CONTEXTUEEL VOORBEELD ONDERZOEK NAAR AANLEIDING VAN EEN LEERUITSTAP/MUSEUMBEZOEK – PROCES EN AARD VAN WETENSCHAP GAAN SAMEN CONTEXT Een uitstap aan het MIAT, waar natuurlijke kleuren worden gebruikt om stof te kleuren en waar eveneens een tuin aanwezig is met verschillende planten, kan heel wat kansen tot verder onderzoek geven en is ideaal om enkele inzichten over de aard van wetenschap te benadrukken. Enkele voorbeelden: de kleuters van K3 ontdekten in de tuin van het MIAT verschillende spinnenwebben en intrigerende spinnen. Ze blijven erover praten en de verhalen worden na een tijdje wel heel fantasierijk. Een reuzenweb zou volgens verschillende kleuters wel bestaan en dan zouden ze er zelf in blijven vastkleven. Een dag nadien ontdekt de leraar ook dat verschillende kleuters enkele heel interessante tekeningen hebben gemaakt ivm spinnen, webben en gevangen worden. De leerlingen van 6B van basisschool ‘De regenboog’ zijn enorm geïnteresseerd in de planten die heel mooie kleuren blijken te geven. Ze vragen zich af of ze deze planten niet zelf kunnen kweken. Nadeel, ze hebben geen schooltuin maar wel enkele grote bloembakken. De leraar wil dit wel bespreken met de directeur maar vindt wel dat ze eerst meer kennis moeten hebben over de plant en hoe planten optimaal kunnen groeien, en dan specifiek ook de planten die kleur geven. De leerlingen van 5WiWe maken de bedenking dat toch ook heel wat groenten en vruchten kleur afgeven op kledij, dus kunnen deze ook gebruikt worden om te kleuren? De discussie gaat verder over het moeilijk verwijderen van dergelijke vlekken op kledij. Dus dergelijke kleuren blijken dan toch wel hardnekkig te zijn, of niet? Een van de leerlingen heeft een idee, waarom niet nagaan wat de meest ideale condities zijn om een lap wol te kleuren met een groente die vrij goedkoop is maar toch kleur geeft. De leraar wetenschappen heeft hier wel oren naar. KERN OPDRACHT De kinderen/jongeren voeren een onderzoek uit op basis van de vragen of problemen die ze zelf formuleerden of interesses die ze zelf laten merken. De leraar gaat tijdens het onderzoek specifiek in op leerdoelen NoS. Uiteraard komen andere meer inhoudelijke doelen ook aan bod. DOELGROEP alle leeftijden INZICHTEN EN DOELEN NOS De lerende heeft inzicht in het feit dat wetenschap is gebaseerd en afgeleid uit observaties van de wereld rondom ons, van waaruit interpretaties worden gemaakt. De lerende heeft inzicht in het feit dat zuivere objectiviteit binnen wetenschap niet bestaat, maar dat wetenschap er naar streeft om zo objectief mogelijk te zijn. De lerende heeft inzicht in het feit dat wetenschap creatief van aard is en beroep doet op de verbeeldingskracht van wetenschappers. De lerende heeft inzicht in het feit dat er niet één manier is om aan wetenschap te doen. Uitgebreidere informatie over de leerdoelen, vind je onder leerdoelen op de website www.natureofscience.be. SUGGESTIES De lerende heeft inzicht in het feit dat wetenschap is gebaseerd en afgeleid uit observaties van de wereld rondom ons, van waaruit interpretaties worden gemaakt. Bijvoorbeeld: De leraar kleuteronderwijs (K3) bemerkt dat de kinderen verschillende spinnen tekenen in tal van kleuren. De spinnenwebben hebben alle soorten vormen en verschillende voorwerpen kleven erin vast. Er zijn duidelijk al heel wat interpretaties gebeurd. Ze De lerende heeft inzicht in het feit dat zuivere objectiviteit binnen wetenschap niet bestaat, maar dat wetenschap er naar streeft om zo objectief mogelijk te zijn. De lerende heeft inzicht in het feit dat er niet één manier is om aan wetenschap te doen. De lerende heeft inzicht in het feit dat wetenschap creatief van aard is en beroep doet op de verbeeldingskracht van wetenschappers. De lerende heeft inzicht in het feit dat zuivere objectiviteit binnen wetenschap niet bestaat, maar dat wetenschap er naar streeft om zo objectief mogelijk te zijn. zegt dit ook nadrukkelijk. Ze besluit met de kinderen naar buiten te gaan en op zoek te gaan naar spinnen en spinnenwebben. Ze nemen de onderzoekstas mee met daarin loepen, notitieblokken, potloden, potjes, een iPad, insectenvangers … Ze laat de kleuters zoeken naar spinnen en spinnenwebben en geeft hen de opdracht om goed te kijken (eerst met de eigen ogen en nadien met de loep), ze daagt ze ook uit om te luisteren, te ruiken en voorzichtig te voelen. De kinderen mogen dan, wat ze observeerden, tekenen en aan elkaar beschrijven. De leraar gaat bij alle groepjes kijken en vraagt de kleuters om de tekeningen te verzamelen. De