De gelijkenis van het bruiloftsfeest

De gelijkenis van het bruiloftsfeest
Kring Rotterdam Noord; 9 december 2014
‘Many are cold, but few are frozen’ (Adrian Plass over de ijslolly’s in zijn vriezer)
1. Inleiding
De zin ‘Velen zijn geroepen, maar slechts weinigen uitverkoren!’ wordt nogal eens zo
uitgelegd: 'God nodigt – door onze evangelieverkondiging heen – alle mensen uit om tot
Hem te komen, maar niet alle mensen zullen gehoor geven aan die uitnodiging. Dat is
een vrije keuze – de mens heeft een vrije wil –, maar het is ook zo voorbestemd door
God. De mensen die zich doof houden, zijn namelijk niet uitverkoren.’ Hoewel dit
waarschijnlijk zal worden ontkend, zegt degene die deze uitleg voorstaat in wezen dat
God sommige mensen heeft voorbestemd om niet in Zijn nabijheid te zijn, oftewel:
sommige mensen zijn gemaakt voor de hel.
a) Hoe zien jullie dat?
Mijn God zit iets anders in elkaar. Mijn God wil niet dat ook maar íemand verloren gaat.
‘De Heer talmt niet met zijn belofte, zoals sommigen menen die van vertraging spreken,
maar Hij heeft geduld met u, omdat Hij wil dat allen tot inkeer komen en niemand
verloren gaat.’ (2 Petr. 3:9, WV. Vgl. 1 Tim. 2:4 en vgl. verder Ez. 18:32, 33:11)
‘Velen zijn geroepen’ komt uit Matteüs 22:1-14. Het Schriftgedeelte handelt over een
koning die ter gelegenheid van het huwelijk van zijn zoon een feest organiseert. De
gasten die de koning uitnodigt voor dit feest willen helaas niet komen. Vervolgens geeft
de koning zijn knechten de opdracht om de straat op te gaan om daar wildvreemden uit
te nodigen voor het huwelijksfeest. Dat gaat gelukkig goed. Veel mensen worden van
straat geplukt en de feestzaal binnengeleid. Het feest kan beginnen! Als de koning de
feestzaal binnenkomt en hij een man ziet die geen bruiloftskleed aan heeft gebeurt er
iets vreemds. De koning wordt boos, hij laat de handen en voeten van de man
vastbinden en hem zonder pardon in ‘de uiterste duisternis’ gooien.
Sara had deze gelijkenis gelezen en vroeg mij: ‘is het niet flauw dat die man, die van
straat is geplukt, wordt verweten dat hij geen bruiloftskleed aan heeft?’
b) Is het niet flauw dat die man, die van straat is geplukt, wordt verweten dat hij geen
bruiloftskleed aan heeft?
Als je de uitleg die veelal aan dit Schriftgedeelte wordt gegeven moet geloven is het
héél flauw. Het gedeelte wordt nogal eens gebruikt om te benadrukken dat wij ervoor
moeten zorgen dat we allemaal waardig zijn als we onze Koning ontmoeten. Oftewel:
we moeten breken met alle zonden in onze levens en goede daden doen, zodat we
acceptabel zijn voor onze Koning. Zijn er zonden waar we niet mee hebben gebroken of
hebben we te weinig goeds gedaan – ik heb beide varianten in preken terug horen
komen – dan is het wenen en knarsetanden geblazen in ‘de uiterste duisternis’. Maar…
die mensen die van de straat werden geplukt hadden toch helemaal geen tijd om zich
voor te bereiden op het bruiloftsfeest? Zo bezien is het wonderlijk dat er onder al die
gasten maar één gast was die géén feestkleed aan had. Waar haalden alle anderen zo’n
kleed ineens vandaan? Vanavond ga ik met jullie op zoek naar het antwoord op deze
1
vraag. En in de tussentijd behandelen we ook wat andere interessante aspecten van
deze gelijkenis. (We zijn er nu toch.)
2. De gelijkenis
Laten we eerst eens met elkaar lezen hoe Matteüs het verhaal dat ik zo-even kort heb
samengevat verwoordt.
