Versie 18-12-2014 Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 • Aansprakenregeling • Pensioenbeleggingsregeling 1 Inhoudsopgave Deel 1: Aansprakenregeling .............................................................................................................. 4 Begripsomschrijvingen ....................................................................................................................... 4 Artikel 1 - Deelnemers ....................................................................................................................... 6 Artikel 2 - Karakter van de pensioenregeling en aanspraken ............................................................ 6 Artikel 3 - Informatieverplichting ........................................................................................................ 7 Artikel 4 - Diensttijd ............................................................................................................................ 8 Artikel 5 - Deeltijdfactor ...................................................................................................................... 8 Artikel 6 - Pensioengrondslag ............................................................................................................ 8 Artikel 7 - Ouderdomspensioen ......................................................................................................... 9 Artikel 8 - Tijdelijk partnerpensioen bij overlijden tijdens deelname ................................................ 10 Artikel 9 - Levenslang partnerpensioen bij overlijden tijdens deelname.......................................... 10 Artikel 10 - Wezenpensioen bij overlijden tijdens deelname ........................................................... 11 Artikel 11 - Voortzetting risicodekking (tijdelijk) partner- en wezenpensioen na ontslag................. 11 Artikel 12 - Vervroeging of uitstel van de pensioenrichtdatum ........................................................ 11 Artikel 13 - Herschikking van het ouderdomspensioen ................................................................... 12 Artikel 14 - Omzetting van ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen ............................ 13 Artikel 15 - Omzetting van levenslang partnerpensioen in ouderdomspensioen ............................ 13 Artikel 16 - Beëindiging van het partnerschap ................................................................................. 14 Artikel 17 - Bijzondere bepalingen inzake het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen ............... 14 Artikel 18 - Maximaal pensioen ........................................................................................................ 14 Artikel 19 - Uitbetaling ...................................................................................................................... 15 Artikel 20 - Verzekering ................................................................................................................... 16 Artikel 21 - Toeslagen ...................................................................................................................... 16 Artikel 22 - Financiering van de pensioenen ................................................................................... 16 Artikel 22A - Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid ............................................................... 17 Artikel 23 - Vermindering van aanspraken ...................................................................................... 17 Artikel 24 - Beëindiging van het deelnemerschap ........................................................................... 19 Artikel 25 - Waardeoverdracht van premievrije aanspraken ........................................................... 19 Artikel 26 - Beslag op en vervreemding van pensioenrechten ........................................................ 19 Artikel 27 - Afkoop............................................................................................................................ 20 Artikel 28 - Algemene bepalingen en anti-misbruikbepaling ........................................................... 21 Artikel 29 - Geschillen ...................................................................................................................... 21 Artikel 30 - Fiscale glijclausule en fiscale toetsing ........................................................................... 21 Artikel 31 - Inwerkingtreding ............................................................................................................ 21 ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 2 Deel 2: Pensioenbeleggingsregeling ............................................................................................... 22 Begripsomschrijvingen ..................................................................................................................... 22 Artikel 1 - Karakter van de pensioenregeling en aanspraken .......................................................... 22 Artikel 2 - Verantwoordelijkheid beleggingen .................................................................................. 22 Artikel 3 - Belegging beleggingssaldo door het pensioenfonds ....................................................... 23 Artikel 4 - Belegging beleggingssaldo naar keuze van de (gewezen) deelnemer ........................... 23 Artikel 5 - Informatieverplichting ...................................................................................................... 24 Artikel 6 - Aanwending saldo pensioenbeleggingsrekening ............................................................ 24 Artikel 7 - Financiering van de pensioenbeleggingsregeling ........................................................... 24 Artikel 8 - Beëindiging van het deelnemerschap ............................................................................. 25 Artikel 9 - Beëindiging van het partnerschap ................................................................................... 25 Artikel 10 - Arbeidsongeschiktheid .................................................................................................. 25 Artikel 11 - Bepalingen ..................................................................................................................... 25 Artikel 12 - Inwerkingtreding ............................................................................................................ 25 Deel 3: Overgangsbepalingen ......................................................................................................... 26 Bijlage 1 ........................................................................................................................................... 31 Bijlage 2 ........................................................................................................................................... 32 ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 3 Deel 1: Aansprakenregeling Begripsomschrijvingen In dit pensioenreglement gelden de begripsomschrijvingen van de statuten van Stichting Pensioenfonds C1000. Voorts wordt verstaan onder: AOW: Algemene Ouderdomswet. Arbeidsongeschikt: Het recht hebben op een uitkering ingevolge de WAO of WIA. CAO: Collectieve Arbeidsovereenkomst van de Groothandel in Levensmiddelen. Deeltijdfactor: De factor die de verhouding tussen de overeengekomen arbeidstijd ten opzichte van de normale arbeidstijd weergeeft. FVP-regeling: Regeling tot voortzetting van de pensioenopbouw bij werkloosheid voor medewerkers ouder dan 40 jaar van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP). Gepensioneerde: Degene die recht heeft op een ingegaan ouderdomspensioen. Gewezen deelnemer: Degene wiens deelnemerschap in de zin van dit pensioenreglement anders dan door overlijden of pensionering is beëindigd, maar nog wel premievrije aanspraken heeft jegens het pensioenfonds. Kind: Een kind, geboren vóór de pensioendatum van de (gewezen) deelnemer, dat in een familierechtelijke betrekking staat tot de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, zoals een natuurlijk, erkend of geadopteerd kind. Een stief- of pleegkind, geboren vóór de pensioendatum van de (gewezen) deelnemer, dat door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde reeds vóór de pensioendatum en tot het tijdstip van zijn overlijden als zijn eigen kind werd onderhouden. Loonindex: Het percentage van de algemene salarisverhogingen conform de geldende CAO, gerekend over een periode startend op de eerste dinsdag van de eerste periode van het vorige jaar en eindigend op de eerste maandag van de eerste periode van het nieuwe jaar. Nabestaande: Het kind of nagelaten partner van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Normale arbeidstijd: Een 100% dienstverband (een deeltijdfactor van 1)op basis van het maximale aantal uren per week op fulltimebasis zoals is opgenomen in de met de werknemer overeengekomen arbeidsvoorwaarden en door de werkgever aan het pensioenfonds is opgegeven. Partner: a. De persoon, met wie een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde vóór de pensioendatum gehuwd is. b. De persoon, met wie een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde vóór de pensioendatum een geregistreerd partnerschap is aangegaan, zoals bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 4 c. De ongehuwde persoon, met wie een ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde vóór de pensioendatum blijkens een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst of een notariële verklaring waaruit de aanwezigheid van een dergelijke overeenkomst blijkt een gezamenlijke huishouding voert. De samenlevingsovereenkomst bevat ten minste: 1. De aanvangsdatum van het samenlevingsverband, en 2. Enige vermogensrechtelijke aangelegenheden. Deze persoon is geen bloedverwant van de ongehuwde (gewezen deelnemer of gepensioneerde in de rechte lijn. Voor zowel a, b als c geldt dat per (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt uitgegaan van maximaal één partner. Partnerschap: De relatie met de partner, zoals gedefinieerd in dit reglement. Peildatum: De eerste maandag van de periode waarin de eerste donderdag van het nieuwe jaar valt. PensioenbeleggingsRegeling: De pensioenregeling zoals vastgelegd in deel 2 van dit pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds C1000. Pensioendatum: De eerste dag van de maand waarop het ouderdomspensioen feitelijk ingaat. Pensioenfonds: Stichting Pensioenfonds C1000. Pensioengevend Inkomen: Het inkomen zoals omschreven in artikel 6 lid 2. Pensioenregeling: De middelloonregeling met als pensioenrichtdatum de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt, die op 1 januari 2012 is ingegaan en welke is vastgelegd in het onderhavige pensioenreglement. Pensioenrichtdatum: De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65jarige leeftijd bereikt. Prijsindex: De procentuele verhoging van het consumentenprijsindexcijfer, zoals opgegeven door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), reeks Alle Huishoudens, afgeleid, zoals deze zich gedurende de 12 maanden gelegen vóór de maand oktober van het voorafgaande jaar heeft voorgedaan, of een door het bestuur van de stichting aan te wijzen vervangende index. Verzekeraar: De verzekeraar(s) als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet waar de uit dit reglement voortvloeiende verzekeringen worden gesloten. Volle wees: Het kind van wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde alsmede de andere ouder is overleden. WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Werkgever: C1000 B.V., C1000 Supermarkten B.V. WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 5 Artikel 1 - Deelnemers 1. Als deelnemers in deze regeling worden opgenomen medewerkers die: a. In dienst zijn bij de werkgever en vallen onder de CAO, en b. Niet deelnemen aan: • Een andere ondernemingspensioenregeling uit hoofde van het dienstverband bij de werkgever, anders dan die omschreven is in deel 2 van dit reglement, en/of • Een wettelijk verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. 