VOORGESCHREVEN OEFENSTOF Artistieke Gymnastiek Heren - Wedstrijdsport 2014-2015 © GymFed Versie 01.07.2014 INHOUD 1. Inleiding ...........................................................................................................3 2. Jurering van het voorgeschreven programma ..............................................................4 2.1. Algemene principes .......................................................................................4 2.2. Specifieke richtlijnen .....................................................................................4 2.3. Specifieke richtlijnen per toestel ......................................................................6 2.3.1. GROND .................................................................................................6 2.3.1.1. Richtlijnen jurering ...........................................................................6 2.3.1.2. Technische richtlijnen ........................................................................7 2.3.2. PAARD .................................................................................................7 2.3.2.1. Richtlijnen jurering ...........................................................................7 2.3.2.2. Technische richtlijnen ........................................................................8 2.3.3. RINGEN ................................................................................................8 2.3.3.1. Richtlijnen jurering ...........................................................................8 2.3.3.2. Technische richtlijnen ........................................................................8 2.3.4. SPRONG ...............................................................................................9 2.3.4.1. Richtlijnen jurering ...........................................................................9 2.3.4.2. Technische richtlijnen ........................................................................9 2.3.5. BRUG ................................................................................................. 10 2.3.5.1. Richtlijnen jurering ......................................................................... 10 2.3.5.2. Technische richtlijnen ...................................................................... 10 2.3.6. REK ................................................................................................... 11 2.3.6.1. Richtlijnen jurering ......................................................................... 11 2.3.6.2. Technische richtlijnen ...................................................................... 11 3. Lijst van extra toestellen .................................................................................... 12 4. Oefenstof B-niveau ............................................................................................ 13 5. Oefenstof A-niveau ............................................................................................ 39 © GymFed 2014 Pagina 2 van 73 1.07.2014 1. Inleiding Het programma met de voorgeschreven oefenstof artistieke gymnastiek heren werd samengesteld door de Denkcel AGH van de GymnastiekFederatie Vlaanderen in samenwerking met de Federation Francophone de Gymnastique (FfG) en de Vlaamse Trainersschool (BLOSO). Het programma bestaat uit een uniform systeem op twee niveaus. De B-oefeningen zijn gericht naar een breed publiek, en bieden aan de jongste gymnasten een lage instapdrempel. De A-oefeningen zijn bedoeld als rechtstreekse voorbereiding op een hoger niveau. In beide niveaugroepen hebben