‘Daarop vertelde Jezus hun opnieuw een gelijkenis: ‘Het is met het koninkrijk van de
hemel als met een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. Hij stuurde zijn
dienaren eropuit om de bruiloftsgasten uit te nodigen, maar die wilden niet komen.
Daarna stuurde hij andere dienaren op pad met de opdracht: “Zeg tegen de genodigden:
‘Ik heb een feestmaal bereid, ik heb mijn stieren en het mestvee laten slachten. Alles
staat klaar, kom dus naar de bruiloft!’” Maar ze negeerden hen en vertrokken, de een
naar zijn akker, de ander naar zijn handel. De overigen namen zijn dienaren gevangen,
mishandelden en doodden hen. De koning ontstak in woede en stuurde zijn troepen
eropaf, hij liet de moordenaars ombrengen en hun stad in brand steken. Vervolgens zei
hij tegen zijn dienaren: “Alles staat klaar voor het bruiloftsfeest, maar de gasten waren
het niet waard genodigd te worden. Ga daarom naar de toegangswegen van de stad en
nodig voor de bruiloft iedereen uit die je tegenkomt.” De dienaren gingen de straat op
en brachten zo veel mogelijk mensen samen, zowel goede als slechte. En de
bruiloftszaal vulde zich met gasten voor de maaltijd. Toen de koning binnenkwam om te
zien wie er allemaal aanlagen, zag hij iemand die zich niet in bruiloftskleren gestoken
had, en hij vroeg hem: “Vriend, hoe ben je hier binnengekomen terwijl je niet eens een
bruiloftskleed aanhebt?” De man wist niets te zeggen. Daarop zei de koning tegen zijn
hofdienaars: “Bind zijn handen en voeten vast en gooi hem eruit, in de uiterste
duisternis, waar men jammert en knarsetandt. Velen zijn geroepen, maar slechts
weinigen uitverkoren.”’ (Mat. 22:1-14)
3. Wie is wie?
c) Laten we de verschillende personages in deze gelijkenis identificeren. Wie is de
koning?
Dat is natuurlijk God. Inkoppertje.
d) Wie is de zoon?
Dat is ook niet heel lastig: het is de verteller van de gelijkenis, Jezus.
e) Wie zijn de dienaren?
Dat zijn de mensen die namens God spreken. Als duidelijk is wie de gasten en hun
vervangers zijn, wordt misschien duidelijk wie die dienaren precies zijn. We komen er zo
nog op terug.
f) Wie zijn de bruiloftsgasten die verstek laten gaan?
Dat zijn de Israëlieten.
4. De bruiloftsgasten die verstek laten gaan
2
Laten we eens nader kijken naar hun rol in de gelijkenis. Jesaja had voorspeld dat er een
dag zou komen waarop een groot feest zou worden georganiseerd:
‘En de HERE der heerscharen zal op deze berg voor alle volken een feestmaal van vette
spijzen aanrichten, een feestmaal van belegen wijnen: van mergrijke, vette spijzen, van
gezuiverde, belegen wijnen. En Hij zal op deze berg de sluier vernietigen, die alle natiën
omsluiert, en de bedekking, waarmede alle volken bedekt zijn. Hij zal voor eeuwig de
dood vernietigen, en de Here HERE zal de tranen van alle aangezichten afwissen en de
smaad van zijn volk zal Hij van de gehele aarde verwijderen, want de HERE heeft het
gesproken. En men zal te dien dage zeggen: Zie, deze is onze God, van wie wij hoopten,
dat Hij ons zou verlossen; dit is de HERE, op wie wij hoopten; laten wij juichen en ons
verblijden over de verlossing die Hij geeft.’ (Jes. 25:6-9; NBG. Vgl. bijv. Op. 21:1-4)
Israël had jaren en jaren uitgekeken naar dit feest. En nu zei Jezus, in de gelijkenis die
we zojuist hebben gelezen, dat zij het feest zouden missen, nota bene door hun éigen
toedoen!
g) Hoe zit dat?
Het feest dat in Jesaja 25:6-9 wordt beschreven wordt wel het messiaanse feestmaal
genoemd.
h) Even tussendoor: wat betekent ‘Messias’?
