ………………….. blijf je in de klas?
7. We zoeken een ander huis ………………….. ons huis is te klein.
8. Mijn zoon heeft maagpijn ………………….. hij wil toch eten.
9. Wil je op reis naar het noorden ………………….. naar het zuiden?
10. Vind je deze oefening moeilijk ………………….. gemakkelijk?
11. Ik drink geen bier ………………….. wel wijn.
12. Mijn broer drinkt veel chocolademelk ………………….. dat vindt hij lekker.
13. Tina drinkt geen thee ………………….. ook geen chocolademelk.
14. Jan dekt de tafel ………………….. Maria maakt de biefstuk klaar.
15. Joachim moest naar huis ………………….. het was al laat.
16. Ik heb me niet gehaast ………………….. heb ik mijn bus gemist.
17. Het is 3 ’s nacht ………………….. ik ben nog niet moe.
18. Kom eens hier ………………….. ik moet je wat vertellen.
19. Vergeet me niet te bellen ………………….. anders word ik ongerust.
20. Ze zagen elkaar niet vaak ………………….. ze waren de beste vrienden.
Nederlandse Academie
02/2184707
A1
COMPLEXE ZIN
C) Vul in: of - toen - alsof - terwijl - dat - voordat - hoewel - zonder dat - zodra - alsof
1. Als/ zodra je klaar bent, breng ik je naar de luchtlaven.
2. ………………… hij hoorde dat zijn vader ziek was, ging hij snel naar huis.
3. Ik vroeg bezorgd ………………… ze ziek was.
4. Ze was zo verbaasd …………………ze geen woord kon zeggen.
5. Hij is altijd kwaad, …………………ik een opmerking maak.
6. Het was…………………hij mijn gedachten kon lezen.
7. ………………… ik hem heel goed ken, verrast hij me nog steeds.
8. Haal jij onze jassen ………………… ik de taxi bel?
9. Doe maar ………………… je thuis bent.
10. Hij wil niet toegeven ………………… hij ongelijk heeft.
11. Kan je even controleren …………………die factuur al betaald is?
12. Ik kan nog steeds niet geloven ………………… we de lotto gewonnen hebben.
13. Ik geloof niets ………………… ik het met mijn eigen ogen gezien heb.
14. …………………hij elke dag voor de planten zorgt, willen ze niet groeien.
15. Hij slaapt zo vast dat er een bom mag ontploffen ………………… hij het merkt.
D) Vul in: zodra - tot(dat) - terwijl - als - hoewel - of - omdat - alsof - aangezien
1. Weet jij ………………… we morgen les hebben?
2. ………………… je tijd hebt, geef je maar een seintje.
3. Ik weet niet zeker…………………ik op tijd zal zijn voor het concert.
4. Mona stelt vragen ………………… ze alles goed begrijpt.
5. ………………… Max met de hond speelt, maakt zijn moeder het eten klaar.
6. ………………… je wilt, kan ik volgende week langskomen.
7. Hij deed ………………… hij Mireille nog nooit gezien had.
8. U krijgt een paar schoenen gratis ………………… u twee andere paren koopt.
9. Léon telefoneert haar dagelijks ………………… hij telefoneren haat.
10. Ze wordt mollig ………………… ze vaak chocolade eet.
Nederlandse Academie
02/2184707
A1
COMPLEXE ZIN
E) Combineer volgende zinnen met de gegeven conjunctie
1. nadat
Ze hadden de nodige voorbereiding getroffen.
Ze gingen op reis.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
2. toen
Ik zat achter het doel.
De goal werd gemaakt.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
3. voordat
De leerling gaf antwoord.
Hij had nagedacht.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
4. hoewel
De benzine is verdampt.
Er zat een kurk op de fles.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
5. sinds
We hebben hem niet meer gezien.
Mijn oom verhuisde naar Australië.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
6. voordat
De boer werkte op zijn land.
Het ging regenen.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
7. omdat
Gisteren moest ik naar school lopen.
Mijn fiets werd gestolen.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
8. hoewel
hij was al dertig jaar oud.
hij ging voor arts studeren.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
9. toen
De fabrikant had zware verliezen geleden.
Hij moest zijn uitgaven beperken.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
10. sinds
hij speelt in het eerste elftal.
hij heeft nog geen doelpunt gemaakt.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
11. voordat
we gaan niet uit.
het is droog.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
Nederlandse Academie
02/2184707
A1
COMPLEXE ZIN
F) Combineer volgende zinnen met de gegeven conjunctie
1. maar
die man is schatrijk.
zijn broer is straatarm.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
2. doordat
hij kwam te laat.
de klok liep achter.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
3. of
het is de vraag.
het is waar.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
4. als
kijk goed uit.
je neemt deel aan het verkeer.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
5. toen
ik was in Zwitserland.
de oorlog brak uit.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
6. zodat
hij bereidde zich slecht voor.
hij zakte voor zijn examens.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
7. want
hij weet wat er in de wereld gebeurt.
hij leest alle kranten.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
8. doordat
Jan brak een been.
hij gleed uit.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
9. hoewel
ze keek geschrokken.
ze was niet boos op Iris.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
10. toch
hij zegt niet veel.
hij is niet dom.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
11. omdat
Olie drijft op water.
Olie is lichter dan water.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
Nederlandse Academie
02/2184707
A1