Functieprofiel Directeur sector havo en vwo Context Werkzaamheden

 Functieprofiel Directeur sector havo en vwo Salarisschaal 14 Werkterrein Management ‐> Overig management Activiteiten Beleid voorbereiden, ontwikkelen, implementeren en evalueren Coördinatie van activiteiten en processen Context Het dr. Aletta Jacobs College is een brede openbare scholengemeenschap voor vwo ( gymnasium en atheneum), havo en vmbo. De scholengemeenschap biedt onderwijs aan 1419 leerlingen die zijn ondergebracht in twee locaties in Hoogezand, te weten de nevenvestiging aan de Van Heemskerckstraat waar het praktijkonderwijs is gevestigd en de hoofdvestiging aan de Laan van de Sport, waar de overige richtingen zijn gehuisvest. Binnen het dr. Aletta Jacobs College is er gericht aandacht voor leerlingenbegeleiding en (onderwijskundige) vernieuwing. De directie bestaat uit een bestuurder/algemeen directeur, een directeur sector vmbo en pro en een directeur sector havo en vwo. Samen vormen zij het directieberaad. De directeur havo en vwo is, onder verantwoordelijkheid van de bestuurder/algemeen directeur belast met het voorbereiden, ontwikkelen en (mede) uitvoeren van het (onderwijskundige) beleid van de sector, het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van het centrale beleid van de onderwijsinstelling en het leiding geven aan de sector. De bestuurder/algemeen directeur zet de strategische beleidslijnen uit en vertaalt deze in het centraal beleid. In het directieberaad levert de directeur van een sector een bijdrage aan de meningsvorming. Een sector kent een directeur, teamleiders, docenten en onderwijsondersteunend personeel. Werkzaamheden 1. Is belast met het voorbereiden, ontwikkelen en (mede) uitvoeren van het (onderwijskundig) beleid van de sector. 



Vertaalt het centrale beleid naar een meerjaren onderwijsprogrammering (sectorplan) voor het onderwijs van de sector; Draagt zorg voor de totstandkoming van de uitvoeringsplannen, waarin de benodigde aanpak, werkwijze en werkverdeling (lessentabel) binnen de sectoren beschreven staan; Draagt zorg voor de totstandkoming van werkplannen programma’s van toetsing en afsluiting (PTA’s) en de afstemming daarvan op andere sector; Vertaalt de onderwijsprogrammering naar een organisatorische inrichting van de sectoren; 1 








Voert uit en evalueert het centrale beleid m.b.t. in‐, door‐ en uitstroom van leerlingen binnen de sector; Ontwikkelt beleid op het totale beleidsthema leerlingenzorg, voert het beleid uit en evalueert dit; Neemt deel aan in‐ en externe advies‐ en overlegorganen aangaande het onderwijs in de sector; Vertegenwoordigt de sectoren in de contacten met de gemeente en het bedrijfsleven. 2. Draagt bij aan de ontwikkeling van het centrale beleid van het dr. Aletta Jacobs College. Draagt als lid van het directieberaad bij aan de meningsvorming op onderwijsinstellingsniveau; Adviseert, gevraagd en ongevraagd, de bestuurder/algemeen directeur over vernieuwing van het onderwijsbeleid; Adviseert, gevraagd en ongevraagd, de bestuurder/algemeen directeur over algemene beleidszaken zoals: financiën & beheer, personeel & organisatie, kwaliteitszorg en communicatie; Draagt ideeën, concepten en beleidsvoorstellen aan over de ontwikkeling en vernieuwing van het onderwijs en het dr. Aletta Jacobs College; Stuurt projecten en activiteiten aan in het kader van de afstemming van het onderwijsaanbod op maatschappelijke ontwikkelingen en betrekt indien mogelijk de andere sectoren bij de projecten. 











