Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000

Versie 18-12-2014
Pensioenreglement
Stichting Pensioenfonds C1000
• Aansprakenregeling
• Pensioenbeleggingsregeling
1
Inhoudsopgave
Deel 1: Aansprakenregeling .............................................................................................................. 4
Begripsomschrijvingen ....................................................................................................................... 4
Artikel 1 - Deelnemers ....................................................................................................................... 6
Artikel 2 - Karakter van de pensioenregeling en aanspraken ............................................................ 6
Artikel 3 - Informatieverplichting ........................................................................................................ 7
Artikel 4 - Diensttijd ............................................................................................................................ 8
Artikel 5 - Deeltijdfactor ...................................................................................................................... 8
Artikel 6 - Pensioengrondslag ............................................................................................................ 8
Artikel 7 - Ouderdomspensioen ......................................................................................................... 9
Artikel 8 - Tijdelijk partnerpensioen bij overlijden tijdens deelname ................................................ 10
Artikel 9 - Levenslang partnerpensioen bij overlijden tijdens deelname.......................................... 10
Artikel 10 - Wezenpensioen bij overlijden tijdens deelname ........................................................... 11
Artikel 11 - Voortzetting risicodekking (tijdelijk) partner- en wezenpensioen na ontslag................. 11
Artikel 12 - Vervroeging of uitstel van de pensioenrichtdatum ........................................................ 11
Artikel 13 - Herschikking van het ouderdomspensioen ................................................................... 12
Artikel 14 - Omzetting van ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen ............................ 13
Artikel 15 - Omzetting van levenslang partnerpensioen in ouderdomspensioen ............................ 13
Artikel 16 - Beëindiging van het partnerschap ................................................................................. 14
Artikel 17 - Bijzondere bepalingen inzake het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen ............... 14
Artikel 18 - Maximaal pensioen ........................................................................................................ 14
Artikel 19 - Uitbetaling ...................................................................................................................... 15
Artikel 20 - Verzekering ................................................................................................................... 16
Artikel 21 - Toeslagen ...................................................................................................................... 16
Artikel 22 - Financiering van de pensioenen ................................................................................... 16
Artikel 22A - Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid ............................................................... 17
Artikel 23 - Vermindering van aanspraken ...................................................................................... 17
Artikel 24 - Beëindiging van het deelnemerschap ........................................................................... 19
Artikel 25 - Waardeoverdracht van premievrije aanspraken ........................................................... 19
Artikel 26 - Beslag op en vervreemding van pensioenrechten ........................................................ 19
Artikel 27 - Afkoop............................................................................................................................ 20
Artikel 28 - Algemene bepalingen en anti-misbruikbepaling ........................................................... 21
Artikel 29 - Geschillen ...................................................................................................................... 21
Artikel 30 - Fiscale glijclausule en fiscale toetsing ........................................................................... 21
Artikel 31 - Inwerkingtreding ............................................................................................................ 21
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
2
Deel 2: Pensioenbeleggingsregeling ............................................................................................... 22
Begripsomschrijvingen ..................................................................................................................... 22
Artikel 1 - Karakter van de pensioenregeling en aanspraken .......................................................... 22
Artikel 2 - Verantwoordelijkheid beleggingen .................................................................................. 22
Artikel 3 - Belegging beleggingssaldo door het pensioenfonds ....................................................... 23
Artikel 4 - Belegging beleggingssaldo naar keuze van de (gewezen) deelnemer ........................... 23
Artikel 5 - Informatieverplichting ...................................................................................................... 24
Artikel 6 - Aanwending saldo pensioenbeleggingsrekening ............................................................ 24
Artikel 7 - Financiering van de pensioenbeleggingsregeling ........................................................... 24
Artikel 8 - Beëindiging van het deelnemerschap ............................................................................. 25
Artikel 9 - Beëindiging van het partnerschap ................................................................................... 25
Artikel 10 - Arbeidsongeschiktheid .................................................................................................. 25
Artikel 11 - Bepalingen ..................................................................................................................... 25
Artikel 12 - Inwerkingtreding ............................................................................................................ 25
Deel 3: Overgangsbepalingen ......................................................................................................... 26
Bijlage 1 ........................................................................................................................................... 31
Bijlage 2 ........................................................................................................................................... 32
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
3
Deel 1: Aansprakenregeling
Begripsomschrijvingen
In dit pensioenreglement gelden de begripsomschrijvingen van de statuten van Stichting Pensioenfonds
C1000. Voorts wordt verstaan onder:
AOW:
Algemene Ouderdomswet.
Arbeidsongeschikt:
Het recht hebben op een uitkering ingevolge de WAO of WIA.
CAO:
Collectieve Arbeidsovereenkomst van de Groothandel in
Levensmiddelen.
Deeltijdfactor:
De factor die de verhouding tussen de overeengekomen arbeidstijd ten
opzichte van de normale arbeidstijd weergeeft.
FVP-regeling:
Regeling tot voortzetting van de pensioenopbouw bij werkloosheid
voor medewerkers ouder dan 40 jaar van de Stichting Financiering
Voortzetting Pensioenverzekering (FVP).
Gepensioneerde:
Degene die recht heeft op een ingegaan ouderdomspensioen.
Gewezen deelnemer:
Degene wiens deelnemerschap in de zin van dit pensioenreglement
anders dan door overlijden of pensionering is beëindigd, maar nog wel
premievrije aanspraken heeft jegens het pensioenfonds.
Kind:
Een kind, geboren vóór de pensioendatum van de (gewezen)
deelnemer, dat in een familierechtelijke betrekking staat tot de (gewezen)
deelnemer of gepensioneerde, zoals een natuurlijk, erkend of
geadopteerd kind. Een stief- of pleegkind, geboren vóór de
pensioendatum van de (gewezen) deelnemer, dat door de (gewezen)
deelnemer of gepensioneerde reeds vóór de pensioendatum en tot het
tijdstip van zijn overlijden als zijn eigen kind werd onderhouden.
Loonindex:
Het percentage van de algemene salarisverhogingen conform de
geldende CAO, gerekend over een periode startend op de eerste
dinsdag van de eerste periode van het vorige jaar en eindigend op de
eerste maandag van de eerste periode van het nieuwe jaar.
Nabestaande:
Het kind of nagelaten partner van de overleden (gewezen) deelnemer of
gepensioneerde.
Normale arbeidstijd:
Een 100% dienstverband (een deeltijdfactor van 1)op basis van het
maximale aantal uren per week op fulltimebasis zoals is opgenomen in
de met de werknemer overeengekomen arbeidsvoorwaarden en door de
werkgever aan het pensioenfonds is opgegeven.
Partner:
a. De persoon, met wie een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde
vóór de pensioendatum gehuwd is.
b. De persoon, met wie een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde
vóór de pensioendatum een geregistreerd partnerschap is aangegaan,
zoals bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
4
c. De ongehuwde persoon, met wie een ongehuwde (gewezen)
deelnemer of gepensioneerde vóór de pensioendatum blijkens een
notarieel verleden samenlevingsovereenkomst of een notariële verklaring
waaruit de aanwezigheid van een dergelijke overeenkomst blijkt een
gezamenlijke huishouding voert. De samenlevingsovereenkomst bevat
ten minste:
1. De aanvangsdatum van het samenlevingsverband, en
2. Enige vermogensrechtelijke aangelegenheden.
Deze persoon is geen bloedverwant van de ongehuwde (gewezen
deelnemer of gepensioneerde in de rechte lijn.
Voor zowel a, b als c geldt dat per (gewezen) deelnemer of
gepensioneerde wordt uitgegaan van maximaal één partner.
Partnerschap:
De relatie met de partner, zoals gedefinieerd in dit reglement.
Peildatum:
De eerste maandag van de periode waarin de eerste donderdag van het
nieuwe jaar valt.
PensioenbeleggingsRegeling:
De pensioenregeling zoals vastgelegd in deel 2 van dit
pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds C1000.
Pensioendatum:
De eerste dag van de maand waarop het ouderdomspensioen feitelijk
ingaat.
Pensioenfonds:
Stichting Pensioenfonds C1000.
Pensioengevend
Inkomen:
Het inkomen zoals omschreven in artikel 6 lid 2.
Pensioenregeling:
De middelloonregeling met als pensioenrichtdatum de eerste van de
maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt, die op 1 januari
2012 is ingegaan en welke is vastgelegd in het onderhavige
pensioenreglement.
Pensioenrichtdatum:
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65jarige leeftijd bereikt.
Prijsindex:
De procentuele verhoging van het consumentenprijsindexcijfer, zoals
opgegeven door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), reeks Alle
Huishoudens, afgeleid, zoals deze zich gedurende de 12 maanden
gelegen vóór de maand oktober van het voorafgaande jaar heeft
voorgedaan, of een door het bestuur van de stichting aan te wijzen
vervangende index.
Verzekeraar:
De verzekeraar(s) als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet waar de
uit dit reglement voortvloeiende verzekeringen worden gesloten.
Volle wees:
Het kind van wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde alsmede
de andere ouder is overleden.
WAO:
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Werkgever:
C1000 B.V., C1000 Supermarkten B.V.
WIA:
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
5
Artikel 1 - Deelnemers
1.
Als deelnemers in deze regeling worden opgenomen medewerkers die:
a. In dienst zijn bij de werkgever en vallen onder de CAO, en
b. Niet deelnemen aan:
•
Een andere ondernemingspensioenregeling uit hoofde van het dienstverband bij de
werkgever, anders dan die omschreven is in deel 2 van dit reglement, en/of
•
Een wettelijk verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds.
2.
Het bestuur van het pensioenfonds is bevoegd ook andere dan de in lid 1 genoemde medewerkers
als deelnemer op te nemen. Het bestuur van het pensioenfonds stelt hiertoe nadere voorwaarden.
Deze voorwaarden mogen niet met enig bindend voorschrift van de Pensioenwet of andere wet- en
regelgeving in strijd zijn.
3.
Voor medewerkers die na 1 januari 2012 in dienst treden van de werkgever vangt het
deelnemerschap aan op de feitelijke datum waarop het dienstverband is aangegaan. Het
deelnemerschap van de medewerkers die op 1 januari 2012 reeds in dienst waren van de
werkgever vangt aan op 1 januari 2012.
4.
Het deelnemerschap eindigt:
•
•
•
•
Door overlijden van de deelnemer;
Door verlies van de hoedanigheid van medewerker van de werkgever, indien dit niet het
gevolg is van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 22A lid 1 sub b van het
pensioenreglement dan wel indien de pensioenopbouw in het kader van een sociaal plan
zoals bedoeld in artikel 17 lid 2 van het pensioenreglement wordt voortgezet;
Door het bereiken van de pensioendatum;
In de gevallen genoemd in artikel 22A lid 1 sub d van het pensioenreglement.
Artikel 2 - Karakter van de pensioenregeling en aanspraken
1.
De pensioenregeling (aansprakenregeling) is een uitkeringsovereenkomst in de zin van de
Pensioenwet.
2.
Uit hoofde van dit reglement verkrijgen de deelnemers de volgende aanspraken:
a. Ouderdomspensioen:
b. Levenslang Partnerpensioen op risicobasis en tijdelijk partnerpensioen op risicobasis voor hen
met een partner;
c. Wezenpensioen op risicobasis voor hen die kinderen hebben.
3.
Voor deelnemers met een arbeidstijd korter dan de normale arbeidstijd, worden de in lid 2
bedoelde aanspraken vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 van het
pensioenreglement.
4.
