Gezondheidsrecht Gezondheidsrecht Mw.mr. G.A. van Eikema Hommes Rondom wetgeving Allereerst een correctie van een ernstige slip of the mind. In het vorige Katern deed ik u kond van de WGBO, aangenomen in februari jl., die de therapeutische exceptie zou introduceren met betrekking tot het inzagerecht. Dit is niet juist. De exceptie speelt alleen bij de informatieverplichting van de behandelaar. Alle oplettende lezers mijn dank. Op 1 juni jl. is in werking getreden de Wet tot wijziging op de Lijkbezorging (Stb. 1993, 643) en de daarop berustende AMvB (Stb. 1993, 688) inhoudende de 'aandachtspunten voor de behandelend arts in verband met een melding aan de gemeentelijke lijkschouwer van het overlijden ten gevolge van de levensbeëindiging op verzoek, het verlenen van hulp bij zelfdoding of de actieve levensbeëindiging zonder uitdrukkelijk verzoek' (zie ook katern 52 p. 2473). Daarmee is de reeds bestaande meldingsprocedure bij wet vastgelegd en tevens uitgebreid. De bedoeling om nu enige rust aan het artsenfront te creëren lijkt niet helemaal te lukken, gezien de discussie die inmiddels is ontstaan, mede door de opvatting van de voormalige minister van Justitie, of de patiënt in de 'stervensfase' of de 'terminale fase' moet verkeren, wil een arts met succes een beroep kunnen doen op overmacht in de zin van noodtoestand. Zie voor de discussie in het Nederlands Juristenblad 1993, pp. 755 e.v. en 1078 e.v. (zie verder hieronder). Wijziging van de Wet afbreking zwangerschap wordt bepleit in het concept-rapport 'Late zwangerschapsafbreking' van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie. In Nederland wordt in het algemeen een zwangerschap tot 2462 KATERN 52 Gezondheidsrecht 22 weken als grens voor abortus provocatus gehanteerd. Bij verder gevorderde zwangerschappen loopt men het risico om in de knel te komen met artikel 82a Sr. Door verbetering van de medische technologie komen er nu al voor de geboorte afwijkingen aan het licht, die vroeger pas bij de geboorte duidelijk werden. Het gaat dan om kinderen die zo zwaar gehandicapt zijn dat ze slechts enkele uren of hoogstens enkele maanden in leven zullen blijven. De NVOG bepleit in deze gevallen ook na de 24ste week de zwangerschap nog te mogen afbreken. Nu moet zo'n zwangerschap worden voldragen. Het rapport meldt dat het gaat om ongeveer 200 'uitzichtloze zwangerschappen'. Een ander onderwerp dat de gynaecologen bezig houdt is de zogenoemde reageerbuisbevruchting (IVF). In Nederland is deze methode van bevruchting vergunningplichtig gemaakt op grond van artikel 18 van de Wet Ziekenhuis Voorzieningen en slechts toegestaan aan elf laboratoria. Recent heeft echter het Gerechtshof te Den Haag uitgesproken (nog niet gepubliceerd) dat deze wet niet van toepassing is op privé-klinieken. Om deze reden behoeven zij dan ook geen vergunning aan te vragen. Het Ministerie van WVC heeft bekend gemaakt op korte termijn reparatiewetgeving voor te bereiden, omdat 'vrije' IVF niet in het belang van de volksgezondheid wordt geacht. Vruchtbaarheidswetgeving is wenselijk in Nederland. Al is het maar om te voldoen aan de eis van artikel 8 lid 2 van het EVRM, dat voorschrijft dat inmenging in dit recht moet zijn voorzien bij de wet. Of Nederland hieraan voldoet is nog maar de vraag. Gezien het feit dat een bijlage van het Planningsbesluit IVF (Stcrt. 