tekeningen worden vergeleken, wat is er verschillend, waarom heeft kleuter x dat getekend en heeft kleuter y dit niet gedaan, … de andere waarnemingen worden eveneens besproken en vergeleken. Op deze manier wil de leraar haar kleuters leren om zo objectief mogelijk te observeren (en tekenen) en data te bespreken. Zo komen ze gezamenlijk tot conclusies. De leraar benoemt het belang van observaties in wetenschap en van zo goed mogelijk observeren maar dat toch iedereen anders observeert en misschien al onmiddellijk een eigen interpretatie doet. De leraar lager onderwijs kan op dezelfde manier tewerk gaan wat betreft observatie maar dan met planten en functie van elk onderdeel van de plant. Deze leraar kan de leerlingen aanzetten tot een heel nauwkeurige tekening vooral omdat de leerlingen ouder zijn. Uiteraard betekent dit dat ze over concreet materiaal moeten beschikken. Wegbermplanten verzamelen, vergelijken wat wortels, bladeren en stengel, … betreft. Je kunt de leerlingen uitdagen om opzoekwerk te doen, experten aan te spreken, op excursie te gaan met een gids… Waarom heeft bijvoorbeeld de ene wegbermplant een lage rozet en stevige en heel diepe wortel. Ook deze leraar wijst de leerlingen op de verschillende observaties en op verschillen in interpretatie en observatie. Bijvoorbeeld: De leraar wetenschap besluit om het probleem/de vraag die naar boven is gekomen tijdens de uitstap naar het MIAT verder uit te werken en als vertrekpunt te nemen voor een onderzoek dat loopt over enkele uren (weken). De leraar verdeelt de klas in verschillende groepen. Deze groepen krijgen hetzelfde probleem voorgeschoteld nl. wat zijn de meest ideale condities om een lap vilt te kleuren met spinazie, zodat de kleur standvastig blijkt in verschillende omstandigheden (bij voorkeur extreme)? De groepen hebben als eerste opdracht om te komen tot een onderzoeksaanpak, ze krijgen daar 2 keer 2u voor. Ze beschikken hiervoor over alle mogelijke materialen, databanken, hun eigen voorkennis en creativiteit. De aanpak moet voldoende wetenschappelijk zijn en moet aanleiding geven tot rijke data zodat diepgaande wetenschappelijke conclusies kunnen worden gemaakt (tot op moleculair niveau). Na deze eerste fase moeten de groepen hun plan van aanpak aan elkaar voorstellen en bekritiseren. Ze komen zo te weten dat verschillende onderzoeksstrategiën mogelijk zijn maar kunnen elkaar ook kritisch wijzen om onvolmaaktheden in aanpak – is er rekening gehouden met 1 variabele, kunnen uit de onderzoeksaanpak eenduidige conclusies gemaakt worden. De groepen doen een kritische reflex op eigen aanpak en hebben nogmaals 2 keer 2u de tijd om data te verzamelen en tot conclusies te komen. De leraar bemerkt dat er heel wat buiten de klasuren gebeurt en dat de leerlingen experten inschakelen en in discussie gaan over hun data en conclusies. De verschillende REFLECTIE 1. 2. 3. 4. onderzoeksgroepen in de klas stellen hun data voor aan elkaar en geven elkaar kritische feedback. De leraar lager onderwijs kan in zijn/haar klas eveneens een onderzoek doen naar de factoren die ideaal zijn voor de groei van planten. Misschien zijn Afrikaantjes wel goede planten om het onderzoek mee te voeren, ze kunnen nadien eveneens gebruikt worden voor kleurexperimenten. Ook deze leraar probeert op een gelijkaardige manier te werken als de leraar wetenschap. Metingen en conclusies van de leerlingen zullen afgestemd zijn op hun leeftijdsniveau maar ze kunnen op basis van dit onderzoek heel wat leren over verschillende onderzoeksmethodes en creativiteit. De leerdoelen NoS komen expliciet aan bod tijdens de activiteiten, dit betekent dat de leraren de aspecten benoemen of laten benoemen, en/of over laten discussiëren. Het observatieonderzoek en het variabelenonderzoek dat hierboven beschreven wordt, kan op elke leeftijd gebeuren. De inzichten kunnen ook op elke leeftijd bijgebracht worden, uiteraard zal er een verschil zijn in de inhoudelijke wetenschappelijke kennis die naar voor wordt geschoven. Hoe ouder leerlingen, hoe abstracter en met complexere meetinstrumenten je kunt werken. Bijvoorbeeld observeren met loep of observeren met gebruik van microscoop. De hypotheses komen vanuit de leerlingen, wat ervoor zorgt dat ze geïnteresseerd zijn en zowel op vlak van aard van wetenschap als op vlak van inhoudelijke wetenschappelijke concepten gemotiveerd zijn om kennis op te nemen. Authentiek wetenschapsonderwijs, waarbij de leraar als onderwijzer belangrijk blijft en de leerlingen iets wil bijbrengen.
© Copyright 2024 ExpyDoc