2. Het bestuur van het pensioenfonds is bevoegd ook andere dan de in lid 1 genoemde medewerkers als deelnemer op te nemen. Het bestuur van het pensioenfonds stelt hiertoe nadere voorwaarden. Deze voorwaarden mogen niet met enig bindend voorschrift van de Pensioenwet of andere wet- en regelgeving in strijd zijn. 3. Voor medewerkers die na 1 januari 2012 in dienst treden van de werkgever vangt het deelnemerschap aan op de feitelijke datum waarop het dienstverband is aangegaan. Het deelnemerschap van de medewerkers die op 1 januari 2012 reeds in dienst waren van de werkgever vangt aan op 1 januari 2012. 4. Het deelnemerschap eindigt: • • • • Door overlijden van de deelnemer; Door verlies van de hoedanigheid van medewerker van de werkgever, indien dit niet het gevolg is van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 22A lid 1 sub b van het pensioenreglement dan wel indien de pensioenopbouw in het kader van een sociaal plan zoals bedoeld in artikel 17 lid 2 van het pensioenreglement wordt voortgezet; Door het bereiken van de pensioendatum; In de gevallen genoemd in artikel 22A lid 1 sub d van het pensioenreglement. Artikel 2 - Karakter van de pensioenregeling en aanspraken 1. De pensioenregeling (aansprakenregeling) is een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. 2. Uit hoofde van dit reglement verkrijgen de deelnemers de volgende aanspraken: a. Ouderdomspensioen: b. Levenslang Partnerpensioen op risicobasis en tijdelijk partnerpensioen op risicobasis voor hen met een partner; c. Wezenpensioen op risicobasis voor hen die kinderen hebben. 3. Voor deelnemers met een arbeidstijd korter dan de normale arbeidstijd, worden de in lid 2 bedoelde aanspraken vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 van het pensioenreglement. 4. De aan dit reglement en de pensioenbeleggingsregeling te ontlenen aanspraken van deelnemers, op wie een verplichtstelling van een bedrijfstakpensioenfonds van toepassing is, voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in de verleende vrijstelling zoals gemeld in het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 6 5. De pensioenaanspraken worden door het bestuur van het pensioenfonds voor het eerst per de datum van opneming als deelnemer en vervolgens per 1 januari van elk jaar vastgesteld. Artikel 3 - Informatieverplichting 1. Het bestuur van het pensioenfonds verstrekt de (gewezen) deelnemer, gepensioneerde en/of (gewezen) partner alle informatie zoals de Pensioenwet dit voorschrijft. Dit betekent dat onder andere de volgende informatie wordt verstrekt; a. Binnen drie maanden na aanvang van de deelname ontvangt de deelnemer een startbrief. In de startbrief wordt onder andere informatie gegeven over de inhoud van de pensioenregeling en de toeslagverlening. b. Jaarlijks ontvangt de deelnemer een uniform pensioenoverzicht. In het uniform pensioenoverzicht wordt onder andere informatie gegeven over de opgebouwde pensioenaanspraken, de reglementair te bereiken pensioenaanspraken, de toeslagverlening en de waardeaangroei van pensioenaanspraken conform artikel 3.127 Wet inkomstenbelasting 2001. c. Bij beëindiging van de deelname ontvangt de gewezen deelnemer informatie over de opgebouwde pensioenaanspraken, informatie over de toeslagverlening, specifiek relevante informatie in het kader van de beëindiging van de deelname en informatie over het functioneren van het pensioenfonds. d. Een maal per vijf jaar ontvangt de gewezen deelnemer en de gewezen partner van het pensioenfonds de wettelijk voorgeschreven informatie. e. Jaarlijks ontvangt de gepensioneerde informatie over zijn ingegaan ouderdomspensioen, informatie over een eventuele opgebouwde aanspraak op levenslang partnerpensioen en de toeslagverlening. f. Bij pensionering ontvangt de (gewezen) deelnemer een bevestiging van de overeengekomen afspraken in het kader van vervroeging, uitstel, deeltijdpensionering, herschikking en omzetting van pensioensoorten, als bedoeld in dit reglement. g. Bij emigratie naar een lidstaat van de Europese Unie zoals bedoeld in de Pensioenwet ontvangt de (gewezen) deelnemer en/of gepensioneerde informatie over zijn pensioenrechten en pensioenaanspraken en over de mogelijkheden die de pensioenregeling biedt bij emigratie. h. Op verzoek ontvangt de (gewezen) deelnemer en/of (gewezen) partner en/of gepensioneerde het voor hem geldende pensioenreglement, informatie over de deelnemingsjaren, het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds, de uitvoeringsovereenkomst en de voor hem relevante informatie over beleggingen. 2. De deelnemer is verplicht het pensioenfonds zo spoedig mogelijk te informeren over: • Het aangaan van een partnerschap, niet zijnde een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Een kopie van de notarieel verleden samenlevingsovereenkomst of notariële verklaring waaruit de aanwezigheid van een dergelijke overeenkomst blijkt dient aan het pensioenfonds verstrekt te worden; • De beëindiging van het partnerschap, niet zijnde een huwelijk of geregistreerd partnerschap; • Het intreden van arbeidsongeschiktheid c.q. de wijziging in de mate van de • arbeidsongeschiktheid; • Een adreswijziging bij emigratie en verhuizing buiten Nederland; • Alle overige door het pensioenfonds benodigde gegevens en bewijsstukken. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 7 Artikel 4 - Diensttijd 1. Bij de berekening van de grootte van de pensioenaanspraken wordt uitgegaan van de in ononderbroken dienstverband bij de werkgever vanaf aanvang van het deelnemerschap in deze pensioenregeling doorgebrachte respectievelijk nog tot de pensioenrichtdatum door te brengen diensttijd. 2. De diensttijd wordt berekend aan de hand van door de personeelsadministratie van de werkgever verstrekte gegevens en wordt vastgesteld in jaren, maanden en dagen nauwkeurig. 3. Het bestuur van het pensioenfonds zorgt ervoor dat de diensttijd van de deelnemer wordt geadministreerd op de wijze zoals voorgeschreven in de Pensioenwet of daarop berustende regelgeving. Artikel 5 - Deeltijdfactor 1. Voor iedere deelnemer wordt een deeltijdfactor vastgesteld. 2. De deeltijdfactor wordt voor het eerst vastgesteld op de datum waarop de medewerker deelnemer wordt. De factor wordt opnieuw vastgesteld bij iedere wijziging van de overeengekomen arbeidsduur. 3. Als voor een deelnemer een deeltijdfactor kleiner dan 1 geldt, wordt per betalingsperiode over de uren boven de overeengekomen arbeidstijd pensioen opgebouwd. Indien echter het totaal aantal gewerkte uren per betalingsperiode meer bedraagt dan de normale arbeidstijd per betalingsperiode, wordt over maximaal de normale arbeidstijd pensioen opgebouwd. 4. Ten behoeve van het levenslang partnerpensioen wordt een gewogen deeltijdfactor vastgesteld, voor het eerst op het moment dat de medewerker als deelnemer wordt opgenomen in de regeling. Vervolgens wordt de gewogen deeltijdfactor opnieuw vastgesteld bij een wijziging van de overeengekomen arbeidstijd. Bij wijziging van de deeltijdfactor wordt de gewogen deeltijdfactor opnieuw berekend, waarbij de toekomstige diensttijd wordt gebaseerd op de nieuwe actuele deeltijdfactor. Artikel 6 - Pensioengrondslag 1. Voor de berekening van de pensioenen wordt uitgegaan van de pensioengrondslag. De pensioengrondslag is het pensioengevend inkomen verminderd met een franchise. De pensioengrondslag wordt voor het eerst vastgesteld op de datum waarop de medewerker deelnemer wordt aan deze pensioenregeling en vervolgens telkens per de volgende peildatum. De per de peildatum vastgestelde pensioengrondslag geldt vervolgens per de dichtst bijgelegen 1e januari van dat jaar. 2. Onder het pensioengevend inkomen voor enig jaar wordt verstaan 13 maal het per de peildatum, dan wel per het tijdstip van latere opname als deelnemer, geldende vaste salaris over een periode van vier weken. Dit wordt vermeerderd met: • • • De vakantietoeslag; De persoonlijke toeslag (i.e. nominale toeslag, administratieve toeslag, talententoeslag en functietoeslag); De ploegentoeslag; ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 8 • • • • De wisseltoeslag; De chauffeurstoeslag; De tijdelijke functietoeslag; Eventueel door de werkgever aan te wijzen toeslagen, doch zonder bijvoeging van bijzondere beloningen en overwerkvergoeding voor zover deze vergoedingen betrekking hebben op overwerk boven de bij de werkgever voor de betreffende functie geldende normale arbeidstijd. Voor deelnemers met een deeltijdfactor kleiner dan 1 wordt voor de vaststelling van het pensioengevend inkomen uitgegaan van het tot de normale arbeidstijd herleide pensioengevend inkomen. 3. De franchise bedraagt per 1 januari 2012 € 13.551 en wordt jaarlijks per 1 januari aangepast overeenkomstig de ontwikkeling in het voorafgaande jaar van de AOW-uitkering {zonder tegemoetkoming AOW) zoals bedoeld in artikel 18a, lid 8 onder a van de Wet op de loonbelasting 1964. De franchise in enig jaar is ten minste gelijk aan 10/7 van het bedrag als bedoeld in artikel 18 lid 6 van het pensioenreglement. 4. De pensioengrondslag voor een deelnemer, op wie het gestelde in artikel 22A lid 1 van het pensioenreglement van toepassing is, is gelijk aan de pensioengrondslag welke gold per 1 januari voorafgaand aan het moment waarop de deelnemer arbeidsongeschikt is geworden. Vervolgens wordt de pensioengrondslag jaarlijks per 1 januari aangepast met hetzelfde percentage als de toeslag bedoeld in artikel 21 lid 2 van het pensioenreglement. 5. In afwijking van lid 1 en 2 zal er in perioden van verlof als bedoeld in artikel 17, lid 1 van het pensioenreglement slechts pensioen worden opgebouwd conform de betreffende verlofregeling tenzij elders in dit reglement anders wordt bepaald. Pensioenopbouw tijdens perioden van verlof is echter alleen toegestaan indien en voor zover wordt voldaan aan de fiscale eisen die daaraan worden gesteld in artikel 10a en 10b van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. 