PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/20614 Please be advised that this information was generated on 2015-01-25 and may be subject to change. M aternale schildklier pathologie als o o rza a k van neonatale p a ssa g è re schildklierfunctiestoornissen H .J. VAN DHR K A M P , B .J . O T T E N EN H . A . D R E X H A G E SAMENVATTING Passagère neonatale hyperthyreoïde en hypothyreoïdie kunnen worden veroorzaakt door transplacentaire over dracht van thyroïd-stimulerende en blokkerende antistof fen. Wij beschrijven 2 gezinnen met een dergelijke schildklierproblematiek. De moeder uit het eerste gezin ontwik kelde tijdens haar graviditeit de ziekte van Graves en kreeg een kind met passagère hyperthyreoïdie. De moeder uit het tweede gezin kreeg onder behandeling met thyroxine, 4 maal een kind met passsagère hypothyreoïdie, het laatste 19 jaar na subtotale strumectomie wegens toxisch nodulair struma. SUMMARY Transient neonatal thyroid disease, manifesting either as hy perthyroidism or hypothyroidism, may be due to transpla cental passage of either thyroid stimulating or inhibiting an tibodies. We report the observations in 2 women with ini tial hyperthyroidism. The first developed Graves’ disease during pregnancy, and gave birth to a child with transient neonatal hyperthyroidism. The second woman had been op erated for a toxic nodular goitre, whereafter she developed hypothyroidism. She delivered 4 children, each with tran sient hypothyroidism. The last child was born 19 years af ter subtotal thyroidectomy. INLEIDING Primaire schildklieratrofie, de ziekte van G raves en thyreoiditis van H ashim oto zijn de meest voorko mende vormen van auto-immuum-schildklierziekten. Primaire schildklieratrofie en de ziekte van H ash im o to worden gekenmerkt door hoge titers aan antistof fen tegen schildklierperoxydase (tpo) en thyroglobuline (Tg). In de destructie van de schildkliercellen (en de uiteindelijke hypothyreoïdie) wordt een belangrij ke rol toegekend aan autoreactieve T-cellen. H yper thyreoïdie zoals gezien wordt bij de ziekte van Graves wordt veroorzaakt door antistoffen van het IgG -type tegen de TSH-receptor (tsh = thyroid stimulerend hor moon). Deze receptor-antistoffen bootsen het ts h na en stimuleren de schildkliercel tot proliferatie en hormoonproduktie (thyroid stimulerende imxnunoglobulinen, tsi). Sinds 1964 zijn diverse meldingen gemaakt van deze tsi, vroeger l a t s (long acting thyroid sti mulators) genaamd, als veroorzakers van passagère neonatale hyperthyreoïdie/ In 1980 beschreef M atsuura een tweede type TSH-receptor-antistoffen. H et zijn antistoffen, die de functie van de TSH-receptor niet Tijdschr Kindergeneeskd 1995:63: nr 2 stim uleren m a a r blokkeren. Deze blokkerende a n ti stoffen kom en veel voor bij vrouw en m et een p rim a i re schildkiieratrofie .2 Wij beschrijven 2 gezinnen w aarbij de transplacentaire overdracht van TSi-r-receptor-antistoffen verantw oordelijk w o rd t gehouden voor de neonatale passagère schildklierproblem atiek. G E Z IN i Een 27-jarige vrouw met een blanco voorgeschiedenis ont wikkelde in de tiende week van haar eerste graviditeit hy perthyreoïdie (de ziekte van Graves). Aanvankelijk werd zij behandeld met propylthiouracil (ptu) 3 dd 50 mg, op het moment van de partus gebruikte zij nog 2 dd 50 mg ptu. Bij een zwangerschapstermijn van 38 weken werd een zoon ge boren met een gewicht van 2400 gram (< P 10). Direct na de geboorte en tijdens de eerste levensweek werd bij licha melijk onderzoek van de neonaat geen afwijking gevonden. Op de derde levensdag werden de schildklierfuncties be paald; T 4 (thyroxine) 218 nmol/1, t s h 1,89 mE/1 (normaalwaarden zie tabel 1). Op de leeftijd van r week oud (tV2 ptu 4-5 dagen) ontwikkelde