De aan dit reglement en de pensioenbeleggingsregeling te ontlenen aanspraken van deelnemers,
op wie een verplichtstelling van een bedrijfstakpensioenfonds van toepassing is, voldoen aan de
voorwaarden zoals gesteld in de verleende vrijstelling zoals gemeld in het Vrijstellingsbesluit Wet
Bpf 2000.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
6
5.
De pensioenaanspraken worden door het bestuur van het pensioenfonds voor het eerst per de
datum van opneming als deelnemer en vervolgens per 1 januari van elk jaar vastgesteld.
Artikel 3 - Informatieverplichting
1.
Het bestuur van het pensioenfonds verstrekt de (gewezen) deelnemer, gepensioneerde en/of
(gewezen) partner alle informatie zoals de Pensioenwet dit voorschrijft. Dit betekent dat onder
andere de volgende informatie wordt verstrekt;
a. Binnen drie maanden na aanvang van de deelname ontvangt de deelnemer een startbrief. In de
startbrief wordt onder andere informatie gegeven over de inhoud van de pensioenregeling en de
toeslagverlening.
b. Jaarlijks ontvangt de deelnemer een uniform pensioenoverzicht. In het uniform
pensioenoverzicht wordt onder andere informatie gegeven over de opgebouwde
pensioenaanspraken, de reglementair te bereiken pensioenaanspraken, de toeslagverlening en de
waardeaangroei van pensioenaanspraken conform artikel 3.127 Wet inkomstenbelasting 2001.
c. Bij beëindiging van de deelname ontvangt de gewezen deelnemer informatie over de
opgebouwde pensioenaanspraken, informatie over de toeslagverlening, specifiek relevante
informatie in het kader van de beëindiging van de deelname en informatie over het functioneren
van het pensioenfonds.
d. Een maal per vijf jaar ontvangt de gewezen deelnemer en de gewezen partner van het
pensioenfonds de wettelijk voorgeschreven informatie.
e. Jaarlijks ontvangt de gepensioneerde informatie over zijn ingegaan ouderdomspensioen,
informatie over een eventuele opgebouwde aanspraak op levenslang partnerpensioen en de
toeslagverlening.
f. Bij pensionering ontvangt de (gewezen) deelnemer een bevestiging van de overeengekomen
afspraken in het kader van vervroeging, uitstel, deeltijdpensionering, herschikking en omzetting van
pensioensoorten, als bedoeld in dit reglement.
g. Bij emigratie naar een lidstaat van de Europese Unie zoals bedoeld in de Pensioenwet ontvangt
de (gewezen) deelnemer en/of gepensioneerde informatie over zijn pensioenrechten en
pensioenaanspraken en over de mogelijkheden die de pensioenregeling biedt bij emigratie.
h. Op verzoek ontvangt de (gewezen) deelnemer en/of (gewezen) partner en/of gepensioneerde
het voor hem geldende pensioenreglement, informatie over de deelnemingsjaren, het jaarverslag
en de jaarrekening van het pensioenfonds, de uitvoeringsovereenkomst en de voor hem relevante
informatie over beleggingen.
2.
De deelnemer is verplicht het pensioenfonds zo spoedig mogelijk te informeren over:
• Het aangaan van een partnerschap, niet zijnde een huwelijk of geregistreerd partnerschap.
Een kopie van de notarieel verleden samenlevingsovereenkomst of notariële verklaring
waaruit de aanwezigheid van een dergelijke overeenkomst blijkt dient aan het
pensioenfonds verstrekt te worden;
• De beëindiging van het partnerschap, niet zijnde een huwelijk of geregistreerd
partnerschap;
• Het intreden van arbeidsongeschiktheid c.q. de wijziging in de mate van de
• arbeidsongeschiktheid;
• Een adreswijziging bij emigratie en verhuizing buiten Nederland;
• Alle overige door het pensioenfonds benodigde gegevens en bewijsstukken.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
7
Artikel 4 - Diensttijd
1.
Bij de berekening van de grootte van de pensioenaanspraken wordt uitgegaan van de in
ononderbroken dienstverband bij de werkgever vanaf aanvang van het deelnemerschap in deze
pensioenregeling doorgebrachte respectievelijk nog tot de pensioenrichtdatum door te brengen
diensttijd.
2.
De diensttijd wordt berekend aan de hand van door de personeelsadministratie van de werkgever
verstrekte gegevens en wordt vastgesteld in jaren, maanden en dagen nauwkeurig.
3.
Het bestuur van het pensioenfonds zorgt ervoor dat de diensttijd van de deelnemer wordt
geadministreerd op de wijze zoals voorgeschreven in de Pensioenwet of daarop berustende
regelgeving.
Artikel 5 - Deeltijdfactor
1.
Voor iedere deelnemer wordt een deeltijdfactor vastgesteld.
2.
De deeltijdfactor wordt voor het eerst vastgesteld op de datum waarop de medewerker
deelnemer wordt. De factor wordt opnieuw vastgesteld bij iedere wijziging van de
overeengekomen arbeidsduur.
3.
Als voor een deelnemer een deeltijdfactor kleiner dan 1 geldt, wordt per betalingsperiode over de
uren boven de overeengekomen arbeidstijd pensioen opgebouwd. Indien echter het totaal aantal
gewerkte uren per betalingsperiode meer bedraagt dan de normale arbeidstijd per
betalingsperiode, wordt over maximaal de normale arbeidstijd pensioen opgebouwd.
4.
Ten behoeve van het levenslang partnerpensioen wordt een gewogen deeltijdfactor vastgesteld,
voor het eerst op het moment dat de medewerker als deelnemer wordt opgenomen in de
regeling. Vervolgens wordt de gewogen deeltijdfactor opnieuw vastgesteld bij een wijziging van
de overeengekomen arbeidstijd. Bij wijziging van de deeltijdfactor wordt de gewogen
deeltijdfactor opnieuw berekend, waarbij de toekomstige diensttijd wordt gebaseerd op de nieuwe
actuele deeltijdfactor.
Artikel 6 - Pensioengrondslag
1.
Voor de berekening van de pensioenen wordt uitgegaan van de pensioengrondslag. De
pensioengrondslag is het pensioengevend inkomen verminderd met een franchise. De
pensioengrondslag wordt voor het eerst vastgesteld op de datum waarop de medewerker
deelnemer wordt aan deze pensioenregeling en vervolgens telkens per de volgende peildatum.
De per de peildatum vastgestelde pensioengrondslag geldt vervolgens per de dichtst bijgelegen
1e januari van dat jaar.
2.
Onder het pensioengevend inkomen voor enig jaar wordt verstaan 13 maal het per de peildatum,
dan wel per het tijdstip van latere opname als deelnemer, geldende vaste salaris over een
periode van vier weken. Dit wordt vermeerderd met:
•
•
•
De vakantietoeslag;
De persoonlijke toeslag (i.e. nominale toeslag, administratieve toeslag, talententoeslag en
functietoeslag);
De ploegentoeslag;
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
8
•
•
•
•
De wisseltoeslag;
De chauffeurstoeslag;
De tijdelijke functietoeslag;
Eventueel door de werkgever aan te wijzen toeslagen, doch zonder bijvoeging van
bijzondere beloningen en overwerkvergoeding voor zover deze vergoedingen betrekking
hebben op overwerk boven de bij de werkgever voor de betreffende functie geldende
normale arbeidstijd.
Voor deelnemers met een deeltijdfactor kleiner dan 1 wordt voor de vaststelling van het
pensioengevend inkomen uitgegaan van het tot de normale arbeidstijd herleide pensioengevend
inkomen.
3.
De franchise bedraagt per 1 januari 2012 € 13.551 en wordt jaarlijks per 1 januari aangepast
overeenkomstig de ontwikkeling in het voorafgaande jaar van de AOW-uitkering {zonder
tegemoetkoming AOW) zoals bedoeld in artikel 18a, lid 8 onder a van de Wet op de loonbelasting
1964. De franchise in enig jaar is ten minste gelijk aan 10/7 van het bedrag als bedoeld in artikel
18 lid 6 van het pensioenreglement.
4.
De pensioengrondslag voor een deelnemer, op wie het gestelde in artikel 22A lid 1 van het
pensioenreglement van toepassing is, is gelijk aan de pensioengrondslag welke gold per 1
januari voorafgaand aan het moment waarop de deelnemer arbeidsongeschikt is geworden.
Vervolgens wordt de pensioengrondslag jaarlijks per 1 januari aangepast met hetzelfde
percentage als de toeslag bedoeld in artikel 21 lid 2 van het pensioenreglement.
5.
In afwijking van lid 1 en 2 zal er in perioden van verlof als bedoeld in artikel 17, lid 1 van het
pensioenreglement slechts pensioen worden opgebouwd conform de betreffende verlofregeling
tenzij elders in dit reglement anders wordt bepaald.
Pensioenopbouw tijdens perioden van verlof is echter alleen toegestaan indien en voor zover
wordt voldaan aan de fiscale eisen die daaraan worden gesteld in artikel 10a en 10b van het
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
6.
Met ingang van 1 januari 2015 geldt dat het pensioengevend inkomen voor alle deelnemers (te
weten arbeidsongeschikte deelnemers en sociaal planners) wordt gemaximeerd op € 100.000.
Artikel 7 - Ouderdomspensioen
1.
Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtdatum (tenzij wordt gekozen voor
vervroeging of uitstel zoals bedoeld in artikel 12 van het pensioenreglement), mits de (gewezen)
deelnemer op dat moment in leven is, en wordt uitgekeerd tot en met het einde van de maand,
waarin de gepensioneerde overlijdt.
2.
Het jaarlijkse ouderdomspensioen bedraagt voor elk bij de werkgever vanaf de datum waarop de
medewerker deelnemer wordt doorgebracht dienstjaar 2,25% van de in het betreffende
kalenderjaar conform artikel 6 van het pensioenreglement vastgestelde pensioengrondslag,
vermenigvuldigd met de deeltijdfactor als beschreven in artikel 5 van het pensioenreglement. Bij
aanvang dan wel beëindiging van de deelneming in de loop van een kalenderjaar wordt een
evenredig deel van het ouderdomspensioen over dat kalenderjaar opgebouwd. Indien en voor
zover van toepassing wordt over de werkelijk uitgekeerde bedragen als gevolg van
werktijdregeling 4 eveneens 2,25% ouderdomspensioen opgebouwd.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
9
Artikel 8 - Tijdelijk partnerpensioen bij overlijden tijdens deelname
1.
Voor de vaststelling van de ingangsdatum van het tijdelijk partnerpensioen worden twee
categorieën onderscheiden:
a.
De partner die op het moment van overlijden van de deelnemer een kind
onderhoudt dat jonger is dan 18 jaar;
b.
De partner die op het moment van overlijden van de deelnemer 40 jaar of
ouder is en geen kind onderhoudt dat jonger is dan 18 jaar.
2.
Voor de onder lid 1 sub a bedoelde partner gaat het tijdelijk partnerpensioen in op het moment
dat de aanspraak op de nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet komt
te vervallen en wordt uitgekeerd aan de partner tot het einde van de maand waarin de partner
overlijdt, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de partner 65 jaar wordt. De
hoogte van het tijdelijk partnerpensioen is bij ingang gelijk aan de nabestaandenuitkering
ingevolge de Algemene nabestaandenwet per 1 januari van dat jaar en wordt jaarlijks per 1
januari aangepast conform de nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet.
3.