de gymnasten per toestel de keuze uit 5 oefeningen, waarbij oefening 1 de instapdrempel bepaalt en oefening 5 enkele extra bonusmogelijkheden voorziet. De D-score verhoogt progressief vanaf het B-niveau naar het A-niveau. Het volledige programma vinden jullie terug in het Technisch Reglement. Veel succes, De Denkcel AGH © GymFed 2014 Pagina 3 van 73 1.07.2014 2. Jurering van het voorgeschreven programma 2.1. Algemene principes De jurering van de opgelegde oefeningen gebeurt volgens de beschrijving van de oefeningen en de richtlijnen van de recentste FIG code. Hierbij moet er extra aandacht worden besteed aan de technische uitvoering. Verder gelden de specifieke richtlijnen voor de jurering van het voorgeschreven programma, die eventueel kunnen afwijken van de FIG regels. 2.2. Specifieke richtlijnen 1. Een extra valmat (max. 30 cm) is toegelaten aan de ringen, brug en rek. 2. Elke oefening aan grond, paard met bogen (enkel B-niv.), ringen, sprong (enkel B-niv.), brug en rek heeft een afzonderlijke D-score. De oefeningen aan paard met bogen (A-niv.) en sprong (A-niv.) bestaan uit 2 onderdelen, waarbij de totale D-score van de oefening gevormd wordt door de som van de 2 uitgevoerde onderdelen. Hierbij kunnen de 2 onderdelen vrij gekozen worden door de gymnast. Deze onderdelen kunnen bijgevolg een verschillende moeilijkheidswaarde hebben. Opgelet: Indien een van de onderdelen van een tweedelige oefening aan het paard met bogen of sprong (beiden A-niv.) niet wordt erkend wegens welke reden dan ook (bv nulsprong, onvolledig uitgevoerde Magyar, ed.), zal de totale E-score starten op 5 punten ipv op de gebruikelijke 10 punten. In het kader van de kindvriendelijkheid in de sport: Indien één van de onderdelen aan paard met bogen niet wordt erkend, worden trainer en gymnast hiervan direct op de hoogte gebracht door de hoofdjury. De gymnast kan indien gewenst de mislukte poging hernemen (bestraffing uitvoeringsfouten en val van mislukte poging blijven behouden). Dit is niet van toepassing aan de sprong. 3. De D-score zal steeds bepaald worden op basis van de uitgevoerde elementen (door de Djury), en niet door de aangekondigde moeilijkheidscategorie (cf. FIG code). Dit geldt zowel voor de ‘normale’ oefeningen als voor de oefeningen die uit 2 onderdelen bestaan. 4. Amplitudeafwijkingen van zwaaibewegingen worden als volgt beoordeeld (E-jury): Een aftrek van 0.10 punten voor een afwijking tot en met 15° = kleine fout Een aftrek van 0.30 punten voor een afwijking tot en met 30° = middelmatige fout Een aftrek van 0.50 punten voor een afwijking tot en met 45° = grote fout Een aftrek van 0.80 punten voor een afwijking groter dan 45° = extreme fout; wel steeds erkenning van de zwaaibeweging door de D-jury. 5. Een element wordt niet erkend in de volgende omstandigheden (D-jury): Wanneer een element met hulp wordt uitgevoerd. Wanneer een houding die 2 seconden moet worden aangehouden minder dan één seconde (geen duidelijke stop) wordt aangehouden. Wanneer een element uitgevoerd wordt op zo’n manier dat het niet meer herkenbaar is. Wanneer de gymnast valt tijdens het element, of het op één of andere wijze onderbreekt © GymFed 2014 Pagina 4 van 73 1.07.2014 6. Een ontbrekend of niet erkend element wordt bestraft met 1 punt door de D-jury. Uitzonderingen zijn: Specifieke regeling voor choreografie grond (zie ook richtlijnen jurering grond). Aftrek van 1 punt per ontbrekende halve zwaai. Een volledige zwaai weglaten geeft dus een bestraffing van 2 punten! Ringen oefening A4: Reuzenzwaai (mogelijke bestraffing van 2 punten) Afsprong: Het weglaten van de afsprong wordt bestraft met 1 punt voor het weglaten van een deel + bestraffing van 1 punt voor een val. De bestraffing voor ontbrekende of niet erkende delen wordt als penalisatie afgetrokken van de eindscore. Indien er echter geen puntenboek voor penalisatie aanwezig is op de wedstrijd, zal deze worden afgetrokken van de getoonde D-score. 