6. Met ingang van 1 januari 2015 geldt dat het pensioengevend inkomen voor alle deelnemers (te weten arbeidsongeschikte deelnemers en sociaal planners) wordt gemaximeerd op € 100.000. Artikel 7 - Ouderdomspensioen 1. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtdatum (tenzij wordt gekozen voor vervroeging of uitstel zoals bedoeld in artikel 12 van het pensioenreglement), mits de (gewezen) deelnemer op dat moment in leven is, en wordt uitgekeerd tot en met het einde van de maand, waarin de gepensioneerde overlijdt. 2. Het jaarlijkse ouderdomspensioen bedraagt voor elk bij de werkgever vanaf de datum waarop de medewerker deelnemer wordt doorgebracht dienstjaar 2,25% van de in het betreffende kalenderjaar conform artikel 6 van het pensioenreglement vastgestelde pensioengrondslag, vermenigvuldigd met de deeltijdfactor als beschreven in artikel 5 van het pensioenreglement. Bij aanvang dan wel beëindiging van de deelneming in de loop van een kalenderjaar wordt een evenredig deel van het ouderdomspensioen over dat kalenderjaar opgebouwd. Indien en voor zover van toepassing wordt over de werkelijk uitgekeerde bedragen als gevolg van werktijdregeling 4 eveneens 2,25% ouderdomspensioen opgebouwd. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 9 Artikel 8 - Tijdelijk partnerpensioen bij overlijden tijdens deelname 1. Voor de vaststelling van de ingangsdatum van het tijdelijk partnerpensioen worden twee categorieën onderscheiden: a. De partner die op het moment van overlijden van de deelnemer een kind onderhoudt dat jonger is dan 18 jaar; b. De partner die op het moment van overlijden van de deelnemer 40 jaar of ouder is en geen kind onderhoudt dat jonger is dan 18 jaar. 2. Voor de onder lid 1 sub a bedoelde partner gaat het tijdelijk partnerpensioen in op het moment dat de aanspraak op de nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet komt te vervallen en wordt uitgekeerd aan de partner tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de partner 65 jaar wordt. De hoogte van het tijdelijk partnerpensioen is bij ingang gelijk aan de nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet per 1 januari van dat jaar en wordt jaarlijks per 1 januari aangepast conform de nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet. 3. Voor de onder lid 1 sub b bedoelde partner gaat het tijdelijk partnerpensioen in op de eerste dag van de maand van overlijden van de deelnemer en wordt uitgekeerd aan de partner tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de partner 65 jaar wordt. Zolang de partner op de overlijdensdatum van de deelnemer aanspraak heeft op een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet is er geen aanspraak op tijdelijk partnerpensioen. De hoogte van het tijdelijk partnerpensioen is bij ingang gelijk aan de nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet per 1 januari van dat jaar en wordt jaarlijks per 1 januari aangepast conform de nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet. 4. De bepalingen in dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing voor de partner van een gepensioneerde die de dag voordat het (tijdelijk) ouderdomspensioen inging, deelnemer was. 5. Het recht op tijdelijk partnerpensioen bij overlijden tijdens deelname vervalt met ingang van 1 januari 2015 voor deelnemers. Dit heeft geen gevolgen voor een op deze datum reeds ingegaan tijdelijk partnerpensioen. Artikel 9 - Levenslang partnerpensioen bij overlijden tijdens deelname 1. Het levenslang partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand van overlijden van de deelnemer en wordt uitgekeerd aan de partner tot aan het einde van de maand waarin de partner overlijdt. 2. Het jaarlijks levenslang partnerpensioen is gelijk aan 0,775% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag vermenigvuldigd met de diensttijd die de deelnemer had kunnen bereiken indien de deelname was voortgezet tot de pensioenrichtdatum. Deze aanspraak wordt nog vermenigvuldigd met de gewogen deeltijdfactor, vastgesteld conform artikel 5 lid 4 van het pensioenreglement. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 10 Artikel 10 - Wezenpensioen bij overlijden tijdens deelname 1. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin het overlijden van de deelnemer plaatsvindt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin het voor dat pensioen in aanmerking komende kind 21 jaar wordt of eerder overlijdt. 2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor elk kind 20% van het jaarlijkse levenslang partnerpensioen, zoals bedoeld in artikel 9, lid 2 van het pensioenreglement. Voor volle wezen wordt het genoemde percentage verdubbeld. Artikel 11 - Voortzetting risicodekking (tijdelijk) partner- en wezenpensioen na ontslag 1. Vervallen. 2. Indien een gewezen deelnemer na ontslag voor 1 januari 2014 recht heeft op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet, loopt de dekking van het tijdelijk en levenslang partnerpensioen en wezenpensioen zoals bedoeld in de artikelen 8, 9 en 10 van het pensioenreglement door tot het moment dat de gewezen deelnemer geen recht meer heeft op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet. De hoogte van het levenslang partnerpensioen en wezenpensioen wordt alsdan gebaseerd op de verstreken deelnemersjaren tussen aanvang en beëindiging van de deelname. 3. Pensioenopbouw tijdens perioden na ontslag is echter alleen toegestaan indien en voor zover wordt voldaan aan de fiscale eisen die daaraan worden gesteld in artikel 10a en 10b van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. 4. Lid 2 is niet van toepassing indien de procedure voor uitgaande waardeoverdracht van de bij het pensioenfonds ondergebrachte pensioenen is afgerond. Artikel 12 - Vervroeging of uitstel van de pensioenrichtdatum 1. Op verzoek van de gewezen deelnemer en op verzoek van de deelnemer in overleg met de werkgever, kan de pensioenrichtdatum worden vervroegd. De gewezen deelnemer dient hiertoe ten minste drie maanden voorafgaande aan de pensioendatum schriftelijk een verzoek in te dienen bij het pensioenfonds. De deelnemer dient hiertoe ten minste drie maanden voorafgaande aan de pensioendatum schriftelijk een verzoek in te dienen bij de werkgever. Vervroegde pensionering is voor gewezen deelnemers slechts mogelijk, indien en voorzover de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met een werkgever wordt beëindigd en de gewezen medewerker verklaart niet de intentie te hebben elders een dienstbetrekking aan te gaan. Voor de deelnemer geldt dat vervroegde pensionering slechts mogelijk is, indien en voorzover de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de werkgever wordt beëindigd en de medewerker verklaart niet de intentie te hebben elders een dienstbetrekking aan te gaan. Het vervroegde ouderdomspensioen gaat nooit eerder in dan op de 55-jarige leeftijd. 2. Op verzoek van de deelnemer en in overleg met de werkgever kan de pensioenrichtdatum worden uitgesteld. Uitstel is alleen mogelijk indien en voor zover er nog sprake is van een dienstbetrekking. De deelnemer die wenst uit te stellen, dient hiertoe ten minste drie maanden voorafgaande aan de pensioenrichtdatum een schriftelijk verzoek in te dienen bij de werkgever. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 11 3. Bij uitstel na de pensioenrichtdatum vindt geen verdere opbouw van pensioenaanspraken plaats. De dekkingen zoals genoemd in artikel 8, 9 en 10 van het pensioenreglement blijven wel van toepassing gedurende de uitstelperiode op basis van de diensttijd tot de pensioenrichtdatum. 4. Bij uitstel van de pensioenrichtdatum gaat het ouderdomspensioen niet later in dan bij het vroegste van de volgende tijdstippen: a. Het tijdstip waarop de dienstbetrekking van de deelnemer eindigt; b. Ingeval het ouderdomspensioen, na herrekening op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid, 100% van het pensioengevend loon komt te bedragen: het tijdstip waarop dat maximum wordt bereikt; c. het tijdstip waarop de deelnemer de 70-jarige leeftijd bereikt. 5. In geval van vervroeging of uitstel van de pensioenrichtdatum wordt de bedoelde vermindering/verhoging vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid zoals uitgewerkt in bijlage 2 bij dit reglement. 6. Een eenmaal gemaakte keuze voor vervroeging of uitstel is onherroepelijk. Artikel 13 - Herschikking van het ouderdomspensioen 1. Een deelnemer heeft op de pensioendatum de mogelijkheid te kiezen voor een tijdelijke verhoging/verlaging van het ouderdomspensioen met daarop volgend een lager/ hoger ouderdomspensioen. De deelnemer dient hiertoe uiterlijk drie maanden vóór de gewenste pensioendatum een schriftelijk verzoek in te dienen bij de werkgever. 2. In het ouderdomspensioen als bedoeld in lid 1 is eveneens het ouderdomspensioen uit hoofde van deel 2 van dit reglement begrepen. 3. Ingeval er sprake is van een tijdelijke verhoging van het ouderdomspensioen zal het verlaagde ouderdomspensioen niet minder bedragen dan 75% van het tijdelijk verhoogde ouderdomspensioen. 4. Ingeval er sprake is van een tijdelijke verlaging van het ouderdomspensioen zal dit tijdelijk verlaagde ouderdomspensioen niet minder bedragen dan 75% van het verhoogde ouderdomspensioen. 5. Indien de pensioendatum ligt voor de pensioenrichtdatum, wordt in de periode tussen de pensioendatum en de pensioenrichtdatum voor het toetsen van de verhouding als bedoeld in lid 3 en 4 een bedrag buiten beschouwing gelaten ter hoogte van tweemaal de voor die jaren geldende uitkering voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9 eerste lid onderdeel b en vijfde lid van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag. 6. De in dit artikel bedoelde tijdelijke verhoging/verlaging geschiedt op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid zoals uitgewerkt in bijlage 2. 7. Een eenmaal gemaakte keuze voor herschikking van het ouderdomspensioen is onherroepelijk. 8. Indien de herschikking gevolgen heeft voor de hoogte van het levenslang partnerpensioen, dient het verzoek tot tijdelijke verhoging/ verlaging door de partner ondertekend te worden. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 12 Artikel 14 - Omzetting van ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen 1. Bij beëindiging van het deelnemerschap wordt voor gewezen deelnemers met een partner een deel van het ouderdomspensioen omgezet in een (hoger) levenslang partnerpensioen dat ingaat op de eerste dag van de maand van overlijden van de gewezen deelnemer en wordt uitgekeerd aan de partner van de gewezen deelnemer tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt. De standaard verhouding tussen ouderdomspensioen en levenslang partnerpensioen bedraagt na uitruil 100:70. De gewezen deelnemer kan bezwaar maken tegen deze omzetting of voor een andere verdeling kiezen. Het verzoek hiertoe dient uiterlijk drie maanden na beëindiging van de deelname bij het pensioenfonds te worden ingediend. Dit verzoek dient mede door de partner ondertekend te worden. Bij pensionering bestaat het recht om een deel van het ouderdomspensioen om te zetten in een (hoger) levenslang partnerpensioen dat ingaat op de eerste dag van de maand van overlijden van de gepensioneerde en wordt uitgekeerd aan de partner van de gepensioneerde tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt. De gewezen deelnemer dient hiertoe uiterlijk drie maanden vóór het moment dat het ouderdomspensioen ingaat een schriftelijk verzoek in te dienen bij het pensioenfonds. Voor de deelnemer geldt dat het verzoek hiertoe uiterlijk drie maanden vóór het moment dat het ouderdomspensioen ingaat schriftelijk ingediend moet worden bij de werkgever. 