Voor de onder lid 1 sub b bedoelde partner gaat het tijdelijk partnerpensioen in op de eerste dag
van de maand van overlijden van de deelnemer en wordt uitgekeerd aan de partner tot het einde
van de maand waarin de partner overlijdt, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin
de partner 65 jaar wordt. Zolang de partner op de overlijdensdatum van de deelnemer aanspraak
heeft op een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet is er geen
aanspraak op tijdelijk partnerpensioen. De hoogte van het tijdelijk partnerpensioen is bij ingang
gelijk aan de nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet per 1 januari van
dat jaar en wordt jaarlijks per 1 januari aangepast conform de nabestaandenuitkering ingevolge
de Algemene nabestaandenwet.
4.
De bepalingen in dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing voor de partner van een
gepensioneerde die de dag voordat het (tijdelijk) ouderdomspensioen inging, deelnemer was.
5.
Het recht op tijdelijk partnerpensioen bij overlijden tijdens deelname vervalt met ingang van 1
januari 2015 voor deelnemers. Dit heeft geen gevolgen voor een op deze datum reeds ingegaan
tijdelijk partnerpensioen.
Artikel 9 - Levenslang partnerpensioen bij overlijden tijdens deelname
1.
Het levenslang partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand van overlijden van de
deelnemer en wordt uitgekeerd aan de partner tot aan het einde van de maand waarin de partner
overlijdt.
2.
Het jaarlijks levenslang partnerpensioen is gelijk aan 0,775% van de laatst vastgestelde
pensioengrondslag vermenigvuldigd met de diensttijd die de deelnemer had kunnen bereiken
indien de deelname was voortgezet tot de pensioenrichtdatum. Deze aanspraak wordt nog
vermenigvuldigd met de gewogen deeltijdfactor, vastgesteld conform artikel 5 lid 4 van het
pensioenreglement.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
10
Artikel 10 - Wezenpensioen bij overlijden tijdens deelname
1.
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin het overlijden van de
deelnemer plaatsvindt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin het
voor dat pensioen in aanmerking komende kind 21 jaar wordt of eerder overlijdt.
2.
Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor elk kind 20% van het jaarlijkse levenslang
partnerpensioen, zoals bedoeld in artikel 9, lid 2 van het pensioenreglement.
Voor volle wezen wordt het genoemde percentage verdubbeld.
Artikel 11 - Voortzetting risicodekking (tijdelijk) partner- en wezenpensioen na
ontslag
1.
Vervallen.
2.
Indien een gewezen deelnemer na ontslag voor 1 januari 2014 recht heeft op een uitkering
ingevolge de Werkloosheidswet, loopt de dekking van het tijdelijk en levenslang partnerpensioen
en wezenpensioen zoals bedoeld in de artikelen 8, 9 en 10 van het pensioenreglement door tot
het moment dat de gewezen deelnemer geen recht meer heeft op een uitkering ingevolge de
Werkloosheidswet. De hoogte van het levenslang partnerpensioen en wezenpensioen wordt
alsdan gebaseerd op de verstreken deelnemersjaren tussen aanvang en beëindiging van de
deelname.
3.
Pensioenopbouw tijdens perioden na ontslag is echter alleen toegestaan indien en voor zover
wordt voldaan aan de fiscale eisen die daaraan worden gesteld in artikel 10a en 10b van het
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
4.
Lid 2 is niet van toepassing indien de procedure voor uitgaande waardeoverdracht van de bij het
pensioenfonds ondergebrachte pensioenen is afgerond.
Artikel 12 - Vervroeging of uitstel van de pensioenrichtdatum
1.
Op verzoek van de gewezen deelnemer en op verzoek van de deelnemer in overleg met de
werkgever, kan de pensioenrichtdatum worden vervroegd. De gewezen deelnemer dient hiertoe
ten minste drie maanden voorafgaande aan de pensioendatum schriftelijk een verzoek in te
dienen bij het pensioenfonds. De deelnemer dient hiertoe ten minste drie maanden voorafgaande
aan de pensioendatum schriftelijk een verzoek in te dienen bij de werkgever. Vervroegde
pensionering is voor gewezen deelnemers slechts mogelijk, indien en voorzover de
arbeidsovereenkomst van de deelnemer met een werkgever wordt beëindigd en de gewezen
medewerker verklaart niet de intentie te hebben elders een dienstbetrekking aan te gaan. Voor
de deelnemer geldt dat vervroegde pensionering slechts mogelijk is, indien en voorzover de
arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de werkgever wordt beëindigd en de medewerker
verklaart niet de intentie te hebben elders een dienstbetrekking aan te gaan. Het vervroegde
ouderdomspensioen gaat nooit eerder in dan op de 55-jarige leeftijd.
2.
Op verzoek van de deelnemer en in overleg met de werkgever kan de pensioenrichtdatum
worden uitgesteld. Uitstel is alleen mogelijk indien en voor zover er nog sprake is van een
dienstbetrekking. De deelnemer die wenst uit te stellen, dient hiertoe ten minste drie maanden
voorafgaande aan de pensioenrichtdatum een schriftelijk verzoek in te dienen bij de werkgever.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
11
3.
Bij uitstel na de pensioenrichtdatum vindt geen verdere opbouw van pensioenaanspraken plaats.
De dekkingen zoals genoemd in artikel 8, 9 en 10 van het pensioenreglement blijven wel van
toepassing gedurende de uitstelperiode op basis van de diensttijd tot de pensioenrichtdatum.
4.
Bij uitstel van de pensioenrichtdatum gaat het ouderdomspensioen niet later in dan bij het
vroegste van de volgende tijdstippen:
a. Het tijdstip waarop de dienstbetrekking van de deelnemer eindigt;
b. Ingeval het ouderdomspensioen, na herrekening op basis van collectieve
actuariële gelijkwaardigheid, 100% van het pensioengevend loon komt te
bedragen: het tijdstip waarop dat maximum wordt bereikt;
c. het tijdstip waarop de deelnemer de 70-jarige leeftijd bereikt.
5.
In geval van vervroeging of uitstel van de pensioenrichtdatum wordt de bedoelde
vermindering/verhoging vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid zoals
uitgewerkt in bijlage 2 bij dit reglement.
6.
Een eenmaal gemaakte keuze voor vervroeging of uitstel is onherroepelijk.
Artikel 13 - Herschikking van het ouderdomspensioen
1.
Een deelnemer heeft op de pensioendatum de mogelijkheid te kiezen voor een tijdelijke
verhoging/verlaging van het ouderdomspensioen met daarop volgend een lager/ hoger
ouderdomspensioen. De deelnemer dient hiertoe uiterlijk drie maanden vóór de gewenste
pensioendatum een schriftelijk verzoek in te dienen bij de werkgever.
2.
In het ouderdomspensioen als bedoeld in lid 1 is eveneens het ouderdomspensioen uit hoofde
van deel 2 van dit reglement begrepen.
3.
Ingeval er sprake is van een tijdelijke verhoging van het ouderdomspensioen zal het verlaagde
ouderdomspensioen niet minder bedragen dan 75% van het tijdelijk verhoogde
ouderdomspensioen.
4.
Ingeval er sprake is van een tijdelijke verlaging van het ouderdomspensioen zal dit tijdelijk
verlaagde ouderdomspensioen niet minder bedragen dan 75% van het verhoogde
ouderdomspensioen.
5.
Indien de pensioendatum ligt voor de pensioenrichtdatum, wordt in de periode tussen de
pensioendatum en de pensioenrichtdatum voor het toetsen van de verhouding als bedoeld in lid 3
en 4 een bedrag buiten beschouwing gelaten ter hoogte van tweemaal de voor die jaren
geldende uitkering voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9 eerste lid
onderdeel b en vijfde lid van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag.
6.
De in dit artikel bedoelde tijdelijke verhoging/verlaging geschiedt op basis van collectieve
actuariële gelijkwaardigheid zoals uitgewerkt in bijlage 2.
7.
Een eenmaal gemaakte keuze voor herschikking van het ouderdomspensioen is onherroepelijk.
8.
Indien de herschikking gevolgen heeft voor de hoogte van het levenslang partnerpensioen, dient
het verzoek tot tijdelijke verhoging/ verlaging door de partner ondertekend te worden.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
12
Artikel 14 - Omzetting van ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen
1.
Bij beëindiging van het deelnemerschap wordt voor gewezen deelnemers met een partner een
deel van het ouderdomspensioen omgezet in een (hoger) levenslang partnerpensioen dat ingaat
op de eerste dag van de maand van overlijden van de gewezen deelnemer en wordt uitgekeerd
aan de partner van de gewezen deelnemer tot het einde van de maand waarin de partner
overlijdt. De standaard verhouding tussen ouderdomspensioen en levenslang partnerpensioen
bedraagt na uitruil 100:70.
De gewezen deelnemer kan bezwaar maken tegen deze omzetting of voor een andere verdeling
kiezen. Het verzoek hiertoe dient uiterlijk drie maanden na beëindiging van de deelname bij het
pensioenfonds te worden ingediend. Dit verzoek dient mede door de partner ondertekend te
worden.
Bij pensionering bestaat het recht om een deel van het ouderdomspensioen om te zetten in een
(hoger) levenslang partnerpensioen dat ingaat op de eerste dag van de maand van overlijden van
de gepensioneerde en wordt uitgekeerd aan de partner van de gepensioneerde tot het einde van
de maand waarin de partner overlijdt. De gewezen deelnemer dient hiertoe uiterlijk drie maanden
vóór het moment dat het ouderdomspensioen ingaat een schriftelijk verzoek in te dienen bij het
pensioenfonds. Voor de deelnemer geldt dat het verzoek hiertoe uiterlijk drie maanden vóór het
moment dat het ouderdomspensioen ingaat schriftelijk ingediend moet worden bij de werkgever.
2.
Het na echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap aan de gewezen partner
toekomende deel van het ouderdomspensioen kan niet in de omzetting worden betrokken.
3.
Het hogere levenslang partnerpensioen dat verkregen wordt na de omzetting van
ouderdomspensioen wordt bepaald op basis van door het pensioenfonds vastgestelde factoren.
Deze factoren zijn vastgelegd in de bij dit pensioen reglement behorende bijlage 2.
4.
Na omzetting mag het totale levenslang partnerpensioen en het bijzondere partnerpensioen
gezamenlijk niet meer bedragen dan 70% van het ouderdomspensioen.
5.
Na de omzetting vervalt de aanspraak op het omgezette deel van het ouderdomspensioen.
6.
Een eenmaal gemaakte keuze voor omzetting is onherroepelijk.
Artikel 15 - Omzetting van levenslang partnerpensioen in ouderdomspensioen
1.
De (gewezen) deelnemer heeft op het moment dat het ouderdomspensioen ingaat, eenmalig het
recht om een gedeelte van of het gehele opgebouwde levenslange partnerpensioen uit hoofde
van de pensioenbeleggingsregeling om te zetten in een hoger ouderdomspensioen. De
deelnemer dient hiertoe uiterlijk drie maanden vóór het moment dat het ouderdomspensioen
ingaat een schriftelijk verzoek in te dienen bij de werkgever. De gewezen deelnemer dient hiertoe
uiterlijk drie maanden vóór het moment dat het ouderdomspensioen ingaat een schriftelijk
verzoek in te dienen bij het pensioenfonds. De partner van de (gewezen) deelnemer dient
instemming te verlenen voor deze omzetting.
2.
Het na de beëindiging van het partnerschap vastgestelde bijzondere partnerpensioen kan niet in
de ruil worden betrokken.
3.