3. Geeft leiding aan de sector/locatie door: Het opstellen van een meerjaren ontwikkelingsplan voor de sector; Het aansturen van de teamleiders en het coördineren van hun werkzaamheden; Het bewaken en bevorderen van identiteit/cultuur van de sector; Het bewaken en ontwikkelen van de kwaliteit van het onderwijs en het onderwijsaanbod en is verantwoordelijk voor de uitvoering van het kwaliteitszorgsysteem: o Het zorgdragen voor en daarmee verantwoordelijk zijn voor het implementeren en uitvoeren van het stelsel van kwaliteitszorg binnen de sector; o Het zorgdragen voor en daarmee verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het beleid met betrekking tot de toelating van leerlingen tot de sector. Bevordert de instroom en doorstroom (studierendement) van leerlingen en daarmee de continuïteit van de sector; Het toezien op de uitvoering van de leerlingbegeleiding, het mentoraat, de remediale hulp en het decanaat; Het (doen) uitvoeren van personeelszorg/beleid (o.a. het voeren van beoordelings‐ en functioneringsgesprekken); Met de teamleiders adviezen op te stellen over sectorgebonden toepassing van het personeels‐ en organisatiebeleid; Het aansturen van het onderwijsondersteunend personeel in de sector en de docenten met bijzondere taken die de gehele sector betreffen; Het invulling geven aan de beleidsvrije ruimte binnen de door het directieberaad jaarlijks vastgestelde sectorbegroting; Het invulling geven aan de beleidsvrije ruimte binnen de kaders van het strategisch huisvestings‐ en beheersbeleid; Het behartigen van de belangen en waar nodig vertegenwoordigen van de sector binnen de deelraad van de oudervereniging en leerlingenraad. 2 Opdracht aan de directeur van de sector De directeur van de sector dient vanaf de start van de werkzaamheden in onderlinge samenhang prioriteit te geven aan:  Het vertalen van de missie naar een visie op leren die door de docenten gedragen wordt;  Het bevorderen van een professionele houding van alle medewerkers;  Het verbeteren van de opbrengsten en het nastreven van een hoge standaard, mede om aan inspectie‐eisen te voldoen;  Het vormgeven van het sectormanagementteam.  Het leidinggeven aan de ondersteunende diensten. Kader, bevoegdheden & verantwoordelijkheden 


De directeur van de sector is verantwoording schuldig aan de bestuurder/algemeen directeur voor wat betreft de vertaling en uitvoering van het centrale beleid binnen de sector, de bijdrage aan de ontwikkeling van het centrale beleid van de onderwijsinstelling en het geven van leiding aan de sector en de ondersteunende diensten; De door de bestuurder/algemeen directeur geformuleerde en vastgestelde centrale kaders van beleid en beleidsuitgangspunten van het ministerie van OCW zijn van belang bij de uitvoering van de werkzaamheden; De directeur van de sector neemt beslissingen bij het vertalen van het centrale beleid naar een meerjaren onderwijsprogrammering (sectorplan) voor het onderwijs van de sector en over de invulling van de beleidsvrije ruimte met betrekking tot financiën, huisvesting en draagt bij als lid van het directieberaad aan de meningsvorming op onderwijsinstellingsniveau. Kennis en vaardigheden 





Kennis van en inzicht in maatschappelijke ontwikkelingen in relatie tot onderwijs binnen het havo en vwo; Kennis van en inzicht in de ontwikkelingen binnen het havo en vwo; Inzicht in taak en werkwijze van het dr. Aletta Jacobs College; Vaardigheid in het coachen, inspireren en motiveren van medewerkers; Vaardigheid in het, in nauwe samenspraak met de bestuurder/algemeen directeur, vertalen van een onderwijskundige visie in concreet onderwijskundig beleid voor de sectoren; Vaardigheid in het sturen van processen en het ontwikkelen, uitdragen, implementeren en verdedigen van onderwijskundig beleid. Contacten 