2. Het na echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap aan de gewezen partner toekomende deel van het ouderdomspensioen kan niet in de omzetting worden betrokken. 3. Het hogere levenslang partnerpensioen dat verkregen wordt na de omzetting van ouderdomspensioen wordt bepaald op basis van door het pensioenfonds vastgestelde factoren. Deze factoren zijn vastgelegd in de bij dit pensioen reglement behorende bijlage 2. 4. Na omzetting mag het totale levenslang partnerpensioen en het bijzondere partnerpensioen gezamenlijk niet meer bedragen dan 70% van het ouderdomspensioen. 5. Na de omzetting vervalt de aanspraak op het omgezette deel van het ouderdomspensioen. 6. Een eenmaal gemaakte keuze voor omzetting is onherroepelijk. Artikel 15 - Omzetting van levenslang partnerpensioen in ouderdomspensioen 1. De (gewezen) deelnemer heeft op het moment dat het ouderdomspensioen ingaat, eenmalig het recht om een gedeelte van of het gehele opgebouwde levenslange partnerpensioen uit hoofde van de pensioenbeleggingsregeling om te zetten in een hoger ouderdomspensioen. De deelnemer dient hiertoe uiterlijk drie maanden vóór het moment dat het ouderdomspensioen ingaat een schriftelijk verzoek in te dienen bij de werkgever. De gewezen deelnemer dient hiertoe uiterlijk drie maanden vóór het moment dat het ouderdomspensioen ingaat een schriftelijk verzoek in te dienen bij het pensioenfonds. De partner van de (gewezen) deelnemer dient instemming te verlenen voor deze omzetting. 2. Het na de beëindiging van het partnerschap vastgestelde bijzondere partnerpensioen kan niet in de ruil worden betrokken. 3. Het hogere ouderdomspensioen dat verkregen wordt na de omzetting van levenslang partnerpensioen wordt bepaald op basis van door het pensioenfonds vastgestelde factoren. Deze factoren zijn vastgelegd in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage 2. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 13 4. Na de omzetting vervalt de aanspraak op het omgezette (deel van het) levenslang partnerpensioen. 5. Een eenmaal gemaakte keuze voor omzetting is onherroepelijk. Artikel 16 - Beëindiging van het partnerschap 1. Indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap wordt beëindigd anders dan door overlijden, kan op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding een deel van het ouderdomspensioen aan de gewezen partner worden toegekend. Het recht op verevening van het ouderdomspensioen kan rechtstreeks tegenover het pensioenfonds geldend worden gemaakt indien het verzoek om verevening binnen twee jaar na de scheidingsdatum aan het pensioenfonds wordt gemeld door middel van het daartoe wettelijk voorgeschreven formulier. 2. De partners kunnen bij huwelijkse voorwaarden of in een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding, afwijken van de in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding vermelde berekening van het aan de gewezen partner toe te kennen deel van het ouderdomspensioen. Het bij geschrift met het oog op de scheiding door de partners overeen te komen deel kan niet resulteren in een ouderdomspensioen met recht op uitbetaling dat op het tijdstip van scheiding het in artikel 27 lid 1 van het pensioenreglement bedoelde bedrag niet te boven gaat. 3. Indien er sprake is van een opgebouwd partnerpensioen en het partnerschap van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde eindigt anders dan door overlijden, wordt een bijzonder partnerpensioen aan de (gewezen) partner toegekend. Het bijzonder partnerpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gewezen partner overlijdt. De hoogte van het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het opgebouwde levenslang partnerpensioen bij beëindiging van het partnerschap, onder aftrek van eventuele eerder toegekende bijzondere partnerpensioenen. 4. Als het partnerschap wordt beëindigd, is er geen aanspraak op tijdelijk en levenslang partnerpensioen op risicobasis ten behoeve van de gewezen partner. 5. Het pensioenfonds verstrekt beide gewezen partners een opgave van de aanspraken die op grond van dit artikel zijn verkregen. 6. Het pensioenfonds is gerechtigd voor de toepassing van dit artikel kosten in rekening te brengen bij beide gewezen partners. Artikel 17 - Bijzondere bepalingen inzake het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen 1. Vervallen. 2. Indien de werkgever het dienstverband met de deelnemer beëindigt, én de deelnemer onder een sociaal plan valt, kan de pensioenopbouw bij werkloosheid met inachtneming van de fiscale weten regelgeving worden voortgezet. Artikel 18 - Maximaal pensioen ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 14 1. Het ouderdomspensioen mag op pensioendatum niet meer bedragen dan 100% van het pensioengevend inkomen met inbegrip van de minimale AOW-uitkering zoals omschreven in lid 6 van dit artikel. 2. Het levenslang partnerpensioen mag niet meer bedragen dan 70% van het te bereiken pensioengevend inkomen met inbegrip van 70% van de minimale AOW-uitkering zoals omschreven in lid 6 van dit artikel. 3. Het tijdelijk partnerpensioen mag niet meer bedragen dan 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met: 1. De vakantie-uitkeringen, en 2. Het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het levenslang partnerpensioen voor en na de 65-jarige leeftijd. 4. Het wezenpensioen bedraagt niet meer dan 14% van het te bereiken pensioengevend inkomen met inbegrip van 14% van de minimale AOW-uitkering zoals omschreven in lid 6 van dit artikel. Bij volle wezen worden de genoemde percentages verdubbeld. 5. In afwijking van de in dit reglement opgenomen maximale hoogten van pensioenuitkeringen, kunnen een ouderdoms-, partner- en wezenpensioen meer bedragen dan deze maxima voor zover dit het gevolg is van: 1. Aanpassing van het pensioen aan loon- of prijsontwikkeling; 2. Variatie in de hoogte van de uitkeringen waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering en de mate van variatie ten laatste op de pensioendatum wordt vastgesteld; 3. Waardeoverdracht van pensioenaanspraken; 4. Gehele of gedeeltelijke onderlinge ruil van ouderdoms- en levenslang partnerpensioen; 5. Een omzetting zoals bedoeld in artikel 38d lid 3, artikel 38e lid 3 of artikel 38f lid 3 van de Wet op de loonbelasting 1964; 6. Uitruil van tijdelijk en levenslang ouderdomspensioen uit de oude pensioenregeling A tot na de pensioenrichtdatum. 6. De minimale AOW-uitkering is gelijk aan een per dienstjaar of ontbrekend dienstjaar evenredig gedeelte van de voor dat jaar geldende AOW-uitkering voor gehuwden zonder toeslag zoals omschreven in artikel 9 eerste lid onderdeel b en vijfde lid van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag. 7. De maxima in dit artikel dienen per pensioensoort voor het totale pensioen uit hoofde van zowel deel 1 als deel 2 van dit reglement te worden opgevat. Artikel 19 - Uitbetaling 1. De pensioenen worden door het pensioenfonds na inhouding van de eventueel verschuldigde loonheffing en de inkomensafhankelijke bijdrage voor de zorgverzekering aan de rechthebbende uitgekeerd bij achterafbetaling in maandelijkse termijnen. 2. Voor de uitbetaling van een pensioentermijn kan het bestuur van het pensioenfonds overlegging eisen van een bewijs, waaruit blijkt dat de rechthebbende op het pensioen in leven is, alsmede van andere stukken, welke door het bestuur van het pensioenfonds of een verzekeraar voor de uitbetaling nodig worden geacht. 3. Betalingen geschieden ter plaatse en op de wijze door het bestuur van het pensioenfonds te bepalen. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 15 Artikel 20 - Verzekering 1. Het pensioenfonds kan ter dekking van zijn pensioenverplichtingen verzekeringsovereenkomsten sluiten bij een verzekeraar, in welk geval het pensioenfonds in de polis als bevoordeelde zal worden aangewezen. Het bestuur van het pensioenfonds heeft echter het recht de pensioengerechtigde als bevoordeelde aan te wijzen. 2. Vervallen Artikel 21 - Toeslagen 1. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken kunnen toeslagen worden verleend. Het bestuur beslist evenwel in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. 2. De voorwaardelijkheidsverklaring als bedoeld in de Pensioenwet is van toepassing. Deze luidt voor de actieve deelnemers en de arbeidsongeschikte deelnemers aan de pensioenregeling als volgt: "Het bestuur van het pensioenfonds kan, voor zover en zolang daartoe in het pensioenfonds middelen aanwezig zijn onder door hem te stellen voorwaarden toeslagen verlenen op de opgebouwde pensioenaanspraken van de actieve deelnemers. Op de pensioenaanspraken wordt jaarlijks een toeslag verleend ter grootte van maximaal de loonindex. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de opgebouwde pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd." 3. De voorwaardelijkheidsverklaring luidt voor pensioengerechtigden en gewezen deelnemers als volgt: "Op de pensioenrechten van pensioengerechtigden en pensioenaanspraken van gewezen deelnemers wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de prijsindex. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd." 4. In afwijking van lid 3 geldt de navolgende voorwaardelijkheidsverklaring voor de gerechtigde tot een ingegaan tijdelijk partnerpensioen: "Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend conform de ambitie." 5. Op het levenslang partnerpensioen en het wezenpensioen wordt tijdens deelname geen toeslag verleend omdat de hoogte van deze pensioenen reeds gerelateerd is aan de hoogte van de laatstverdiende pensioengrondslag. 6. Een herziening als bedoeld in dit artikel zal nimmer tot gevolg hebben, dat vastgestelde pensioenaanspraken jegens het pensioenfonds worden verminderd, tenzij artikel 23, lid 2 van het pensioenreglement toepassing vindt. Artikel 22 - Financiering van de pensioenen 1. Vervallen. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 16 Artikel 22A - Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 1. Indien en zolang de deelnemer volledig of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, zijn de volgende bepalingen van toepassing. a. De deelnemer is vrijgesteld van het betalen van premie voor een zodanig percentage als overeenstemt met het arbeidsongeschiktheidspercentage volgens onderstaande tabel: Arbeidsongeschiktheidspercentage Percentage premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 80-100 65- 80 55- 65 45- 55 35- 45 25- 35 15- 25 0- 15 onder de WAO 100 72,5 60 50 40 30 20 0 onder de WIA 100 72,5 60 50 40 0 0 0 2. De pensioenopbouw en de risicodekking worden voor de betrokken deelnemer voortgezet. De mate van voortzetting is afhankelijk van het arbeidsongeschiktheidspercentage volgens de tabel onder a. Op deze premievrije voortzetting is het bepaalde in artikel 6 lid 4 van het pensioenreglement van toepassing, terwijl op het eventueel resterende gedeelte van zijn pensioenaanspraken de overige bepalingen van dit pensioenreglement onverminderd van kracht blijven. 