Het hogere ouderdomspensioen dat verkregen wordt na de omzetting van levenslang
partnerpensioen wordt bepaald op basis van door het pensioenfonds vastgestelde factoren. Deze
factoren zijn vastgelegd in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage 2.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
13
4.
Na de omzetting vervalt de aanspraak op het omgezette (deel van het) levenslang
partnerpensioen.
5.
Een eenmaal gemaakte keuze voor omzetting is onherroepelijk.
Artikel 16 - Beëindiging van het partnerschap
1.
Indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap wordt beëindigd anders dan door overlijden,
kan op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding een deel van het
ouderdomspensioen aan de gewezen partner worden toegekend. Het recht op verevening van
het ouderdomspensioen kan rechtstreeks tegenover het pensioenfonds geldend worden gemaakt
indien het verzoek om verevening binnen twee jaar na de scheidingsdatum aan het
pensioenfonds wordt gemeld door middel van het daartoe wettelijk voorgeschreven formulier.
2.
De partners kunnen bij huwelijkse voorwaarden of in een bij geschrift gesloten overeenkomst met
het oog op de scheiding, afwijken van de in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding
vermelde berekening van het aan de gewezen partner toe te kennen deel van het
ouderdomspensioen. Het bij geschrift met het oog op de scheiding door de partners overeen te
komen deel kan niet resulteren in een ouderdomspensioen met recht op uitbetaling dat op het
tijdstip van scheiding het in artikel 27 lid 1 van het pensioenreglement bedoelde bedrag niet te
boven gaat.
3.
Indien er sprake is van een opgebouwd partnerpensioen en het partnerschap van de (gewezen)
deelnemer of gepensioneerde eindigt anders dan door overlijden, wordt een bijzonder
partnerpensioen aan de (gewezen) partner toegekend. Het bijzonder partnerpensioen wordt
uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gewezen partner overlijdt.
De hoogte van het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het opgebouwde levenslang
partnerpensioen bij beëindiging van het partnerschap, onder aftrek van eventuele eerder
toegekende bijzondere partnerpensioenen.
4.
Als het partnerschap wordt beëindigd, is er geen aanspraak op tijdelijk en levenslang
partnerpensioen op risicobasis ten behoeve van de gewezen partner.
5.
Het pensioenfonds verstrekt beide gewezen partners een opgave van de aanspraken die op
grond van dit artikel zijn verkregen.
6.
Het pensioenfonds is gerechtigd voor de toepassing van dit artikel kosten in rekening te brengen
bij beide gewezen partners.
Artikel 17 - Bijzondere bepalingen inzake het ouderdoms-, partner- en
wezenpensioen
1.
Vervallen.
2.
Indien de werkgever het dienstverband met de deelnemer beëindigt, én de deelnemer onder een
sociaal plan valt, kan de pensioenopbouw bij werkloosheid met inachtneming van de fiscale weten regelgeving worden voortgezet.
Artikel 18 - Maximaal pensioen
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
14
1.
Het ouderdomspensioen mag op pensioendatum niet meer bedragen dan 100% van het
pensioengevend inkomen met inbegrip van de minimale AOW-uitkering zoals omschreven in lid 6
van dit artikel.
2.
Het levenslang partnerpensioen mag niet meer bedragen dan 70% van het te bereiken
pensioengevend inkomen met inbegrip van 70% van de minimale AOW-uitkering zoals
omschreven in lid 6 van dit artikel.
3.
Het tijdelijk partnerpensioen mag niet meer bedragen dan 8/7 maal de nominale uitkering
ingevolge de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met:
1.
De vakantie-uitkeringen, en
2.
Het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het levenslang
partnerpensioen voor en na de 65-jarige leeftijd.
4.
Het wezenpensioen bedraagt niet meer dan 14% van het te bereiken pensioengevend inkomen
met inbegrip van 14% van de minimale AOW-uitkering zoals omschreven in lid 6 van dit artikel.
Bij volle wezen worden de genoemde percentages verdubbeld.
5.
In afwijking van de in dit reglement opgenomen maximale hoogten van pensioenuitkeringen,
kunnen een ouderdoms-, partner- en wezenpensioen meer bedragen dan deze maxima voor
zover dit het gevolg is van:
1.
Aanpassing van het pensioen aan loon- of prijsontwikkeling;
2.
Variatie in de hoogte van de uitkeringen waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt
dan 75% van de hoogste uitkering en de mate van variatie ten laatste op de
pensioendatum wordt vastgesteld;
3.
Waardeoverdracht van pensioenaanspraken;
4.
Gehele of gedeeltelijke onderlinge ruil van ouderdoms- en levenslang partnerpensioen;
5.
Een omzetting zoals bedoeld in artikel 38d lid 3, artikel 38e lid 3 of artikel 38f lid 3 van de
Wet op de loonbelasting 1964;
6.
Uitruil van tijdelijk en levenslang ouderdomspensioen uit de oude pensioenregeling A tot
na de pensioenrichtdatum.
6.
De minimale AOW-uitkering is gelijk aan een per dienstjaar of ontbrekend dienstjaar evenredig
gedeelte van de voor dat jaar geldende AOW-uitkering voor gehuwden zonder toeslag zoals
omschreven in artikel 9 eerste lid onderdeel b en vijfde lid van de Algemene Ouderdomswet,
vermeerderd met de vakantietoeslag.
7.
De maxima in dit artikel dienen per pensioensoort voor het totale pensioen uit hoofde van zowel
deel 1 als deel 2 van dit reglement te worden opgevat.
Artikel 19 - Uitbetaling
1.
De pensioenen worden door het pensioenfonds na inhouding van de eventueel verschuldigde
loonheffing en de inkomensafhankelijke bijdrage voor de zorgverzekering aan de
rechthebbende uitgekeerd bij achterafbetaling in maandelijkse termijnen.
2.
Voor de uitbetaling van een pensioentermijn kan het bestuur van het pensioenfonds overlegging
eisen van een bewijs, waaruit blijkt dat de rechthebbende op het pensioen in leven is, alsmede
van andere stukken, welke door het bestuur van het pensioenfonds of een verzekeraar voor de
uitbetaling nodig worden geacht.
3.
Betalingen geschieden ter plaatse en op de wijze door het bestuur van het pensioenfonds te
bepalen.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
15
Artikel 20 - Verzekering
1.
Het pensioenfonds kan ter dekking van zijn pensioenverplichtingen
verzekeringsovereenkomsten sluiten bij een verzekeraar, in welk geval het pensioenfonds in
de polis als bevoordeelde zal worden aangewezen.
Het bestuur van het pensioenfonds heeft echter het recht de pensioengerechtigde als
bevoordeelde aan te wijzen.
2.
Vervallen
Artikel 21 - Toeslagen
1.
Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken kunnen toeslagen worden verleend. Het bestuur
beslist evenwel in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.
2.
De voorwaardelijkheidsverklaring als bedoeld in de Pensioenwet is van toepassing. Deze luidt
voor de actieve deelnemers en de arbeidsongeschikte deelnemers aan de pensioenregeling als
volgt:
"Het bestuur van het pensioenfonds kan, voor zover en zolang daartoe in het pensioenfonds
middelen aanwezig zijn onder door hem te stellen voorwaarden toeslagen verlenen op de
opgebouwde pensioenaanspraken van de actieve deelnemers. Op de pensioenaanspraken wordt
jaarlijks een toeslag verleend ter grootte van maximaal de loonindex. Het bestuur beslist evenwel
jaarlijks in hoeverre de opgebouwde pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze
voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De
toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd."
3.
De voorwaardelijkheidsverklaring luidt voor pensioengerechtigden en gewezen deelnemers als
volgt:
"Op de pensioenrechten van pensioengerechtigden en pensioenaanspraken van gewezen
deelnemers wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de prijsindex. Het bestuur beslist
evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor
deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald.
De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd."
4.
In afwijking van lid 3 geldt de navolgende voorwaardelijkheidsverklaring voor de gerechtigde
tot een ingegaan tijdelijk partnerpensioen:
"Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend conform de
ambitie."
5.
Op het levenslang partnerpensioen en het wezenpensioen wordt tijdens deelname geen toeslag
verleend omdat de hoogte van deze pensioenen reeds gerelateerd is aan de hoogte van de
laatstverdiende pensioengrondslag.
6.
Een herziening als bedoeld in dit artikel zal nimmer tot gevolg hebben, dat vastgestelde
pensioenaanspraken jegens het pensioenfonds worden verminderd, tenzij artikel 23, lid 2 van het
pensioenreglement toepassing vindt.
Artikel 22 - Financiering van de pensioenen
1.
Vervallen.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
16
Artikel 22A - Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
1.
Indien en zolang de deelnemer volledig of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, zijn de volgende
bepalingen van toepassing.
a. De deelnemer is vrijgesteld van het betalen van premie voor een zodanig percentage als
overeenstemt met het arbeidsongeschiktheidspercentage volgens onderstaande tabel:
Arbeidsongeschiktheidspercentage
Percentage premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
80-100
65- 80
55- 65
45- 55
35- 45
25- 35
15- 25
0- 15
onder de WAO
100
72,5
60
50
40
30
20
0
onder de WIA
100
72,5
60
50
40
0
0
0
2.
De pensioenopbouw en de risicodekking worden voor de betrokken deelnemer voortgezet. De
mate van voortzetting is afhankelijk van het arbeidsongeschiktheidspercentage volgens de tabel
onder a. Op deze premievrije voortzetting is het bepaalde in artikel 6 lid 4 van het
pensioenreglement van toepassing, terwijl op het eventueel resterende gedeelte van zijn
pensioenaanspraken de overige bepalingen van dit pensioenreglement onverminderd van kracht
blijven.
3.
Telkens wanneer het arbeidsongeschiktheidspercentage van de deelnemer ingevolge de
WAO/WIA wordt herzien, zal vanaf het tijdstip van herziening
het bepaalde onder a. en b. op overeenkomstige wijze worden toegepast met
inachtneming van het gewijzigde arbeidsongeschiktheidspercentage.
4.
Bij beëindiging van de arbeidsongeschiktheid van de deelnemer vóór de
pensioendatum wordt het deelnemerschap eveneens beëindigd, tenzij
betrokkene zijn werkzaamheden bij de werkgever geheel of gedeeltelijk
voortzet c.q. hervat.
Artikel 23 - Vermindering van aanspraken
1.
De werkgever heeft zich het recht voorbehouden om haar bijdragen in de kosten van deze
pensioenregeling te verminderen of geheel te beëindigen indien er sprake is van ingrijpende
wijziging van omstandigheden, zoals genoemd in de Pensioenwet.
In het geval de werkgever voornemens is hiertoe over te gaan, zal dit onverwijld schriftelijk aan
het bestuur van het pensioenfonds worden medegedeeld, alsmede aan degenen, van wie het
pensioen of de aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen.
2.
Indien het bestuur van het pensioenfonds op grond van de financiële situatie van het
pensioenfonds besluit dat de middelen van het pensioenfonds niet voldoende zijn om zijn uit het
pensioenreglement voortvloeiende verplichtingen te dekken, zullen, tenzij op andere wijze in het
tekort kan worden voorzien, de aanspraken c.q. rechten op pensioen van de (gewezen)
deelnemers, gepensioneerden en overige belanghebbenden door reglementswijzigingen worden
verminderd met inachtneming van het bepaalde in artikel 14 derde lid van de statuten.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
17
3.
