Agenda van Uniecommissie Waterkeringen van 9 mei 2014 met

De leden van de Uniecommissie
waterkeringen
datum
ons kenmerk
contactpersoon
25 april 2014
71570 EL
J.C. van den Bos-Scholtes
bijlage(n)
uw kenmerk
e-mail
CWK 14-21 t/m 39
-
[email protected]
betreft
doorkiesnummer
vergadering CWK
d.d. 9 mei 2014
070 351 97 18
AGENDA voor de vergadering van Uniecommissie waterkeringen te houden op:
vrijdag 9 mei 2014 van 10.30-12.30 uur
bij het Waterschapshuis te Amersfoort.
1. Opening.
2. Verslag vergadering Unieommissie Waterkeringen gehouden op 14 februari 2014
(bijlagen CWK 14-21a en b. Ter vaststelling).
BESPREEKPUNTEN
3. Deltabeslissing Waterveiligheid: nieuwe normen primaire waterkeringen
(bijlagen CWK 14-22a t/m e. Ter advisering).
Advies:
Het Uniebestuur adviseren over de Deltabeslissing Waterveiligheid. De Deltabeslissing
komt nu in een eindfase. Het is goed om in deze fase met elkaar te delen wat de stand van
zaken is en te delen welke zorgpunten er nog leven bij de waterschappen.
4. Hoogwaterbeschermingsprogramma
4.1.
Concept programma HWBP 2015-2020
(bijlagen CWK 14-23a en b. Ter besluitvorming).
4.2.
Model intentieovereenkomst Hoogwaterbeschermingsprogramma
(bijlagen CWK 14-24a en b. Ter advisering).
Pagina 2 van 2
4.3.
Verkenning Poolvorming Hoogwaterbeschermingsprogramma
(bijlagen CWK 14-25a en b. Ter advisering).
4.4.
Programmering HWBP i.r.t. nieuwe normering
(bijlage CWK 14-26. Ter kennisname).
4.5.
Ruimtelijke inpassing en kwaliteit in het Hoogwaterbeschermingsprogramma
(bijlage CWK 14-27. Ter kennisname).
5. OESO
(bijlagen CWK 14-28a en b. Ter advisering).
Advies:
Uw Commissie wordt geadviseerd:
1. Kennis nemen van bijgaande notitie: Verder met het OESO rapport ‘Water governance
in the Netherlands: fit for the future?
2. In de CWK bij de naderende Deltabeslissingen rekening houden met het OESO rapport.
6. Innovatie bij de waterschappen, stand van zaken
(bijlagen CWK 14-29a en b. Ter besluitvorming).
Advies:
1. Kennis nemen van de voortgang van de activiteiten van de Unie op het gebied van innovatie. Kennis nemen van de uitkomsten van de gesprekken tussen Unie en 13 waterschappen over innoveren en de vervolg aanpak om samen met de STOWA de waterschappen te verbinden op basis van de aanmeldingen koploper thema’s.
2. Wilt u de vier vragen uit het stuk beantwoorden:
 Bent u het eens dat gezamenlijk optrekken tussen waterschappen rond koploper
thema’s belangrijk is, maar dat het initiatief voor samenwerking vanuit de waterschappen zelf moet komen?
 Bent u het eens met de aanpak waarin de Unie van een coördinerende rol meer
overstapt naar een faciliterende rol?
 Herkent u de koploperthema’s en de daarbij genoemde subthema’s en dekken ze
de urgente vraagstukken of hebt u daarin aanvullingen?
 Indien bij uw waterschap ontwikkelingen hebben plaatsgevonden of als op basis
van de stukken vandaag over doel/aanpak van de koploper thema’s bij u belangstelling is ontstaan dan kunt u zich nog aansluiten bij de koploperthema’s.
7. Mededelingen
(bijlagen CWK 14-30 t/m 39. Ter kennisname).
8. Rondvraag.
9. Sluiting.
Bijlage
CWK 14-21a
Verslag
Agendapunt
2
Conceptverslag van de Commissie waterkeringen gehouden op
vrijdag 14 februari 2014 te Amersfoort
Aanwezig: H.G.N. Boon, Mw. Bom-Lemstra, R.G.C.M. Cruijsen, J.W. Dulfer (vervanger J. de
Bondt), R.E.W.M. Dupont, E.H.J.M. de Groot, L.H. van der Kallen, J. Laarman,
mw. J. Lamberts-Grotenhuis, C.H.J.M. Lebens, J. Nieuwenhuis, Joh. A. van Nieuwenhuizen,
J.H. Oosters (voorzitter) P.J.M. Poelmann, , T.Poppelaars, H. Prins, J.G.M. Schouffoer (vervanger mw. T.C.M. de Roos-van Rooden), C.J.M. Stam, W.Stegeman, J.B. van der Veen,
T. Wegdam, E.Gloudemans en mw. J.C. van den Bos-Scholtes (secretaris)
Afwezig: J. Bosman, G. de Jonge, J.P. Lindenbergh, H.J. Pereboom, D.J. Veldhuizen,,
Gasten: Bert Naarding (DGRW) bij agendapunt 3 en Erik Kraaij (HWBP) bij agendapunt 5.
