Edzard Mik Een soort sadisme COLUMN Afgelopen kerstvakantie zag ik met mijn dochter van elf de animatiefilm Frozen. Een jonge prinses moest haar kleinere zusje afwijzen en zich opsluiten in haar kamer, omdat alles wat ze aanraakte, veranderde in ijs. Toen ze koningin werd, kon ze niets anders doen dan het kasteel uitvluchten en hoog in de bergen een ijskasteel voor zichzelf scheppen. Haar zusje, door haar in een driftaanval aangeraakt, veranderde ondertussen in een ijsklomp, en moest al bevriezende naar de koningin op zoek. De afwijzing, de eenzaamheid van de zusjes, de IJskoningin die alleen in isolement zichzelf kon zijn en haar krachten kon laten gelden en de dreiging van de meest claustrofobische dood die zich maar laat voorstellen – mijn dochter was geraakt, en ik niet minder. Fantasiefilms spelen in op angsten die ieder kind heeft, alleen zijn verhaal en personages niet aan de ons omringende werkelijkheid ontleend. Nederlandse realistische films doen dat wel, met nogal dubieuze overgave, vind ik. Het is mogelijk dat ik een door allergie vertekend beeld heb – ik sta niet voor mijzelf in – maar ik heb de indruk dat kinderfilms, Nederlandse kinderfilms, net als Nederlandse kinderboeken, nogal eens worden volgestouwd met actuele problematiek zoals echtscheiding, zelfmoord en verslaving. Een beetje kinderfilm lijkt het niet zonder spuit en touw en geschreeuw te kunnen stellen. Er hoeft niets verzonnen te worden, het leven draagt de nachtmerries op een presenteerblaadje aan. Net als bij reality-tv komt het vooral aan op adequate montage en spelersregie. Mijn dochter heeft ook Kauwboy gezien. Ze was er erg over te spreken. Ik begreep dat het een grensgeval is, de film biedt net wat meer dan realisme, alleen moest het wel weer op z’n Nederlands echt grimmig worden. Je ziet dat fenomeen ook bij jeugdboeken, bij B-boeken (tot twaalf jaar) begint het al, maar bij C-boeken is het één en al rauw drama. Zelfs paardenboeken lijken in de verdrukking, verdorie! Het is de vraag of je kinderen wel daarmee zou moeten voeren. Misschien valt al dat leed niet door hen te verteren. Misschien zouden filmmakers eens bij zichzelf te rade moeten gaan of het een perversiteit is die hen aanzet tot rauw realisme, een soort sadisme om kinderen hun eigen onbehagen betaald te zetten, of een misplaatst heroïsme, zo van: weg met de hypocrisie, ik druk kinderen met hun neus op de feiten, ik geef ze de ultieme opvoeding. Toch denk ik dat de heftigheid van dat geserveerde leed niet het werkelijke probleem is. Hoe heftig dat leed ook is, het is niet heftiger dan wat je in fantasiefilms ziet of wat al eeuwen in mythen en sprookjes aan kinderen wordt verteld. Bambi’s moeder gaat dood (wat kan er erger zijn?), grootmoeder verdwijnt in een wolvenbuik, kwaadaardige stiefmoeders zorgen voor eeuwige slaap en vermoorde vaders moeten gewroken worden. Het genre Nederlands realisme dankt zijn populariteit aan dat schijnbare samenvallen met de werkelijkheid. Voor kinderen is het een feest der herkenning. Ze zijn niet blind, ze hebben allang gezien dat het leven geen zoete droom is – hun ouders zijn gescheiden, een klasgenoot heeft zelfmoord gepleegd, de oudere broer is verslaafd, een vriendinnetje heeft in het ene huis een depressieve vader, in het andere twee moeders, waarvan er een borstkanker heeft, en het Jeugdjournaal heeft daar nog eens een schepje bovenop gedaan met een item over een scholier in South Dakota die klasgenoten heeft afgeknald. Dat weergeven lijkt van bescheidenheid te getuigen, alsof er niets wordt toegevoegd, niets wordt verdraaid of uit de duim gezogen. Realisme lijkt een nauwkeurige weergave van de werkelijkheid, zo nauwkeurig dat er tussen die werkelijkheid en de verbeelding ervan geen ruimte meer lijkt te zitten. Maar het is evenzeer een constructie als elk ander genre, en dus fictie, één van de ontelbare mogelijkheden om de verbeelding vorm te geven. Je ziet het er niet meteen aan af, het doet zich als ‘natuurlijk’ voor, maar het is een geraffineerde leugen, die doorgaans een plat moralisme aan het zicht onttrekt. Realisme is verre van pretentieloos. De pretentie is dat het problemen bespreekbaar maakt en kinderen een handvat biedt voor de omgang ermee. Heimelijk heeft het een therapeutisch oogmerk, en eigenlijk kun je dat ook zeggen van veel televisieprogramma’s en populaire boeken: de verbeelding is niet vrij maar geknecht, er is een therapeutische begeleiding van de wieg tot het graf. De veronderstelling is dat we niet meer weten hoe het leven op eigen schouders te nemen. We schijnen het zelf niet meer te redden maar moeten permanent geholpen worden bij de verwerking van alles wat ons overkomt en ons als persoonlijk onrecht of krenking eigenlijk niet had mógen overkomen. Ook daarin is het genre dubbelzinnig: de werkelijkheid lijkt serieus genomen te worden maar wordt eigenlijk afgewezen. Het roept: dit is de werkelijkheid, er is niets anders mogelijk dan wat er is. En wat er is, deugt van geen kanten en had er niet mogen zijn. Dat is naargeestig en beklemmend. Je kunt je afvragen of het kinderen niet tekort doet. Wat de werkelijkheid is, maken we immers zelf uit. Waarom zouden er geen wonderen bestaan, geen uitzonderingen of onverwachte scenario’s? Er zijn zoveel werkelijkheden als we er kunnen verzinnen, onze vrijheid ligt in het spel daarmee, moedwillige beperking zou je daarom als kindermishandeling kunnen opvatten. Zelfs de flauwste Disneyfilm is genereuzer naar het kind dan het rauwe realisme van veel Nederlandse kinderfilms. Edzard Mik is schrijver en journalist. Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 27
© Copyright 2024 ExpyDoc