Indien en voor zover een deelnemer pensioenaanspraken verwerft op grond van na de
inwerkingtreding van dit reglement tot stand gekomen wettelijke dan wel verplicht gestelde
regelingen, vormen deze aanspraken onderdeel van de op grond van dit reglement berekende en
ten laste van het pensioenfonds komende pensioenaanspraken.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
18
Artikel 24 - Beëindiging van het deelnemerschap
1.
Indien het deelnemerschap vóór de pensioendatum anders dan door overlijden van de deelnemer
eindigt, wordt aan de gewezen deelnemer een aanspraak verleend op een premievrij
ouderdomspensioen.
2.
De aanspraak bij beëindiging van de deelneming is gelijk aan de opgebouwde aanspraken. De
risicodekking voor het tijdelijk en levenslang partnerpensioen en het wezenpensioen vervalt met
uitzondering van de situaties zoals genoemd in artikel 11 van het pensioenreglement.
Artikel 25 - Waardeoverdracht van premievrije aanspraken
1.
Het pensioenfonds werkt mee aan uitgaande waardeoverdracht, indien de Pensioenwet haar
hiertoe verplicht, en de gewezen deelnemer binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijnen bij
het pensioenfonds een verzoek tot waardeoverdracht indient. Het pensioenfonds verbindt aan
haar medewerking de voorwaarden zoals omschreven in de Pensioenwet.
2.
Indien de Pensioenwet het pensioenfonds een bevoegdheid tot medewerking aan
waardeoverdracht geeft, kan de gewezen deelnemer bij het pensioenfonds hiertoe een verzoek
indienen. Het bestuur van het pensioenfonds besluit naar aanleiding van dit verzoek of zij
medewerking verleent aan de waardeoverdracht. Het bestuur van het pensioenfonds kan
voorwaarden verbinden aan haar medewerking.
3.
Het pensioenfonds berekent de overdrachtswaarde conform wet- en regelgeving.
4.
Bij inkomende waardeoverdracht wordt de waarde deels aangewend voor de aankoop van
ouderdomspensioen in deze pensioenregeling en deels gestort in de
pensioenbeleggingsregeling. Het bestuur stelt hiervoor nadere regels.
5.
Na de vervanging van de premievrije aanspraak door een uitkering ineens, kan door de gewezen
deelnemer tegenover het pensioenfonds geen enkel recht worden ontleend aan de periode van
deelneming waarop de premievrije aanspraak betrekking had en wordt bij de hernieuwde
deelneming met die periode geen rekening gehouden.
Artikel 26 - Beslag op en vervreemding van pensioenrechten
1.
De aanspraken voortvloeiend uit dit pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht,
vervreemd of prijsgegeven dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden gesteld
anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
2.
De pensioenen zijn niet vatbaar voor overdracht, inpandgeving of elke handeling waardoor de
(gewezen) deelnemer of enige andere belanghebbende enig recht aan derden toekent anders
dan het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel tot betaling als bedoeld in artikel 25
lid 5 van de Invorderingswet 1990 en is slechts geldig voorzover beslag op het pensioen geldig
zou zijn bij het ontbreken van andere inkomsten. Elke hiermee strijdige handeling is ten opzichte
van het pensioenfonds nietig.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
19
Artikel 27 - Afkoop
1.
Indien het ouderdomspensioen op de pensioenrichtdatum minder bedraagt dan het bedrag
genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (€ 458,06 per jaar in 2014) en er geen procedure is
gestart voor uitgaande waardeoverdracht heeft het pensioenfonds het recht het
ouderdomspensioen in de periode tussen twee jaar na einde van de deelneming en twee jaar en
zes maanden na einde van de deelneming af te kopen en de afkoopwaarde onder inhouding van
loonheffing uit te keren aan de gewezen deelnemer. Voor deze afkoop is geen toestemming van
de gewezen deelnemer nodig. Voor afkoop na twee jaar en zes maanden na einde van de
deelneming heeft het pensioenfonds wel toestemming van de gewezen deelnemer nodig.
2.
Indien de deelneming is beëindigd op danwel uiterlijk binnen twee jaar voor de
pensioenrichtdatum, heeft het pensioenfonds het recht om het ouderdomspensioen dat op de
pensioenrichtdatum minder bedraagt dan het bedrag genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet
(€458,06per jaar in 2014) zonder toestemming van de gewezen deelnemer af te kopen binnen
zes maanden na de pensioenrichtdatum en de afkoopwaarde onder inhouding van loonheffing uit
te keren aan de gewezen deelnemer. Het pensioenfonds stelt de gewezen deelnemer op de
hoogte of gebruik wordt gemaakt van dit recht.
3.
Indien een eventueel partnerpensioen op de ingangsdatum van het partnerpensioen minder
bedraagt dan, danwel overeenkomt met een aanspraak die minder bedraagt dan, het bedrag
genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (€458,06 per jaar in 2014) per jaar heeft het
pensioenfonds het recht het partnerpensioen binnen zes maanden af te kopen en de
afkoopwaarde onder inhouding van loonheffing aan de partner uit te keren. Het pensioenfonds
informeert de partner hierover.
4.
Indien een eventueel partnerpensioen op de datum waarop het partnerschap wordt verbroken
minder bedraagt dan, danwel overeenkomt met een aanspraak die minder bedraagt dan, het
bedrag genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (€458,06 per jaar in 2014) per jaar heeft het
pensioenfonds het recht het partnerpensioen binnen zes maanden af te kopen en de
afkoopwaarde onder inhouding van loonheffing aan de partner uit te keren. Het pensioenfonds
informeert de partner hierover.
5.
Na de vervanging van de premievrije aanspraak door een uitkering ineens, kan door de
betrokkene tegenover het pensioenfonds geen enkel recht worden ontleend aan de periode van
deelneming waarop de premievrije aanspraak betrekking had en wordt bij de hernieuwde
deelneming met die periode geen rekening gehouden.
6.
Afkoop is slechts toegestaan indien de Pensioenwet dit toestaat.
7.
De in de leden 1 tot en met 4 bedoelde afkoop geschiedt op basis van collectieve actuariële
gelijkwaardigheid zoals uitgewerkt in bijlage 2 bij dit reglement.
8.
De bedragen die in dit artikel genoemd worden gelden per pensioensoort voor het totale
pensioen uit hoofde van zowel deel 1 als deel 2 van dit pensioenreglement.
9.
Elk beding, strijdig met het bepaalde in een van de voorgaande leden, is nietig.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
20
Artikel 28 - Algemene bepalingen en anti-misbruikbepaling
1.
ledere deelnemer die aan de onderhavige pensioenregeling voor zichzelf en voor zijn
nabestaanden rechten zal ontlenen, is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de juiste
uitvoering van dit reglement.
2.
Het niet nakomen van de in dit reglement genoemde verplichtingen of het verstrekken van
onjuiste of onvolledige opgaven kan voor de deelnemer het niet tot stand komen, de vernietiging
of de vermindering van pensioenrechten tot gevolg hebben.
Indien door onjuiste of onvolledige informatieverstrekking van de deelnemer de informatie in het
uniform pensioenoverzicht of in andere stukken foutief is, zal deze bij ontdekking daarvan door
het pensioenfonds zo mogelijk worden verbeterd. Deze verbetering wordt door schriftelijke
mededeling aan de betrokkene(n) voor deze(n) verbindend. Het pensioenfonds is niet
aansprakelijk voor de schade, welke de deelnemer of zijn nabestaanden mocht(en) lijden
tengevolge van onjuiste, onvolledige of vertraagde informatieverstrekking van de in dit artikel
bedoelde gegevens.
3.
Indien de deelnemer uit de door het pensioenfonds verstrekte informatie afleidt dat de
geadministreerde gegevens onjuist danwel onvolledig zijn, heeft de deelnemer de plicht dit
schriftelijk te melden aan het pensioenfonds.
4.
De (ex) partner of het kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft geen recht op
levenslang partnerpensioen, tijdelijk partnerpensioen en/of wezenpensioen indien de (gewezen)
deelnemer of gepensioneerde opzettelijk door de (ex) partner of het kind dan wel met
medeplichtigheid van de (ex) partner of het kind van het leven is beroofd. Het bestuur van het
pensioenfonds is bevoegd met betrekking tot de uitvoering van het bepaalde in de vorige volzin
nadere regels te stellen.
Artikel 29 - Geschillen
Geschillen voortvloeiende uit de toepassing van dit reglement zullen worden geregeld zoals
vastgelegd in de klachten- en geschillenprocedure van het pensioenfonds.
Artikel 30 - Fiscale glijclausule en fiscale toetsing
Het pensioenfonds heeft het recht deze pensioenregeling vóór het van kracht worden daarvan ter
beoordeling van de fiscale toelaatbaarheid voor te leggen aan de bevoegde inspecteur en daarop
desgewenst een voor beroep vatbare beschikking te vragen, indien komt vast te staan dat de
pensioenregeling niet voldoet, heeft het bestuur van het pensioenfonds de bevoegdheid deze
pensioenregeling met terugwerkende kracht tot het in de eerste volzin bedoelde tijdstip, zodanig
aan te passen dat wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 18 tot en met 18h van de Wet
op de loonbelasting 1964.
Artikel 31 - Inwerkingtreding
Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2012 en voor het laatst gewijzigd op 27 november 2014.
Deze versie van het pensioenreglement geldt vanaf 1 januari 2015.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
21
Deel 2: Pensioenbeleggingsregeling
Begripsomschrijvingen
In deze pensioenbeleggingsregeling gelden de begripsomschrijvingen van de statuten en deel 1
(aansprakenregeling) van dit reglement van Stichting Pensioenfonds C1000.
Voorts wordt verstaan onder:
Vermogensbeheerder
:
De bank, beleggingsinstelling of andere financiële instelling die
pensioengelden uit hoofde van deze regeling beheert.
Pensioen beleggingrekening
:
De beleggingrekening die wordt aangehouden door de
vermogensbeheerder.
Aansprakenregeling
:
De pensioenregeling voor de medewerkers zoals vastgelegd in deel 1
van dit reglement.
Artikel 1 - Karakter van de pensioenregeling en aanspraken
1.
De pensioenregeling is een premieovereenkomst in de zin van de Pensioenwet.
2.
De deelnemers verkrijgen uit hoofde van dit reglement pensioenaanspraken waarvan de hoogte
wordt bepaald door het saldo van de op naam van het pensioenfonds ten behoeve van de
deelnemer geadministreerde pensioenbeleggingsrekening bij de vermogensbeheerder. Dit saldo
bestaat uit de volgende elementen:
a.
Stortingen zoals omschreven in artikel 7 lid 2 van de pensioenbeleggingsregeling ;
b.
De op de pensioenbeleggingsrekening bijgeschreven (beleggings)resultaten;
c.
Het (deel van een) door een ander pensioenfonds of verzekeraar overgedragen
geldsom, die de waarde vertegenwoordigt van (een deel van) de jegens die
instelling verworven aanspraken uit een eerder dienstverband.
3.
Op de pensioendatum wordt het in lid 2 bedoelde saldo aangewend voor het sluiten van één of
meer pensioenverzekeringen bij het pensioenfonds.
Artikel 2 - Verantwoordelijkheid beleggingen
De (gewezen) deelnemer heeft de keuze zelf zorg te dragen voor het beleggen van het saldo, of het
beleggen van het saldo op de pensioenbeleggingsrekening over te laten aan het pensioenfonds.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
22
Artikel 3 - Belegging beleggingssaldo door het pensioenfonds
1.
Indien de (gewezen) deelnemer heeft gekozen het beleggen van het saldo over te laten aan het
pensioenfonds, draagt het pensioenfonds zorg voor het solide beleggen van het saldo op de
pensioenbeleggingsrekening volgens de zogenoemde prudent person regel zoals vastgelegd in
de Pensioenwet.