1. Opening
De voorzitter opent de vergadering met afmeldingen van de heren De Jonge, Veldhuizen,
De Bondt en Lindenberg.
2. Verslag vergadering Unieommissie Waterkeringen gehouden op 15 november 2013
(bijlagen CWK 14-1a en b. Ter vaststelling)
Het verslag wordt vastgesteld met inachtneming van enkele opmerkingen op de ljist van
aanwezigen en afwezigen. De heer Van der Veen was wel aanwezig. De heer Stegeman en
Dupont waren er niet.
N.a.v. het verslag geeft de voorzitter aan dat er aansluitend aan de CWK een toelichting
gegeven is over het Deltafonds en dat de sheets bij het verslag zitten. Hiermee vervalt de
noodzaak voor een aparte notitie hierover. Periodiek zal het onderwerp terugkomen.
BESPREEKPUNTEN
3. Deltabeslissing Waterveiligheid: nieuwe normen primaire waterkeringen
Presentatie Bert Naarding
(bijlagen CWK 14-2a t/m c. Ter advisering)
Bert Naarding, programmadirecteur Deltaprogramma Waterveiligheid houdt een presentatie
over de nieuwe normen. De sheets zijn bijgevoegd (buhlage CWK 14-21b).
De voorzitter vult na de presentatie aan vanuit de informele stuurgroep van 13 februari.
Daarin werd de methodologie gesteund, maar is opgemerkt dat de getallen nog niet stabiel
genoeg zijn. Gekozen wordt daarom om de getallen als normspecificatie op te nemen in de
bijlage van de Deltabeslissing. Inzichten die nog niet helemaal uitgehard zijn, kunnen dan
nog worden toegelaten. Het uitharden moet zo snel mogelijk en mag niet leiden tot onderhandelen. Regionale omstandigheden moeten echt uitzonderingen zijn. Het blijft lastig om
van de oude naar de nieuwe getallen te gaan. De suggestie is gedaan om de classificatie in
letters (a,b,c etc.) uit te drukken. Er is voor de beheerders (Rijkswaterstaat en de waterschappen) een extra consultatieronde in maart. Hiervoor zijn er 3 ambtelijke bijeenkomsten
en een klankbordgroepbijeenkomst op 4 april. Ten slotte blijft er nog veel afhankelijk van het
toetsinstrumentarium.
Pagina 2 van 6
De heer Cruijsen vraagt zich af of we het allemaal wel aankunnen. We denken dat de
normwijzigingen heel groot zijn, maar dat kan in de praktijk ook nog erg meevallen. Hij wil
daar graag meer duidelijkheid over. De voorzitter vult aan dat de bevolking wil weten wat de
consequenties zijn. Het verkorten van de afschrijvingsduur is wat anders dan op korte termijn fysieke ingrepen uitvoeren.
Mevrouw Bom deelt haar discussie met het Algemeen Bestuur. De ramp in de ramp wordt
niet meegenomen. De heer Naarding geeft aan dat de methode veel beter is dan de oude,
maar nog steeds niet perfect. Daarnaast is er nog een onduidelijkheid bij de Delflandse dijk.
Dit is bekend bij de heer Naarding en wordt nog uitgezocht. Ten slotte geeft ze aan blij te
zijn met de brief over de extra consultatieronde.
De heer Van der Kallen is het oneens met het meenemen van de regionale keringen als
standzeker. Mevrouw Lambrechts vraagt aandacht voor de grensoverstijgende dijkringen.
Deze punten worden nog netjes in beeld gebracht en nader onderzocht.
De heer Prins vraagt aandacht voor de borging van de regionale inbreng en vraagt namens
Noorderzijlvest wat er gebeurd als er twee trajecten worden samengevoegd. De heer Naarding geeft aan dat dit geen verschil geeft bij de fysieke dijk als de twee trajecten dezelfde
norm zouden hebben.