7. De vereiste uitvoering en amplitude staan steeds beschreven bij de oefeningen. Amplitudeafwijkingen worden beoordeeld volgens de FIG code (kleine, middelmatige of grote fout). In geval van amplitudeafwijkingen bij het zwaaien geldt de aftrek per halve zwaai. 8. De bestraffingen voor uitvoeringsfouten zijn cumulatief per beweging (bv. onvoldoende hoogte + gebogen benen + openen benen = 3x aftrek). Alleen voor de choreografische verbindingen in de vloeroefeningen geldt geen cumulatieve aftrek (zie richtlijnen jurering grond). 9. Technische fouten moeten per deel worden bestraft (kleine, middelmatige of grote fout). (Bijvoorbeeld: aftrek voor elke kreits op de paddenstoel.) 10. In het voorgeschreven programma worden alle toegevoegde delen bestraft met 0.30 punten door de D-jury (cf. FIG code halve tussenzwaai). Toegevoegde delen in het voorgeschreven programma zijn: extra kreits, extra reuzenzwaai, alle andere toegevoegde turnbewegingen, … . Cumulatief worden ook de uitvoeringsfouten gejureerd (E-jury). Tussenzwaaien: -0.50 cf. FIG. In tegenstelling tot de FIG-code gebeurt deze aftrek in het opgelegd werk door de D-jury en wordt als penalisatie afgetrokken van de eindscore. Indien er echter geen puntenboek voor penalisatie aanwezig is op de wedstrijd, zal deze worden afgetrokken van de getoonde D-score. Er wordt geen extra aftrek van 0,30 toegepast bij een vervanging van een element door een ander element. (Enkel aftrek voor ontbrekend element; zie hoger.) 11. Houdingen worden beoordeeld volgens de principes van de FIG code. Wanneer een houding moet aangehouden worden staat er “2 sec.” in de beschrijving. 12. Na een val mag een niet volledig geturnd deel herhaald worden. Hierbij wordt het deel bij een succesvolle volgende poging als uitgevoerd beschouwd. Er mogen meerdere pogingen ondernomen worden. 13. Een oefening met een onjuiste volgorde van elementen; of een grondoefening met foute richtingen wordt bestraft met 0.50 punten (D-jury) op het einde van de oefening. 14. Bij een val mag de oefening worden hernomen vanuit een positie voorafgaand aan de val. Extra elementen om deze positie te bereiken worden niet bestraft. Deze elementen moeten wel op een technisch correcte wijze en zonder uitvoeringsfouten worden uitgevoerd. 15. Let ook op de aandachtspunten die in de tekst vermeld staan naast de beschrijving van de oefeningen en de algemene vereisten achteraan elk niveau. Deze algemene vereisten kunnen verschillen per niveau! © GymFed 2014 Pagina 5 van 73 1.07.2014 2.3. Specifieke richtlijnen per toestel 2.3.1. GROND 2.3.1.1. Richtlijnen jurering Choreografie Volledig ontbreken/niet erkenning van een choreografische verbinding: -0.80 (D-jury) Gedeeltelijk ontbreken/niet erkenning van een choreografische verb.: - 0.50 (D-jury) Aanloop Voor alle voorgeschreven oefeningen (A en B) = maximum 3 passen. Bij meer dan 3 passen: 0.10 per extra pas. Geen aftrek bij minder dan 3 passen. Zweefrol Afwijking >45°: D-jury erkent de waarde, E-jury bestraft met 0.80 punten (cf. aftrekregel bij zwaaien). Bij grote afwijking (bv. koprol ipv zweefrol) zal de E-jury de uitvoering bestraffen, en daarboven zal de D-jury het element niet erkennen. A1: Handstand tussen de steun komen tot spagaat Dit