Met de bestuurder/algemeen directeur en de directeur vmbo en pro in het directieberaad om het beleid en de belangen van de sector te verdedigen, nieuwe ontwikkelingen uit te dragen en adviezen te verstrekken; Met de collega directeur vmbo en pro om onderwijskundig beleid te ontwikkelen en de uitvoering ervan binnen de verschillende sectoren op elkaar af te stemmen; Met de teamleiders binnen de sectoren om draagvlak voor de implementatie van het beleid te verkrijgen, om afstemming te verkrijgen en om informatie uit te wisselen; Met docenten en leden van het OOP om beleidsterreinen binnen de sector te bespreken, uit te voeren en te bewaken; 3  Met derden om de sectoren te vertegenwoordigen;  Met netwerken en diverse instanties om informatie te verkrijgen en ervaringen uit te wisselen;  Met leerlingen en ouders als het zaken betreft die het niveau van de teamleiders overstijgen. Functie‐eisen Werk‐ en denkniveau De directeur van de sector beschikt minimaal over een afgeronde Hbo‐opleiding met bij voorkeur een eerstegraads onderwijsbevoegdheid. Er wordt een academisch werk‐ en denkniveau vereist. De directeur van de sector beschikt over ruime leidinggevende ervaring, bij voorkeur op directieniveau, op het terrein van onderwijsontwikkeling, van management, alsmede organisatie en inrichting van het onderwijs onder de WVO. Hij/zij heeft aantoonbaar met succes leiding gegeven aan processen in complexe situaties. Persoonlijkheidskenmerken De directeur van de sector heeft persoonlijkheidskenmerken, die het mogelijk maken als zodanig te functioneren:  Beschikt over goede communicatieve eigenschappen, teneinde met alle relevante groepen binnen en buiten de instelling te communiceren; communiceert steeds open en transparant;  Beschikt over vaardigheden teneinde zich zowel in woord als in geschrift uitstekend te kunnen uitdrukken;  Is in staat een inhoudelijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de instelling;  Heeft een duidelijke up‐to‐date visie op de ontwikkelingen en het onderwijs in het veld van het voortgezet onderwijs;  Is in staat leiding te geven aan de onderwijsontwikkeling en –uitvoering van de instelling binnen de vastgestelde kaders;  Heeft aantoonbare ervaring in het leidinggeven aan ondersteunende diensten en heeft daarmee affiniteit ‐ kennis, ervaring en inzicht op financieel gebied zijn vereist;  Is ambitieus, gedreven, enthousiast – moet uitstralen dat hij/zij plezier in het werk heeft;  Is evenwichtig en heeft een uitstraling van authenticiteit;  Is betrouwbaar (doet wat hij/zij zegt, doet geen loze beloftes) en integer (doet aan allen recht zonder aanzien des persoons);  Kan mensen in hun kracht zetten en in beweging brengen: vertrouwen schenken, bemoedigen, mensen serieus nemen;  Heeft lef en daadkracht, staat voor de uitvoering van de visie;  Heeft humor en kan relativeren;  Participeert in externe netwerken en stimuleert medewerkers dat ook te doen. Competenties Binnen het IPB zijn competenties voor een directeur van de sector vastgelegd. Zie hiervoor bijlage 1. 4 Bijlage 1: Competenties directeuren dr. Aletta Jacobs College Domein: ONDERWIJS Competentie 1: Gericht zijn op het primaire proces Indicatoren 1. Bewaakt het pedagogisch klimaat binnen de sector; 2. Organiseert een uitdagende en stimulerende leeromgeving; 3. Straalt pedagogisch optimisme uit en beklemtoont hoge verwachtingen; 4. Houdt rekening met de belangen, positie en verantwoordelijkheid van leerlingen, ouders en leraren; 5. Ziet erop toe dat ouders/verzorgers tijdig, duidelijk en volledig geïnformeerd worden over de ontwikkeling van hun kind; 6. Bewaakt de mate waarin het onderwijs tegemoet komt aan verschillen tussen leerlingen; 7. Geeft de (on)mogelijkheden van de sector aan; 8. Verantwoordt behaalde resultaten; 9. Bewaakt de kwaliteit van het systeem van interne leerlingenzorg; 10. Stimuleert, begeleidt en beoordeelt de kwaliteit van het pedagogisch‐