31 juli 1989) een protocol voorschrijft waarin is opgenomen: 'dat bevruchte eicellen slechts mogen worden teruggeplaatst in de baarmoeder van de vrouw die de eicellen heeft geleverd.' Een dergelijke substantiële beperking wordt hier ingevoerd op eigen gezag van de minister. Deze regelgeving staat dan ook aan kritiek bloot (zie preadvies Nederlandse Juristen-vereniging 1993, p. 29). lega's geen van allen de patiënte persoonlijk hadden gezien en gesproken, hetgeen in de visie van de HR een onontbeerlijke voorwaarde is, indien het gaat om patiënten die om euthanasie of hulp bij zelfdoding vragen vanwege hun ondraaglijk psychisch lijden. De stervensfase hoeft derhalve niet te zijn aangebroken. Bovendien wordt het in dergelijke gevallen wel degelijk mogelijk geacht dat de patiënt in vrijheid zijn wil kan bepalen, hoewel de betrokken arts de beslissing 'met uiterste behoedzaamheid' dient te nemen. In de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch (TvGzhr 1994/13) vindt men een voorbeeld van de verschuiving van de bewijslast ten faveure van de patiënt. Tijdens een operatieve ingreep in een knieholte, ontstaat druk op een zenuw. Tengevolge waarvan de voet en de enkel zijn verstijfd. In eerste aanleg wordt de vordering jegens de chirurg en het ziekenhuis uit wanprestatie subsidiair onrechtmatige daad afgewezen, met name omdat niet meer is vast te stellen wat de oorzaak van de druk is geweest die heeft geleid tot de verstijving. In hoger beroep stelt het Hof echter vast dat, hoewel het in beginsel juist is dat de patiënt feiten en omstandigheden dient te stellen die de vaststelling van de eis rechtvaardigen, het in casu aannemelijk is dat de chirurg of iemand van het onder zijn verantwoordelijkheid werkend personeel een fout heeft begaan omdat een dergelijke druk op de zenuw niet inherent is aan de operatie. Aan de onder narcose zijnde patiënt kan het niet liggen. De chirurg wordt in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren. Een heikel punt in de actualiteit zijn de adviezen van de artsen-adviseur aan de Minister van Verkeer en Waterstaat omtrent de geschiktheid om een motorrijtuig te besturen. In TvGzhr. 1994/22 wordt zo'n advies marginaal getoetst door het Centraal Medisch Tuchtcollege. De desbetreffende internist wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd, omdat zijn conclusie niet berust op een medisch oordeel, maar op een, niet op wetgeving berustende, administratieve beslissing. Jurisprudentie Overige Op de dag dat het zomer werd deed de Hoge Raad uitspraak in het Chabot-arrest. De psychiater in kwestie kon geen geslaagd beroep doen op noodtoestand, omdat de geconsulteerde col- Op 22 april jl. is de jaarvergadering gehouden van de Vereniging voor Gezondheidsrecht. Besproken werd het preadvies van prof.mr. J. LeKATERN 52 2463 Sociaal recht gemaate: Goed recht. De betekenis en de gevolgen van het recht voor de praktijk van de hulpverlening. Een mooi geschreven, prettig lezend, goed opgebouwd en steeds de grote lijn bewarend boekje over de interacties tussen juristen en de therapeutische professie. In de reeks Gezondheidsrecht (KU Nijmegen, ISBN 90-71478-31-9) is deel 2 uitgekomen: De Gynaecoloog in de Medische Tuchtrechtspraak 1980-1992, een verslag van het deelonderzoek door Heineman/Hubben naar de normontwikkeling in de gepubliceerde en ongepubliceerde tuchtrechtspraak, het vervolg op eerdere onderzoeken rond psychiaters en anesthesiologen. In dit verslag wordt geconstateerd dat een belangrijk deel van de klachten gaat over de organisatorische aspecten van de beroepsuitoefening, die zich, zoals de onderzoekers stellen, goed lenen voor beïnvloeding en verbetering. 2464 KATERN 52
© Copyright 2024 ExpyDoc