deel wordt niet erkend als de voet van de gymnast de grond duidelijk raakt achter of ter hoogte van de handensteun (D-jury). A2 – A3: Stut naar handstand met 1/2draai / Stut naar handstand met 1/1 draai De (eerste) halve draai moet tijdens de stutbeweging geturnd worden. Dit moet een vloeiend geheel zijn. Dit deel wordt niet erkend (- 1 punt) indien de gymnast eerst stut naar handstand turnt en dan pas de halve of volledige draai wordt ingezet. Stut halve draai met maximum 1 handplaatsing. Stut volledige draai met maximum 3 handensteunen. Brug rugwaarts tot spagaat Uitvoering met flik: geen erkenning Loskomen van handen v/d grond: aftrek - 0,1/-0,3/-0,5 Uitgevoerd met stop in brug: aftrek -0,5 Indien start met benen samen: geen erkenning Oefening B2 Ophoeken tot buigstand: Geen vereisten voor bekken en benen Rol rugwaarts mag ook met gestrekte benen worden uitgevoerd Oefening B4 3/8 draai linksom: Geen aftrek voor andere richting B5: Bonus ter vervanging van ‘rad-zweefrol’ Bij uitvoering van salto of salto-salto ter vervanging van de reeks ‘rad-zweefrol tot split’ (met respectievelijk 0.3 en 0.5 punten bonificatie), zal enkel het rad mogen worden weggelaten. De zweefrol tot split blijft behouden en moet aldus ook uitgevoerd worden na de salto of salto-salto. Bij de combinatie ‘salto-zweefrol’ of ‘salto-salto-zweefrol’ is het de gymnast toegestaan vooraf een kleine draai te maken zodat er voldoende ruimte blijft om de reeks uit te voeren binnen de reglementaire vloeroppervlakte. Grond B3: overslag Uitvoering loopoverslag i.p.v. overslag: element wordt niet erkend (-1 punt). Overslag eindigt met kaats op de benen. Bij niet-uitvoeren van deze kaats op de benen is er een aftrek van 0.50 punt. © GymFed 2014 Pagina 6 van 73 1.07.2014 2.3.1.2. Technische richtlijnen Rad en rondat op een rechte lijn. Opsprong altijd met benen volledig uitgestrekt. Overslag en voltreeks met gestrekte benen en duidelijke versnelling doorheen de reeks. Flik-flak en tempreeksen met een duidelijke versnelling doorheen de reeks Hoofd neutraal, bolle borst en open bekken in achterwaartse strek- en schroefbewegingen. Hoofd neutraal in koprol achterwaarts en alle stutbewegingen. Spagaat met bekken en schouders recht, benen gestrekt. Stut halve- en/of volledige draai vloeit voort uit de stutbeweging. 2.3.2. PAARD 2.3.2.1. Richtlijnen jurering Springplank Het gebruik van een springplank voor de opsprong is toegelaten. Magyar en Sivado (D-jury) Erkend = 2 handen over de lijn. Niet erkend = 1 of beide handen voor de lijn (+ niet erkenning van het element dat er op volgt). Lijnfout (beide handen op de lijn; of 1 hand op de lijn, andere hand over de lijn) = - 0.50 (+ aftrek van 0.50 voor het deel dat er op volgt). Dus niet-erkenning indien er minstens 1 hand voor de lijn blijft, erkenning (ev. met aftrek) indien beide handen minstens de lijn raken. Zie ook richtlijn 2 – pagina 4 (kindvriendelijkheid). Aftrek hoeken in kreitsen De aftrek voor het hoeken bij het kreitsen (onvoldoende amplitude) wordt toegepast per kreits zoals vermeld in de FIG-code. Bestraffing voor onvoldoende kreitsen De gymnast mag na een val zijn reeks van kreitsen verderzetten. Hierbij moet hij enkel nog het ontbrekende aantal kreitsen uitvoeren, en dus NIET de volledige reeks kreitsen herhalen (bv. 7 kreitsen in totaal, val na 4 kreitsen, dan nog enkel 3 kreitsen uit te voeren). Bij het stopzetten van de oefening na onvoldoende kreitsen zal er een bestraffing zijn door de E-jury voor een val (-1.0) en bijkomende bestraffing volgens onderstaande tekening, plus een bestraffing door de D-jury voor onvoldoende kreitsen (-1 punt per ontbrekende kreits). Oefening B5-bonus 2 Schwaben af minimum horizontaal. © GymFed 2014 Pagina 7 van 73 1.07.2014 2.3.2.2. Technische richtlijnen Alle kreitsbewegingen met een gestrekte lichaamspositie, bekken open en steeds voorwaarts gericht. Schouders voorwaarts gericht bij kopkreitsen, Magyar en Sivado. Alle zwaai- en schaarbeweging met een duidelijke zwaai van het been (niet heffen) en het bekken. 