hij tachypnoe, tachycardie en du bieuze exophtalmus. Hij huilde weinig, sliep goed, had geen diarree en ook de voeding leverde geen problemen op. De schildklierfuncties waren echter dusdanig veranderd dat be sloten werd over te gaan tot behandeling (T 4 333 nmol/1, t s h 0,02 mE/1). Behandeling werd gestart met kaliumjodide 3 dd i gtt, p tu 3 dd 10 mg en propranolol 4 dd 1 mg. De kaliumjodide werd na een week gestopt. Op geleide van de schildklierfunctie werd p tu verminderd en na 7 weken ge staakt. Daarop trad, na een kortdurende TSH-verhoging, een normalisatie van de schildklierfunctie op. De daling van de concentratie van tsi-i-receptor-antistoffen bij de neonaat is weergegeven in fig. 1 . De moeder ontwikkelde post partum een exacerbatie van de ziekte van Graves. Negen maanden post partum liet bepaling van TSH-receptor-antistoffen bij haar 40% verdringing zien van radioactief gemerkt tsi-i van de TSH-receptor (normaal < 15 %). GEZIN 2 Op de leeftijd van negentien ja a r ontwikkelde deze moeder hyperthyreoïdie veroorzaakt dooreen toxisch nodulair stru ma. Zij onderging daarvoor op die leeftijd een subtotale strumectomie. Na operatie ontstond er hypothyreoïdie. Zij is sindsdien daarvoor behandeld met 125 \xg thyroxine per dag. Op 27-jarige leeftijd eindigde haar eerste graviditeit in een abortus bij 8 weken. Daarna had zij een extra-uteriene graviditeit, w aarvoor zij een tubectomie onderging. Op 29jarige leeftijd werd haar eerste zoon geboren. Met vertra ging werd een positieve CHT-screening bekend. Bij labora toriumonderzoek op de 21 e levensdag waren de schildklier- 69 post partum Fig. i . TSH-receptor-antistoffen bij moeder i (ziekte van Graves) en zuigeling i (passagère vorm van de ziekte van Graves). TSH-receptor-antistoffen zijn bepaald met de commerciële TRAK-assay (Henning, Berlijn). Deze assay bepaalt de stimule rende- en blokkerende TSH-receptor-antistoffen te zamen. Gegeven is het percenta ge verdringing van radioactief gemerkt tsh van zijn receptor. Het gearceerde gebied geeft de normale waarden aan. weken leeftijd kind functies afwijkend (T 4 48 nmol/1, tsh > 60 mE/1, tabel i). Bij lichamelijk onderzoek werd behoudens een vergrote kleine fontanel geen afwijking gevondeu. D e I I23-scan van de schildklier liet alleen links van de mediaanlijn activiteit zien. D e botscore volgens Sénécal bedroeg 7 ( P i o van de skeletrijpingsscore).3 Behandeling met thyroxine werd gestart, waarna de TSH-concentratie daalde. Op de leeftijd van 3 maanden bleek er een congenitale pariëto-occipitale arachnoïdale kyste te bestaan waarvoor aanvankelijk een ventriculo-peritoneale drain werd geplaatst. Tien maanden later werd de kyste chirurgisch gereserceerd. Intussen werd aan de hand van laboratoriumuitslagen duidelijk, dat de be hoefte aan suppletie van schildklierhormoon daalde en na 4 maanden kon worden gestaakt, waarna het kind euthyreoot bleef. N a de eerste zoon kreeg deze vrouw, op de leef tijd van 3 1, 33 en 38 jaar, nog 3 kinderen. Bij lichamelijk onderzoek had geen van hen afwijkingen. D e laboratoriumgegevens zijn weergegeven in tabel 1. Zij hadden maxi maal 4 maanden suppletie van schildklierhormoon nodig. Op 33-jarige leeftijd werden bij moeder antistoffen bepaald. D e antistoffen tegen tpo en T g bleken negatief. Zij had ook geen antistoffen tegen het ‘second colloid anti gen’ (c a 2), dat frequent voorkomt bij moeders van wie de kinderen conge nitale hypothyreoïdie hebben.4 Wel werd een zeer hoge ti ter aan TSH-receptor-antistoffen aangetoond ( 91 %). In vitro bleken deze TSH-receptor-antistoffen schildkiiercellenin hun groei te blokkeren. Deze blokkerende TSH-receptor-antistoffen zijn bij de kindern 2 , 3 en 4 aangetoond als ver oorzakers van de passagère neonatale