Door Nathalie Crum

Toneelgroep Amsterdam en acteren?
Barbara Truyen van de VPRO stelde onlangs dat
er weinig makers met ‘gewaagd auteurschap’
zijn te vinden. Dat zou de reden zijn voor het
gebrek aan gewaagde documentaires op televisie. De vraag is echter of de omroepen genoeg
verantwoordelijkheid nemen bij het scheppen
van een klimaat waarin dergelijk makerschap
komt bovendrijven. Het meenemen van de
toeschouwer in een eigen universum, waarbij
de wetten van het medium worden onderzocht
is voor mij als filmmaker het hoogst haalbare.
Ik bewonder Omer Fast, maar ook Paul Cohen
en Martijn van Halen in hun poging de kijker
op een dergelijke manier te ontregelen. Daar
is niets ‘artistiekerigs’ aan. ‘Moeilijk te duiden’
is wat mij betreft een pre. Ik zie iets te veel
hapklare documentaires op televisie. Die zijn
vaak wel érg makkelijk te duiden. Filmmakers
hebben een verantwoordelijkheid kijkers
te confronteren met hun gemakzuchtige
consumptieve houding. Juist daarom moeten
we naar nieuwe vormen zoeken, die ontregelen
en het eigen medium bevragen. Dat mag niet
voorbehouden zijn aan de beeldende kunst.
Als jonge maker hoop ik van harte dat Barbara
Truyen en al die andere eindredacteuren van
omroepen dat ook vinden. Ze zouden hún
verantwoordelijkheid kunnen nemen door
net als het Filmfonds en het Mediafonds een
‘lefregeling’ op te zetten, een slot kunnen
inruimen met een vrije lengte, maximale vrijheid voor de maker en kijkcijfers ‘niet relevant’.
Verder kan het geen kwaad dat wij, makers, ons
iets aantrekken van de opmerking van Barbara
Truyen over het gebrek aan eigenzinnige
auteurs. Marc Schmidt verbaasde zich in dit
blad (‘Er moet meer mislukken’, 609 #15) over
‘gerenommeerde filmproducenten’ die nog
nooit van de Dokumenta in Kassel hadden gehoord, of van het ‘waanzinnige (documentaire!)
werk van Gillian Wearing’. Ik vraag me af wie het
waanzinnige (documentaire!) werk van Omer
Fast kent. Graag primetime programmeren in
dat nieuwe vrije slot.
Thomas Vroege (1988) studeerde in 2012 af aan de
Kunstacademie St. Joost in Breda. Hij werkte als
editor, cameraman en videokunstenaar. Met zijn
eindexamenfilm The Son & The Stranger won hij een
WildCard Award van het Filmfonds.
Verf
Door Nathalie Crum
George Hendrik Breitner (1857-1923) was een
begenadigd schilder, die streefde naar ‘de kale
werkelijkheid’. Hij schilderde de stad en de
mensen. Jurken, pakken, hoeden, naakt, maar
ook paarden. Hij kon het goed. Mooi? Ja.
Het is goed mogelijk dat hij niet schilderde
omdat hij per se schilderen wilde, maar vanuit
een dringende behoefte om door te geven
wat hij zag en wat hem interesseerde. Zo werd
hij, of hij dat nou wist of niet, verslaggever van
zijn tijd.
Noodzaak, de verf. Er was niks anders. Maar
toen er iets anders kwam, was Breitner er als
eerste bij. Hij kocht een fotocamera. In tegenstelling tot zijn tijdgenoten ging hij ermee de
straat op en koos voor nieuwe perspectieven,
mensen in beweging en fotografeerde hij zo
nu en dan bewust tegen het licht in. Mooi? Niet
alles. Maar daarmee had hij wel iets gedaan dat
anderen nog niet probeerden. Zijn fotografie
beïnvloedde zijn schilderwerk, misschien
gebeurde het zelfs ook andersom. En wat een
feest, weer een stapje verder. De beperking
van één materiaal verdween. Schilderen is niet
meer dringend nodig als je fotograferen kunt.