3. Telkens wanneer het arbeidsongeschiktheidspercentage van de deelnemer ingevolge de WAO/WIA wordt herzien, zal vanaf het tijdstip van herziening het bepaalde onder a. en b. op overeenkomstige wijze worden toegepast met inachtneming van het gewijzigde arbeidsongeschiktheidspercentage. 4. Bij beëindiging van de arbeidsongeschiktheid van de deelnemer vóór de pensioendatum wordt het deelnemerschap eveneens beëindigd, tenzij betrokkene zijn werkzaamheden bij de werkgever geheel of gedeeltelijk voortzet c.q. hervat. Artikel 23 - Vermindering van aanspraken 1. De werkgever heeft zich het recht voorbehouden om haar bijdragen in de kosten van deze pensioenregeling te verminderen of geheel te beëindigen indien er sprake is van ingrijpende wijziging van omstandigheden, zoals genoemd in de Pensioenwet. In het geval de werkgever voornemens is hiertoe over te gaan, zal dit onverwijld schriftelijk aan het bestuur van het pensioenfonds worden medegedeeld, alsmede aan degenen, van wie het pensioen of de aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen. 2. Indien het bestuur van het pensioenfonds op grond van de financiële situatie van het pensioenfonds besluit dat de middelen van het pensioenfonds niet voldoende zijn om zijn uit het pensioenreglement voortvloeiende verplichtingen te dekken, zullen, tenzij op andere wijze in het tekort kan worden voorzien, de aanspraken c.q. rechten op pensioen van de (gewezen) deelnemers, gepensioneerden en overige belanghebbenden door reglementswijzigingen worden verminderd met inachtneming van het bepaalde in artikel 14 derde lid van de statuten. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 17 3. Indien en voor zover een deelnemer pensioenaanspraken verwerft op grond van na de inwerkingtreding van dit reglement tot stand gekomen wettelijke dan wel verplicht gestelde regelingen, vormen deze aanspraken onderdeel van de op grond van dit reglement berekende en ten laste van het pensioenfonds komende pensioenaanspraken. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 18 Artikel 24 - Beëindiging van het deelnemerschap 1. Indien het deelnemerschap vóór de pensioendatum anders dan door overlijden van de deelnemer eindigt, wordt aan de gewezen deelnemer een aanspraak verleend op een premievrij ouderdomspensioen. 2. De aanspraak bij beëindiging van de deelneming is gelijk aan de opgebouwde aanspraken. De risicodekking voor het tijdelijk en levenslang partnerpensioen en het wezenpensioen vervalt met uitzondering van de situaties zoals genoemd in artikel 11 van het pensioenreglement. Artikel 25 - Waardeoverdracht van premievrije aanspraken 1. Het pensioenfonds werkt mee aan uitgaande waardeoverdracht, indien de Pensioenwet haar hiertoe verplicht, en de gewezen deelnemer binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijnen bij het pensioenfonds een verzoek tot waardeoverdracht indient. Het pensioenfonds verbindt aan haar medewerking de voorwaarden zoals omschreven in de Pensioenwet. 2. Indien de Pensioenwet het pensioenfonds een bevoegdheid tot medewerking aan waardeoverdracht geeft, kan de gewezen deelnemer bij het pensioenfonds hiertoe een verzoek indienen. Het bestuur van het pensioenfonds besluit naar aanleiding van dit verzoek of zij medewerking verleent aan de waardeoverdracht. Het bestuur van het pensioenfonds kan voorwaarden verbinden aan haar medewerking. 3. Het pensioenfonds berekent de overdrachtswaarde conform wet- en regelgeving. 4. Bij inkomende waardeoverdracht wordt de waarde deels aangewend voor de aankoop van ouderdomspensioen in deze pensioenregeling en deels gestort in de pensioenbeleggingsregeling. Het bestuur stelt hiervoor nadere regels. 5. Na de vervanging van de premievrije aanspraak door een uitkering ineens, kan door de gewezen deelnemer tegenover het pensioenfonds geen enkel recht worden ontleend aan de periode van deelneming waarop de premievrije aanspraak betrekking had en wordt bij de hernieuwde deelneming met die periode geen rekening gehouden. Artikel 26 - Beslag op en vervreemding van pensioenrechten 1. De aanspraken voortvloeiend uit dit pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden gesteld anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. 2. De pensioenen zijn niet vatbaar voor overdracht, inpandgeving of elke handeling waardoor de (gewezen) deelnemer of enige andere belanghebbende enig recht aan derden toekent anders dan het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel tot betaling als bedoeld in artikel 25 lid 5 van de Invorderingswet 1990 en is slechts geldig voorzover beslag op het pensioen geldig zou zijn bij het ontbreken van andere inkomsten. Elke hiermee strijdige handeling is ten opzichte van het pensioenfonds nietig. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 19 Artikel 27 - Afkoop 1. Indien het ouderdomspensioen op de pensioenrichtdatum minder bedraagt dan het bedrag genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (€ 458,06 per jaar in 2014) en er geen procedure is gestart voor uitgaande waardeoverdracht heeft het pensioenfonds het recht het ouderdomspensioen in de periode tussen twee jaar na einde van de deelneming en twee jaar en zes maanden na einde van de deelneming af te kopen en de afkoopwaarde onder inhouding van loonheffing uit te keren aan de gewezen deelnemer. Voor deze afkoop is geen toestemming van de gewezen deelnemer nodig. Voor afkoop na twee jaar en zes maanden na einde van de deelneming heeft het pensioenfonds wel toestemming van de gewezen deelnemer nodig. 2. Indien de deelneming is beëindigd op danwel uiterlijk binnen twee jaar voor de pensioenrichtdatum, heeft het pensioenfonds het recht om het ouderdomspensioen dat op de pensioenrichtdatum minder bedraagt dan het bedrag genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (€458,06per jaar in 2014) zonder toestemming van de gewezen deelnemer af te kopen binnen zes maanden na de pensioenrichtdatum en de afkoopwaarde onder inhouding van loonheffing uit te keren aan de gewezen deelnemer. Het pensioenfonds stelt de gewezen deelnemer op de hoogte of gebruik wordt gemaakt van dit recht. 3. Indien een eventueel partnerpensioen op de ingangsdatum van het partnerpensioen minder bedraagt dan, danwel overeenkomt met een aanspraak die minder bedraagt dan, het bedrag genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (€458,06 per jaar in 2014) per jaar heeft het pensioenfonds het recht het partnerpensioen binnen zes maanden af te kopen en de afkoopwaarde onder inhouding van loonheffing aan de partner uit te keren. Het pensioenfonds informeert de partner hierover. 4. Indien een eventueel partnerpensioen op de datum waarop het partnerschap wordt verbroken minder bedraagt dan, danwel overeenkomt met een aanspraak die minder bedraagt dan, het bedrag genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (€458,06 per jaar in 2014) per jaar heeft het pensioenfonds het recht het partnerpensioen binnen zes maanden af te kopen en de afkoopwaarde onder inhouding van loonheffing aan de partner uit te keren. Het pensioenfonds informeert de partner hierover. 5. Na de vervanging van de premievrije aanspraak door een uitkering ineens, kan door de betrokkene tegenover het pensioenfonds geen enkel recht worden ontleend aan de periode van deelneming waarop de premievrije aanspraak betrekking had en wordt bij de hernieuwde deelneming met die periode geen rekening gehouden. 6. Afkoop is slechts toegestaan indien de Pensioenwet dit toestaat. 7. De in de leden 1 tot en met 4 bedoelde afkoop geschiedt op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid zoals uitgewerkt in bijlage 2 bij dit reglement. 8. De bedragen die in dit artikel genoemd worden gelden per pensioensoort voor het totale pensioen uit hoofde van zowel deel 1 als deel 2 van dit pensioenreglement. 9. Elk beding, strijdig met het bepaalde in een van de voorgaande leden, is nietig. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 20 Artikel 28 - Algemene bepalingen en anti-misbruikbepaling 1. ledere deelnemer die aan de onderhavige pensioenregeling voor zichzelf en voor zijn nabestaanden rechten zal ontlenen, is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de juiste uitvoering van dit reglement. 2. Het niet nakomen van de in dit reglement genoemde verplichtingen of het verstrekken van onjuiste of onvolledige opgaven kan voor de deelnemer het niet tot stand komen, de vernietiging of de vermindering van pensioenrechten tot gevolg hebben. Indien door onjuiste of onvolledige informatieverstrekking van de deelnemer de informatie in het uniform pensioenoverzicht of in andere stukken foutief is, zal deze bij ontdekking daarvan door het pensioenfonds zo mogelijk worden verbeterd. Deze verbetering wordt door schriftelijke mededeling aan de betrokkene(n) voor deze(n) verbindend. Het pensioenfonds is niet aansprakelijk voor de schade, welke de deelnemer of zijn nabestaanden mocht(en) lijden tengevolge van onjuiste, onvolledige of vertraagde informatieverstrekking van de in dit artikel bedoelde gegevens. 3. Indien de deelnemer uit de door het pensioenfonds verstrekte informatie afleidt dat de geadministreerde gegevens onjuist danwel onvolledig zijn, heeft de deelnemer de plicht dit schriftelijk te melden aan het pensioenfonds. 4. De (ex) partner of het kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft geen recht op levenslang partnerpensioen, tijdelijk partnerpensioen en/of wezenpensioen indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde opzettelijk door de (ex) partner of het kind dan wel met medeplichtigheid van de (ex) partner of het kind van het leven is beroofd. Het bestuur van het pensioenfonds is bevoegd met betrekking tot de uitvoering van het bepaalde in de vorige volzin nadere regels te stellen. Artikel 29 - Geschillen Geschillen voortvloeiende uit de toepassing van dit reglement zullen worden geregeld zoals vastgelegd in de klachten- en geschillenprocedure van het pensioenfonds. Artikel 30 - Fiscale glijclausule en fiscale toetsing Het pensioenfonds heeft het recht deze pensioenregeling vóór het van kracht worden daarvan ter beoordeling van de fiscale toelaatbaarheid voor te leggen aan de bevoegde inspecteur en daarop desgewenst een voor beroep vatbare beschikking te vragen, indien komt vast te staan dat de pensioenregeling niet voldoet, heeft het bestuur van het pensioenfonds de bevoegdheid deze pensioenregeling met terugwerkende kracht tot het in de eerste volzin bedoelde tijdstip, zodanig aan te passen dat wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 18 tot en met 18h van de Wet op de loonbelasting 1964. Artikel 31 - Inwerkingtreding Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2012 en voor het laatst gewijzigd op 27 november 2014. Deze versie van het pensioenreglement geldt vanaf 1 januari 2015. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 21 Deel 2: Pensioenbeleggingsregeling Begripsomschrijvingen In deze pensioenbeleggingsregeling gelden de begripsomschrijvingen van de statuten en deel 1 (aansprakenregeling) van dit reglement van Stichting Pensioenfonds C1000. Voorts wordt verstaan onder: Vermogensbeheerder : De bank, beleggingsinstelling of andere financiële instelling die pensioengelden uit hoofde van deze regeling beheert. Pensioen beleggingrekening : De beleggingrekening die wordt aangehouden door de vermogensbeheerder. Aansprakenregeling : De pensioenregeling voor de medewerkers zoals vastgelegd in deel 1 van dit reglement. Artikel 1 - Karakter van de pensioenregeling en aanspraken 1. De pensioenregeling is een premieovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. 2. De deelnemers verkrijgen uit hoofde van dit reglement pensioenaanspraken waarvan de hoogte wordt bepaald door het saldo van de op naam van het pensioenfonds ten behoeve van de deelnemer geadministreerde pensioenbeleggingsrekening bij de vermogensbeheerder. Dit saldo bestaat uit de volgende elementen: a. Stortingen zoals omschreven in artikel 7 lid 2 van de pensioenbeleggingsregeling ; b. De op de pensioenbeleggingsrekening bijgeschreven (beleggings)resultaten; c. Het (deel van een) door een ander pensioenfonds of verzekeraar overgedragen geldsom, die de waarde vertegenwoordigt van (een deel van) de jegens die instelling verworven aanspraken uit een eerder dienstverband. 3. Op de pensioendatum wordt het in lid 2 bedoelde saldo aangewend voor het sluiten van één of meer pensioenverzekeringen bij het pensioenfonds. Artikel 2 - Verantwoordelijkheid beleggingen De (gewezen) deelnemer heeft de keuze zelf zorg te dragen voor het beleggen van het saldo, of het beleggen van het saldo op de pensioenbeleggingsrekening over te laten aan het pensioenfonds. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 22 Artikel 3 - Belegging beleggingssaldo door het pensioenfonds 1. Indien de (gewezen) deelnemer heeft gekozen het beleggen van het saldo over te laten aan het pensioenfonds, draagt het pensioenfonds zorg voor het solide beleggen van het saldo op de pensioenbeleggingsrekening volgens de zogenoemde prudent person regel zoals vastgelegd in de Pensioenwet. 2. Het pensioenfonds belegt voor rekening en risico van de (gewezen) deelnemer. Artikel 4 - Belegging beleggingssaldo naar keuze van de (gewezen) deelnemer 1. Indien de (gewezen) deelnemer er voor heeft gekozen zelf zorg te dragen voor het beleggen van het saldo, stelt het pensioenfonds een klantprofiel en een doelrisicoprofiel van de (gewezen) deelnemer op, zoals is voorgeschreven in de Wet op het Financieel Toezicht, indien dit redelijkerwijs relevant is voor het tot stand komen van het advies. Het pensioenfonds adviseert de (gewezen) deelnemer jaarlijks op grond van deze profielen over de beleggingsmix van de (gewezen) deelnemer. De (gewezen) deelnemer is gerechtigd van dit advies af te wijken. Slechts indien het advies actief wordt opgevolgd, wordt er een wijziging in de beleggingsmix aangebracht. 2. Voor de belegging van het saldo wordt door het bestuur van het pensioenfonds aan de (gewezen) deelnemer de keuze geboden uit een aantal beleggingsmixen. Onder een beleggingsmix wordt in dit artikel verstaan een combinatie van beleggingsfondsen bij de vermogensbeheerder in een door het bestuur van het pensioenfonds, na ingewonnen advies van een onafhankelijke externe adviseur en in overleg met de vermogensbeheerder, vastgestelde verhouding. 3. De (gewezen) deelnemer kan onbeperkt en kosteloos desgewenst de beleggingsmix voor toekomstige stortingen veranderen. Bij wijzigingen in het gevormde saldo op de beleggingsrekening kunnen aan- en verkoopkosten in rekening worden gebracht door het pensioenfonds. Deze kosten kunnen in mindering worden gebracht op de te storten of te ontrekken bedragen indien de (gewezen) deelnemer meer dan twee keer per kalenderjaar dergelijke wijzigingen doorvoert. 4. In overleg tussen het bestuur van het pensioenfonds en de vermogensbeheerder kan besloten worden een beleggingsmix te wijzigen of een nieuwe beleggingsmix toe te voegen aan de reeds bestaande beleggingsmixen. 5. Het bestuur van het pensioenfonds zal de (gewezen) deelnemers schriftelijk informeren over de in lid 2 en lid 4 bedoelde beleggingsmixen en de in lid 3 bedoelde beperkingen. Ook eventuele wijzigingen hierin worden aan de (gewezen) deelnemers schriftelijk meegedeeld. 6. De (gewezen) deelnemer draagt zelf het beleggingsrisico. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 23 Artikel 5 - Informatieverplichting In aanvulling c.q. afwijking van artikel 3 van deel 1 van dit reglement verstrekt het bestuur van het pensioenfonds de (gewezen) deelnemer de volgende informatie: a. Jaarlijks ontvangt de deelnemer een uniform pensioenoverzicht. Hierin wordt onder andere informatie gegeven over de grootte van het saldo van de pensioenbeleggingsrekening, het te verwachten saldo en het te verwachten aan te kopen pensioen op de pensioenrichtdatum. b. Bij beëindiging van de deelname ontvangt de gewezen deelnemer binnen drie maanden een opgave (rekeningoverzicht) van de grootte van het saldo van de pensioenbeleggingsrekening. c. Op verzoek ontvangt de gewezen deelnemer binnen drie maanden een opgave van de grootte van het saldo van de pensioenbeleggingsrekening. Artikel 6 - Aanwending saldo pensioenbeleggingsrekening 1. Bij in leven zijn van de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum wordt het tot dat tijdstip gevormde saldo van zijn pensioenbeleggingsrekening aangewend voor de aankoop van partnerpensioen en/of wezenpensioen bij het pensioenfonds, met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 van deel 1 van dit reglement. 2. Bij overlijden van de (gewezen) deelnemer vóór de pensioendatum wordt het tot dat tijdstip gevormde saldo van zijn pensioenbeleggingsrekening aangewend voor de aankoop van partneren/of wezenpensioen bij het pensioenfonds met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 18 van deel 1 van dit reglement. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand van overlijden van de (gewezen) deelnemer en wordt uitgekeerd aan de partner van de (gewezen) deelnemer tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin het overlijden van de (gewezen) deelnemer plaatsvindt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin het voor dit pensioen in aanmerking komende kind 21 jaar wordt of eerder overlijdt. Indien er geen partner of wezen zijn, valt het pensioenbeleggingssaldo vrij ten gunste van het pensioenfonds. 3. De grootte van de pensioenbedragen die voor het in lid 1 en 2 bedoelde saldo bij het pensioenfonds kunnen worden verkregen, worden berekend op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid zoals uitgewerkt in bijlage 2 van deel 1 van dit reglement. Artikel 7 - Financiering van de pensioenbeleggingsregeling 1. Met ingang van 1 januari 2014 is dit artikel vervallen. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 24 Artikel 8 - Beëindiging van het deelnemerschap Indien het deelnemerschap vóór de pensioendatum anders dan door overlijden eindigt, behoudt de gewezen deelnemer aanspraak op het voor hem tot dat ogenblik gevormde saldo van zijn pensioenbeleggingsrekening(en) als bedoeld in artikel 1. Vanaf dat moment vindt uitsluitend nog een bijschrijving op het gevormde saldo plaats van de in artikel 1 bedoelde beleggingsresultaten. Artikel 9 - Beëindiging van het partnerschap Indien het partnerschap van de deelnemer anders dan door overlijden eindigt, wordt het beleggingssaldo van de pensioenbeleggingsrekening van de deelnemer aan de gewezen partner toegekend. Dit saldo wordt gestort op een afzonderlijke pensioenbeleggingsrekening op naam van de gewezen partner en wordt aangewend conform artikel 6 van de pensioenbeleggingsregeling. Artikel 10 - Arbeidsongeschiktheid Met ingang van 1 januari 2014 is dit artikel vervallen. Artikel 11 - Bepalingen Voor de bepalingen zoals opgenomen in dit reglement zijn de artikelen 1, 3, 4, 5, 6, 15, 18, 19, 21, lid 1 sub a, 23, 25, 26, 27, 28, 29 en 32 van deel 1 van dit reglement van overeenkomstige toepassing. Artikel 12 - Inwerkingtreding De pensioenbeleggingsregeling is in werking getreden per 1 januari 2012 en laatst gewijzigd op 19 december 2013. Deze versie van het pensioenreglement geldt vanaf 1 januari 2014. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 25 Deel 3: Overgangsbepalingen Algemeen In aanvulling op artikel 1 van het pensioenreglement wordt per 1 januari 2012 ook als deelnemer aangemerkt: De voormalig medewerker die op 31 december 2011 deelnemer was aan pensioenregeling A van Stichting Pensioenfonds Schuitema (onder het pensioenreglement dat op 1 januari 2006 in werking is getreden en het laatst per 5 september 2011 is gewijzigd) en die bij de voortzetting van deze pensioenregeling op 1 januari 2012 nog steeds als deelnemer zou worden aangemerkt en waarvoor waardeoverdracht heeft plaatsgevonden van Stichting Pensioenfonds Schuitema naar Stichting Pensioenfonds C1000. De bepalingen van het onderhavige pensioenreglement zijn van overeenkomstige toepassing. De deelnemer die op 31 december 2011 deelneemt in de pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds Schuitema en op 1 januari 2012 deelnemer is in de pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds C1000 komt in aanmerking voor de overgangsregeling bij het Pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds C1000. Ten behoeve van de (gewezen) deelnemer of voormalig medewerker die op 31 december 2011 bij Stichting Pensioenfonds Schuitema in aanmerking kwam voor voortzetting van de pensioenopbouw onder een pensioenreglement dat vóór 1 januari 2006 in werking is getreden en waarvoor waardeoverdracht heeft plaatsgevonden van Stichting Pensioenfonds Schuitema naar Stichting Pensioenfonds C1000, geldt dat zij separaat over hun pensioenopbouw middels een pensioenbrief zullen worden geïnformeerd. Aanvulling op artikel 4 van de aansprakenregeling Bij de vaststelling van het levenslang partnerpensioen zoals omschreven in artikel 9 wordt ook de deelnemerstijd aan de oude pensioenregeling A van Stichting Pensioenfonds Schuitema tot 1 januari 2006 en de pensioenregeling A van Stichting Pensioenfonds Schuitema zoals deze van toepassing was gedurende de periode 1 januari 2006 en 1 januari 2012 als diensttijd meegenomen. Anticumulatie beding Zolang de waardeoverdracht voor een deelnemer nog niet heeft plaatsgevonden van Stichting Pensioenfonds Schuitema naar Stichting Pensioenfonds C1000 geldt dat in geval van overlijden van de deelnemer het levenslange partnerpensioen bij Stichting Pensioenfonds C1000 verminderd wordt met het bij Stichting Pensioenfonds Schuitema verzekerde levenslange partnerpensioen. Dit geldt eveneens voor het tijdelijk partnerpensioen en het wezenpensioen. Aanvulling op artikel 11 van de aansprakenregeling Indien voor een gewezen deelnemer waardeoverdracht heeft plaatsgevonden van Stichting Pensioenfonds Schuitema naar Stichting Pensioenfonds C1000 en de gewezen deelnemer bij Stichting Pensioenfonds Schuitema op 31 december 2011 nog aanspraak had op aanvullende risicodekking ingevolge artikel 11, dan wordt deze aanvullende risicodekking na overdracht bij Stichting Pensioenfonds C1000 voortgezet op dezelfde voorwaarden als bij Stichting Pensioenfonds Schuitema. Aanvulling op artikel 21 van de aansprakenregeling Voor een gesloten groep actieve deelnemers is in aanvulling op de in lid 2 genoemde voorwaardelijkheidsverklaring ook de navolgende voorwaardelijkheidsverklaring van toepassing: "Indien de toeslag zoals omschreven in artikel 21 lid 2 minder bedraagt dan de loonindex kan aan hen die op 31 december 2009 reeds deelnemer in de pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds Schuitema waren, een aanvullende toeslag worden verleend. De aanvullende toeslag zal worden ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 26 gefinancierd uit een premiebijdrage ter grootte van 3% van de pensioengrondslagsom van de desbetreffende groep deelnemers en een rendementsbijschrijving over deze premiebijdrage. De hoogte van de aanvullende toeslag zal in enig jaar niet meer bedragen dan het verschil tussen de toeslag op basis van de loonindex en de op basis van lid 2 toegekende toeslag. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre er een aanvullende toeslag wordt verleend.” Inkoop extra pensioen met betrekking tot vóór 1 januari 2006 doorgebrachte deelnemersjaren bij Stichting Pensioenfonds Schuitema Het bestuur van het pensioenfonds is bereid haar medewerking te verlenen aan de inkoop van extra pensioen over de deelnemersjaren doorgebracht tot 1 januari 2006 indien en voor zover voortvloeiend uit de deelname van de betrokken deelnemer aan de overgangsmaatregel zoals vastgelegd in het "Reglement overgangsmaatregel 55-min Stichting Uittreding Schuitema (A-regeling)". Overgangsbepalingen 2005 1. De bepalingen in dit artikel hebben betrekking op de medewerkers die op 31 december 2005 deelnamen aan de oude pensioenregeling A zoals deze werd uitgevoerd door Stichting Pensioenfonds Schuitema en op 1 januari 2006 deelnemer zijn geworden aan de pensioenregeling A van Stichting Pensioenfonds Schuitema en wiens pensioenaanspraken zijn overgedragen naar Stichting Pensioenfonds C1000.. 2. Aan degenen die per 31 december 2005 deelnemer waren aan de oude pensioenregeling A worden per die datum premievrije pensioenaanspraken op tijdelijk ouderdomspensioen en levenslang ouderdomspensioen toegekend op basis van het ultimo 2005 geldende pensioenreglement, alsof er sprake was van beëindiging van het deelnemerschap op grond van uitdiensttreding. Op de aldus vastgestelde pensioenaanspraken is dit pensioenreglement van toepassing. 3. Het tijdelijk ouderdomspensioen genoemd in lid 2 van dit artikel gaat in op 62 jaar, mits de (gewezen) deelnemer op het bedoelde tijdstip in leven is, en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin het overlijden van de gepensioneerde plaatsvindt, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de gepensioneerde de 65-jarige leeftijd bereikt. Het levenslange ouderdomspensioen genoemd in lid 2 van dit artikel gaat in op 62 jaar, mits de (gewezen) deelnemer op dat tijdstip in leven is, en wordt uitgekeerd tot en met het einde van de maand waarin het overlijden van de gepensioneerde plaatsvindt. 4. Het tijdelijk en levenslange ouderdomspensioen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel kan worden omgezet in extra ouderdomspensioen ingaande op leeftijd 65 op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid zoals uitgewerkt in bijlage 2 bij het pensioenreglement A van Stichting Pensioenfonds C1000.. 5. Op verzoek van de deelnemer en in overleg met de werkgever, kan vanaf de leeftijd 62 het tijdelijk ouderdomspensioen tezamen met het levenslang ouderdomspensioen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel worden uitgesteld. Uitstel is alleen mogelijk indien en voor zover er nog sprake is van een dienstbetrekking. De deelnemer die wenst uit te stellen, dient hiertoe ten minste drie maanden voorafgaande aan de 62-jarige leeftijd een schriftelijk verzoek in te dienen bij de werkgever. De ingangsdatum van het tijdelijk ouderdomspensioen wordt niet verder uitgesteld dan de 65jarige leeftijd. Indien het tijdelijk ouderdomspensioen niet eerder in kan gaan dan de 65-jarige leeftijd, wordt het tijdelijk ouderdomspensioen omgezet in extra ouderdomspensioen. Het tijdelijk ouderdomspensioen gaat derhalve nooit eerder in dan het ouderdomspensioen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel. De omzetting gebeurt op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 27 Bij uitstel na de pensioenrichtdatum vindt geen verdere opbouw van pensioenaanspraken plaats. De dekkingen zoals genoemd in artikel 8, 9 en 10 van de aansprakenregeling blijven wel van toepassing gedurende de uitstelperiode. Ingeval het ouderdomspensioen, na herrekening op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid, 100% van het pensioengevend loon komt te bedragen nadat de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt gaat het ouderdomspensioen uiterlijk in op het tijdstip waarop dat maximum wordt bereikt. 6. Bij uitstel van de ingangsdatum van het tijdelijk ouderdomspensioen wordt het tijdelijk ouderdomspensioen maximaal verhoogd tot hetgeen fiscaal maximaal is toegestaan op grond van artikel 18e, Wet op de loonbelasting 1964, zoals dit artikel op 31 december 2005 gold. Wanneer, na herrekening op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid, de fiscaal maximale hoogte van het tijdelijk ouderdomspensioen is bereikt, wordt het meerdere omgezet in ouderdomspensioen. 7. Ook de per 31 december 2005 opgebouwde premievrije pensioenaanspraken op ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen uit hoofde van de pensioenregeling welke tot en met 31 december 1998 van toepassing was, zijn ingebracht in de pensioenregeling A van Stichting Pensioenfonds Schuitema en maken per 1 januari 2006 onderdeel uit van de pensioenen die uit hoofde van pensioenregeling A van Stichting Pensioenfonds Schuitema zijn verkregen. Levenslang nabestaandenpensioen dat is opgebouwd in de regeling zoals die gold tot en met 31 december 1998 kan niet worden uitgeruild in ouderdomspensioen zoals bedoeld in artikel 15 van de aansprakenregeling. 8. In die situaties waarbij het levenslang partnerpensioen na pensionering een zeker percentage van het ouderdomspensioen (vóór herschikking zoals bedoeld in lid 1 van artikel 13) bedraagt, zal een aanpassing van het ouderdomspensioen (vanaf 65 jaar) eveneens een aanpassing van het levenslang partnerpensioen tot gevolg hebben. 9. Indien er sprake is van een opgebouwd nabestaandenpensioen uit hoofde van de pensioenregeling zoals die gold tot en met 31 december 1998 en het partnerschap van de (gewezen) deelnemer eindigt anders dan door overlijden, wordt een bijzonder nabestaandenpensioen uit de pensioenregeling zoals die gold tot en met 31 december 1998 aan de (gewezen) partner toegekend. Het bijzonder nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gewezen partner overlijdt. De hoogte van het bijzonder nabestaandenpensioen is gelijk aan het opgebouwde levenslang nabestaandenpensioen bij beëindiging van het partnerschap onder aftrek van eventuele eerder toegekende bijzondere nabestaandenpensioenen. 10. Ten aanzien van de in lid 7 van dit artikel vermelde pensioenaanspraken gelden de volgende ingangsdata: a. Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt, mits de betrokkene op bedoeld tijdstip in leven is, en wordt alsdan uitgekeerd tot en met het einde van de maand waarin het overlijden van de gepensioneerde plaatsvindt. b. Het nabestaandenpensioen gaat in op de eerste van de maand van overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en wordt uitgekeerd aan de partner van de (gewezen) deelnemer tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt. c. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde plaatsvindt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin het voor dit pensioen in aanmerking komende kind 21 jaar wordt of eerder overlijdt. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 28 11. Indien de pensioendatum van het levenslange ouderdomspensioen genoemd in lid 2 van dit artikel wordt uitgesteld geldt dat dit ouderdomspensioen niet later ingaat dan bij het vroegste van de volgende tijdstippen: a. Het tijdstip waarop de dienstbetrekking van de deelnemer eindigt; b. Ingeval het ouderdomspensioen, na herrekening op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid, 100% van het pensioengevend loon komt te bedragen voordat de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt: het tijdstip waarop hij de 65-jarige leeftijd bereikt; c Ingeval het ouderdomspensioen, na herrekening op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid, 100% van het pensioengevend loon komt te bedragen nadat de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt: het tijdstip waarop dat maximum wordt bereikt; d. Het tijdstip waarop de deelnemer de 70-jarige leeftijd bereikt. 12. Voor de medewerkers die op 17 juni 2001 zijn toegetreden tot de oude pensioenregeling A van Stichting Pensioenfonds Schuitema en tot die datum deelnamen aan de pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds Hermans Groep alsmede vergelijkbare medewerkers die op een later tijdstip door de werkgever zijn aangewezen, is met betrekking tot het partnerpensioen bij overlijden sprake van een zogenoemde nominale garantie welke per deelnemer is vastgesteld. De hoogte van deze garantie is in een afzonderlijke brief aan de betrokken deelnemer vastgelegd. 13. De artikelen 12, 13, 14, 16 lid 1 en 2, 21 en 24 van de aansprakenregeling zijn van overeenkomstige toepassing op de voor 2006 verworven pensioenaanspraken. 14. Voor degene die per 31 december 2009 een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt op grond van een pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Schuitema, blijven de oorspronkelijke bepalingen inzake dat arbeidsongeschiktheidspensioen ook na 1 januari 2010 van toepassing. Daarnaast wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen verminderd indien het (tijdelijk) ouderdomspensioen tot uitkering komt. De vermindering vindt op een zodanige wijze plaats dat het bruto arbeidsongeschiktheidspensioen en (tijdelijk) ouderdomspensioen tezamen na de pensioendatum niet hoger is dan ervoor. Voor degene die tussen 1 januari 2006 en 1 januari 2010 is gepensioneerd, blijft het bij pensionering geldende pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Schuitema van toepassing. Aanvulling op de Pensioenbeleggingsregeling Overgangsbepalingen 1. De bepalingen in dit artikel hebben betrekking op de medewerkers die op 31 december 2005 deelnamen aan de tot en met die datum geldende pensioenspaarregeling en op 1 januari 2006 deelnemer zijn geworden aan de pensioenbeleggingsregeling van Stichting Pensioenfonds Schuitema (reglement geldend tot 1 oktober 2011). 