2.
Het pensioenfonds belegt voor rekening en risico van de (gewezen) deelnemer.
Artikel 4 - Belegging beleggingssaldo naar keuze van de (gewezen) deelnemer
1.
Indien de (gewezen) deelnemer er voor heeft gekozen zelf zorg te dragen voor het beleggen van
het saldo, stelt het pensioenfonds een klantprofiel en een doelrisicoprofiel van de (gewezen)
deelnemer op, zoals is voorgeschreven in de Wet op het Financieel Toezicht, indien dit
redelijkerwijs relevant is voor het tot stand komen van het advies. Het pensioenfonds adviseert de
(gewezen) deelnemer jaarlijks op grond van deze profielen over de beleggingsmix van de
(gewezen) deelnemer. De (gewezen) deelnemer is gerechtigd van dit advies af te wijken. Slechts
indien het advies actief wordt opgevolgd, wordt er een wijziging in de beleggingsmix aangebracht.
2.
Voor de belegging van het saldo wordt door het bestuur van het pensioenfonds aan de
(gewezen) deelnemer de keuze geboden uit een aantal beleggingsmixen.
Onder een beleggingsmix wordt in dit artikel verstaan een combinatie van beleggingsfondsen bij
de vermogensbeheerder in een door het bestuur van het pensioenfonds, na ingewonnen advies
van een onafhankelijke externe adviseur en in overleg met de vermogensbeheerder, vastgestelde
verhouding.
3.
De (gewezen) deelnemer kan onbeperkt en kosteloos desgewenst de beleggingsmix voor
toekomstige stortingen veranderen.
Bij wijzigingen in het gevormde saldo op de beleggingsrekening kunnen aan- en verkoopkosten in
rekening worden gebracht door het pensioenfonds. Deze kosten kunnen in mindering
worden gebracht op de te storten of te ontrekken bedragen indien de (gewezen) deelnemer meer
dan twee keer per kalenderjaar dergelijke wijzigingen doorvoert.
4.
In overleg tussen het bestuur van het pensioenfonds en de vermogensbeheerder kan besloten
worden een beleggingsmix te wijzigen of een nieuwe beleggingsmix toe te voegen aan de reeds
bestaande beleggingsmixen.
5.
Het bestuur van het pensioenfonds zal de (gewezen) deelnemers schriftelijk informeren over de
in lid 2 en lid 4 bedoelde beleggingsmixen en de in lid 3 bedoelde beperkingen. Ook eventuele
wijzigingen hierin worden aan de (gewezen) deelnemers schriftelijk meegedeeld.
6.
De (gewezen) deelnemer draagt zelf het beleggingsrisico.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
23
Artikel 5 - Informatieverplichting
In aanvulling c.q. afwijking van artikel 3 van deel 1 van dit reglement verstrekt het bestuur van het
pensioenfonds de (gewezen) deelnemer de volgende informatie:
a.
Jaarlijks ontvangt de deelnemer een uniform pensioenoverzicht. Hierin wordt onder andere
informatie gegeven over de grootte van het saldo van de pensioenbeleggingsrekening, het te
verwachten saldo en het te verwachten aan te kopen pensioen op de pensioenrichtdatum.
b.
Bij beëindiging van de deelname ontvangt de gewezen deelnemer binnen drie maanden een
opgave (rekeningoverzicht) van de grootte van het saldo van de pensioenbeleggingsrekening.
c.
Op verzoek ontvangt de gewezen deelnemer binnen drie maanden een opgave van de grootte
van het saldo van de pensioenbeleggingsrekening.
Artikel 6 - Aanwending saldo pensioenbeleggingsrekening
1.
Bij in leven zijn van de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum wordt het tot dat tijdstip
gevormde saldo van zijn pensioenbeleggingsrekening aangewend voor de aankoop van
partnerpensioen en/of wezenpensioen bij het pensioenfonds, met inachtneming van het bepaalde
in artikel 18 van deel 1 van dit reglement.
2.
Bij overlijden van de (gewezen) deelnemer vóór de pensioendatum wordt het tot dat tijdstip
gevormde saldo van zijn pensioenbeleggingsrekening aangewend voor de aankoop van partneren/of wezenpensioen bij het pensioenfonds met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel
18 van deel 1 van dit reglement. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand van
overlijden van de (gewezen) deelnemer en wordt uitgekeerd aan de
partner van de (gewezen) deelnemer tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt. Het
wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin het overlijden van de (gewezen)
deelnemer plaatsvindt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin het
voor dit pensioen in aanmerking komende kind 21 jaar wordt of eerder overlijdt. Indien er geen
partner of wezen zijn, valt het pensioenbeleggingssaldo vrij ten gunste van het pensioenfonds.
3.
De grootte van de pensioenbedragen die voor het in lid 1 en 2 bedoelde saldo bij het
pensioenfonds kunnen worden verkregen, worden berekend op basis van collectieve actuariële
gelijkwaardigheid zoals uitgewerkt in bijlage 2 van deel 1 van dit reglement.
Artikel 7 - Financiering van de pensioenbeleggingsregeling
1.
Met ingang van 1 januari 2014 is dit artikel vervallen.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
24
Artikel 8 - Beëindiging van het deelnemerschap
Indien het deelnemerschap vóór de pensioendatum anders dan door overlijden eindigt, behoudt
de gewezen deelnemer aanspraak op het voor hem tot dat ogenblik gevormde saldo van zijn
pensioenbeleggingsrekening(en) als bedoeld in artikel 1. Vanaf dat moment vindt uitsluitend nog
een bijschrijving op het gevormde saldo plaats van de in artikel 1 bedoelde beleggingsresultaten.
Artikel 9 - Beëindiging van het partnerschap
Indien het partnerschap van de deelnemer anders dan door overlijden eindigt, wordt het
beleggingssaldo van de pensioenbeleggingsrekening van de deelnemer aan de gewezen partner
toegekend. Dit saldo wordt gestort op een afzonderlijke pensioenbeleggingsrekening op naam
van de gewezen partner en wordt aangewend conform artikel 6 van de
pensioenbeleggingsregeling.
Artikel 10 - Arbeidsongeschiktheid
Met ingang van 1 januari 2014 is dit artikel vervallen.
Artikel 11 - Bepalingen
Voor de bepalingen zoals opgenomen in dit reglement zijn de artikelen 1, 3, 4, 5, 6, 15, 18, 19, 21, lid 1
sub a, 23, 25, 26, 27, 28, 29 en 32 van deel 1 van dit reglement van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12 - Inwerkingtreding
De pensioenbeleggingsregeling is in werking getreden per 1 januari 2012 en laatst gewijzigd op 19
december 2013. Deze versie van het pensioenreglement geldt vanaf 1 januari 2014.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
25
Deel 3: Overgangsbepalingen
Algemeen
In aanvulling op artikel 1 van het pensioenreglement wordt per 1 januari 2012 ook als deelnemer
aangemerkt:
De voormalig medewerker die op 31 december 2011 deelnemer was aan pensioenregeling A van
Stichting Pensioenfonds Schuitema (onder het pensioenreglement dat op 1 januari 2006 in werking is
getreden en het laatst per 5 september 2011 is gewijzigd) en die bij de voortzetting van deze
pensioenregeling op 1 januari 2012 nog steeds als deelnemer zou worden aangemerkt en waarvoor
waardeoverdracht heeft plaatsgevonden van Stichting Pensioenfonds Schuitema naar Stichting
Pensioenfonds C1000. De bepalingen van het onderhavige pensioenreglement zijn van overeenkomstige
toepassing.
De deelnemer die op 31 december 2011 deelneemt in de pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds
Schuitema en op 1 januari 2012 deelnemer is in de pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds C1000
komt in aanmerking voor de overgangsregeling bij het Pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds
C1000.
Ten behoeve van de (gewezen) deelnemer of voormalig medewerker die op 31 december 2011 bij
Stichting Pensioenfonds Schuitema in aanmerking kwam voor voortzetting van de pensioenopbouw onder
een pensioenreglement dat vóór 1 januari 2006 in werking is getreden en waarvoor waardeoverdracht
heeft plaatsgevonden van Stichting Pensioenfonds Schuitema naar Stichting Pensioenfonds C1000, geldt
dat zij separaat over hun pensioenopbouw middels een pensioenbrief zullen worden geïnformeerd.
Aanvulling op artikel 4 van de aansprakenregeling
Bij de vaststelling van het levenslang partnerpensioen zoals omschreven in artikel 9 wordt ook de
deelnemerstijd aan de oude pensioenregeling A van Stichting Pensioenfonds Schuitema tot 1 januari
2006 en de pensioenregeling A van Stichting Pensioenfonds Schuitema zoals deze van toepassing was
gedurende de periode 1 januari 2006 en 1 januari 2012 als diensttijd meegenomen.
Anticumulatie beding
Zolang de waardeoverdracht voor een deelnemer nog niet heeft plaatsgevonden van Stichting
Pensioenfonds Schuitema naar Stichting Pensioenfonds C1000 geldt dat in geval van overlijden van de
deelnemer het levenslange partnerpensioen bij Stichting Pensioenfonds C1000 verminderd wordt met het
bij Stichting Pensioenfonds Schuitema verzekerde levenslange partnerpensioen. Dit geldt eveneens voor
het tijdelijk partnerpensioen en het wezenpensioen.
Aanvulling op artikel 11 van de aansprakenregeling
Indien voor een gewezen deelnemer waardeoverdracht heeft plaatsgevonden van Stichting
Pensioenfonds Schuitema naar Stichting Pensioenfonds C1000 en de gewezen deelnemer bij Stichting
Pensioenfonds Schuitema op 31 december 2011 nog aanspraak had op aanvullende risicodekking
ingevolge artikel 11, dan wordt deze aanvullende risicodekking na overdracht bij Stichting Pensioenfonds
C1000 voortgezet op dezelfde voorwaarden als bij Stichting Pensioenfonds Schuitema.
Aanvulling op artikel 21 van de aansprakenregeling
Voor een gesloten groep actieve deelnemers is in aanvulling op de in lid 2 genoemde
voorwaardelijkheidsverklaring ook de navolgende voorwaardelijkheidsverklaring van toepassing:
"Indien de toeslag zoals omschreven in artikel 21 lid 2 minder bedraagt dan de loonindex kan aan hen
die op 31 december 2009 reeds deelnemer in de pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds
Schuitema waren, een aanvullende toeslag worden verleend. De aanvullende toeslag zal worden
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
26
gefinancierd uit een premiebijdrage ter grootte van 3% van de pensioengrondslagsom van de
desbetreffende groep deelnemers en een rendementsbijschrijving over deze premiebijdrage. De hoogte
van de aanvullende toeslag zal in enig jaar niet meer bedragen dan het verschil tussen de toeslag op
basis van de loonindex en de op basis van lid 2 toegekende toeslag. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks
in hoeverre er een aanvullende toeslag wordt verleend.”
Inkoop extra pensioen met betrekking tot vóór 1 januari 2006 doorgebrachte deelnemersjaren bij
Stichting Pensioenfonds Schuitema
Het bestuur van het pensioenfonds is bereid haar medewerking te verlenen aan de inkoop van extra
pensioen over de deelnemersjaren doorgebracht tot 1 januari 2006 indien en voor zover voortvloeiend uit
de deelname van de betrokken deelnemer aan de overgangsmaatregel zoals vastgelegd in het
"Reglement overgangsmaatregel 55-min Stichting Uittreding Schuitema (A-regeling)".
