Juli 2014 Onderzoek KENNIS EPD EN LSP BIJ APOTHEKERSASSISTENTEN ONVOLDOENDE Het kennisniveau van de meerderheid van de apothekersassistenten over het landelijk elektronisch patiëntendossier (EPD) en het landelijk schakelpunt (LSP) is onvoldoende, concludeert Farmakundige Manon Nass in haar afstudeeronderzoek. In opdracht van het lectoraat heeft Manon onderzocht of er onduidelijkheid is bij apothekersassistenten over het EPD en het LSP en hoe er met eventuele onduidelijkheid wordt omgegaan. Dit onderzoek is in samenwerking met SIR (Institute for Pharmacy Practice and Policy) uitgevoerd. SIR heeft verschillende activiteiten met betrekking tot farmaceutisch praktijkonderzoek. Met behulp van SIR is een enquête uitgestuurd naar 1141 apothekersassistenten. De enquête is door 238 apothekersassistenten ingevuld. Uit de resultaten van de enquête blijkt dat 125 (53%) van de 238 apothekersassistenten de achtergrondinformatie over het EPD en het LSP niet goed kennen. De meest voorkomende redenen hiervoor zijn: te weinig voorlichting van de apotheker (59%), te weinig schriftelijke voorlichting (58%) en te weinig voorlichting van de overheid (54%). Uitleg geven Verder blijkt dat een overgrote meerderheid van de apothekersassistenten, namelijk 213 (90%), aangeeft dat in het dagelijks werk het EPD of het LSP wel eens ter sprake komt, maar de helft (50%) van de respondenten vindt het niet gemakkelijk om uitleg te geven aan patiënten over het LSP. Dit bleek uit de resultaten van de volgende uitspraak, die aan de apothekersassistenten in de enquête is voorgelegd: ‘zelf vind ik het makkelijk om uitleg te geven over het LSP’. Manon beveelt daarom aan om een kwalitatief vervolgonderzoek te doen vanuit het perspectief van de patiënt, aan wie toestemming voor het LSP wordt gevraagd, en dit af te zetten tegenover de resultaten van dit onderzoek. Verder is het aan te bevelen om voor de apothekersassistenten een korte schriftelijke uitleg te ontwikkelen, bij voorkeur vanuit de beroepsvereniging, zodat zij volledige en juiste informatie aan patiënten kunnen verstrekken. Tevens is het interessant om nader te onderzoeken of bij andere professionals dezelfde onduidelijkheden bestaan. Column IRRATIONEEL DENKEN: WE DOEN HET ALLEMAAL Kent u Lake Wobegon? Het is een klein plaatsje in de Amerikaanse staat Minnesota. In dit dorp zijn alle mannen bovengemiddeld sterk, alle vrouwen bovengemiddeld knap en alle kinderen hebben een bovengemiddeld IQ. Lake Wobegon bestaat dus niet; het is een virtueel dorpje. Het principe van gemiddelden is dat de helft van alle mensen een waarde erboven heeft en de andere helft een die eronder ligt. Maar het verschijnsel zelf bestaat des te meer: het wordt ook wel het probleem van de “illusoire superioriteit” of “superioriteitsbias” genoemd. Als je studenten vraagt naar hun studieprestaties dan schatten ze die hoger in dan wat ze daadwerkelijk presteren. Als je artsen vraagt naar de juistheid van hun diagnoses, zijn ze veel rooskleuriger dan wat de werkelijkheid laat zien. Als je wetenschappers vraagt of ze wel eens fraude plegen zegt ongeveer 10 procent ‘ja’. Maar als je ze vraagt of hun collega’s dat wel eens doen, ligt het percentage plotseling op 20 procent. En welke (mannelijke) automobilist vindt zijn eigen rijvaardigheid niet veel beter dan die van anderen: waarom rijden er zoveel idioten om me heen? Consistent hogere waarde Wel goed om je dit te blijven realiseren bij het doen van onderzoek: als patiënten zelf moeten aangeven hoe therapietrouw ze zijn, vind je een consistent hogere waarde dan wanneer je bijvoorbeeld kijkt naar aflevergegevens van hun apotheek. En zo zijn er veel meer voorbeelden te bedenken! Onderzoek naar de self efficacy (eigen effectiviteitsperceptie) zal altijd een (te) florissante waarde geven. Meer lezen van Ad van Dooren? Klik hier voor zijn blogsite. Onderzoek BEWEEGADVIES VOOR DIABETES TYPE 2 PATIENT BEPERKT Susanne Drienhuizen, student farmakunde, onderzocht belemmeringen voor diabetes type 2 patiënten om leefstijl- en medicatieadviezen op te volgen. Op het gebied van medicatieadviezen worden weinig belemmeringen ervaren, maar beweegadvies is erg globaal. Hierdoor is men