hypothyreoïdie. DISCUSSIE U it de literatuur blijkt dat passagère neonatale hyperthyreoïdie meestal w ordt veroorzaakt door de ziekte van G raves bij de moeder, slechts enkele m oe ders hadden thyreoiditis van H ashim oto .2,5 De p re valentie van hyperthyreoïdie tijdens de graviditeit v a rieert van 0,05 to t o,2%,6,7 In het algemeen heeft de graviditeit een suppressieve werking op de antilichaam produktie bij patiënten met de ziekte van G ra ves, post p artu m treed meestal een exacerbatie van het ziektebeeld o p .6,7 N eonatale thyreotoxicose w ordt ge zien bij 1 - 8% van de pasgeborenen van moeders m et de ziekte van G raves .7,9,10 De m ortaliteit onder deze neonaten is hoog, i6 -2 o % .8’ 10 V an af een postconceptionele leeftijd van 25 weken Tabel I: Moeder en vier kinderen uit gezin 2, alle kinderen hadden een passagère neonatale hypothyreoïdie. Het eerste kind werd met de CHT-screening ontdekt. (Nl-waarde = normaalwaarde, tpo = schildklierperoxydase, Tg = thyreoglobuline, CA2 = ‘second colloid antigen’) Schildklier antistoffen Moeder Nl-waarde Kind I Kind 2 Kind 3 Kind 4 70 T4 (nmol/1) tsh (mE/1) Duur Rx (mnd) - TSH-receptor-antistoffen: 91% - gr oei blokkerende antistoffen: pos. - antistoffen tegen tpo , Tg, CA2: neg. - TSH-receptor-antistoffen: 86% - TSH-receptor-antistoffen: 88% -T S H -re c e p to r-a n tisto ffe n : 85% dag 3 dag 7 dag 2i dag 3 dag 7 dag 21 105-291 — 126-256 83-223 48 3.4-23 --- 0-10 -- 0-4 >60 >99 >99 >99 >99 --- 155 144 97 95 76 149 125 54 ----- 4 3,5 I 3 Tijdschr Kindergeneeskd 1995:63: nr 2 kunnen circulerende maternale TSH-receptor-antistoffen schildklierfunctiestooraissen veroorzaken bij de foetus. A an foetale hyperthyreoïdie kan gedacht wor den bij een foetale hartactie van meer dan 160 slagen per minuut. E r bestaat een verhoogde kans op een intra-uteriene vruchtdood, premature partus, craniosynostose of hydrops ten gevolge van decompensatio cordis.11 Behandeling van de foetus kan plaatsvinden door maternaal thyreostatica gebruik. De voorkeur gaat hierbij uit naar ptu aangezien thiamazol en carbimazol in verband zijn gebracht met apiasia cutis congenita.11,12 D aarn aast rem t ptu de perifere om zetting van T 4 naar het actieve T 3 (trijodothyronine). Onderbehandeling o f een te hoge dosis ptu (> 150 mg/dag) kan een foetaal struma veroorzaken.13 Post partum kan de neonaat na een latentietijd van enkele dagen tot enkele weken hyperthyreoïdie ontwikkelen met als verschijnselen: tachycardie eventueel met de compensatio cordis, hyperactiviteit, groeiachter stand, struma, premature craniosynostose en voorlig gende skeletleeftijd. Zowel foetale als neonatale hy perthyreoïdie kunnen craniosynostose geven, die ge paard kan gaan met een verminderde mentale ont wikkeling.14 Voor behandeling kan gebruik worden gemaakt van ptu, kaliumjodide en propranolol. De ‘ideale’ combinatie bestaat uit een aanvangsbehandeling met ptu ( 5-10 mg/kg/dag in 3 doseringen), bij de tweede gift ptu dient tevens te worden gestart met ka liumjodide (3 dd i gtt). Kaliumjodide werkt direct en remt voornamelijk de afgifte van schildklierhormoon, maar mag, gezien het rebound-fenomeen, niet langer dan 2-3 weken worden gegeven, ptu remt in de schil dkliercel de produktie van T 4 en de perifere omzetting van T 4 in T 3 . Behandeling met ptu blijkt meestal niet langer dan 2 maanden nodig te zijn, hoewel uitzon deringen zijn beschreven. Het is ook mogelijk dat de hyperthyreoïdie persisteert.8 Propranolol kan ter symptoom bestrijding worden gegeven: 1-2 mg/kg/ dag in 4 doseringen. Hoewel ptu in de borstvoeding komt is het geven van borstvoeding niet gecontraïndiceerd, bij een ptu dosis < 150 mg/dag werden geen bijwerkingen voor de neonaat beschreven.7 De zoon uit het eerste gezin had na het