De heer Boon vraagt, net als de heer Laarman aandacht voor de instabiliteit van de normen.
Daarnaast wil hij bij de LIR niet afronden naar beneden, omdat dan de 1:100.000 niet gehaald wordt. Daarnaast vindt hij de evacuatiefractie voor de Waddeneilanden en de Randstad te hoog en dat zou naar 0 moeten. De heer Naarding geeft aan dat 0 niet reëel is en
dat mensen ook in kustgebieden zelfredzaam zijn. De veiligheidsregio’s zijn gevraagd wat
reëel is. Ook vindt de heer Boon dat er afspraken gemaakt moeten worden met de provincies over de standzekerheid van de regionale keringen, die in de norm worden meegenomen. Ten slotte vraagt hij zich af of het meenemen van mortabiliteit op het niveau van postcodegebieden niet te grofmazig is. De heer Naarding geeft aan dat dit laatste op advies
was van ENW en dat plekken waar geen recht gedaan wordt aan de situatie via de gebiedsgerichte deelprogramma’s kan worden ingebracht.
De heer Dupont hecht aan het consequent blijven hanteren van de uitgangspunten en
vraagt of er voor de Limburgse situatie aanvullend onderzoek is uitgevoerd. De heer Naarding geeft aan dat dit op aanraden van ENW is gebeurd.
De heer Van Nieuwenhuizen vraagt wie er uiteindelijk beslist bij verschillende uitkomsten
van Deltaprogramma Veiligheid en de gebiedsgerichte deelprogramma’s. De voorzitter geeft
aan dat de Tweede Kamer beslist, maar dat Deelprogramma Veiligheid leidend is. Ook
geeft de heer Van Nieuwenhuizen aan dat hij moeite heeft met de uitlegbaarheid. Iedereen
heeft dezelfde basisveiligheid, maar als er een lagere MKBA is, dan verdrinkt hij toch eerder. Er is dus wel een verschil.
De heer Lebens wil graag een ondergrens zien voor de normen van 1:300, omdat de normen van 1:100 hetzelfde lijken als die voor wateroverlast. Niemand ging er toch op achteruit?
De heer Poppelaars is blij met de uitkomsten van 13 februari en vraagt aandacht voor de
gebieden waar seizoensgebonden veel mensen aanwezig zijn. Ook vraagt hij naar de zinsnede over ondoelmatige investeringen in het agendastuk. De secretaris geeft aan dat met
de nieuwe norm een aantal huidige investeringen ondoelmatig lijken. Hier moeten we helder
over communiceren.
20.02.2014 CWK/IP 70310
Pagina 3 van 6
De heer Schouffoer vraagt naar de consequenties voor de regionale keringen.
De heer De Groot vraagt aandacht voor de status van de normen en de geleidelijke implementatie in het Hoogwaterbeschermingsprogramma.
De heer Stam vraagt wat de heer Naarding bedoeld met ‘nu’. De heer Naarding geeft aan
dat dit is als HWBP2 en Ruimte voor de Rivier zijn uitgevoerd.
De heer Naarding geeft aan dat DP Veiligheid staat voor een uniforme landelijke systematiek. Bij de gebiedsgerichte deelprogramma’s ligt de taak om te komen met een voorstel met
gebiedsspecifieke overwegingen (denk aan Borsele en Gasrotonde). De Deltacommissaris
zal met een voorstel komen. De getallen zijn stabiel, maar er kunnen vanuit die gebiedsgerichte deelprogramma’s voorstellen komen die tot wijzigingen zullen leiden, maar de grootste winst van de nieuwe inzichten hebben we gehad in de slag van afgelopen zomer naar
begin dit jaar.
De voorzitter concludeert dat er belangrijke stappen gezet zijn en dat het proces nu convergeert. Bij de informele stuurgroep van 13 februari werd duidelijk waar de vraagpunten nog
zitten. Er is nog ruimte voor specifieke afwijkingen. Wel zitten we nu in een proces van naar
elkaar toegroeien.
4. Financiering nieuwe normen primaire waterkeringen
(bijlagen CWK 14-3a en b. Ter oriëntatie)
De voorzitter geeft aan in gesprek te zijn met het ministerie over de financiering. Op basis
van voorlopige cijfers wordt er gesproken over dat er jaarlijks ca. 100 miljoen extra nodig is
voor het halen van de nieuwe normen bovenop de beschikbare 362 miljoen euro voor het
hoogwaterbeschermingsprogramma. Het vasthouden aan de huidige normen zou tot een
hoger bedrag leiden. Het is een ingewikkeld verhaal.