Overgangsbepalingen 2005
1.
De bepalingen in dit artikel hebben betrekking op de medewerkers die op 31 december 2005
deelnamen aan de oude pensioenregeling A zoals deze werd uitgevoerd door Stichting
Pensioenfonds Schuitema en op 1 januari 2006 deelnemer zijn geworden aan de
pensioenregeling A van Stichting Pensioenfonds Schuitema en wiens pensioenaanspraken zijn
overgedragen naar Stichting Pensioenfonds C1000..
2.
Aan degenen die per 31 december 2005 deelnemer waren aan de oude pensioenregeling A
worden per die datum premievrije pensioenaanspraken op tijdelijk ouderdomspensioen en
levenslang ouderdomspensioen toegekend op basis van het ultimo 2005 geldende
pensioenreglement, alsof er sprake was van beëindiging van het deelnemerschap op grond van
uitdiensttreding. Op de aldus vastgestelde pensioenaanspraken is dit pensioenreglement van
toepassing.
3.
Het tijdelijk ouderdomspensioen genoemd in lid 2 van dit artikel gaat in op 62 jaar, mits de
(gewezen) deelnemer op het bedoelde tijdstip in leven is, en wordt uitgekeerd tot en met de
laatste dag van de maand waarin het overlijden van de gepensioneerde plaatsvindt, doch uiterlijk
tot de eerste dag van de maand waarin de gepensioneerde de 65-jarige leeftijd bereikt.
Het levenslange ouderdomspensioen genoemd in lid 2 van dit artikel gaat in op 62 jaar, mits de
(gewezen) deelnemer op dat tijdstip in leven is, en wordt uitgekeerd tot en met het einde van de
maand waarin het overlijden van de gepensioneerde plaatsvindt.
4.
Het tijdelijk en levenslange ouderdomspensioen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel kan
worden omgezet in extra ouderdomspensioen ingaande op leeftijd 65 op basis van collectieve
actuariële gelijkwaardigheid zoals uitgewerkt in bijlage 2 bij het pensioenreglement A van
Stichting Pensioenfonds C1000..
5.
Op verzoek van de deelnemer en in overleg met de werkgever, kan vanaf de leeftijd 62 het
tijdelijk ouderdomspensioen tezamen met het levenslang ouderdomspensioen zoals genoemd
in lid 2 van dit artikel worden uitgesteld. Uitstel is alleen mogelijk indien en voor zover er nog
sprake is van
een dienstbetrekking. De deelnemer die wenst uit te stellen, dient hiertoe ten minste drie
maanden voorafgaande aan de 62-jarige leeftijd een schriftelijk verzoek in te dienen bij de
werkgever.
De ingangsdatum van het tijdelijk ouderdomspensioen wordt niet verder uitgesteld dan de 65jarige leeftijd. Indien het tijdelijk ouderdomspensioen niet eerder in kan gaan dan de 65-jarige
leeftijd, wordt het tijdelijk ouderdomspensioen omgezet in extra ouderdomspensioen. Het tijdelijk
ouderdomspensioen gaat derhalve nooit eerder in dan het ouderdomspensioen zoals genoemd in
lid 2 van dit artikel. De omzetting gebeurt op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
27
Bij uitstel na de pensioenrichtdatum vindt geen verdere opbouw van pensioenaanspraken plaats.
De dekkingen zoals genoemd in artikel 8, 9 en 10 van de aansprakenregeling blijven wel van
toepassing gedurende de uitstelperiode.
Ingeval het ouderdomspensioen, na herrekening op basis van collectieve actuariële
gelijkwaardigheid, 100% van het pensioengevend loon komt te bedragen nadat de deelnemer de
65-jarige leeftijd bereikt gaat het ouderdomspensioen uiterlijk in op het tijdstip waarop dat
maximum wordt bereikt.
6.
Bij uitstel van de ingangsdatum van het tijdelijk ouderdomspensioen wordt het tijdelijk
ouderdomspensioen maximaal verhoogd tot hetgeen fiscaal maximaal is toegestaan op grond
van artikel 18e, Wet op de loonbelasting 1964, zoals dit artikel op 31 december 2005 gold.
Wanneer, na herrekening op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid, de fiscaal
maximale hoogte van het tijdelijk ouderdomspensioen is bereikt, wordt het meerdere omgezet in
ouderdomspensioen.
7.
Ook de per 31 december 2005 opgebouwde premievrije pensioenaanspraken op ouderdoms-,
nabestaanden- en wezenpensioen uit hoofde van de pensioenregeling welke tot en met 31
december 1998 van toepassing was, zijn ingebracht in de pensioenregeling A van Stichting
Pensioenfonds Schuitema en maken per 1 januari 2006 onderdeel uit van de pensioenen die uit
hoofde van pensioenregeling A van Stichting Pensioenfonds Schuitema zijn verkregen.
Levenslang nabestaandenpensioen dat is opgebouwd in de regeling zoals die gold tot en met 31
december 1998 kan niet worden uitgeruild in ouderdomspensioen zoals bedoeld in artikel 15 van
de aansprakenregeling.
8.
In die situaties waarbij het levenslang partnerpensioen na pensionering een zeker percentage
van het ouderdomspensioen (vóór herschikking zoals bedoeld in lid 1 van artikel 13) bedraagt,
zal een aanpassing van het ouderdomspensioen (vanaf 65 jaar) eveneens een aanpassing van
het levenslang partnerpensioen tot gevolg hebben.
9.
Indien er sprake is van een opgebouwd nabestaandenpensioen uit hoofde van de
pensioenregeling zoals die gold tot en met 31 december 1998 en het partnerschap van de
(gewezen) deelnemer eindigt anders dan door overlijden, wordt een bijzonder
nabestaandenpensioen uit de pensioenregeling zoals die gold tot en met 31 december 1998 aan
de (gewezen) partner toegekend. Het bijzonder nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot het
einde van de maand waarin de gewezen partner overlijdt. De hoogte van het bijzonder
nabestaandenpensioen is gelijk aan het opgebouwde levenslang nabestaandenpensioen bij
beëindiging van het partnerschap onder aftrek van eventuele eerder toegekende bijzondere
nabestaandenpensioenen.
10.
Ten aanzien van de in lid 7 van dit artikel vermelde pensioenaanspraken gelden de volgende
ingangsdata:
a.
Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste van de maand waarin de (gewezen)
deelnemer 65 jaar wordt, mits de betrokkene op bedoeld tijdstip in leven is, en
wordt alsdan uitgekeerd tot en met het einde van de maand waarin het overlijden
van de gepensioneerde plaatsvindt.
b.
Het nabestaandenpensioen gaat in op de eerste van de maand van overlijden van
de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en wordt uitgekeerd aan de partner
van de (gewezen) deelnemer tot het einde van de maand waarin de partner
overlijdt.
c.
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin het overlijden
van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde plaatsvindt en wordt uitgekeerd
tot en met de laatste dag van de maand waarin het voor dit pensioen in
aanmerking komende kind 21 jaar wordt of eerder overlijdt.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
28
11.
Indien de pensioendatum van het levenslange ouderdomspensioen genoemd in lid 2 van dit
artikel wordt uitgesteld geldt dat dit ouderdomspensioen niet later ingaat dan bij het vroegste van
de volgende tijdstippen:
a.
Het tijdstip waarop de dienstbetrekking van de deelnemer eindigt;
b.
Ingeval het ouderdomspensioen, na herrekening op basis van collectieve
actuariële gelijkwaardigheid, 100% van het pensioengevend loon komt te
bedragen voordat de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt: het tijdstip waarop
hij de 65-jarige leeftijd bereikt;
c
Ingeval het ouderdomspensioen, na herrekening op basis van collectieve
actuariële gelijkwaardigheid, 100% van het pensioengevend loon komt te
bedragen nadat de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt: het tijdstip waarop
dat maximum wordt bereikt;
d.
Het tijdstip waarop de deelnemer de 70-jarige leeftijd bereikt.
12.
Voor de medewerkers die op 17 juni 2001 zijn toegetreden tot de oude pensioenregeling A van
Stichting Pensioenfonds Schuitema en tot die datum deelnamen aan de pensioenregeling van
Stichting Pensioenfonds Hermans Groep alsmede vergelijkbare medewerkers die op een later
tijdstip door de werkgever zijn aangewezen, is met betrekking tot het partnerpensioen bij
overlijden sprake van een zogenoemde nominale garantie welke per deelnemer is vastgesteld.
De hoogte van deze garantie is in een afzonderlijke brief aan de betrokken deelnemer
vastgelegd.
13.
De artikelen 12, 13, 14, 16 lid 1 en 2, 21 en 24 van de aansprakenregeling zijn van
overeenkomstige toepassing op de voor 2006 verworven pensioenaanspraken.
14.
Voor degene die per 31 december 2009 een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt op grond
van een pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Schuitema, blijven de oorspronkelijke
bepalingen inzake dat arbeidsongeschiktheidspensioen ook na 1 januari 2010 van toepassing.
Daarnaast wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen verminderd indien het (tijdelijk)
ouderdomspensioen tot uitkering komt. De vermindering vindt op een zodanige wijze plaats dat
het bruto arbeidsongeschiktheidspensioen en (tijdelijk) ouderdomspensioen tezamen na de
pensioendatum niet hoger is dan ervoor.
Voor degene die tussen 1 januari 2006 en 1 januari 2010 is gepensioneerd, blijft het bij
pensionering geldende pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Schuitema van
toepassing.
Aanvulling op de Pensioenbeleggingsregeling
Overgangsbepalingen
1.
De bepalingen in dit artikel hebben betrekking op de medewerkers die op 31 december 2005
deelnamen aan de tot en met die datum geldende pensioenspaarregeling en op 1 januari 2006
deelnemer zijn geworden aan de pensioenbeleggingsregeling van Stichting Pensioenfonds
Schuitema (reglement geldend tot 1 oktober 2011).
2.
Op het beleggingssaldo gevormd uit de tot en met 31 december 2005 verrichte stortingen blijven de
bepalingen zoals opgenomen in het tot en met 31 december 2005 geldende Pensioenreglement
Pensioenspaarregeling Stichting Pensioenfonds Schuitema van toepassing (Deze bepalingen
waren opgenomen in de bijlage bij de pensioenregeling Stichting Pensioenfonds Schuitema).
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
29
3.
De extra bijdragen, zoals omschreven in artikel 20, lid 2 en 3 van het Pensioenspaarreglement dat
tot en met 31 december 2005 van toepassing was, zullen vanaf 2006 in de vorm van een toeslag
op het salaris worden uitgekeerd. Deze toeslag kan desgewenst in de levensloopregeling worden
gestort.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
30
Bijlage 1
Franchise in de jaren:
Jaar
Stichting Pensioenfonds C1000
Franchise (€)
Soort pensioenregeling
2012
13.551
2013
13.722
2014
13.952
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
31
Bijlage 2
Omrekeningsfactoren op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
Artikel 1 - Begripsbepalingen
In deze bijlage wordt verstaan onder:
Pensioenreglement
: Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000;
Grondslagen
: De in de actuariële en bedrijfstechnische nota vastgelegde grondslagen
van het fonds.
Artikel 2 - werkingssfeer
1.
2.
Deze bijlage geldt in aanvulling op het pensioenreglement.
De bepalingen in het pensioenreglement zijn van toepassing voor zover er in deze bijlage niet
van afgeweken wordt.
3.