2.3.3. RINGEN 2.3.3.1. Richtlijnen jurering Oefening B1 Optrekken tot omgekeerde strekhang mag eventueel uitgevoerd worden met gestrekte benen maar moet uitgevoerd worden met gebogen armen. (zoniet: geen erkenning) Oefening B3 Een vluchtige vouwhang voor de uitdisloque is toegelaten, maar niet verplicht. Inloque: Hoek in inloque (afwijking >45°) Inloque is een zwaaibeweging, en daarom aftrek tot -0.80 punten mogelijk. D-jury erkent steeds de waarde, E-jury bestraft met – 0.80 punten. Voorzwaai Aftrek bij ringen niet voldoende achter schouders bij de voorzwaai (lijn armen minimum 45°): idem amplitude zwaai (-0.10/–0.30/–0.50/–0.80). Optrekken tot steun Optrekken tot steun moet vertrekken vanuit hang. Afsprong Afsprong met schouders onder ringhoogte = -0.30 Afsprong zonder verhoging van de schouders = -0.50 Bij alle afsprongen is een aftrek van -0,80 mogelijk voor extreme fout. Oefening A4 (D-jury) Armen parallel + steun door handstand bij B-reus, anders geen erkenning. Opgelet: B-reus weglaten = -2 punten. 2.3.3.2. Technische richtlijnen Hoofd neutraal en duidelijke verhoging bij disloque-bewegingen. Heffen naar handstand en alle handstand- en steunposities met “open” steun. Vallen uit handstand in rechte lijn met volledig gestrekte armen. Armen parallel en duidelijke steun bij de B-reuzenzwaai. Indien er wel een duidelijke steunpositie is in de handstandfase maar de schouderhoek wijkt in de steunfase af van de verticale lijn gebruiken we de FIG-regel voor zwaaibewegingen tot handstand. Hoofd neutraal, bolle borst, bekken open (streksalto) en duidelijke verhoging bij de afsprongen. © GymFed 2014 Pagina 8 van 73 1.07.2014 2.3.4. SPRONG 2.3.4.1. Richtlijnen jurering Hulp Een sprong met hulp is een 0-sprong. Afstoot Geen armzwaai tijdens afstoot = -0.50 interpretatie arminzet: bij inspringen naar de plank moeten de schouderhoogte zijn van waaruit ze voorwaarts/opwaarts gezwaaid worden. armen onder Landingsregels (aftrek door D-jury van eindscore) FIG-aftrek voor landingsregels as. Geen verte-eis meer, dus er is ook geen extra aftrek voor de verte mogelijk. Aanloop Voor de sprongen zonder Pegasus moet de gymnast minimum 10 m aanlopen. Minder dan 10 m = -0.50 (D-jury). Oefening A1 - 2e Sprong Opgelet: de 2e sprong A1 is salto voorwaarts gehoekt met 1/2 schroef. Bij uitvoering van salto gestrekt met 1/2 schroef, zal de sprong niet worden erkend (0-sprong). Landingsregels schroef Overslag of rondat 1/1 schroef: Er mag maximum een afwijking van 90 graden zijn (cf. FIGcode). Uitvoering overslag of rondat 1/2 schroef wordt als een 0-sprong beschouwd. 2.3.4.2. Technische richtlijnen Afstoot met armactie. Duidelijke afstootfase in de overslag. Hiellift bij streksalto’s en overslagen. Rondat steeds op één lijn. Hoofd neutraal, bekken open en bolle borst bij achterwaartse salto- en schroefbewegingen. Overslag schroef: duidelijke kaatsactie voor de schroefinzet. Bij steunfase Yourchenko (A4 en A5): armen hoog aan de oren Na courbette Yourchenko (A4 en A5): armen hoog houden © GymFed 2014 Pagina 9 van 73 1.07.2014 2.3.5. BRUG 2.3.5.1. Richtlijnen jurering Juniorbrug Niet mogelijk op BK/Coupe KBT, wél