slecht op de hoogte van sportmogelijkheden binnen de omgeving. Het doel van voedingsadviezen voor diabetes type 2 (DM2) patiënten is het bloedsuikergehalte onder controle houden om zo het risico op complicaties te verkleinen. Lichaamsbeweging heeft bij deze aandoening een bewezen gunstig effect op fitheid, het voorkomen van ziektesymptomen en kwaliteit van leven. Toch blijft de mate waarin men beweegt laag. Susanne wilde met haar onderzoek achterhalen wat in Nederland belemmeringen zijn voor DM2-patiënten om leefstijl- en medicatieadviezen volledig op te volgen. Zij heeft zeven DM2-patiënten geïnterviewd over hun achterliggende motieven en beweegredenen. Handvaten Op het gebied van medicatieadviezen ervaren de geïnterviewde patiënten weinig belemmeringen. Er worden voldoende handvaten door zorgverleners aangereikt om de adviezen op te volgen. Wat betreft leefstijladviezen ervaart men belemmeringen op het gebied van tijd, gemak, gewoonte en omgeving. Voornamelijk de eigen effectiviteitsperceptie speelt een grote rol in het opvolgen van de leefstijladviezen. Sportmogelijkheden Het beweegadvies wordt zeer globaal gegeven, waardoor de patiënt niet op de hoogte is van het sportaanbod in de omgeving. Mogelijk is dit een oorzaak waarom DM2-patiënten onvoldoende bewegen. Susanne geeft als aanbeveling dat er door zorgverleners meer aandacht moet worden besteed aan het geven van bewegingsadviezen. Verslag PRISMA: “HET KWARTJE IS EINDELIJK GEVALLEN” PRISMA is een groepseducatieprogramma ontwikkeld voor mensen met diabetes type 2. Het kenmerkt zich door de ‘andere manier van voorlichting geven’. Dat klinkt voor het lectoraat interessant; wát onderscheidt deze cursus van alle andere? Esther du Pon mengt zich als onderzoeker in een PRISMA-groep en brengt verslag uit. In 2006 werd PRISMA ontwikkeld in het VUmc. Momenteel wordt de cursus in heel Nederland gegeven, zowel in de eerste als in de tweede lijn. PRISMA training bestaat uit twee bijeenkomsten van elk één dagdeel. Er staan twee trainers, bijvoorbeeld een praktijkondersteuner en een diëtist, voor een groep van tien patiënten. Kenmerkend aan PRISMA is de interactie. Het is de bedoeling dat mensen zélf hun eigen gedachtegang kenbaar maken. Tijdens de eerste bijeenkomst ziet Esther dat sommige patiënten hun partner hebben meegenomen, zij vinden die betrokkenheid erg belangrijk. Gedurende het eerste halfuur lijken er weinig vragen en zorgen te zijn. Echter, naar mate het gesprek vordert komt er van alles boven; patiënten vertellen hun verhaal, zijn alert en luisteren geduldig naar elkaar. Er wordt een schets gemaakt van de processen in het lichaam die een rol spelen bij diabetes. “Het was mij al zo vaak uitgelegd, maar nu is het kwartje eindelijk gevallen!”, roept een vrouw uitgelaten. Actieplan Hoeveel suikerklontjes zitten er eigenlijk in een Snelle Jelle?” vraagt de trainer tijdens de tweede bijeenkomst. Er liggen dummy’s op tafel van voedingsmiddelen. Opmerkelijk zijn de vele vragen en discussies over koolhydraten en vetten. Etiketten worden geanalyseerd om voortaan bewustere keuzes te maken, dit kan thuis direct worden toegepast. Aan het einde vullen de mensen een persoonlijk Actieplan in. Trainers adviseren dit mee te nemen naar het eerstvolgende consult met de praktijkondersteuner. Het is niet voor niets dat 70 procent van de informatie die besproken wordt tijdens PRISMA bij de patiënt blijft hangen. Dat is veel, ter vergelijking: bij een consult met de zorgverlener is dat 10 procent. PRISMA zet mensen aan het denken. “Ik ken nu de achtergronden, dat roept veel nieuwe vragen op, maar met een aantal zaken kan ik direct thuis aan de slag!”, vertelt één van de deelnemers na afloop. Onderzoek naar PRISMA Esther bestudeert in Zwolle het effect van PRISMA-training in combinatie met e-health op zelfmanagement in haar studie genaamd DESTINE (Diabetes Education and Self-management To INcrease Empowerment). Zij wil weten of DM2 patiënten die PRISMA training hebben gevolgd meer gebruik maken van een internetplatform ten opzichte van patiënten die deze training niet hebben gevolgd. En, of de PRISMA- cursisten een andere rol aannemen tijdens het consult met de