Het betekent Gezalfde. Net als Christus. Als wij spreken over ‘Jezus Christus’ zeggen
we eigenlijk ‘Jezus de Gezalfde’ (zie bijv. Luc. 4:16-21). Koningen, priesters en profeten
werden gezalfd, ten teken dat Gods Geest op hen rustte. Jezus is Koning, Priester en
Profeet. De komst van de Gezalfde was door verschillende profeten voorzegd, onder
andere door Jesaja (bijv. Jes. 61). De Gezalfde zou volgens de profetieën een eind
maken aan het lijden van Israël. Dan breekt een vreugdevolle periode aan. Het
zogenoemde messiaanse feestmaal is hier een beeld van. (Ik geloof niet dat God op enig
moment een groot feestmaal zal organiseren voor alle volken. Ik geloof ook niet dat er
op enig moment een stad uit de hemel komt met een oppervlakte van 5 miljoen km².)
De Gezalfde zou Israël verlossen – vandaar de bijnaam Verlosser –, Hij zou een eind
maken aan het lijden van Israël. Anders dan Israël dacht, was dat niet het lijden als
gevolg van de onderdrukking door andere volken (vgl. bijv. Jes. 35).
i) Onder welk slavenjuk zat Israël?
Het juk van de wet (bijv. Hand. 15:10; Gal. 5:1). Het is heel treurig, maar de Israëlieten
dachten dat God aan hun kant stond, omdat Hij Zijn wet aan hen had gegeven en zij
dachten dat God op hun hand zou zijn als zij zich strikt aan de wet zouden houden
(Rom. 9:30-10:4). Als je je focust op de wet van Mozes, eet je van de boom van kennis
van goed en kwaad: je bent bezig met regeltjes, met de buitenkant in plaats van de
binnenkant. Jezus kwam het juk van de wet – altijd maar weer op eigen kracht
proberen het goede te doen en het kwade te laten – verbreken. Hij leerde: ‘Mijn juk is
zacht.’ (Mat. 11:29-30, vgl. 1 Joh 5:3)
j) Waarom is Jezus’ juk zacht?
3
Omdat je vanuit Zijn kracht, vanuit Zijn Geest kan leven. Jezus kwam niet op aarde om
de wet van Mozes te updaten, Hij kwam om ons te leren dat het onmogelijk is op eigen
kracht tot je doel te komen (vgl. Rom. 8:8). Daarom leerde Hij dat mensen eerst moeten
sterven aan zichzelf, zichzelf moeten opgeven voordat zij wérkelijk kunnen leren leven
(bijv. Mat. 16:24; Joh. 3:3, 7; 1 Petr. 1:3, 23).
Omdat de komst van de Gezalfde aan Israël was voorzegd, richtte Jezus Zich tijdens
Zijn bediening op de Joden en niet op de heidenen (bijv. Mat. 10:6, 15:24. Vgl. bijv.
Hand. 13:46). Omdat de Israëlieten Jezus als Gezalfde afwezen, wezen zij ook de Vader
af en liepen zij het grote feest mis (waarover later nog meer). Paulus schrijft hierover:
‘Toch hebben slechts weinigen aan het evangelie gehoor gegeven, want Jesaja vraagt:
‘Heer, heeft iemand geloofd wat wij hebben gezegd?’ (…) Maar dan is mijn vraag:
hebben ze de boodschap soms niet gehoord? Natuurlijk wel, want er staat: ‘Hun roep
klinkt over heel de aarde, hun woorden tot de uiteinden van de wereld.’ Maar dan vraag
ik weer: heeft Israël de boodschap niet begrepen? Welnu, Mozes zegt al: ‘Ik zal jullie
afgunstig maken op een volk dat geen volk is, ik daag jullie uit met een volk zonder
verstand.’ En bij Jesaja staat zelfs: ‘Ik heb me laten vinden door wie mij niet zochten, ik
heb me bekendgemaakt aan wie niet naar mij hebben gevraagd.’ Maar bij Jesaja staat
over Israël: ‘Heel de dag heb ik mijn handen uitgestrekt naar mijn ongehoorzaam en
opstandig volk.’’ (Rom. 10:16, 18-21)
k) Waarom hebben de Israëlieten Jezus en Zijn uitnodiging afgewezen?