verdwijnen van de TSH-receptor-antistoffen een adequate stijging van de TSH-concentratie. Dit Lt.t. het door M atsuura en Mandei beschreven fenomeen dat neonaten, van moeders met hoge T4-waarden in de graviditeit, een suppressie van de afgifte van TSH kunnen krijgen.9,15 De halfwaardetijd van de TSH-receptor-antistoffen be droeg bij de neonaat ongeveer 3 weken, zoals uit de grafiek valt a f te leiden. Over de affiniteit en half waardetijd van de TSH-receptor-anti$toffen bestaat geen eenduidigheid.9 Moeders met een slecht geregu leerde hyperthyreoïdie hebben over het algemeen ho Tijdschr Kindergeneeskd 1995:63: nr 2 gere concentraties TSH-receptor-antistoffen. Hoewel aangeraden w o rd t om de ziekte van Graves vóór een eventuele graviditeit m iddels I I3I-therapie of stru m ectom ie te behandelen om het risico voor de neo n a a t te beperken, is er geen garantie dat een goed be handelde m oeder lage TSH-receptor-antilichaamtiters zal heb b en .16 C ongenitale hypothyreoïdie (c h t) werd in 1992 bij r 13700 kinderen in N ederland gevonden (exclusief passagère vorm en). V an de 196.000 gescreende kin deren h ad d en 764 kinderen een positieve hielprik. Bij 52 ( 7 %) bleek er uiteindelijk sprake van een persiste rende congenitale hypothyreoïdie, bij 25 ( 3 %) was er sprake van een passagère neonatale hypothyreoïdie ,17 Eén van de oo rzak en van passagère hypothyreoïdie is de tran sp lacen taire overdracht van blokkerende ts h receptor-antistoffen van m oeder naar kind. N aast de blokkerende TSH-receptor-antistoffen als oorzaak van passagère hypothyreoïdie w erd ook melding gemaakt van antistoffen tegen t s h en T 4 bij moeders m et de ziekte van G ra v e s .18,19 Antistofactiviteit werd in 1993 d o o r B row n aan g eto o n d in bloed verkregen bij de hielprik .20 O p deze wijze k o n één van de oorzaken van passagère hypothyreoïdie worden aangetoond. K in deren m et passagère vorm en van hypothyreoïdie zijn bij de geboorte klinisch niet te onderscheiden van kin deren m et een agenesie of ectopie van de schildklier. Er is geen stru m a, de schildklierfuncties zijn laag en opnam e van rad ioactief jodium is laag of afwezig. Net als bij de persisterende hypothyreoïdie bestaat de be handeling uit thyroxine-suppletie in een dosering van 10-15 |^g/kg/dag. G eadviseerd wordt de suppletie een ja a r te continueren, aangezien blokkerende TSH-receptor-antistoffen zouden interfereren m et de rijping van de TSH-receptor op de schildklier. H ierdoor kan herstel van de hypothyreoïdie lang uitblijven .10,11,21,22 Persisterende hypothyreoïdie werd ook beschreven .22 V an de kinderen uit gezin 2 had alleen het eerste kind een congenitale cerebrale afwijking. Congenita le cardiale en renale afwijkingen werden eerder be schreven bij een gezin m et 3 kinderen m et passagère hypothyreoïdie .21 D e hogere waarde van T 4 op dag 3 (tabel 1) k an het gevolg zijn van transplacentaire over d rach t van T 4 o f d o o r T 4-stijging na de TSH-piek tij dens de partus. M o eder van gezin 2 onderging een subtotale strum ectom ie 10 ja a r voor haar eerste kind werd geboren. D e blokkerende antistoffen die bij haar w erden aangetroffen op 33 -jarige leeftijd (14 ja a r na subtotale strum ectom ie) kunnen er de oorzaak van zijn geweest d at k o rt na de operatie gestart moest wor den m et thyroxine. Deze vrouw demonstreert d at on danks optim ale therapie nog steeds circulerende an tistoffen aanw ezig kunnen zijn. In de eerste w eken post partum is bij alle neonaten 71 van moeders met auto-immuunschildkiierpathologie, controle van schildklierfuncties op de derde en ze vende levensdag geïndiceerd, gevolgd door wekelijk se controle nadien. n 12 Mevr.drs. H.J. van der Kamp, arts-assistent kindergeneeskunde; dr. B J . Otten, kinderarts-endocrinoloog, afd. Kindergeneeskunde, Academisch Ziekenhuis Nijmegen, Postbus 9101, 6500 h b Nijme gen. Prof.dr. H.A. Drexhage, medisch-immunoloog, afd. Immu nologie, Dijkzigt Ziekenhuis, Rotterdam. Correspondent: Mevr. drs. H.J. van der Kamp, arts-assistent kin dergeneeskunde. LITERATUUR 1 McKenzie JM . Neonatal Graves’ disease. J Clin Endocrinol Metab 1964;24:660-8. 