Gezondheidsrecht In deze uitspraak ging het in de eerste plaats om de vraag of de rechter gehouden is tot inhoudelijke toetsing van het indelingsbesluit. De kantonrechter beantwoordde deze vraag bevestigend en besloot de werknemer in een hogere schaal in te delen. In hoger beroep bekrachtigde de rechtbank de eerste beslissing van de kantonrechter, maar vernietigde de tweede beslissing, omdat aan het ziekenhuis een zekere beleidsvrijheid toekwam binnen het kader van de FWG. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep, omdat de CAO ten tijde van de rechtbankprocedure niet algemeen verbindend verklaard was en derhalve geen recht in de zin van artikel 99 RO. Nu is het wachten dus op de uitspraak op het cassatieberoep van een ziekenhuis in Zwolle. Het ziekenhuis diende twintig verpleegkundigen van een psychiatrische afdeling hoger in te schalen dan feitelijk gebeurd was. De rechtbank Zwolle (niet gepubliceerd) heeft dat in hoger beroep bepaald. Gezondheidsrecht Mw.mr. G.A. van Eikema Hommes De protesten en demonstraties van verpleegkundigen en verzorgenden tegen de (te) hoge werklast en de (te) lage salarissen liggen nog redelijk vers in het geheugen. De Staatssecretaris heeft geld toegezegd om te trachten de werkdruk rondom het bed van de patiënt te verminderen. Inmiddels verscheen de — naar mijn weten — eerste uitspraak van de Hoge Raad inzake de rechterlijke toetsing van de CAO voor het Ziekenhuiswezen (CAO-Z). Deze CAO schrijft voor dat de werkgever de functie van de werknemer in dient te delen op grond van een systeem van functiewaardering (FWG). Dit systeem is vastgelegd in het FWG-handboek. Het systeem kent een voorbereidings- en een indelingsfase. Bij bezwaar van de werknemer tegen de schaalindeling staat beroep open op de kantonrechter. 1650 KATERN 38 Aan de klassieke tak van verschoningsgerechtigden is een nieuwe loot ontsprongen: de verpleegkundige. De Hoge Raad (23-11-1990, RvdW 90, 209) besliste aldus en deed tevens de uitspraak over de reikwijdte ervan. Een verpleegkundige kan zich volgens de Hoge Raad beroepen op het verschoningsrecht, als de betreffende feiten hem in zijn functie van verpleegkundige zijn meegedeeld of ter ore zijn gekomen. Openbaarmaking zou het vertrouwen beschamen dat de patiënten in hem kunnen stellen. De verpleegkundige mag dus tevens zwijgen over gegevens die de persoonlijke levenssfeer van de patiënt betreffen. In casu ging het om een vaderschapsactie waartegen het verweer van 1:394, lid 4 BW gevoerd werd. De conceptie had plaatsgevonden in het paviljoen waar de betreffende verpleegkundige nachtdienst had. Door de ontkennende vader werd de verpleegkundige opgeroepen als getuige. Hij zou kunnen verklaren dat er een andere man als potentiële vader was. De verpleegkundige deed een beroep op artikel 1946 (oud) BW, dat door de RC ten dele werd afgewezen. In cassatie werd nu aan een lang punt van twijfel een einde gemaakt. Op 11 oktober 1990 is door de Gezondheidsraad een advies (publikatie 1990/21) uitgebracht over neurochirurgie als psychiatrische ingreep, dat wil zeggen: opereren in een bepaald gebied in de hersen met als doel de patiënt te behandelen voor 'overweldigend' psychisch lijden. De Gezond- Handels- en ondernemingsrecht heidsraad adviseert thans aan de regering psychochirurgie te handhaven als uiterst redmiddel, slechts uit te voeren door een ervaren neurochirurg. Als strikte voorwaarden gelden de geïnformeerde toestemming van de patiënt of zijn wettelijk vertegenwoordiger en ondraaglijk lijden. De neurochirurgische centra in ons land vallen onder artikel 18 van de Wet Ziekenhuisvoorzieningen, hetgeen een garantie biedt voor ervaring, deskundigheid en controle. In nummer 8 van het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 1990 schrijft mr. Kalkman-Bogerd geen voorstander te zijn van het totstandbrengen van een wettelijke regeling die dwang op zwangere vrouwen toelaatbaar maakt in andere gevallen dan in een voor de levensvatbare vrucht levensbedreigende situatie. Dit in tegenstelling tot prof. M. Sluyters, die wèl pleit voor wetgeving op grond waarvan de moeder gedwongen kan worden de ongeboren vrucht een medische behandeling te laten ondergaan (Grenzen aan de zorg, Samsom-Tjeenk Willink, p. 138). Gezien de zich steeds verder ontwikkelende medische mogelijkheid om ingrepen toe te passen op ongeboren vruchten, is over deze prangende kwestie het laatste woord nog niet gezegd. Voor een goed gedocumenteerd overzicht van de Amerikaanse juriprudentie over de conflicterende rechten tussen moeder en kind verwijs ik naar Nemesis 1990, nr. 6. Op vrijdag 30 november 1990 werd de najaarsvergadering van de Vereniging voor Gezondheidsrecht gehouden waarin werden besproken: Richtlijnen voor Erflijkheidsonderzoek en advies, opgesteld op initiatief van de Vereniging naar aanleiding van het preadvies van 1987, 'Juridische aspecten van erflijkheidsonderzoek en advies'. KATERN 38 1651
© Copyright 2024 ExpyDoc