praktijkondersteuner. Een beeld van de PRISMA training is er al, in de loop van de tijd zal Esther ook een antwoord vinden op bovenstaande vragen. Even voorstellen FEMKE DE VRIES Femke de Vries (1980) is zowel afgestudeerd gezondheidswetenschapper als huidtherapeut. Naast de onderzoekservaring die zij opdeed bij Philips Research is zij altijd in de huidtherapeutische praktijk blijven werken. Femke: “Ik vind het een uitdaging om een brug te slaan tussen theoretisch onderzoek en de praktische kant van huidtherapie”. Per 1 juni 2014 is Femke binnen het lectoraat gestart als junior onderzoeker met als doel een promotiewaardig onderzoeksvoorstel te schrijven. Hierbij zal zij bekijken of er een mogelijke rol voor de huidtherapeut is weggelegd met betrekking tot het voorschrijven van medicatie, denk bijvoorbeeld aan het voorschrijven van medicatie ten behoeve van acne of eczeem. “Ik stap met heel veel enthousiasme in dit onderzoek, want de uitkomst zou veel kunnen betekenen voor zowel het lectoraat als de beroepsgroep huidtherapie”, aldus Femke. Interview “HET IS GOED OM HET LECTORAAT EEN BREDERE BLIK TE GEVEN” In elke nieuwsbrief komt een lid van de Raad van Advies van het lectoraat aan het woord. De Raad van Advies bestaat uit vijf leden die tweemaal per jaar samenkomen om ontwikkelingen binnen het lectoraat te bespreken. In deze editie een interview met Dr. Peter van Dijken, directeur van de afdeling Biomedische Innovaties bij TNO. Sinds eind 2011 is Peter van Dijken lid van de Raad van Advies. In dit interview vertelt hij over zijn visie op het lectoraat. Wat was destijds uw motivatie om deze rol te vervullen? “Ik vond het onderwerp van onderzoek van het lectoraat van belang, mede in relatie tot het werk dat we bij TNO doen.” In hoeverre vindt u de onderzoekslijnen van het lectoraat uniek en onderscheidend? “Apothekers zijn prominente spelers in de gezondheidszorg. Het is belangrijk dat ze optimaal worden ingezet voor het welbevinden van de patiënten. Dat is dus een goede reden om onderzoek te doen naar ‘communicatie met de patiënt’. Verder is een proces als therapietrouw essentieel voor de optimale inzet van medicijnen. Het is belangrijk om middels onderzoek hier meer zicht (op verbetering) te krijgen. Het lectoraat is betrokken bij veel internationale activiteiten (bijvoorbeeld overleg met buitenlandse peers, Summer Course en het opdoen van kennis met betrekking tot klinisch onderzoek). Op welke manier is dit zinvol voor het lectoraat? “Het onderwerp van onderzoek is niet een strikt Nederlands probleem. Hoewel de zorgsetting in andere landen anders kan zijn, zijn er veel soortgelijke vragen. Het is goed om het lectoraat een bredere blik te geven door internationale uitwisseling van kennis.” Het is belangrijk dat het lectoraat goed zichtbaar is binnen het werkveld. Welke acties adviseert u om de zichtbaarheid binnen het werkveld te vergroten? “De lector en promovendi veel congressen laten bezoeken en bij voorkeur zelf verhalen laten houden.” Hoe ziet u het lectoraat over vijf jaar? “Een lectoraat dat goed samenwerkt met academische groepen en een flink aantal meerjarige extern gefinancierde projecten heeft met meerdere kennispartners en praktijkprofessionals.” Leden kenniskring Redactie Contact Ad van Dooren Rik Ensing Hans Vehof Nanda Levert Femke de Vries Peter Vermeulen Tuğba Çoban Ellen Molewijk Esther du Pon Nanda Levert Esther du Pon Lectoraat Disseminatie van Farmaceutische Innovaties Bolognalaan 101 Postbus 85182 3508 AD Utrecht T. 088 - 481 5445 Website | Email | Twitter Deze digitale nieuwsbrief wordt vier keer per jaar verspreid naar studenten en docenten van de opleiding farmakunde, afgestudeerde farmakundigen, leden van het Kenniscentrum van de Faculteit Gezondheidszorg van de Hogeschool Utrecht en alle andere geïnteresseerden. Op deze manier houden wij u op de hoogte van de ontwikkelingen binnen het lectoraat. Als u toezending van deze nieuwsbrief niet op prijs stelt, laat u het ons dan even weten? Dat geldt ook als u een collega op de verzendlijst wilt. En als u op- of aanmerkingen heeft, aanvullingen of ongezouten kritiek, dan vernemen we dat vanzelfsprekend graag!
© Copyright 2024 ExpyDoc