Het ministerie heeft aangegeven mogelijkheden te zien binnen de huidige financieringsafspraken (middelen die overblijven uit HWBP2 en het Deltafonds) voor voldoende middelen
tot 2028. Het rijk gaat dan procentueel meer bijdragen dan de waterschappen.
De voorzitter geeft aan wetende dat we niet veel meer kunnen wegzetten aan geld dan de
362 miljoen euro en het nog niet goed bekend is wat de nieuwe normen gaan kosten, de inzet is om vast te houden aan de huidige financieringsafspraken. Ook heeft hij het ministerie
aangeraden om niet met een nieuw verzoek om financiering bij de waterschappen aan te
kloppen.
De CWK kan zich hierin vinden. De CWK wil wel vasthouden aan 2050 als realisatiedatum.
Ook moet de tijd genomen worden om de getallen inzichtelijk te maken. We kunnen als waterschappen niet uitstralen dat we deze klus niet zouden kunnen halen.
De heer Cruijsen concludeert dat de waterschapsbijdrage ook structureel doorloopt na
2020. Dit was al zo in de wetswijziging. De heer Cruijsen geeft aan dat er straks duidelijkheid komt over de rivierverruimingsprojecten. Hij wil het op termijn wel graag hebben over
de 10% projectgebonden bijdrage. Met de piek aan projecten in zijn gebied is dit een te grote eigen bijdrage.
De heer Wegdam geeft aan dat de doelmatigheidswinst niet wordt gehaald in zijn waterschap en dat er de komende jaren een forse verhoging van de lasten aan zit te komen. Hij
wil dit graag bespreekbaar maken. De voorzitter zegt toe dat hierover de volgende CWK
een notitie over zal voorliggen (Actie secretariaat).
De heer Stam stelt voor om te spreken over stabiliteit van de normen in plaats van uitharden
van de normen.
20.02.2014 CWK/IP 70310
Pagina 4 van 6
Mevrouw Bom vraagt naar het gezamenlijk bureauteam. De voorzitter zegt toe hier de volgende CWK op terug te komen (actie secretariaat). Het plan is om tot een flexpool te komen
van deskundige mensen.
De heer De Groot vraagt naar de financiering van rivierverruiming versus dijkversterking. De
voorzitter geeft aan dat hier nog over doorgepraat moet worden, als het een volwaardige
vervanging is van de primaire waterkering. Hiervoor moet ook een voorziening komen in de
wet (middelen en borging). Daarnaast zijn er ook andere financiers te bedenken bij rivierverruimingmaatregelen.
De voorzitter geeft aan dat er bij de landelijke Stuurgroep Deltaprogramma van april een
korte notitie over de financiering zal liggen. De Minister wil immers nieuwe normen vaststellen die financieel gedekt zijn. De eerste winst is dat we niet verder gaan met de 50%/50%
verdeling, maar dat het Ministerie het verschil zal bijleggen. De 181 miljoen euro is ook een
onderhandelingsbedrag geweest en geen feitelijk kostenverhaal. Dat is nu voorlopig weer
het geval. Precieze cijfers zullen nog lang op zich wachten. Feit is wel dat het programma
gedekt is tot 2028. Realiseer je ook dat er met investeren in de meest urgente projecten
veel winst behaald wordt (80/20 regel).
In de notitie wordt gesproken over het bestaansrecht van de waterschappen. Het streven
was t groeien 100% bijdrage. Die lijn hebben we nu losgelaten.
Het onderwerp zal geagendeerd worden in de ledenvergadering.
5. Hoogwaterbeschermingsprogramma
De heer Van Nieuwenhuizen geeft aan dat het waterschap Hollandse Delta grote moeite
heeft met de conceptversie van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Het waterschap
heeft een voorlopige voorziening getroffen voor een project waar zettingsvloeiing speelt.
Deltares adviseerde dit z.s.m. aan te pakken. Het project staat echter niet hoog in het concept Hoogwaterbeschermingsprogramma 2015-2020.
De voorzitter geeft aan dat in de stuurgroep is afgesproken hier specifiek naar te kijken.
5.1. Afwegingskader projectoverstijgende verkenningen
(bijlagen CWK 14-4a en b. Ter advisering)
De CWK adviseert de voorzitter in te stemmen met het afwegingskader voor de Projectoverstijgende verkenningen. De volgende opmerkingen worden hierbij gemaakt.
Mevrouw Bom vraag, mede namens Schieland en de Krimenerwaard aandacht voor de
communicatie over de projectoverstijgende verkenningen en doet een suggestie voor een
projectoverstijgende verkenning over voorlanden.