Omdat Jezus niet de man was die zij hadden verwacht en Hij niet de boodschap bracht
waarop zij hoopten. Israël had een verkeerd Godsbeeld en een verkeerd beeld van
zichzelf.
Jezus profeteerde dat wie niet gelooft dat Hij de Messias is, in zijn zonden zou sterven
(Joh. 8:21, 24). Hoewel iederéén zonder Jezus in zijn zonden zal sterven, geloof ik dat
deze profetie specifiek voor Jezus’ toehoorders bedoeld was. Jezus profeteerde verder:
‘Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en diegenen stenigt die tot haar gezonden
zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen niet onder mijn hoede willen nemen, zoals een kip
haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels. Maar u hebt het niet gewild. Kijk, uw
huis blijft onbewoond achter. Want Ik zeg u: vanaf nu zult u Me niet meer zien, tot het
moment waarop u zegt: Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer.’ (Mat.
23:37-39; WV. Vgl. bijv. Jer. 7:34; Micha 3:12)
l) Wat doet de koning in de gelijkenis met de bruiloftsgasten die verstek laten gaan?
Hij laat ze vermoorden en hun stad in brand steken. In de Bijbel wordt het verbranden
van een stad altijd in verband gebracht met oordeel (zie bijv. Richt. 1:8; Am. 1:4, 7, 12;
Jes. 5:24) En dit is wat er is gebeurd met Israël, 70 na Christus. De tempel werd
verwoest (zie bijv. Luc. 19:41-44; Mat. 24:1-2) – waardoor een eind kwam aan de
offerdienst (vgl. Heb. 8:13) – en talloze Israëlieten werden vermoord door de Romeinen.
Het oordeel is over Jeruzalem gekomen, omdat Israël steeds Gods uitnodiging had
afgewezen (vgl. Mat. 21:35-36).
We parkeren Israël hier even.
4
5. De goede en slechte mensen
m) Nog een keer: wie zijn de dienaren in de gelijkenis?
Iedereen die mensen namens God uitnodigt tot God te komen. Onder het Mozaïstisch
verbond waren dit de profeten (die werden gedood) en onder het verbond dat Jezus
namens ons met God sloot zijn dit de… christenen!
‘Het is God die door Christus de wereld met zich heeft verzoend: hij heeft de wereld
haar overtredingen niet aangerekend. En ons heeft hij de verkondiging van de
verzoening toevertrouwd. Wij zijn gezanten van Christus, God doet door ons zijn
oproep. Namens Christus vragen wij: laat u met God verzoenen.’ (2 Kor. 5:19-20. Vgl.
bijv. 1 Petr. 2:9)
Wíj nodigen mensen uit om deel te nemen aan het grote feest dat God met alle mensen
wil vieren.
n) En wie zijn dan de goede en slechte vervangers van de gasten?
Dat zijn de bekeerde heidenen, die samen de gemeente vormen. Het woord dat in de
Nederlandse vertalingen met ‘kerk’ of ‘gemeente’ wordt weergegeven is in het Grieks
ἐκκλησία (ekklésia) van ἐκ (ek), ‘uit’ of ‘tot’, en καλέω (kaleó), ‘roepen’. De gemeente
bestaat uit mensen die zijn geroepen úit de wereld, tót gemeenschap met God. (Grappig
genoeg zijn de mensen die ingaan op de uitnodiging ook meteen geroepen om anderen
uit te nodigen. Je ziet, de gelijkenis van Jezus is niet een sluitende metafoor. Maar zo is
die ook niet bedoeld, zoals we straks nog zullen zien bij de bespreking van het lot van
Israël.)
