Liturgie 8 juni 2014 Avond

Liturgie 8 juni 2014; Avonddienst
Schriftlezing: Handelingen 11:19-30
19 Zij nu die, door de verdrukking die in verband
met Stefanus plaatsgevonden had, overal
verspreid waren, gingen het land door tot Fenicië,
Cyprus en Antiochië toe, terwijl zij tot niemand
het Woord spraken dan alleen tot de Joden. 20 Er
waren onder hen echter enkele mannen van
Cyprus en uit Cyrene die, toen ze in Antiochië
gekomen waren, het woord richtten tot de
Griekssprekenden en de Heere Jezus
verkondigden. 21 En de hand van de Heere was
met hen en een groot aantal geloofde en
bekeerde zich tot de Heere.22 En het gerucht over
hen kwam de gemeente die in Jeruzalem was, ter
ore; en zij zonden Barnabas uit om het land door
te gaan tot Antiochië toe. 23 En toen hij daar
gekomen was en de genade van God zag, werd hij
verblijd en spoorde hij hen allen aan om met een
hartelijk voornemen bij de Heere te blijven. 24
Want hij was een goed man en vol van de Heilige
Geest en van geloof; en er werd een grote
menigte aan de Heere toegevoegd. 25 En
Barnabas vertrok naar Tarsus om Saulus te
zoeken; en toen hij hem gevonden had, bracht hij
hem naar Antiochië. 26 En het gebeurde dat zij
een heel jaar met de gemeente samenkwamen en
een grote menigte onderwezen en dat de
discipelen voor het eerst in Antiochië christenen
genoemd werden. 27 En in die dagen kwamen
enkele profeten vanuit Jeruzalem naar Antiochië.
28 En een van hen, van wie de naam Agabus was,
stond op en gaf door de Geest te kennen dat er
een grote hongersnood zou zijn over heel de
wereld, die ook gekomen is onder keizer Claudius.
29 En de discipelen besloten, ieder naar
vermogen, iets te sturen ten dienste van de
broeders die in Judea woonden,30 en dat deden
zij ook. En zij stuurden het naar de ouderlingen
door de hand van Barnabas en Saulus.
Psalm 122: 1 en 3 OB
1.Ik ben verblijd, wanneer men mij
Godvruchtig opwekt: "Zie wij staan
Gereed, om naar Gods huis te gaan.
Kom, ga met ons, en doe als wij."
Jeruzalem, dat ik bemin;
Wij treden uwe poorten in;
Daar staan, o Godsstad, onze voeten.
Jeruzalem is wel gebouwd,
Wel saamgevoegd: wie haar beschouwt,
Zal haar voor 's Bouwheers kunstwerk groeten.
3.Dat vreed', en aangename rust,
En milde zegen u verblij';
Dat welvaart in uw vesting zij,
In uw paleizen vreugd' en lust.
Om vriend en broedren spreek ik nu:
"De vrede zij en blijv' in u,
Nooit moet haar nijd of twist verkloeken.
Om 's HEEREN huis, in u gebouwd,
Waar onze God Zijn woning houdt,
Zal ik het goede voor u zoeken."
Psalm 48: 1 en 3 NB
1.De Heer is groot, zijn lof weerklinkt
waar op de berg de Godsstad blinkt.
Hoe schoon is Sion, hoe verheven,
een vreugd voor wie op aarde leven,
Hier wordt paal en perk gesteld aan der wereld
bruut geweld,
want hier staat de hoge woning
waar God zelf regeert als Koning.
En Hij toont zich t' allen tijde
de beschermer van wie lijden.
3.Wij loven, Heer, U in uw huis,
ons hart is in uw liefde thuis.
Gij die uw naam ons openbaarde,
uw lof is tot het eind der aarde.
Recht is in uw hand, o Heer,
Sion jubelt U ter eer.
Hoor hoe Juda 's dochters zingen
bij de grootse rechtsgedingen,
waar Gij vonnis hebt gewezen.
Gezang 44: 1 en 3
1.Dankt, dankt nu allen God
met hart en mond en handen,
die grote dingen doet
hier en in alle landen,
die ons van kindsbeen aan,
ja, van de moederschoot,
zijn vaderlijke hand
en trouwe liefde bood.
3. Lof, eer en prijs zij God
die troont in 't licht daarboven.
Hem, Vader, Zoon en Geest
moet heel de schepping loven.
Van Hem, de ene Heer,
gaf het verleden blijk,
het heden zingt zijn eer,
de toekomst is zijn rijk.
Psalm 143: 1 en 9 NB
1.O Here, hoor naar mijn gebeden,
zie mij als smeek'ling tot U treden,
verhoor mij, God, die trouw betoont,
die ieder richt naar recht en reden,
die boven ons als koning troont.
9.Gij zijt mijn God, sta mij ter zijde,
mijn toevlucht als zij mij bestrijden.
Leer mij uw wil, reik mij uw hand.
Uw goede Geest zij mijn geleide;
voer mij in een geëffend land.
Gezang 407: 1, 3, 4
1.Christus mijn Heer, op U alleen
stel ik al mijn vertrouwen.
Buiten U immers is er geen
grond waar ik op kan bouwen.
Wat is de wereld ongewis:
van al wat werd geschapen is
niemand en niets met mij begaan.
Ik roep U aan,
enige, die mij bij kan staan.
3.O Gij die nooit een mens bedroog,
Christus, sterk mijn vertrouwen!
Geef, dat ik hier met eigen oog
uw goedheid mag aanschouwen
en U bemin en hen die Gij,
o Heer, als naasten gaf aan mij.
Dreigt dan de boze op het laatst,
o kom met haast
en red mij, wees mij 't aller naast.
4.Ere zij God in 's hemels troon,
de Vader van al 't goede.
Ere zij Christus, God de Zoon,
die ons heeft in zijn hoede.
Ere zij God de Heil'ge Geest,
die ons doet wand'len onbevreesd
en maakt aan Christus toegewijd
hier in de tijd
en eenmaal in de eeuwigheid.
Gezang 481: 1 en 2
1.O grote God die liefde zijt,
o Vader van ons leven,
vervul ons hart, dat wij altijd
ons aan uw liefde geven.
Laat ons het zout der aarde zijn,
het licht der wereld, klaar en rein.
Laat ons uw woord bewaren,
uw waarheid openbaren.
2.Maak ons volbrengers van dat woord,
getuigen van uw vrede,
dan gaat wie aarzelt met ons voort,
wie afdwaalt met ons mede.
Laat ons getrouw de weg begaan
tot allen die ons verre staan
en laat ons zonder vrezen
de minste willen wezen.