didactisch, vakinhoudelijk en organisatorisch handelen van leraren. Verwacht hoge resultaten. Domein: ORGANISATIE Competentie 2: Organisatie ontwikkeling Indicatoren 1. Stimuleert de ontwikkeling van personeel en organisatie; 2. Stimuleert een professionele dialoog; 3. Moedigt initiatief en experiment aan en faciliteert dit; 4. Ziet visieontwikkeling als een dynamisch cyclisch proces; 5. Geeft op basis van visie organisatieveranderingen vorm; 6. Brengt een visie of streefbeeld inspirerend over en/of draagt deze mee uit; 7. Ontwikkelt een draagvlak voor organisatiedoelen; 8. Betrekt alle geledingen actief bij het proces van sectorontwikkeling en gemeenschapsvorming; 9. Stelt doelen, prioriteiten, planning en werkprocedures (vast); 10. Bewaakt de voortgang van processen en controleert of gemaakte afspraken worden nagekomen; 11. Betrekt anderen effectief en actief bij besluitvormingsprocessen; 12. Maakt keuzes en neemt besluiten; Competentie 3: Organisatiebeleid en –beheer Indicatoren 1. Organiseert effectief; 2. Stelt een (meerjaren)planning op en bewaakt deze; 3. Koppelt de inzet van middelen aan visie en doelen en verantwoordt deze; 4. Realiseert een efficiënte inzet van tijd, mensen en middelen; 5 5. Werkt met management informatiesystemen en maakt die informatie toegankelijk voor alle betrokkenen; 6. Werft de juiste medewerkers; 7. Organiseert onderwijsondersteuning; 8. Handelt professioneel op basis van relevante wet‐ en regelgeving; 9. Budgetteert en beheert taakstellend; 10. Stelt sectoreigen kwaliteitskaders en normen op en/of hanteert deze; 11. Organiseert zelfevaluatie op basis van kwaliteitsinstrumenten; Competentie 4: Ondernemerschap Indicatoren 1. Is ambitieus, ondernemend en betrokken bij het werk; 2. Handelt pro‐actief vanuit zijn/haar maatschappelijke positie en verantwoordelijkheid; 3. Laat bestaande aannames los en staat open voor nieuwe ideeën; 4. Onderscheidt kansen en bedreigingen voor de organisatie; 5. Gaat op verantwoorde wijze om met risico’s; 6. Bevordert de positieve beeldvorming van de organisatie; 7. Bouwt netwerkrelaties op en onderhoudt deze; 8. Organiseert inspraak en medezeggenschap. Domein: DENKKRACHT Competentie 5: Zelfsturing Indicatoren 1. Handelt moreel verantwoord; 2. Herkent en analyseert dilemma’s en neemt daarin stelling; 3. Werkt voortdurend aan de eigen ontwikkeling; 4. Evalueert effect(en) van eigen handelen. Competentie 6: Intrapersoonlijk competent Indicatoren 1. Maakt gebruik van diverse bronnen en informatiekanalen; 2. Onderscheidt bij (complexe) problemen hoofd‐ en bijzaken; 3. Ziet verbanden, trends en patronen; 4. Verbindt concepten, opvattingen en praktijkervaringen met elkaar; 5. Werkt met prognoses en stuurt op kengetallen; 6. Herkent (mogelijke) problemen in een vroeg stadium; 7. Analyseert een probleem vanuit meerdere invalshoeken en verkent verschillende oplossingsrichtingen; 8. Schat juist in wanneer er (onmiddellijke) actie gevraagd wordt; 9. Maakt anderen (mede)verantwoordelijk voor de oplossing. Domein: DAADKRACHT Competentie 7: Interpersoonlijk competent Indicatoren 1. Bouwt een positieve open sfeer op en bevordert deze; 6 2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Is bereikbaar en aanspreekbaar en neemt de tijd om te luisteren; Inspireert, motiveert en relativeert; Geeft anderen verantwoordelijkheid en vertrouwen en deelt leiderschap; Is geïnteresseerd en toont oprechte belangstelling voor de ander; Neemt stelling en weet om te gaan met kritiek en weerstand; Communiceert en presenteert effectief; Confronteert, bemiddelt en geeft of vraagt feedback. Competentie 8: Aansturen van professionals Indicatoren 1. Schept een klimaat waarin medewerkers zich gemotiveerd, gestimuleerd en gewaardeerd voelen; 2. Spreekt (een groep) medewerkers aan op hun functioneren en hun verantwoordelijkheden; 3. Werkt competentiegericht; 4. Stelt duidelijke eisen en grenzen; 5. Bevordert het resultaatgericht werken van (een groep) medewerkers; 6. Bevordert teamgeest en samenwerkingsbereidheid. 7