2. Op het beleggingssaldo gevormd uit de tot en met 31 december 2005 verrichte stortingen blijven de bepalingen zoals opgenomen in het tot en met 31 december 2005 geldende Pensioenreglement Pensioenspaarregeling Stichting Pensioenfonds Schuitema van toepassing (Deze bepalingen waren opgenomen in de bijlage bij de pensioenregeling Stichting Pensioenfonds Schuitema). ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 29 3. De extra bijdragen, zoals omschreven in artikel 20, lid 2 en 3 van het Pensioenspaarreglement dat tot en met 31 december 2005 van toepassing was, zullen vanaf 2006 in de vorm van een toeslag op het salaris worden uitgekeerd. Deze toeslag kan desgewenst in de levensloopregeling worden gestort. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 30 Bijlage 1 Franchise in de jaren: Jaar Stichting Pensioenfonds C1000 Franchise (€) Soort pensioenregeling 2012 13.551 2013 13.722 2014 13.952 ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 31 Bijlage 2 Omrekeningsfactoren op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 Artikel 1 - Begripsbepalingen In deze bijlage wordt verstaan onder: Pensioenreglement : Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000; Grondslagen : De in de actuariële en bedrijfstechnische nota vastgelegde grondslagen van het fonds. Artikel 2 - werkingssfeer 1. 2. Deze bijlage geldt in aanvulling op het pensioenreglement. De bepalingen in het pensioenreglement zijn van toepassing voor zover er in deze bijlage niet van afgeweken wordt. 3. De in deze bijlage genoemde factoren zijn afgeleid van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds rekening houdende met de samenstelling het deelnemerbestand, de te verwachten ontwikkelingen daarin en eventuele anti-selectie voorvloeiende uit keuzen van de (gewezen) deelnemers. 4. Het bestuur van het pensioenfonds toetst jaarlijks de inhoud van deze bijlage en brengt wijzigingen aan indien de samenstelling van het deelnemersbestand en/of de actuariële grondslagen van het pensioenfonds daartoe aanleiding geven. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 32 Artikel 3 - Afkoop Voor de toepassing van de in artikel 27 van het pensioenreglement vermelde afkoop van kleine pensioenen worden de volgende contante waardefactoren gehanteerd voor de verschillende pensioensoorten (indien van toepassing): Afkoop van de volgende pensioensoorten in verband met kleine pensioenen vindt op leeftijd 62 plaats op basis van de volgende factoren (2013): • Tijdelijk ouderdomspensioen tussen 62 en 65 jaar : 2,9477; • Ouderdomspensioen vanaf 62 jaar : 18,0635; Afkoop van de volgende pensioensoorten in verband met kleine pensioenen vindt op leeftijd 65 plaats op basis van de volgende factoren (2013): • Ouderdomspensioen vanaf 65 jaar : 16,5848; • Levenslang partnerpensioen : 4,0465. Deze factoren worden jaarlijks per 1 januari aangepast. Artikel 4 - Omzetting van pensioen en pensioenkapitaal 1. Voor de toepassing van de omzetting van pensioenen en pensioenkapitaal op de pensioendatum is het volgende van toepassing. 2. De waarde van de pensioenen voor de omzetting worden bepaald op de pensioendatum aan de hand van de volgende formule: • Waarde vóór = Saldo Robeco + SUS * tarTOP + pvTOP * tarTOP + LLOP62 * (tarOP65 + tarTOP) + LLOP65 * tarOP65 + PP * tarPP • Saldo Robeco = Saldo op de pensioenbeleggingsrekening bij Robeco; • SUS = Waarbij: De op de pensioendatum direct ingaande aanvullingsuitkering tot leeftijd 65 jaar uit hoofde van de garantieregeling; • tarTOP= De op de pensioendatum berekende contante waardefactor voor een direct ingaande tijdelijke uitkering tot leeftijd 65 jaar; • pvTOP = Het op de pensioendatum direct ingaande tijdelijk ouderdomspensioen tot 65 jaar, dat na eventuele actuariële herrekening wordt verkregen uit het premievrije tijdelijk ouderdomspensioen tussen 62 en 65 jaar; ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 33 • LLOP62 = Het op de pensioendatum direct ingaande levenslange ouderdomspensioen, dat na eventuele actuariële herrekening wordt verkregen uit het premievrije levenslange ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 62 jaar; • tarOP65 = De op de pensioendatum berekende contante waardefactor voor een levenslang ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 65 jaar (zie bijlage); • LLOP65 = Het levenslange ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 65 jaar; • PP = Het uitgestelde levenslang partnerpensioen voor zover opgebouwd tot en met 31 december 1998; • tarPP = De op de pensioendatum berekende contante waardefactor voor een uitgesteld levenslang partnerpensioen (zie bijlage). 3. Op basis van onderstaande formule kan de hoogte van het tijdelijk ouderdomspensioen tot 65 jaar, het levenslange ouderdomspensioen vanaf 65 jaar en het uitgestelde levenslange partnerpensioen worden afgeleid op de pensioendatum van de (gewezen) deelnemer. De in de vorige volzin bedoelde pensioenen dienen zodanig te worden gekozen dat de waarde na omzetting gelijk is aan de waarde voor omzetting. • Waarde na = OPtot65 * tarTOP + OPva65 * tarOP65 + PPna * tarPP • OPtot65 = Het op de pensioendatum ingaande tijdelijk Waarbij: ouderdomspensioen tot leeftijd 65 jaar na omzetting; • OPva65 = Het levenslange ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 65 jaar na omzetting; • PPna = Het uitgestelde levenslang partnerpensioen na omzetting. Artikel 5 - Tijdelijke verhoging ouderdomspensioen 1. Voor de toepassing van de in artikel 13 van het pensioenreglement bedoelde tijdelijke verhoging / verlaging van het ouderdomspensioen is het volgende van toepassing. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 34 2. De verhouding van het tijdelijk verhoogde / verlaagde ouderdomspensioen en het verlaagde / verhoogde ouderdomspensioen wordt zodanig gekozen dat is voldaan aan het gestelde in artikel 13 van het pensioenreglement en bovendien de waarde van de pensioenen na omzetting zoals bedoeld in artikel 4, lid 3 van deze bijlage gelijk blijft. Artikel 6 - Vervroeging / Uitstel 1. Voor de toepassing van de in artikel 12 van het pensioenreglement vermelde vervroeging respectievelijk uitstel van de pensioenrichtdatum is het volgende van toepassing. 2. Op basis van de door de deelnemer aangegeven gewenste pensioendatum is de in onderstaande tabel vermelde aanpassingsfactor van toepassing waarmee het op 62-jarige leeftijd tijdelijke pensioen ingaand op 62 jaar wordt aangepast: Pensioendatum Aanpassingsfactor tijdelijk pensioen 55 jaar 0,2707 56 jaar 0,3071 57 jaar 0,3523 58 jaar 0,4099 59 jaar 0,4857 60 jaar 0,5903 61 jaar 0,7449 62 jaar 1,0000 63 jaar 1,5096 64 jaar 3,0425 ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 35 3. Op basis van de door de deelnemer aangegeven gewenste pensioendatum is de in onderstaande tabel vermelde aanpassingsfactor van toepassing waarmee het op 62-jarige leeftijd levenslange pensioen ingaand op 62 jaar wordt aangepast: Pensioendatum Aanpassingsfactor levenslang ouderdomspensioen 55 jaar 0,6848 56 jaar 0,7217 57 jaar 0,7611 58 jaar 0,8032 59 jaar 0,8481 60 jaar 0,8957 61 jaar 0,9463 62 jaar 1,0000 63 jaar 1,0583 64 jaar 1,1230 65 jaar 1,1950 66 jaar 1,2750 67 jaar 1,3639 68 jaar 1,4628 69 jaar 1,5727 70 jaar 1,6953 ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 36 4. Op basis van de door de deelnemer aangegeven gewenste pensioendatum is de in onderstaande tabel vermelde aanpassingsfactor van toepassing waarmee het op 65-jarige leeftijd levenslange pensioen ingaand op 65 jaar wordt aangepast: Pensioendatum Aanpassingsfactor levenslang ouderdomspensioen 55 jaar 0,5678 56 jaar 0,5983 57 jaar 0,6311 58 jaar 0,6665 59 jaar 0,7045 60 jaar 0,7455 61 jaar 0,7895 62 jaar 0,8368 63 jaar 0,8875 64 jaar 0,9418 65 jaar 1,0000 66 jaar 1,0637 67 jaar 1,1351 68 jaar 1,2152 69 jaar 1,3051 70 jaar 1,4063 ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 37 5. Voor de toepassing van gebroken pensioenleeftijden worden de in lid 2, 3 en 4 genoemde factoren actuarieel berekend. Artikel 7 - Omzetting pensioenaanspraken Op omzetting van pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 61 en 62 van de Pensioenwet is ongeacht in welke periode de pensioenaanspraken zijn verworven, het bepaalde in de Pensioenwet en aanverwante wet- en regelgeving van toepassing. De omzetting van pensioenaanspraken op leeftijd 65 zal plaatsvinden op basis van de volgende factoren (2013): • Omzetting van ouderdomspensioen naar nabestaandenpensioen : 4,0986 • Omzetting van nabestaandenpensioen naar ouderdomspensioen : 0,2440 Deze factoren worden jaarlijks per 1 januari aangepast. Artikel 8 - Tarieven Levenslang Leeftijd ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 65 jaar Tijdelijk Uitgesteld Dadelijk ouderdomspensioen levenslang ingaande tussen 62 en 65 jaar partnerpensioen lijfrente 16 4,1134 0,6475 0,6393 31,2917 17 4,2830 0,6741 0,6695 31,1987 18 4,4594 0,7017 0,7014 31,1024 19 4,6426 0,7304 0,7348 31,0031 20 4,8331 0,7603 0,7694 30,9004 21 5,0309 0,7912 0,8051 30,7939 22 5,2361 0,8232 0,8420 30,6824 ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 38 23 5,4489 0,8564 0,8804 30,5657 24 5,6695 0,8909 0,9203 30,4431 25 5,8981 0,9266 0,9620 30,3145 26 6,1348 0,9634 1,0056 30,1794 27 6,3800 1,0014 1,0514 30,0381 28 6,6337 1,0406 1,0993 29,8903 29 6,8961 1,0812 1,1494 29,7359 30 7,1674 1,1230 1,2015 29,5748 31 7,4477 1,1660 1,2559 29,4066 32 7,7369 1,2102 1,3123 29,2313 33 8,0350 1,2555 1,3713 29,0480 34 8,3420 1,3017 1,4327 28,8565 35 8,6578 1,3487 1,4969 28,6561 36 8,9825 1,3964 1,5636 28,4474 37 9,3159 1,4448 1,6330 28,2298 38 9,6576 1,4941 1,7052 28,0030 39 10,0075 1,5444 1,7802 27,7669 40 10,3653 1,5957 1,8575 27,5215 41 10,7302 1,6473 1,9380 27,2658 42 11,1017 1,6988 2,0220 26,9990 43 11,4788 1,7509 2,1099 26,7203 44 11,8608 1,8050 2,2012 26,4300 45 12,2466 1,8621 2,2952 26,1286 46 12,6360 1,9219 2,3913 25,8163 ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 39 47 13,0292 1,9838 2,4898 25,4928 48 13,4270 2,0495 2,5893 25,1589 49 13,8295 2,1204 2,6901 24,8141 50 14,2367 2,1970 2,7928 24,4574 51 14,6487 2,2782 2,8968 24,0888 52 15,0659 2,3628 3,0028 23,7074 53 15,4896 2,4506 3,1095 23,3143 54 15,9201 2,5409 3,2166 22,9094 55 16,3574 2,6321 3,3239 22,4924 56 16,8023 2,7223 3,4302 22,0642 57 17,2549 2,8103 3,5350 21,6251 58 17,7126 2,8946 3,6384 21,1743 59 18,1725 2,9722 3,7418 20,7099 60 18,6325 3,0398 3,8446 20,2320 61 19,0899 3,0950 3,9465 19,7404 62 19,5435 3,1389 4,0468 19,2355 63 19,9943 4,1424 18,7203 64 20,4422 4,2332 18,1949 65 20,8901 4,3090 17,6608 66 20,1975 4,3891 17,1176 67 19,4953 4,4637 16,5652 Artikel 9 - Inwerkingtreding Deze bijlage is in werking getreden op 1 december 2014. ____________________________________________________________________________________ Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds C1000 40
© Copyright 2024 ExpyDoc