Driften en hun lotgevallen – 100 jaar later

Driften en hun lotgevallen – 100 jaar later
Eerste druk, 2014
© 2014 Monique Bal
isbn:
nur:
9789048431724
770
Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer
www.freemusketeers.nl
Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en
onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan.
Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van
de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen
het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige
digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (i) ten behoeve van een onderneming,
organisatie of instelling of (ii) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet
strikt privé van aard is.
Driften en hun
lotgevallen
Monique Bal
Inhoudsopgave
Dankwoord7
Voorwoord9
Over psychoanalyse
Over hechting
Over Affective Neuroscience
Over de praktijk
19
53
90
147
In Cauda Venenum
161
Noten169
Bibliografie170
Voor Céleste
Dankwoord
Ik heb dit boek geschreven na vijfendertig jaar psychoanalytische
praktijk, terugblikkend op mijn carrière als vaak dwarsliggend, maar
trouw I.P.A.(International Psychoanalytical Assiciation)-lid. We lazen
met een groep collega’s op regelmatige basis analytische teksten, later
ook meer neuroscience teksten. Soms verdwenen er mensen uit de
groep, velen bleven ook vaak jaren. Ik heb een selectie gemaakt van
de auteurs die me het meest geïnspireerd hebben tot het schrijven van
deze korte tekst. Deze hechte groep collega’s was voor mij heel bijzonder. Het gaf me een beetje het megalomane idee dat die debatavonden iets betekenden, geïnspireerd op de woensdagavonden ten huize
Freud: brainstormen… De collega’s uit deze seminariegroep voelden
aan als vrienden, hoewel ik altijd en zonder spijt aan de zijlijn van het
sociale leven gestaan heb. Om wat wij samen deden waren zij mijn
echte vrienden.
Degene die het mogelijk gemaakt heeft dat ik mijn hoofd vrij kon
maken en in sereniteit dit boek kon schrijven is zeker in de eerste
plaats Leo , mijn echtgenoot , geweest. Ook mijn volwassen kinderen
hebben veel bijgedragen tot de inzichten waartoe ik gekomen ben. Ze
zijn ook door vele conflicten en verzoeningen heen zeer inspirerend
geweest. Soms zeer ambivalent, soms heel dierbaar dichtbij.
Last but not least ben ik dank verschuldigd aan mijn moeder, waardoor ons noodlot voor mij geen trauma nagelaten heeft. Zij heeft
mij nooit gestuurd, altijd begeleid en zij stond achter al mijn keuzes
(met uitzondering van mijn echtscheiding van de vader van mijn kinderen)… tot ze haar nieuwe schoonzoon beter leerde kennen en wij
een kleine collaterale familie werden. En natuurlijk mijn vader, voor
wie ik dit alles ondernomen heb. Zijn wijsheid heeft mij postuum
begeleid.
7
Voorwoord
Tot mijn zeven jaar leefde ik in een warme wereld, die volmaakt leek.
Een dorp, een huis met torentjes, een koperen plaat naast de deur, een
groen dorpsplein. Ik speelde zorgeloos en lachte heel veel, hoewel het
oorlog was.
Het is of de ring gesloten is en ik eindelijk de rust van toen teruggevonden heb.
Psychiaters zijn rare lieden, en hoe word je dat? Ik wilde weten waarom. Waarom mijn vader voor zelfdoding – zo heet dat nu – gekozen
had. Nu worden ze zo geprezen, mensen die dat doen. Jasmine en vele
anderen. Ze worden vaak te kwetsbaar voor deze wereld gevonden.
Zo vond ik achteraf bekeken mijn vader ook. En had ik niet de
kracht gehad om hem te beschutten voor die voor hem misschien zo
koude buitenwereld? Ik weet dat ik hem liefhad. Ik was misschien vier
of hoogstens vijf en nadat ze mij dat sprookje de eerste keer verteld
had, wilde ik van mijn moeder voor het slapen gaan maar één enkel
sprookje horen en dat was dat van de sneeuwkoningin. Greetje geeft
haar rode schoentjes aan het donkere water opdat ze haar de weg zouden tonen naar Kai. En overal komt ze terecht, tot ze hem vindt in
het Hoge Noorden bij de sneeuwkoningin, ijs in zijn oog en in zijn
hart… Hij was dus niet in het zwarte water, hij was dus niet dood.
Mijn vader nadien toen ik negen was wel. En ik had niets voor hem
kunnen doen.
Ik speelde niet meer, nooit meer. Ik wilde alleen weten, zijn wereld
zo veel mogelijk kennen. Ik was heel gelukkig toen ik Latijn ging
leren. Dat was een magisch woord en het was de eerste stap. Dat had
hij ook gedaan. Ik ging dezelfde weg. De studie dat was mijn ‘thuis’.
Nochtans had ik een thuis met een warme, soms opvliegende moeder
die mij doodgraag zag, die een gouden hart had en die wel verder kon
leven zonder hem. Ze bouwde verder aan haar eigen leven. Het werd
weer een gelukkige vrouw en haar toevallig gekregen statuut van onafhankelijkheid zou ze nooit meer afgeven, hoewel ze tweeëntwintig
9
jaar een vriend had, die ze uiteindelijk ook moest begraven, waarna ze
wel verweesd achterbleef.
Maar ik ging intussen in Leuven geneeskunde studeren. Ik was in
de wolken. Studeren was voor mij geen opgave. Ik vond het nooit
saai of te veel. Het gaf me een zalig gevoel. Heel wereldvreemd vinden velen dat, maar dat was leven voor mij: door de Naamse straat
lopen, ’s morgens voor acht uur op weg naar de cursus scheikunde:
de moeilijkste, aanvankelijk zelfs totaal onbegrijpelijke en dus meest
uitdagende cursus van allemaal. Ik kon me niets voorstellen dat me
meer zou vervullen dan ’s morgens vroeg te lopen in die straat, op weg
naar…
Ondertussen liep ik verloren in het leven. Mijn moeder zag het, maar
kon er niets aan doen. Maar de studie was zalig. Vanaf het vijfde jaar
stelde ik mij kandidaat om op het labo voor neuropathologie te werken en ik werd aangenomen. Er werd daar alleen Frans gesproken,
maar ook dat was thuiskomen. Ik had enkele jaren Franse kostschool
achter de kiezen en mijn vader had zijn hele studie in het Frans gedaan.
Ik bleef er ook nog drie jaar na mijn studie. Voor mijn specialisatie
in de Neurologie mocht ik voltijds op het labo werken. Ik kreeg hele
leuke opdrachten. Het was vreselijk boeiend die neuro-histochemie,
wat mijn vakgebied had kunnen worden. De weg lag open, ik voelde
me daar thuis en toch ging ik weg. Ik moest van mezelf psychiater
worden. Het was de glorietijd van de psychoanalyse en daar en niet in
de neurochemie zou ik de sleutel vinden tot de ziekte van mijn vader.
Ik had Die Traumdeutung van Freud gelezen en was erdoor begeesterd.
Het blijft voor mij nog altijd een van de pakweg tien beste boeken die
ik gelezen heb. Ik ging in analyse. Wat die analyse mij vooral leerde
was een levende, zij het fictieve vader te hebben. Dat voelde troostend
in een leven als een woestijn. En ik kreeg kinderen, heel veel – vijf
– kinderen, en dat vervulde me en ik werkte, werkte, werkte… als
psychiater dus. Ik zei het al, psychiaters zijn rare lieden.
Ik heb ondertussen enkele lijvige boeken gelezen, die evenveel pleidooien à charge lijken in een rechtszaak tegen Freud. Ik licht er enke10