Beweegprogramma Diabetes Mellitus type 2

Beweegprogramma Diabetes Mellitus type 2 Doelgroep: Volwassenen met (een verhoogde kans op) diabetes type 2 of morbide obesiatas op verwijzing van huisarts of specialist (bij DTF, na instemming patient, contact met huisarts of specialist). Hoofddoel Het behalen van gezondheidswinst door middel van het op middellang tot lange termijn dusdanig verhogen van het fitheidsniveau van de patient zodat zij zelfstandig en blessurevrij kunnen blijven sporten of bewegen en het plezier in bewegen hervinden. Subdoelen Het beweegprogramma wordt opgesteld aan de hand van de wensen van de patient, de individuele trainingsdoelen en eventuele comorbiditeit, met als trainingsdoel: •
•
•
•
•
•
•
het ontwikkelen en onderhouden van een actieve leefstijl; trainen van de lokale spierkracht en het spieruithoudingsvermogen; gewichtsreductie; het optimaliseren van de bloedglucosewaarden, indien nodig; verbeteren van het balansgevoel en het verhogen van het algemeen welbevinden; het bestrijden of uitstellen van beinvloedbare risicofactoren, zoals het ontstaan van hart-­‐ en vaatziekten, neuropathie, retinopathie, nefropathie, botontkalking en verstijving van bindweefsel; kennis en inzicht vergroten over de oorzaken en gevolgen van een inactieve leeftstijl Dit kan bereikt worden door: •
•
•
•
•
•
•
het vergroten van de self-­‐efficacy; het geven van inzicht in de mogelijkheden om te bewegen; leren plezier te hebben in bewegen; het vergroten van het maximale aerobe uithoudingsvermogen; trainen van de lokale spierkracht en het spieruithoudingsvermogen; functioneel trainen; het verlagen van risicofactoren voor andere morbiditeit; Het uiteindelijke doel is uitstroom naar het reguliere beweeg-­‐ en sportaanbod zonder supervisie van de fysiotherapeut. Middel: In groepsverband van max. 6 personen begeleid of semibegeleid (afhankelijk van fase waarin patient zich bevindt) bewegingstraining en coaching door fysiotherapeut aangevuld met info door dietist. Intake Medische gegevens tav inschatting van belastbaarheid en risico’s beweeginterventie: •
•
•
•
voorgeschiedenis wat betreft cardiovasculaire en orthopedische problematiek; bloeddruk; medicatiegebruik indien van toepassing, insulineschema’s (bloedglucose verlagende medicatie en/of insulinepreparaten) en risico op hart-­‐ en vaatziekten verlagende medicatie (bloedverdunners en bloeddruk-­‐ en cholesterolverlagende medicatie); indien beschikbaar: resultaat van inspanning-­‐ECG’s (inclusief Wmax, Hfmax, bloeddrukrespons en hartfrequentieherstel) Inclusiecriteria: •
•
•
noodzakelijke medische gegevens en instroomgegevens zijn beschikbaar; de patient voldoet niet aan de NNGB/combinorm; de patient is gemotiveerd voor een actieve leefstijl Exclusiecriteria: •
•
•
•
•
•
•
•
•
•
de patient voldoet niet aan de inclusiecriteria; er is sprake van een positieve bevinding op de Physical Activity Questionnaire (PAR-­‐Q); er is sprake van co-­‐mobiditeit (die deelname aan een beweegprogramma onmogelijk maakt); er is sprake van een virale infectie of koorts, open wonden, ulcera of algehele malaise; er is sprake van cognitief disfunctioneren; de patient lijdt aan cachexie; patienten met 2 of 3 diabetes complicaties die het normaal functioneren beperken; patienten met ernstige polyfarmacy > 5 therapeutische klasses; patienten met hyperternsie systolische bloeddruk > 180 mmHG; kortwerkende insulinegebruik (ivm verhoogd risico op hypoglycemie tijdens inspanning) Intake •
•
•
•
•
een analyse van de motivatie en eventuele beperkingen voor deelname aan een beweeginterventie; contra-­‐indicaties voor intensievere vormen van beweeginterventies; een analyse van het bewegingspatroon, eerdere ervaringen en de verwachtingen van de patient; inventarisatie van de kennis die de patient heeft over diabetes en met name over de invloed van bewegen op de bloedglucoseregulatie; het al dan niet verrichten van zelfcontrole van de bloedglucose door de patient; •
•
het vermogen van de patient om een hypoglykemie te herkennen en kennis over de acties die ondernomen moeten worden om hypoglykemie te voorkomen en te behandelen (afstemming voeding versus bewegen); het afnemen van tests ter bepaling van kracht, gezondheid en uithoudingsvermogen: 1. fitheidstests om de belastbaarheid van de patient te testen; 2. krachttest; 3. het meten van gezondheidsparameters: BMI en buikomvang. Inleidend gesprek Inleiding over beweegprogramma DM 2 en bespreken van vragenlijsten: •
•
•
