De preek van 5 oktober 2014

1
Preek Israëlzondag 2014, PKN Odijk.
Gemeente van Christus,
Israël is onze bakermat. De wording van het christendom is onlosmakelijk verbonden met de
geschiedenis van Israël. Jezus was een Joodse man. Wij die Hem proberen na te volgen, wij
zijn een tak, de stam is het volk van God. Wij zijn geënt op de edele olijfboom, zegt de
apostel Paulus in zijn Romeinenbrief. Wij halen beide ons geestelijk voedsel uit de wortels
van het Woord. Het Oude Testament is verre van verouderd. Het Nieuwe kan alleen bestaan
omdat Jezus Zijn licht liet schijnen over het Oude.
De jaarlijkse Israëlzondag maakt ons bewust van die binding.
Israël, ik ben er nog nooit geweest. In de jaren dat wij het van plan waren, was er wel weer
ergens een strijd losgebrand of hing er dreiging in de lucht, de zoveelste Intifada, zodat we er
toch maar weer vanaf zagen. In de komende meivakantie hopen we dat het ervan komt.
Mensen die er zijn geweest, vertellen me verhalen. Ze zijn onder de indruk van het land, van
dat heilige land met zijn unieke geschiedenis. Zoveel plaatsen en streken herinneren aan
bijbelse verhalen. De wetenschap dat Jezus door één van de poorten van Jeruzalem de stad
binnenging en dat jij daar dan ook loopt, slaat zomaar een brug over een tijd van 2000 jaar.
In de hof van Getsémane realiseer je je hoe Jezus daar gebeden heeft. Je bezoekt Yad
Vashem en je realiseert je hoe Israël geleden heeft. Je voelt je dichtbij die geschiedenis, die
weliswaar heel oud is en tegelijk onder je voeten, onder handbereik. Als ik die verhalen hoor,
doet het me denken aan de sensatie die ik voelde toen ik in Rome was. Op het Forum
Romanum, waar ooit Paulus heeft gelopen. Misschien komt dat als belevenis overeen. Alsof
er een brug over de tijd loopt van toen naar nu. Het kan diepe indruk maken.
Israël en vandaag dan deze zondag. Ik heb er in de afgelopen vier jaar meer werk van
gemaakt dan in alle jaren voordien, dankzij een trouwe groep gemeenteleden, die er zich in
wil verdiepen, gevoed vanuit het Leerhuis van Bunnik en Odijk. En het is eerlijk om te zeggen
dat in die voorbereidingsgroep er ook elk jaar gesproken wordt over de moeite die we met
elkaar delen, moeite met datzelfde Israël, met het seculiere, politieke Israël van vandaag de
dag. Dan wordt er ook afstand gevoeld. Ook die gevoelens wil ik serieus nemen.
Israël mag dan het uitverkoren volk van God zijn, maar ik kan de gedachte niet ontkennen
dat dit ook vragen oproept. Maakt Israël die unieke status ook waar? Waarom reageert
Israël meestal zo fel op elke bedreiging. Oog om oog en tand om tand en meestal nog met
grovere reacties op het geweld. Is de prediking van Jezus daarom voor Joodse leiders te
radicaal: Hebt uw vijanden lief!? Waarom die hoge muren rondom Gaza? Waarom die
geweldsspiraal? Waarom gaat het maar door met de bouw van illegale nederzettingen in
Oost-Jeruzalem? Israël kent de Thora, weet dat God zo vaak gezegd heeft dat het volk ook
ruimte moet laten voor de vreemdeling, die in hun steden woont. Ik zou het Israël haast
willen voorhouden, dat God niet alleen voor Abel koos, maar ook Kaïn in bescherming nam.
Dat Hij de God van Isaak is, maar ook met Ismaël een eigen weg gaat. Al weet ik tegelijk niet
wie ik daarop zou moeten aanspreken. Het moderne Israël is ook een verdeeld land. Volg ik
de politiek van de Netanjahu, de havik?
