36 - Startpagina PKN Sneek

Zondag 24 augustus, Martinikerk
Ds. Jan Willem Nieboer
Gelezen: Romeinen 11: 33-36, Jesaja 51: 1-6, Matteüs 16: 13-27
Gezongen: Lied 803: 1, 3 en 6, Lied 139: 1, 2, Lied 139: 8 en 14, Lied 835, Lied 840,
Lied 418: 1, 2 en 4
OPRECHT ACHTER JEZUS AANSTRUIKELEN
Petrus ziet vanmorgen alle hoeken van de kamer.
Hij is zeg maar de eerste volgeling van Jezus die belijdenis doet: “U bent de Messias,
de Zoon van de levende God”.
Na deze grote woorden stijgt hij eerst tot het plafond.
Glunderend van alle loftuitingen die hem toegezwaaid worden:
Zo, zo: de rots waarop de hele kerk gebouwd wordt.
Nou, nou: de sleutels van het koninkrijk.
Poe, poe: die Petrus.
Maar dan doet deze kersverse rots en sleutelbewaarder opnieuw zijn mond open.
Als vrome woorden zoveel succes opleveren, weet hij er nog wel een paar:
“God is genadig, hij zal voorkomen dat jij moet lijden”
Het levert hem een geweldige draai om de oren op,
Waarmee hij in een klap, languit op de vloer belandt.
Wat zeg ik, dwars door de vloer heen in de kruipruimte.
Jezus scheldt hem uit: Hem de, de rotsvaste gelovige: “Weg jij, Satan!”
Dieper kun je niet zinken.
Allereerst moet ik zeggen dat ik een groot zwak heb voor Petrus.
Hij is met stip mijn favoriet uit de verhalen over Jezus.
Ik behoor tot een zwakker slag mensen.
Het soort dat drie keer nadenkt voor het wat zegt en diplomatiek zijn woorden
afweegt.
Ik heb bewondering voor mensen die eruit flappen wat ze denken.
Petrus is een dankbaar figuur.
Ook voor de bijbelschrijvers.
Hij stelt de vragen en maakt de opmerkingen die anderen voor zich houden, omdat
die denken dat ze te dom zijn.
Eerlijk is eerlijk, dat is erg handig bij een persoon als Jezus die niet zo gemakkelijk te
volgen is.
Petrus krijgt vaak heel wat over zich heen, maar hij schept wel helderheid.
Hij kan incasseren.
Hij kan stommiteiten toegeven en over zijn ego heenstappen.
Juist daarom vind ik het zo mooi dat hij de rots is – en blijft – waarop de kerk
gebouwd wordt.
Jezus had geen betere keuze kunnen maken.
In die zin vind ik het ook een beetje raar dat juist de opvolgers van deze Petrus in
Rome onfeilbaarheid claimen.
Ik snap het wel, als je denkt aan een rots en aan een sleutelbewaarder dan verbind
je dat niet met fouten maken.
Maar Jezus is niet altijd makkelijk te volgen.
Hij legt vaak verbanden die juist niet voor de hand liggen.
Ik geloof dat hij Petrus tot rots benoemt, omdát Petrus fouten maakt, zich de oren
laat wassen en daarna niet afhaakt, maar trouw blijft.
Jezus is niet uit op mensen die bang zijn om te vallen.
Hij is uit op mensen die het vermogen hebben om na een val weer op te staan.
Ik denk trouwens dat de huidige opvolger van Petrus in Rome daar precies zo over
denkt.
Petrus is degene die oprecht achter Jezus aanstruikelt.
Als ik daar eens over nadenk is dat misschien is dat wel een mooie definitie van
geloven.
Geloven is oprecht achter Jezus aanstruikelen.
Als je die nou onthoudt, heb je een mooie samenvatting van mijn preek.
Petrus heeft de sleutels van het koninkrijk.
Je ziet hem vaak staan uit steen gehouwen bij de ingang van oude kathedralen; een
mannetje met een baard en een grote sleutel in zijn hand.
De sleutel van het koninkrijk der hemelen.
Dat woordje koninkrijk verliest het op de een of ander manier snel van het woordje
hemelen.
Voor je het weet heeft Petrus de sleutel van de hemel
Vandaar dat hij in hemelpoortmopjes altijd dezelfde rol speelt.
Maar hij krijgt de sleutels van het koninkrijk der hemelen.
Dat is zeg maar het aardse koninkrijk dat beantwoordt aan hemelse verwachtingen.
Het is vaak dichterbij dan je denkt.
Petrus kan de deur openen naar een andere kijk op hetzelfde leven: een goddelijke
kijk.
Hoe?
Petrus is meer dan een man die zo’n tweeduizend jaar geleden ergens in Israël
rondscharrelde.
Petrus is het prototype van de gelovige.
In hem kun je jezelf terugzien.
Wat Petrus hier meemaakt, is in een notendop wat iedere gelovige meemaakt.
Het zijn twee cruciale stappen in geloofsontwikkeling die ieder mens die zichzelf
gelovig noemt moet maken.
De eerste stap is dat je zelf woorden moet vinden wat geloven voor jou betekent.
“De mensen”, kunnen van alles zeggen over God, Jezus en geloof.
Uiteindelijk gaat het erom dat je zelf een keus maakt.
Die keus komt in essentie hierop neer:
Is de God van de Bijbel, de persoon van Jezus voor jou leidinggevend of niet.
Nou klinkt het misschien heel raar wat ik nu ga zeggen, maar het is wel van belang.