vragen over de NNGB voor het bepalen van het stadium van gedrag; de PAR-­‐Q om te bepalen of er contra-­‐indicaties zijn voor deelname aan de intake; bepalen van de beweegscore (PACE-­‐score). Maximale inspanningstest is waardevol voor het uitsluiten van zuurstofgebrek van de hartspier, maar geeft ook aanvullende info over de fitheid, belastbaarheid en het cardiovasculair risicoprofiel van een patient. Als er geen maximale inspanningstest noodzakelijk is, kan de steep ramp test een goede indruk geven over de maximale inspanningscapaciteit van de patient. Tevens is de 6 MWT geschikt om de belastbaarheid van de patient in te schatten en de VO2max uit te rekenen. (nota bene: bij “in-­‐and-­‐out” intervalduurtrainingen geniet het gebruik van de steep ramp test de voorkeur). De belastingintensiteit kan worden vastgesteld dmv de Borgscore. Krachtmeting met de 1RM test: 1 RM = gebruikt gewicht / 1,0278 – (0,0287 x aantal herhalingen). Het vaststellen van de BMI en buikomvang. De beweeginterventie.. Bij een verhoogd blessurerisico en/of indien de fysieke belastbaarhied on de de 100% van voorspeld scoort, ligt het accent in eerste instantie voornamelijk op intervalduur-­‐ en krachttraining. In een latere fase kan worden overgeschakeld naar duurtraining. Bij geen verhoogd risico op blessures en als de fysieke belastbaarheid > 100% van voorspeld bedraagt, kan een patient met (een hoog risico op) DM2 over het algemeen probleemloos instromen in de reguliere sport-­‐ en beweegprogramma’s. Het accent ligt bij deze programma’s op duurtraining. Op basis van het type activiteit en m.b.v. de MET lijst wordt een individueel beweegprogramma samengesteld dat met de patient wordt meegegeven zodat tijdens en na uitstroom van het beweegprogramma de patient en evt. latere begeleider op de hoogte is van de beweegdoelstellingen. Bij een beperkte trainbaarheid van de deelnemers en blessurerisico dient de belastingintensiteit in de eerste weken van duurtraining relatief laag te zijn: te beginnen op circa 50-­‐60% van de max. inspanningscapaciteit (ca. 40-­‐50% VO2max of 40% van hartslagreserve of Borgschaal gebruiken (maar minder nauwkeurig)). Globale opbouw duurtraining: •
•
•
start met lage intensiteit; vergroten van de duur; verhogen van de intensiteit. Door gebruik te maken van intervaltrainingen (arbeidsblokken 30-­‐45 sec., afgewisseld met 1 tot 2 minuten rust) kan de belastingintensiteit sneller worden verhoogd zonder een gevoel van kortademigheid. D.m.v. de steep ramp test kan de “in” en “out” fase worden aangepast. Duurtrainingsprogramma’s min. 3 sessies met een energie-­‐equivalent van 400 Kcal. Geleidelijke opbouw van krachttraining is i.v.m. blessurepreventie noodzakelijk. Bij aanvang wordt gestart met 50-­‐60% van 1RM. Twee series van 8 tot 12 herhalingen worden geleidelijk uitgebouwd tot 3 series met een geleidelijke opbouw van de intensiteit via 65 naar 70-­‐85% van het 1RM. Een toename van de intensiteit gaat gepaard met minder herhalingen. Verhoging van de trainingsbelasting vindt plaats als de deelnemer geen problemen ondervindt en de belasting 1 tot 2 weken zonder problemen aan kan. Bij krachttraining dient goed op de ademhaling van de deelnemer gelet te worden. Niet trainen en afbreken van de training Redenen om niet te starten met de training zijn: •
•
•
•
aanwezigheid van ziekte of infectie; bloedglucosewaarden van 16 mmol/l of hoger ivm risico op coma; bloedglucosewaarden van 5 mmol/l of lager ivm risico op hypoglycemie; Bij DM2: wondjes aan de voeten (absolute contra-­‐indicatie) Uitstroom Uitstroomcriteria: 1. De deelnemer heeft zijn persoonlijke trainingsdoelen: • bereikt (waar mogelijk voldoet de deelnemer aan de NNGB); • niet bereikt, maar de patient is in staat deze alsnog op korte termijn zelf te bereiken; • niet bereikt, maar het maximaal haalbare is behaald. 2. De deelnemer weet welke vervolgstappen nodig zijn om zelfstandig zijn activiteiten te continueren en is op de hoogt van beweegactiviteiten in de regio; 3. De deelnemer heeft een beweegscore van ten minste 6 volgens de PACE score. Duur en trainingstijden beweegprogramma Het beweegprogramma duurt 12 weken. In week 1 en week 12 zijn respectievelijk de intake en de evaluatie. Week 1: Intake (inventariseren, testen en doelen opstellen) (individueel) Week 2: 2 x 1 uur begeleid trainen in oefenzaal door fysiotherapeut (individueel) Week 3: 2 x 1 uur begeleid trainen in oefenzaal door fysiotherapeut (individueel) Week 4: 2 x 1 uur in groep begeleid trainen in oefenzaal Week 5: 2 x 1 uur in groep begeleid trainen in oefenzaal Week 6: 2 x 1 uur in groep begeleid trainen in oefenzaal Week 7: 2 x 1 uur in groep begeleid trainen in oefenzaal Week 8: 2 x 1 uur in groep begeleid trainen in oefenzaal Week 9: 2 x 1 uur in groep begeleid trainen in oefenzaal Week 10: 2 x 1 uur in groep begeleid trainen in oefenzaal Week 11: 2 x 1 uur in groep begeleid trainen in oefenzaal Week 12: evaluatie (testen, meten, ervaringen, uitstroom) (individueel) Na 6 maanden is er een mogelijkheid tot een extra evaluatieconsult. Kosten: Vraag de offerte aan via [email protected]