2
Hoe kan de tweestatenoplossing, die de Verenigde Naties al zolang bepleit, de instemming
krijgen van beide partijen, zodat er een duurzame vrede ontstaat? Waarom kan die maar
niet afgedwongen worden?
Maar ben ik in die positie? Ben ik wel in de positie om Israël als het ware de les te lezen, te
herinneren aan het beste van Tenach en Thorah? Erken ik ook mijn eigen heimelijk
antisemitische gevoelens? Als christen draag ik ook ergens dat verleden met mij mee, dat
vervangingsdenken.
Een ongemakkelijk gevoel.
Vooral als ik me realiseer dat de christelijke kerk door de eeuwen heen soms zover is gegaan
dat het Israël niet erkende; dat het Israel als volk verantwoordelijk hield voor de dood van
Jezus. De christelijke kerk was er meer dan eens van overtuigd dat het in de plaats van Israël
gekomen was. God zou zijn volk verworpen hebben, omdat het Christus had gekruisigd. God
had Israël verworpen en ging verder om zijn Koninkrijk op aarde te stichten met de
christelijke kerk. Alsof wij onze unieke status wel waarmaken. En dan werd nogal eens de
gelijkenis van vanmorgen daarvoor ingezet. Kijk maar, het staat er toch? De Zoon, de
erfgenaam, die ten laatste door God wordt ingezet, als laatste redmiddel, de hoeksteen,
wordt de wijngaard uitgegooid en gedood. ‘Het Koninkrijk zal van u afgenomen worden en
gegeven aan een volk dat het wel vrucht laat dragen’. Alsof dat bij ons vanzelf spreekt.
De christelijke kerk heeft met deze uitleg mede bijgedragen aan de vervangingtheologie en
die werd de voedingsbodem voor antisemitisme, de Jodenvervolging, met als gruwelijk
dieptepunt de Shoah.
Wie zijn wij om Israël te kapittelen? We moeten ons schamen over ons eigen verleden.
Maar is dan alles wat Israël doet, tegenwoordig in politieke zin, gerechtvaardigd? En past dit
alles in het plan van God met zijn volk? Komt zo dan dat beloofde land tot stand, dat vloeit
van melk en honing, komt het ooit zo tot stand? Mag Israël doen wat het doet, want het is
Gods volk?
Ik weet het niet. Ik ben daar niet uit, als het al aan mij ligt om daar iets van te vinden. Ik weet
niet hoe het voelt als Hamas maar één doel voor ogen staat, Israël van de kaart te vegen.
Hoe bedreigd kun je je voelen? Naar welke middelen grijp je om ze je van het lijf te houden?
En voor vanmorgen is het bovendien het de vraag of die vervangingsgedachte als uitleg wel
klopt met wat er staat?
Gaat het hier om het hele volk Israël, zoals wel is beweerd? Vers 45 uit Matteüs 21 maakt
duidelijk dat met name de geestelijke leiding zich aangesproken voelde door de gelijkenis.
Jezus had de hogepriesters en de Farizeeën op het oog; de onrechtvaardige pachters uit de
gelijkenis.
Gemeente, Matteüs beschrijft hoe Jezus een gelijkenis uitspreekt over een wijngaard. Jezus
gebruikt een beeld, dat Hij van Jesaja kent en overneemt.
Jesaja – in de tekst die we daarnet hoorden -spreekt woorden van God in de vorm van een
klaaglied; het lied van de wijngaard als een bittere aanklacht tegen het leiderschap in Israël.
God heeft een wijngaard aangelegd, een tuin, een poeftuin. Zo moet het toegaan in de
wereld. Met liefde een tuin bewerken met de meest edele planten. Goede vruchten moeten
er gaan groeien. De wijn moet gedronken, het feest gevierd, het recht zal zegevieren, maar o
wat gaat het mis.
3
En God raakt teleurgesteld in de leidslieden van zijn volk, de geestelijke elite. Zij hoorden
rechtvaardig te zijn, te zorgen voor goed bestuur, maar ze maken er een puinhoop van.