De cruciale vraag is dus niet:
Geloof je dat de God van de Bijbel echt bestaat, dat Jezus echt geleefd heeft en voor
ons gestorven is.
Dat denken we wel vaak.
Op die manier scheiden wij vaak tussen gelovigen en ongelovigen.
Maar het is niet de kern waar het om draait.
Dat ik dit zeg heeft alles te maken met Dietrich Bonhoeffer.
De theoloog die tijdens de tweede wereldoorlog meewerkte aan een aanslag op
Hitler en dat met zijn leven bekocht heeft.
Hij schreef onder andere het boekje Navolging waar ik tijdens het studieverlof in
gedoken ben.
Bonhoeffer schrijft daarin – en dan zeg ik het in mijn eigen woorden – :
We maken een belangrijke denkfout in de kerk.
We denken dat als we maar hard genoeg geloven dat God echt bestaat en dat Jezus
voor ons gestorven is, dat er dan vanzelf iets in ons verandert.
Dat we dan als vanzelf betere mensen worden.
Maar zo werkt het niet.
Het is niet zo dat het genoeg is als je dat gelooft.
Sterker nog, het is goedkoop om zo te denken.
Het is ook gevaarlijk, omdat het zomaar zo kan worden dat je meent dat je een
streepje voor hebt op mensen die niet geloven.
De kern is dat je ervoor kiest dat wat God van je vraagt en wat Jezus je voorleeft
voor jou leidinggevend is.
Dat je bereid bent daardoor anders te gaan leven.
Daar begint het.
Als je Dietrich Bonhoeffer zou kunnen spreken en je zou tegen hem zeggen: Beste
Dietrich, ik heb zo’n moeite om nog te kunnen geloven. Ik kan me soms niet
voorstellen dat God bestaat, dat hij luistert naar mijn gebeden.
Dan zou Bonhoeffer antwoorden: Dan moet je nog meer gaan leven zoals Jezus het
voordoet: nog meer vergevingsgezind zijn, nog meer liefhebben; ook de mensen die
je soms tegenstaan, nog meer afzien van je eigen oordeel. Toe maar, doe dat en je
zult zien, dan komt je geloof vanzelf weer terug.
Begrijp je het verschil?
Geloven is iets wat je alleen al doende kunt leren.
Het is iets wat je gegeven wordt door ernaar te leven.
Ik denk dat Petrus vanmorgen dezelfde ontdekking doet.
Eerst doet hij een ferme uitspraak: Ik geloof dat jij Jezus de Messias bent.
Daarmee denkt hij er te zijn.
Hij gelooft immers.
Maar niets is minder waar.
Want deze Jezus, waar Petrus zo ferm in gelooft, zegt en doet dingen waar Petrus
het eigenlijk helemaal niet mee eens is.
Die hij niet begrijpt en sterker nog, niet wíl begrijpen.
En dan komt het erop aan.
Nu volgt de tweede stap in de geloofsontwikkeling.
Nu zal pas blijken of Petrus wel of niet gelooft.
Is hij bereid van gedachten te veranderen of niet.
Hij kan nog zo geloven dat Jezus de Messias is, als hij niet bereid is daardoor zijn
overtuigingen en zijn levenshouding te veranderen, dan is het een leeg geloof.
Wat is het struikelblok voor Petrus, wat wil er bij hem niet in?
Precies dat waar wij gelovigen allemaal over struikelen:
Dat gelovigen ook lijden.
We vallen allemaal, vroeg of laat over de verwachting dat God mensen die je liefhebt
en helemaal die mensen die leven met liefde, beschermt tegen lijden en verdriet.
Als dat niet gebeurt, dan stelt God toch niks voor.
Maar Jezus weigert daar in mee te gaan.
De wereld zit anders in elkaar Petrus.
Mensen die leven met liefde; die handen en voeten geven aan geloof, belanden juist
vaak in de hoek waar de klappen vallen.
Ik zal lijden.
Nee, niet door de ongelovigen.
Ik zal juist lijden door degenen die zichzelf gelovig noemen:
Zij die menen te weten wat geloven is, maar zich er niet door op andere gedachten
laten brengen.
God gaat een andere weg; ondoorgrondelijk.
Hij gaat juist mee met diegenen die lijden aan de hardheid van de wereld.
Hij lijdt met hen.
Daar is Hij te vinden.
Ik vertrouw erop dat hij door dat lijden heen een weg zal vinden die niet doodloopt.
In dat vertrouwen wil ik leven.
Als jij dat niet wilt geloven dan scheiden hier onze wegen.
Wat is Petrus zijn antwoord?
Dat horen we niet.
In plaats daarvan gebeurt er iets wonderlijks in het verhaal.
Jezus draait zich om en zegt tegen Petrus: Achter mij, Satan.
Ik stel me zo voor dat Jezus daar staat, met zijn rug naar Petrus en de andere
leerlingen.
En dat hij zo, zonder ze aan te kijken tegen de leerlingen, inclusief Petrus, achter
zich zegt: “Wie achter mij aan wil komen moet zichzelf verloochenen, moet bereid
zijn te lijden, ja zelfs in het uiterste geval bereid zijn zijn leven te verliezen. Alleen wie
breekt met zijn eigen belang kan mij volgen.”
En dat Hij dan wegloopt zonder om te kijken.
Volgen ze?
Of, volgen ze niet?
Ze volgen.
Ook Petrus, oprecht struikelt hij achter Jezus aan.
En zo, gaandeweg, zonder te weten waar het eindigt, leert hij wat geloven is.
Onze rots.
Op hem is deze kerk gebouwd