Had Breitner ook de film mogen beleven, dan
hadden we de stad en de mensen kunnen
zien bewegen. Hij zou gefilmd hebben wat Jan
Vrijman flikte met Op de bodem van de hemel.
Hij had met bewondering gekeken naar Beppie
van Johan van der Keuken en zich verwant
gevoeld met Ed van der Elsken, die nota bene
zelf filmcamera’s verbouwde om er mee onder
de mensen te kunnen komen. De tijd van
zwart-wit. Een kleine beperking die Breitners
‘kale werkelijkheid’ nog in de weg zou zitten.
Of zoals ik als kind eens aan mijn vader vroeg of
hij het niet jammer vond dat zijn jeugd niet in
kleur was geweest, afgaande op de foto’s die ik
er van zag.
Wat vandaag het summum van techniek
wordt genoemd is morgen alweer overtroffen.
Zwart-wit is inmiddels een filter die je met je
telefoon over een foto heen legt.
Dan nu oud nieuws: de techniek is eindeloos
geworden in haar mogelijkheden. Misschien wel
onoverzichtelijk groot. Het is niet noodzakelijk
om een film te maken met een telefoon, maar
als ik een film wil maken houdt niets me tegen,
desnoods maak ik ‘m met die telefoon. Met
een scala aan vrijheden voel ik me als een vis
in het water. Voor alle beelden in mijn kop kan
ik op zoek gaan naar de beste vertaalslag naar
het doek. Het biedt me de rijkdom om niet
alleen de begrenzing van mijn verbeelding op
te zoeken, maar ook de begrenzing van wat
werkelijkheid voor mij is.
Toch (even kuchen) is me niet zelden gezegd
dat het niet meer documentaire is wat ik
onderzoeken wil. En dat het, als ik afdrijf van
hoe kaal de werkelijkheid soms is, ‘vaag’ dreigt
te worden. Maar zoals in de nacht een droom
deel uitmaakt van mijn realiteit, waarom zou
dat dan niet documentair kunnen zijn?
So Help Me God, 2014
Vaderland, 2014
Tot hoever de grenzen van onze werkelijkheid
reiken is waard onderzocht te worden. Zonder
daarmee ware verhalen uit het oog te verliezen,
en zonder kwaad te willen doen aan het genre
dat documentair filmen heet.
In verhouding tot de kunstgeschiedenis is
film nog zo jong dat ik me niet kan voorstellen dat we alles al hebben geprobeerd. Om
meer te weten te komen moeten we het
idee durven loslaten dat de werkelijkheid
alleen bestaat door hem op concrete wijze te
vatten. Nog meer oud nieuws, maar belangrijk
om te herhalen: mislukken. Het zal mogelijk
vaker moeten gebeuren dan ons lief is – kijk
in de vuilnisbak van Breitner. We kunnen alle
middelen die we tot onze beschikking hebben
inzetten. Eindeloos veel meer dan de fotocamera, die voor de mooie pionier die Breitner
een fantastisch middel was om te ontsnappen
aan het oude bekende. Zijn revolutie is voorbij,
maar de onze is nog maar nauwelijks begonnen. Ik popel, misschien nog wel het meest om
op mijn gezicht te mogen gaan. En lukt het
niet? Schilderslinnen kopen en verf.
Nathalie Crum (1986) studeerde aan de Academie
Beeldende Kunsten Maastricht. In 2014 studeerde
ze af aan de NFA, richting regie documentaire.
Ze werkt aan een korte jeugddocumentaire in
het kader van het Kids & Docs-project en ze doet
research voor Het uur van de Wolf.
Breitners wereld is de onze niet meer. Onze
werkelijkheid wordt wereldwijd steeds kaler,
keihard en in al zijn onvermoede facetten
vertoond. Goed interpreteren lijkt de kunst.
Mediafonds oktober 2014 609 – cultuur en media 41