Gezondheidsrecht Gezondheidsrecht Mw.mr. G.A. van Eikema Hommes Beleid en wetgeving In de afgelopen periode zijn drie, voor ons verslag van belangzijnde, wetten aangenomen. Ten eerste de Wet houdende regels omtrent de vaststelling van maximumprijzen voor geneesmiddelen (Stb. 1996. nr. 90) die al op 23 februari jl. in werking is getreden (inwerkingtredingsbesluit Stb. 1996, nr. 110). Voor de minister van VWS één der instrumenten om de kosten voor geneesmiddelen te drukken. De wet was overigens niet onomstreden. Tijdens de behandeling ervan in de Tweede Kamer had de minister al een voorschot op de toekomst genomen en beloofd de wet in te trekken als deze vijfjaar achter elkaar niet zou worden gebruikt, met andere woorden als de farmaceutische industrie zélf tot de noodzakelijke prijsverlagingen overgaat. Bij de behandeling in de Eerste Kamer werd door een senator opgemerkt dat het 'bij wet vastleggen van prijzen eigenlijk niet past in een economische orde die is 2812 KATERN 59 gebaseerd op de beginselen van de markteconomie en de ondernemingsgewijze produktie'. Duidelijk is echter dat deze beginselen niet werken ten aanzien van de geneesmiddelenmarkt: er is geen vraagzijde in de gebruikelijke zin van het woord en dus geen markt. Consumenten gebruiken wat de dokter voorschrijft en verzekeraars betalen. Het lage medicijngebruik in Nederland wordt 'afgestraft' door steeds hogere prijzen en de winst komt niet ten goede aan de verzekerden maar aan de apothekers in de vorm van kortingen en bonussen. De minister heeft nog andere ijzers in het vuur. Vanaf volgend jaar gaan de verzekeraars meer risico lopen: door middel van budgettering moet van de vraagzijde meer concurrentie in het systeem worden gebracht. De idee is dat verzekeraars scherper zullen gaan onderhandelen over de prijzen van medicijnen, omdat zij zelf zullen moeten opdraaien voor de overschrijdingen van hun budget. Dat ambtenaren op het ministerie onder een glazen stolp leven en dit idee een illusie is, leest u in een artikelenreeks van prof. Flip de Kam e.a. in Haarlems Dagblad van 6 maart en volgende dagen. De minister heeft overigens al aangekondigd dat zij, indien nodig, niet zal aarzelen vervolgens de 'receptregel' aan te pakken. Dat is het bedrag dat de apotheker krijgt voor elk recept dat hij aflevert. Hoe zij de zogenoemde U-bochtconstructie uit de wereld kan helpen is daarmee nog niet verduidelijkt. Sommige ziekenhuizen laten hun patiënten de benodigde medicijnen halen bij de apotheek in de stad met een recept van het ziekenhuis. Deze worden namelijk vergoed door de verzekering, terwijl de geneesmiddelen, door het ziekenhuis verstrekt, drukken op het budget. Een ander probleem is dat er, hoewel dus enerzijds wordt geprobeerd om de kosten voor medicijnen te verlagen, anderzijds steeds meer effectieve, maar peperdure medicijnen, op de markt komen voor ziekten die tot nu toe vrijwel onbehandelbaar of ongeneesbaar bleken. Denk aan Interferon bij multiple-sclerose en Taxol bij vormen van ovarium- en mammacarcinoom. De onduidelijkheid ten aanzien van de nogal willekeurige toepassing van dit laatste middel heeft geleid tot een nogal evasieve beantwoording van kamervragen door de minister (Stcrt. 