De in deze bijlage genoemde factoren zijn afgeleid van de actuariële grondslagen van het
pensioenfonds rekening houdende met de samenstelling het deelnemerbestand, de te
verwachten ontwikkelingen daarin en eventuele anti-selectie voorvloeiende uit keuzen van de
(gewezen) deelnemers.
4.
Het bestuur van het pensioenfonds toetst jaarlijks de inhoud van deze bijlage en brengt
wijzigingen aan indien de samenstelling van het deelnemersbestand en/of de actuariële
grondslagen van het pensioenfonds daartoe aanleiding geven.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
32
Artikel 3 - Afkoop
Voor de toepassing van de in artikel 27 van het pensioenreglement vermelde afkoop van kleine
pensioenen worden de volgende contante waardefactoren gehanteerd voor de verschillende
pensioensoorten (indien van toepassing):
Afkoop van de volgende pensioensoorten in verband met kleine pensioenen vindt op leeftijd 62 plaats
op basis van de volgende factoren (2013):
• Tijdelijk ouderdomspensioen tussen 62 en 65 jaar
:
2,9477;
• Ouderdomspensioen vanaf 62 jaar
:
18,0635;
Afkoop van de volgende pensioensoorten in verband met kleine pensioenen vindt op leeftijd 65 plaats
op basis van de volgende factoren (2013):
•
Ouderdomspensioen vanaf 65 jaar
:
16,5848;
•
Levenslang partnerpensioen
:
4,0465.
Deze factoren worden jaarlijks per 1 januari aangepast.
Artikel 4 - Omzetting van pensioen en pensioenkapitaal
1.
Voor de toepassing van de omzetting van pensioenen en pensioenkapitaal op de pensioendatum is
het volgende van toepassing.
2.
De waarde van de pensioenen voor de omzetting worden bepaald op de pensioendatum aan de
hand van de volgende formule:
•
Waarde vóór = Saldo Robeco + SUS * tarTOP + pvTOP * tarTOP + LLOP62 *
(tarOP65 + tarTOP) + LLOP65 * tarOP65 + PP * tarPP
•
Saldo Robeco = Saldo op de pensioenbeleggingsrekening bij Robeco;
•
SUS =
Waarbij:
De op de pensioendatum direct ingaande
aanvullingsuitkering tot leeftijd 65 jaar uit hoofde van
de garantieregeling;
•
tarTOP=
De op de pensioendatum berekende contante
waardefactor voor een direct ingaande tijdelijke
uitkering tot leeftijd 65 jaar;
•
pvTOP =
Het op de pensioendatum direct ingaande tijdelijk
ouderdomspensioen tot 65 jaar, dat na eventuele
actuariële herrekening wordt verkregen uit het
premievrije tijdelijk ouderdomspensioen tussen 62 en
65 jaar;
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
33
•
LLOP62 =
Het op de pensioendatum direct ingaande levenslange
ouderdomspensioen, dat na eventuele actuariële
herrekening wordt verkregen uit het premievrije
levenslange ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 62
jaar;
•
tarOP65 =
De op de pensioendatum berekende contante
waardefactor voor een levenslang ouderdomspensioen
ingaand op leeftijd 65 jaar (zie bijlage);
•
LLOP65 =
Het levenslange ouderdomspensioen ingaand op
leeftijd 65 jaar;
•
PP =
Het uitgestelde levenslang partnerpensioen voor zover
opgebouwd tot en met 31 december 1998;
•
tarPP =
De op de pensioendatum berekende contante
waardefactor voor een uitgesteld levenslang
partnerpensioen (zie bijlage).
3.
Op basis van onderstaande formule kan de hoogte van het tijdelijk ouderdomspensioen tot 65 jaar,
het levenslange ouderdomspensioen vanaf 65 jaar en het uitgestelde levenslange partnerpensioen
worden afgeleid op de pensioendatum van de (gewezen) deelnemer. De in de vorige volzin bedoelde
pensioenen dienen zodanig te worden gekozen dat de waarde na omzetting gelijk is aan de waarde
voor omzetting.
•
Waarde na =
OPtot65 * tarTOP + OPva65 * tarOP65 + PPna * tarPP
•
OPtot65 =
Het op de pensioendatum ingaande tijdelijk
Waarbij:
ouderdomspensioen tot leeftijd 65 jaar na omzetting;
•
OPva65 =
Het levenslange ouderdomspensioen ingaand op
leeftijd 65 jaar na omzetting;
•
PPna =
Het uitgestelde levenslang partnerpensioen na
omzetting.
Artikel 5 - Tijdelijke verhoging ouderdomspensioen
1.
Voor de toepassing van de in artikel 13 van het pensioenreglement bedoelde tijdelijke verhoging
/ verlaging van het ouderdomspensioen is het volgende van toepassing.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
34
2.
De verhouding van het tijdelijk verhoogde / verlaagde ouderdomspensioen en het verlaagde /
verhoogde ouderdomspensioen wordt zodanig gekozen dat is voldaan aan het gestelde in artikel
13 van het pensioenreglement en bovendien de waarde van de pensioenen na omzetting zoals
bedoeld in artikel 4, lid 3 van deze bijlage gelijk blijft.
Artikel 6 - Vervroeging / Uitstel
1.
Voor de toepassing van de in artikel 12 van het pensioenreglement vermelde vervroeging
respectievelijk uitstel van de pensioenrichtdatum is het volgende van toepassing.
2.
Op basis van de door de deelnemer aangegeven gewenste pensioendatum is de in
onderstaande tabel vermelde aanpassingsfactor van toepassing waarmee het op 62-jarige
leeftijd tijdelijke pensioen ingaand op 62 jaar wordt aangepast:
Pensioendatum
Aanpassingsfactor
tijdelijk pensioen
55 jaar
0,2707
56 jaar
0,3071
57 jaar
0,3523
58 jaar
0,4099
59 jaar
0,4857
60 jaar
0,5903
61 jaar
0,7449
62 jaar
1,0000
63 jaar
1,5096
64 jaar
3,0425
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
35
3.
Op basis van de door de deelnemer aangegeven gewenste pensioendatum is de in
onderstaande tabel vermelde aanpassingsfactor van toepassing waarmee het op 62-jarige
leeftijd levenslange pensioen ingaand op 62 jaar wordt aangepast:
Pensioendatum
Aanpassingsfactor
levenslang
ouderdomspensioen
55 jaar
0,6848
56 jaar
0,7217
57 jaar
0,7611
58 jaar
0,8032
59 jaar
0,8481
60 jaar
0,8957
61 jaar
0,9463
62 jaar
1,0000
63 jaar
1,0583
64 jaar
1,1230
65 jaar
1,1950
66 jaar
1,2750
67 jaar
1,3639
68 jaar
1,4628
69 jaar
1,5727
70 jaar
1,6953
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
36
4.
Op basis van de door de deelnemer aangegeven gewenste pensioendatum is de in
onderstaande tabel vermelde aanpassingsfactor van toepassing waarmee het op 65-jarige
leeftijd levenslange pensioen ingaand op 65 jaar wordt aangepast:
Pensioendatum
Aanpassingsfactor
levenslang
ouderdomspensioen
55 jaar
0,5678
56 jaar
0,5983
57 jaar
0,6311
58 jaar
0,6665
59 jaar
0,7045
60 jaar
0,7455
61 jaar
0,7895
62 jaar
0,8368
63 jaar
0,8875
64 jaar
0,9418
65 jaar
1,0000
66 jaar
1,0637
67 jaar
1,1351
68 jaar
1,2152
69 jaar
1,3051
70 jaar
1,4063
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
37
5.
Voor de toepassing van gebroken pensioenleeftijden worden de in lid 2, 3 en 4 genoemde
factoren actuarieel berekend.
Artikel 7 - Omzetting pensioenaanspraken
Op omzetting van pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 61 en 62 van de Pensioenwet is
ongeacht in welke periode de pensioenaanspraken zijn verworven, het bepaalde in de Pensioenwet en
aanverwante wet- en regelgeving van toepassing.
De omzetting van pensioenaanspraken op leeftijd 65 zal plaatsvinden op basis van de volgende
factoren (2013):
•
Omzetting van ouderdomspensioen naar nabestaandenpensioen
:
4,0986
•
Omzetting van nabestaandenpensioen naar ouderdomspensioen
:
0,2440
Deze factoren worden jaarlijks per 1 januari aangepast.
Artikel 8 - Tarieven
Levenslang
Leeftijd
ouderdomspensioen
ingaand op leeftijd
65 jaar
Tijdelijk
Uitgesteld
Dadelijk
ouderdomspensioen
levenslang
ingaande
tussen 62 en 65 jaar partnerpensioen
lijfrente
16
4,1134
0,6475
0,6393
31,2917
17
4,2830
0,6741
0,6695
31,1987
18
4,4594
0,7017
0,7014
31,1024
19
4,6426
0,7304
0,7348
31,0031
20
4,8331
0,7603
0,7694
30,9004
21
5,0309
0,7912
0,8051
30,7939
22
5,2361
0,8232
0,8420
30,6824
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
38
23
5,4489
0,8564
0,8804
30,5657
24
5,6695
0,8909
0,9203
30,4431
25
5,8981
0,9266
0,9620
30,3145
26
6,1348
0,9634
1,0056
30,1794
27
6,3800
1,0014
1,0514
30,0381
28
6,6337
1,0406
1,0993
29,8903
29
6,8961
1,0812
1,1494
29,7359
30
7,1674
1,1230
1,2015
29,5748
31
7,4477
1,1660
1,2559
29,4066
32
7,7369
1,2102
1,3123
29,2313
33
8,0350
1,2555
1,3713
29,0480
34
8,3420
1,3017
1,4327
28,8565
35
8,6578
1,3487
1,4969
28,6561
36
8,9825
1,3964
1,5636
28,4474
37
9,3159
1,4448
1,6330
28,2298
38
9,6576
1,4941
1,7052
28,0030
39
10,0075
1,5444
1,7802
27,7669
40
10,3653
1,5957
1,8575
27,5215
41
10,7302
1,6473
1,9380
27,2658
42
11,1017
1,6988
2,0220
26,9990
43
11,4788
1,7509
2,1099
26,7203
44
11,8608
1,8050
2,2012
26,4300
45
12,2466
1,8621
2,2952
26,1286
46
12,6360
1,9219
2,3913
25,8163
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
39
47
13,0292
1,9838
2,4898
25,4928
48
13,4270
2,0495
2,5893
25,1589
49
13,8295
2,1204
2,6901
24,8141
50
14,2367
2,1970
2,7928
24,4574
51
14,6487
2,2782
2,8968
24,0888
52
15,0659
2,3628
3,0028
23,7074
53
15,4896
2,4506
3,1095
23,3143
54
15,9201
2,5409
3,2166
22,9094
55
16,3574
2,6321
3,3239
22,4924
56
16,8023
2,7223
3,4302
22,0642
57
17,2549
2,8103
3,5350
21,6251
58
17,7126
2,8946
3,6384
21,1743
59
18,1725
2,9722
3,7418
20,7099
60
18,6325
3,0398
3,8446
20,2320
61
19,0899
3,0950
3,9465
19,7404
62
19,5435
3,1389
4,0468
19,2355
63
19,9943
4,1424
18,7203
64
20,4422
4,2332
18,1949
65
20,8901
4,3090
17,6608
66
20,1975
4,3891
17,1176
67
19,4953
4,4637
16,5652
Artikel 9 - Inwerkingtreding
Deze bijlage is in werking getreden op 1 december 2014.
____________________________________________________________________________________
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000
40