6. Heb jij je bruiloftskleed aan?
We zijn een eind op weg en komen – eindelijk – aan bij de aanleiding voor het maken
van de studie: de vraag van Sara over het bruiloftskleed. Zoals ik eerder al opmerkte, is
het vreemd dat slechts één gast géén feestkleed aan heeft. Álle goede en kwade
mensen werden van straat geplukt en geen van hen had de tijd een kleed aan te
trekken. Hoe zit dat nou? Het is eigenlijk heel eenvoudig. In verschillende
Bijbelcommentaren heb ik gelezen dat het in het Midden-Oosten van die dagen
gebruikelijk was dat de vader van de bruidegom niet alleen het eten en drinken op het
bruiloftsfeest verzorgde, hij zorgde er ook voor dat alle gasten eenzelfde (wit) kleed
aankregen. Zo was er niemand die uit de toon viel. Mooi hè? Wat ik vooral zo mooi
vind, is dat deze uitleg overeenstemt met de rest van het evangelie. Het bruiloftskleed
word je gegeven (vgl. bijv. Tit. 2:14; Op. 2:4-5). Je nieuwe identiteit is niet een
verdienste van jezelf, maar een gave van God (vgl. bijv. Ef. 2:8-9; 2 Kor. 5:17).
o) Maar dan blijft de vraag: waarom had die ene gast geen bruiloftskleed aan?
Het kan niet zo zijn dat deze gast zondig was of onvoldoende goede werken had
gedaan. Hij heeft het bruiloftskleed geweigerd aan te trekken. In sommige
Bijbelcommentaren las ik dat deze gast een ‘valse broeder’ is. Zo iemand die zijn hele
leven naar de kerk gaat, maar niet werkelijk bekeerd is. In andere commentaren las ik
dat deze gast ten diepste een ongelovige is. Mijn probleem met deze twee visies is dat
5
ze niet duidelijk maken waarom de gast heeft geweigerd een kleed aan te trekken. Mijn
verklaring is dat deze gast dacht dat het niet nódig was om een bruiloftskleed aan te
doen. Ik moest bij de voorbereiding van deze studie denken aan mijn studie Onze God is
een verterend vuur! Aan het slot van die studie schrijf ik:
‘Het ‘onze God is een verterend vuur!’ [Heb. 12:29] is een waarschuwing voor wie ‘het
onwankelbare koninkrijk’ niet in dankbaarheid kan aanvaarden [Heb. 12:28a], oftewel:
voor wie Gods genadige aanbod niet accepteert, omdat hij meent zijn behoudenis, zijn
acceptatie door God of weet ik het wat te moeten bewerken. Hoe vroom het ook mag
lijken dat je graag je best wil doen, je beledigt eigenlijk God ermee, omdat je Zijn cadeau
voor jou zelf wil betalen. God dienen zodat Hij ‘er behagen in schept, met eerbied en
ontzag’ [Heb. 12:28b] is zeggen: ‘dankuwel, Heer! Halleluja!’ Wie dat niet kan zeggen,
plaatst zichzelf onder het oordeel en zal verteerd worden.’
Wie de uitgestoken hand van God weigert zal, zoals Jezus het zei, sterven in zijn
zonden. De gast zonder bruiloftskleed wordt geworpen in ‘de uiterste duisternis’, waar
hij jammert en tandenknarst (vgl. Mat. 8:12, 13:42, 50, 24:51, 25:30). Dit is geen
beeld van marteling, maar van spijt. Lieve broers en zussen, laten wij niet in de val
lopen waar het volk van Israël in is gelopen: geloven dat wij op eigen kracht tot onze
bestemming kunnen komen. Laten wij Gods genadige aanbod in dankbaarheid
aanvaarden.
7. Uitleiding
p) Wie wil de gelijkenis van het bruiloftsfeest in zijn eigen woorden uitleggen?
Hoewel dit niet in de gelijkenis aan de orde komt, wil ik, voor we de avond afsluiten,
nog kort aandacht besteden aan het lot van Israël.
q) 70 na Christus kwam het oordeel over Israël. De tempel werd vernietigd en de
Israëlieten verspreidden zich over de hele aarde. Komt het ooit nog goed?