op PV’s en VK. Opkaatsen tot handstand De jury moet onder handen door kunnen kijken (ruimte tussen legger en handen), anders kaatsen niet erkend. Moy Tippelt-techniek = -0.50 punten. A5 Optie Reuzenzwaai Reuzenzwaai moet met gelijktijdig verspringen van twee handen worden uitgevoerd! In het vrij werk zal een uitvoering met verpak in 2 tijden niet worden erkend. In het opgelegd werk wordt de beweging wel erkend als optie (+0.50), maar zal worden bestraft met –0.30 door de E-jury. 2.3.5.2. Technische richtlijnen Zwaai met gestrekte lichaamspositie en bekken open. Het bekken bepaalt de hoogte van de zwaai; niet de voeten. Vooropzet tot spreidzit: bovenarmen komen eerst van de leggers; dan komen tot spreidzit. Achteropzet met bolle schouders en zonder verplaatsing van de handen. Rechte lijn en hoofd neutraal tijdens het neervallen in de moy of reuzenzwaai. Hoofd neutraal, bolle borst, bekken open (streksalto), duidelijke verhoging bij de afsprongen. Afstoot met gestrekte armen. © GymFed 2014 Pagina 10 van 73 1.07.2014 2.3.6. REK 2.3.6.1. Richtlijnen jurering Oefening B1 en B2 Pendelzwaai bij omtrekken tot steun mag. Oefening B3 Geen stop tussen kip en opzwaai, anders bestraffing van -0,50 voor de stop. Oefening B4 Kip-opzwaai-infelgen: bij uitvoeren van kip-stop-opzwaai is er een bestraffing van -0,50 voor de stop Oefening A3: Reuzenzwaai met infelgen (D-jury) Het infelgen moet gebeuren vanuit de handstandsteun na de reuzenzwaai. Indien er vroeger wordt ingefelgd is de reuzenzwaai niet tot handstand uitgevoerd en zal daarom niet erkend worden. 2.3.6.2. Technische richtlijnen Bolle vorm in de achterzwaai. Hoofd recht in de verticale positie. Reuzenzwaai met hoofd neutraal, bolle borst en open bekken. Halve draai met duidelijke steun, hoofd neutraal, bolle borst en bekken open. Felgen met volledig gesloten been-romp-hoek en hoofd steeds op de borst. Ompakken met gestrekte armen en in een rechte lijn. Voor de rekstok blijven en terugkeren bij halve draai tot palmgreep. Bonusafsprong mag voorafgegaan worden door een extra bolle reuzenzwaai. Buikdraai en stut met gestrekte armen, bolle borst en open bekken. Hoofd neutraal, bolle borst, bekken open (streksalto) en duidelijke verhoging bij de afsprongen. © GymFed 2014 Pagina 11 van 73 1.07.2014 3. Lijst van extra toestellen Het voorgeschreven programma artistieke gymnastiek heren vereist, naast het wedstrijdpakket AGH, de volgende extra toestellen en opstellingen: Een vloerpaard, op de matten geplaatst (vloerpaard uit de Catalogus Janssen & Fritsen bepaalt de norm). Een paddenstoel (paddenstoel uit de Catalogus Janssen & Fritsen bepaalt de norm) Een paddenstoel met boog (paddenstoel uit de Catalogus Janssen & Fritsen bepaalt de norm) Een juniorplank (sprong) Een juniorbrug (enkel op GFW, PV’s en VK) 2 extra matten van 30 cm. Matjes waarop vloerpaard, paddenstoel met en zonder boog geplaatst worden. Indien organisatorisch mogelijk wordt de sprong bij voorkeur in de volgende twee vaste opstellingen geplaatst: 1. Opstelling zonder Pegasus, met enkel een springplank en rondatmat voor de landingszone 2. Alle sprongen met Pegasus (normale sprongopstelling met rondatmat) Indien geen twee sprongopstellingen mogelijk zijn, wordt volgende werkwijze aangeraden : 1. Alle sprongen zonder Pegasus 2. Alle sprongen met Pegasus Dit wil zeggen dat sommige gymnasten reeds 2 sprongen kunnen uitvoeren bij opstelling 1, andere jongens de beide opstellingen gebruiken, en sommigen moeten wachten en beide sprongen uitvoeren bij opstelling 2. © GymFed 2014 Pagina 12 van 73 1.07.2014
© Copyright 2025 ExpyDoc