De heer Prins vraagt namens Noorderzijlvest te waken voor overlap in de projectoverstijgende verkenningen. Blijf vasthouden aan pragmatische aanpak.
De heer Kraaij vult aan dat een projectoverstijgende verkenning tijd kost, maar tijdwinst oplevert in een latere fase. Door voorafgaand aan de normale verkenning tijd te investeren,
bijvoorbeeld in het onderwerp voorlanden dat bij meerdere waterschappen speelt. Hij roept
de waterschappen op om in hun brief aan te geven waar zij mogelijkheden zien, zodat het
bureau kan kijken of zij projecten kunnen combineren tot Projectoverstijgende verkenning.
20.02.2014 CWK/IP 70310
Pagina 5 van 6
5.2. Model Intentieovereenkomst HWBP
(bijlagen CWK 14-5a t/m c. Ter kennisname)
De voorzitter geeft aan dat de modelovereenkomst pas zeer recent bij de Unie is binnengekomen en dat hij deze eerst van een advies van de werkgroep waterkeringen wil laten voorzien. De heer Kraaij geeft aan dat bij de evaluatie van het HWBP2 bleek dat er weinig bestuurlijke aandacht was voor de versterkingswerken en dat de intentieverklaring een middel
is. Daarnaast laat de verklaring zien dat het programma een gezamenlijke opgave van Rijk
en waterschappen is.
De commissie geeft de WWK mee dat er ook geadviseerd kan worden om geen intentieovereenkomsten te sluiten.
5.3. Voorfinanciering van projecten in het Hoogwaterbeschermingsprogramma
(bijlage CWK 14-6. Ter kennisname)
Er worden enkele vragen gesteld. De heer Van der Kallen geeft aan dat wie het eerst uitvoert ook het eerst uitbetaald moet krijgen. Dit zit in de regeling geeft de heer Kraaij aan.
De heer Van Nieuwenhuizen geeft aan dat de uitbetaling afhankelijk is van de ranking op
de lijst en de heer Laarman doet de suggestie dat de volgorde van de ranking ook hoger
zou kunnen bij voorfinanciering.
De heer Stam mist de koppelstukken. Dit wordt bilateraal met het programmabureau opgehelderd.
5.4. Modelbeschikking
(bijlagen CWK 14-7a en b. Ter advisering)
De CWK neemt hier kennis van. De heer Prins vraag namens Noorderzijlvest wat er moet
worden verstaan onder financiële bijdrage, totale kosten of 90% bijdrage? De heer Kraaij
antwoordt dat een waterschap bij de realisatiefase een kostenraming indient. De financiële
bijdrage is 90% van dat bedrag.
5.5. Stand van zaken Subsidieregeling nHWBP
(bijlage CWK 14-8. Ter kennisname)
De voorzitter geeft aan dat het een moeizaam proces is. Het is een “uphill battle” met het
ministerie. Inzet vanuit de waterschappen is om in de regeling op te nemen dat bij het opstellen van de subsidieaanvraag gemotiveerd kan worden afgeweken van de P50-waarde
als wordt voldaan aan de criteria voor civieltechnische complexe projecten of projecten met
een grote impact op de omgeving. Het ministerie van I&M heeft aangegeven dat het juridisch wel kan, maar dat ze er niet aan willen. Zij geven aan dat er een vangnet in de regeling zit omdat de Minister een discretionair besluit kan nemen als het waterschap redelijkerwijs niet te verwijten valt dat een project duurder is bij realisatie (substantieel projectbudget, substantiële druk op begroting waterschap etc. ). De tijd dringt, omdat de regeling 1
april van kracht moet worden.
De heer Stam heeft moeite met het woord substantieel.
Mevrouw Bom geeft aan namens Schieland en de Krimpenerwaard dat een bijkomend effect is dat waterschappen risico’s verder gaan uitzoeken en dat dit contraproductief kan
werken. Het is namelijk een vertragende factor.
De heer Boon geeft aan dat de 10% bijdrage vanuit de waterschappen voldoende drive
voor de waterschappen is om doelmatig te werken.
20.02.2014 CWK/IP 70310
Pagina 6 van 6
6. Mededelingen
(bijlagen CWK 14-9 t/m 20. Ter kennisname)
De aanwezigen hebben geen opmerkingen bij de mededelingen.
7. Rondvraag
De aanwezigen maken geen gebruik van de rondvraag.
8. Sluiting
De voorzitter sluit de vergadering.
20.02.2014 CWK/IP 70310