Laten we een stuk uit Romeinen 11 lezen:
‘(…) nu zult u tegenwerpen: ‘Die takken zijn toch afgebroken zodat ik geënt kon
worden?’ Zeker, ze zijn afgebroken vanwege hun ongeloof en u dankt uw plaats aan uw
geloof. Wees daarom echter niet hoogmoedig, maar heb ontzag voor God: als hij de
oorspronkelijke takken al niet heeft gespaard, zou hij u dan wel sparen? Houd daarom
voor ogen dat God niet alleen goed is, maar ook streng. Hij is streng voor wie gevallen
zijn, maar goed voor u – als u tenminste trouw blijft aan zijn goedheid, want anders
wordt ook u afgekapt.’ (Rom. 11:19-22)
Even tussendoor: hier wijst Paulus volgens mij op de val van eigengerechtigheid, die we
zojuist bespraken.
‘En als de Israëlieten niet volharden in hun ongeloof, zullen ook zij worden geënt, want
God is bij machte hen opnieuw te enten. Immers, als u die van nature een tak van de
wilde olijfboom bent, tegen de natuur in op de edele olijfboom bent geënt, hoeveel
eerder zullen dan zij die er van nature bij horen, op die boom worden geënt!’ (Rom.
11:23-24)
6
r) Wat is die edele olijfboom, waarop wij geënt zijn?
Wij zijn geënt op Jezus (zie ook Rom. 15:8-12), Die ook wel de Wortel wordt genoemd
(Jes. 11:10; Op. 5:5, 22:16).
‘Er is, broeders en zusters, een goddelijk geheim dat ik u niet wil onthouden, omdat ik
wil voorkomen dat u op uw eigen inzicht afgaat. Slechts een deel van Israël werd
onbuigzaam, en dat alleen tot het moment dat alle heidenen zijn toegetreden. Dan zal
heel Israël worden gered, zoals ook geschreven staat: ‘De redder zal uit Sion komen, en
wentelt dan de schuld af van Jakobs nageslacht. Dit is mijn verbond met hen, wanneer
ik hun zonden wegneem.’ Ze zijn Gods vijanden geworden opdat het evangelie aan u
kon worden verkondigd, maar God blijft hen liefhebben omdat hij de aartsvaders heeft
uitgekozen. De genade die God schenkt neemt hij nooit terug, wanneer hij iemand roept
maakt hij dat niet ongedaan. Zoals u God eens ongehoorzaam was, maar door hun
ongehoorzaamheid Gods barmhartigheid hebt ondervonden, zo zijn zij nu ongehoorzaam
om door de barmhartigheid die u ondervonden hebt, ook zelf barmhartigheid te
ondervinden. Want God heeft ieder mens uitgeleverd aan de ongehoorzaamheid, opdat
hij voor ieder mens barmhartig kan zijn.’ (Rom. 11:25-32)
Wat God is begonnen, maakt Hij – op Zijn tijd – af (zie bijv. Jes. 30:18; Ez. 18:23 en
32, 33:11; 1 Tim. 2:4; 1 Petr. 3:20; 2 Petr. 3:9). God heeft de Israëlieten aan hun lot
overgelaten, zoals Hij dat vaker heeft gedaan (lees bijv. de boeken 1 en 2 Kon. eens).
Maar er komt een dag dat Israël zal erkennen dat Jezus de Gezalfde is, Die hun was
beloofd. Dan zal de sluier (bijv. NBV) of bedekking (bijv. NBG) die over hun hart ligt
worden weggenomen (denk aan Jes. 25:6-9 dat we eerder lazen en vgl. 2 Kor. 3:7-18).
En dan zullen alle mensen, zowel Joden als heidenen, voor onze Heer buigen (Jes.
45:23; Rom. 14:11. Vgl. Fil. 2:9-11; 1 Kor. 12:3). Ik zie uit naar die dag!
Alle Bijbelteksten zijn, tenzij anders vermeld, overgenomen uit de Nieuwe Bijbelvertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007. Voor de teksten overgenomen uit de
Willibrordvertaling (herziene editie), © Katholieke Bijbelstichting 1995 en voor de tekst
overgenomen uit de NBG-vertaling 1951, © Nederlands Bijbelgenootschap 1951.
7