2 Matsuura N, Yamada Y, Nohara Y , et al. Familial neonatal transient hypothyroidism due to maternal t s i i - binding inhibi tor immunoglogulins. N Eng J Med 1980;303:738-41. 3 Sénécal J, Grosse MC, Vincent A, et al. Maturation osseuse du foetus et du nouveau-né. Arch Fr Pédiatr 1977;34:424-38. 4 Trotsenburg P, Vulsma T, Bloot AM , et al. Antibodies to ‘se cond colloid antigen’ . A study on the prevalence in sporadic forms of congenital hypothyroidism. Acta Endocrinol 1989; 121:659-65. 5 Zakarija M, McKenzie JM , Hoffman WH. Prediction and the rapy of intrauterine and late-onset neonatal hyperthyroidism. J Clin Endocrinol Metab 1986;62:368-71. 6 Lazarus JH, Treatment of hyper- and hypothyroidism in preg nancy. J Endocrinol Invest 1993;16:391-6. 7 Burrow GN. The management of thyrotoxicosis in pregnancy. N Eng J Med 1985;313:562-5, 8 Hollingsworth D R, Mabry CC. Congenital Graves’ disease. Am J D is Child 1976;130:148-55. 9 Matsuura N, Konishi J, Fujieda K , et al. TSH-receptor a n tib o dies in m others with Graves’ disease a n d the o u tc o m e o f their offspring. Lancet 1988;2:14-7. 10 Fort P, Lifshitz F , Pugliese M> et al. Neonatal thyroid disease: 72 13 14 15 16 t7 18 19 20 21 22 Differential expression in three successive offspring. J Clin En docrinol Metab 1988;66:645-7. McKenzie J M ? Zakarija M. Fetal and neonatal hyperthyroi dism and hypothyroidism due to maternal t s h receptor anti bodies. Thyroid 1992;2:155-9. Marchant B, Brownlie BEW, Hart DM , et al. The placental transfer of propylthiouracil, methimazole and carbimazole, J Clin Endocrinol Metab 1977;45:1187-93. Cheron R G , Kaplan M M , Larsen PR, et al. Neonatal thyroid function after propylthiouracil therapy for maternal Graves’ disease. N Eng J Med 1981;304:525-8. Daneman D, Howard N J. Neonatal thyrotoxicosis: Intellectu al impairment and craniosynostosis in later years. ) Pediatr 1980;97:257-9. Mandel S, Hanna C, LaFranci S. Thyroid function of infants born to mothers with Graves’ disease. J Pediatr 1990; 117:16970. Kasagi K , Iida Y , Konishi J, et a l Paired determination of thy roid stimulating and t s h binding inhibitory activities in patients with Graves' disease during antithyroid drug treatment. Acta Endocrinol 1986;111:474-80. Verkerk PH, Verloove-Vanhorick SP. Rapportage van de scree ning op congenitale hypothyreoidie bij kinderen geboren in 1992. Oct 1993, NIPG-publikatie nr 93.082. Karlsson F A , Dahlberg PA, Aim J, et al. Maternal TSH-receptor antibodies and t s h antibodies in screening for congenital hypothyroidism, Acta Paediatr Scand 1986;75:756-61. Momotani N , Ito K , Ohnish H. Deceptively high thyroid hor mone levels in the neonate due to autoantibodies against thy roid hormones transferred from a mother with Graves’ disease. J Endocrinol Invest 1992;15:201-3. Brown R S , Bellisario R L , Mitchell E, et al. Detection of thy rotropin binding inhibitory activity in neonatal blood spots. J Clin Endocrinol Metab 1993^7: 1005-8. Pacaud D } Huot C, Gattereau A, et al. Outcome of 3 siblings with antibody mediated transient congenital hypothyroidism. Pediatr Res I993;33(5):S92. G aag R D van der, Drexhage HA, Dussault JH. Role of ma ternal thyroid growth in sporadic forms o f congenital hypothy roidism. Lancet 1985;2:246-50. Aanvaard 9 november 1994. Tijdschr Kinclergeneeskd 1995:63: nr 2
© Copyright 2024 ExpyDoc