God verwachtte recht, maar oogstte onrecht.
Goed bestuur wordt bloedbestuur. Rechtsbetrachting wordt rechtsverkrachting.
Felle woorden, een aanklacht, een bittere teleurstelling voor God. God verwachtte
erkenning voor de weg die Hij met hen wilde gaan, maar Gods goede bedoelingen werden
miskend.
Jezus neemt dat beeld van die wijngaard van Jesaja over. En Hij vertelt het op zijn manier.
Over een wijngaard en de oogst. En ook zijn weergave staat bol van de kritiek op de mensen,
die leiding hadden moeten geven, maar het is of zich een geweldsspiraal ontwikkelt.
Hoe onbegrijpelijk het ook is. God geeft zoveel vertrouwen. Hij kan best even op reis. Zijn
wijnbouwers zullen vast goed oppassen en zorgen voor een prima oogst.
Het had zo mooi kunnen zijn. Het had zo goed kunnen worden. Maar het loopt vreselijk uit
de hand. Eerst worden enkele knechten mishandeld en gedood. Dan een grotere groep
knechten, treft eenzelfde lot. En tenslotte de Zoon van de eigenaar zelf. Ze hebben geen
ontzag voor hem. Zij grijpen hem vast, gooien hem de wijngaard uit en doodden hem.
De gelijkenis zit boordevol kritiek, die Jezus om zo te zeggen leent van de grote profeet
Jesaja. Kritiek op mensen die naar recht en gerechtigheid hadden moeten handelen, maar
die niemand de oogst gunnen, zelfs niet de zoon van de eigenaar.
Natuurlijk horen we hier de stem van Matteüs, die aan de hand van dit verhaal duidelijk wil
maken, dat er in de dagen van Jezus niet geluisterd werd naar zijn boodschap. Het kwam te
dichtbij. De geestelijke leiders moesten leren delen, maar hielden alles voor zichzelf.
Het gaat hier om de maatstaf van rechtvaardigheid. Wie handelt overeenkomstig zijn
roeping? Het gaat hier niet over de verwerping van Israël als volk. Jezus wil zeggen dat Gods
onvoorwaardelijke trouw zich niet beperkt tot Israël. Iedereen die zich door God gezeggen
laat, die rechtvaardig handelt, barmhartig is en nederig wandelt met God, die krijgt een
plaats in de wijngaard, die mag delen in de oogst.
In de gelijkenis wordt niet het hele Joodse volk als schuldig weggezet, maar richt Jezus zijn
kritiek op de geestelijke leiding van het volk.
Wil Gods wijngaard een tuin van vrede worden voor ieder volk, dan zal er recht moeten
worden gedaan aan iedereen die wil leven in vrede. God vraagt om erkenning van Zijn doel,
Zijn plan, Zijn Koninkrijk.
Gemeente, ik hunker naar al die berichten, al die initiatieven die worden ontplooid door
jonge Israëli en Palestijnen, bij voorbeeld door Nes Ammim, gericht op ontmoeting, op
wederzijdse erkenning. Waar de verschillende volkeren elkaar ontmoeten en elkaar leren
kennen en gaandeweg gaan erkennen. Dat de weg van het geweld geen vrede zal brengen.
Gemeente, de scheiding tussen goeden en slechten moet niet door mensen op een fanatieke
manier nu al worden doorgevoerd. Dat zal het werk blijken te zijn van de vredesengelen en
van – uiteindelijk – de Mensenzoon in het eind der tijden. De Messias zelf, die de hoeksteen
is, die het gebouw van de vrede overeind zal brengen en houden, wanneer God recht zal
doen en alles zal zijn in allen.
4
Let daarom goed op wat voor vrucht jij draagt
en of je wel de wijngaardenier behaagt
met duizend ranken tot zijn eer,
o wacht niet langer, lieve Heer.
Amen.