1996, 504) met in het vooruitzicht nadere rapportage door de Ziekenfondsraad. Als tweede werd de Kwaliteitswet zorginstellingen aangenomen (K 23 633 Stb. 1996, nr. 80). Deze kaderwet waarin de wetgever de voorwaarden schept voor verantwoorde zorg, is op 1 Gezondheidsrecht april inwerking getreden. De zorgaanbieders (instellingen) dienen de algemene regels zelf nader in te vullen en uit te werken. Jaarlijks moeten instellingen een kwaliteitsjaarverslag uitbrengen. In de Wet beroepen individuele gezondheidszorg (wet BIG) is een soortgelijke kwaliteitsregeling opgenomen voor individuele zorgaanbieders. Op 27 februari is de Eerste Kamer akkoord gegaan met de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen. De wet zal naar alle waarschijnlijkheid op 1 mei inwerking treden. Deze wet regelt vier zaken: de oprichting van cliënten- of patiëntenraden in instellingen, de invloed van deze raden op de samenstelling van het instellingsbestuur, de openbaarheid van stukken en de wijze waarop naleving van de wet in de praktijk is gewaarborgd. De raden hebben ten aanzien van in de wet genoemde onderwerpen adviesbevoegdheden en met betrekking tot het kwaliteitsbeleid, het klachtenreglement en wijziging van het reglement van de cliëntenraad zelfs een instemmingsbevoegdheid, met dien verstande dat de instelling geen besluit mag nemen dat afwijkt van het advies van de raad tenzij een bij de wet verplichte vertrouwenscommissie heeft vastgesteld dat het voornemen van de instelling redelijk is. Naar verwachting zal deze vorm van medezeggenschap in sommige instellingen moeizaam aan de wettelijke vereisten voldoen. Met name instellingen met een vlottend cliëntenbestand, zoals Riagg's, hebben vaak moeite een cliëntenraad die een zekere continuïteit kan waarborgen, te laten functioneren. Ook heeft de bewindsvrouw nog steeds de taak (opgelegd door het regeerakkoord) om in 1998 door de invoering van een systeem van eigen bijdragen, bij voorkeur afhankelijk van het inkomen, 900 miljoen gulden te bezuinigen. Het kabinet heeft in beginsel besloten een eigen bijdrage van ƒ 200,- voor ziekenfondsverzekerden per 1997 in te voeren onder andere voor specialistenbezoek en ambulancevervoer. Stemmen gaan op om per 1998 een eigen bijdrage voor huisartsenhulp te verlangen. D'66-lid Oudkerk weigert consequent deze voorstellen, zolang bijvoorbeeld apothekers jaarlijks bijna de helft van dat bedrag aan bonussen opstrijken en de verspilling in ziekenhuizen niet is aangepakt. Hij verlangt dat de minister, zoals zij had toegezegd in haar vorige functie bij de Gezondheidsraad (zie rapport Medisch handelen op een tweesprong, 1991, U61 80/BE/HB-331S2), zo'n 126 medische handelingen op hun (on)doelmatigheid door de Ziekenfondsraad laat doorlichten. Tot nu toe is dat nog niet gebeurd. Op 4 maart heeft de minister een brief (24 624) naar de Tweede Kamer gestuurd inzake prenatale diagnostiek, gewenst door een aantal kamerleden na berichten in de pers dat lichtvaardig tot zwangerschapsafbreking werd overgegaan nadat was gebleken dat er sprake was van oogafwijkingen. In de brief worden onder andere de criteria vermeld die gelden voor de toepassing van dit onderzoek. De minister weigert criteria te formuleren in welke gevallen er vervolgens tot abortus provocatus kan worden overgegaan: de Wet afbreking zwangerschap stelt dat deze toelaatbaar is als de vrouw in een noodsituatie verkeerd en het is dus strijdig met de wet als de overheid bepaalt wanneer er sprake is van een noodsituatie. Keuringen op erfelijke afwijkingen, door verzekeraars vereist, wijst de minister af, maar: 'Op een gegeven moment kunnen alle erfelijke ziekten opgespoord worden. Ik denk dat zal blijken dat we allemaal vol tijdbommen rondlopen. Dan zijn we weer gelijk'. Literatuur In aansluiting op het bovenstaande vermeld ik het preadvies Voorspellend medisch onderzoek van E.W. Roscam Abbing en J.K.M. Gevers ten behoeve van de jaarvergadering van de Vereniging voor Gezondheidsrecht op 19 januari. Jurisprudentie De uitspraken in de zaken tegen een gynaecoloog (Hof Amsterdam) en een kinderarts (Rb Groningen) met betrekking tot de levensbeëindiging van baby's met ernstige aangeboren afwijkingen zijn gepubliceerd in TvGR 1996/1 en 1996/2. KATERN 59 2813
© Copyright 2024 ExpyDoc