MEERJARENBEGROTING 2014-2017 VERSIE: 3 DECEMBER 2013 IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 1 van 42 Inhoudsopgave 1. Vaststelling................................................................................................................................................................................ 3 2. Inleiding ..................................................................................................................................................................................... 4 3. Leeswijzer ................................................................................................................................................................................. 5 4. Planning & Control cyclus .................................................................................................................................................... 7 5. Koersplan .............................................................................................................................................................................. 12 6. Ontwikkelingen en uitgangspunten ................................................................................................................................. 16 7. Meerjarenbegroting 2014-2017 ....................................................................................................................................... 28 8. Toezicht: RvT Besluit ......................................................................................................................................................... 41 1. Vaststelling IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 3 van 42 2. Inleiding 2014, een jaar van verandering In 2014 zullen er binnen het Primair Onderwijs veranderingen optreden. De grootse verandering betreft natuurlijk de komst van het Passend Onderwijs, met ingang van 1 augustus 2014. Stichting Flore ziet haar scholen vanaf die datum ondergebracht in maar liefst vier samenwerkingsverbanden. Passend Onderwijs brengt voor de besturen ook de zorgplicht met zich mee. Het College van Bestuur van Stichting Flore heeft vanaf 1 augustus 2014 de plicht om voor ieder kind, in de zeven gemeentes waarbinnen Stichting Flore actief is en waarvan de ouders kiezen voor een Floreschool, een passend onderwijsaanbod aan te kunnen bieden. Deze zorgplicht vraagt het nodige van de besturen. Het vraagt vooral om op een transparante manier samen te werken en op die manier gezamenlijk verantwoordelijk te zijn voor passende ondersteuning voor ieder kind. Een tweede grote verandering lijkt zich te gaan voltrekken in de arbeidsvoorwaarden voor het onderwijspersoneel. De roep is al jaren om de CAO PO te moderniseren. Het heeft er alle schijn van dat de tijd nu rijp is om deze wens in vervulling te laten gaan. Minder regels en meer keuzes lijkt het devies te gaan worden. Onder andere de Bapo is een punt van grote discussie tussen aan de ene kant het ministerie en de PO-raad en aan de andere kant de vakbonden. Dit zijn veranderingen die gevolgen zullen hebben voor het onderwijs. Voor de scholen en voor de leerkrachten. Veranderingen die we gaan merken in de komende jaren. Maar ook veranderingen die financieel van invloed zullen zijn. Met de komst van Passend Onderwijs zal de rugzakfinanciering verdwijnen. Onzeker is wat hiervoor terugkomt. Onzekerheid voor de scholen en onzekerheid voor Stichting Flore. De middelen voor de extra ondersteuning, vroeger noemden we dit zorgmiddelen, komen bij het samenwerkingsverband binnen. Deze verbanden zorgen voor de verdeling van deze middelen. Omdat Stichting Flore in vier verschillende samenwerkingsverbanden zit, zullen er verschillen in budgetten gaan optreden. Het is vanuit deze zekerheid, dat er op dit moment nog veel onzeker is, een hele opgave om een begroting op te stellen. Het feit dat er toch een goede begroting voor 2014 ligt is veelzeggend voor Stichting Flore. De financiële afdeling van onze Stichting is in staat om op basis van de nu beschikbare informatie een inschatting te maken hoe de inkomsten zullen zijn en welke uitgaven we gaan krijgen. Daarbij houden ze rekening met de genoemde veranderingen. Moeten ze ook rekening houden met de krimp van het aantal leerlingen, die weliswaar is afgenomen maar nog steeds nadrukkelijk van invloed is op de bedrijfsvoering van Stichting Flore en ons noopt tot voorzichtigheid op het gebied van de inzet van personeel. En mogen ze rekening houden met het feit, dat er in Den Haag het besef groeit dat investeren in de toekomst van Nederland betekent dat je moet investeren in het onderwijs. We zien dat er extra middelen beschikbaar komen. Het is de vraag hoe structureel deze middelen gaan zijn. Daarbij moeten we gaan kijken hoe we die middelen kunnen gaan inzetten ten behoeve van goed onderwijs voor alle kinderen, die dag in dag uit naar onze scholen komen en daar recht hebben op het beste onderwijs, wat mogelijk is. 2014 is een jaar van veranderingen, een jaar van kansen, een jaar van onzekerheden en een jaar vol met uitdagingen. Stichting Flore is en blijft financieel gezond en dit geeft vertrouwen en zekerheid voor het personeel. We kunnen dan ook positief gaan kijken, wat de veranderingen ons zullen brengen in 2014 en de jaren die daarop volgen. Heerhugowaard, 2 december 2013 Algemene Directie Stichting Flore: Siebrand Konst, René Zaal IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 4 van 42 3. Leeswijzer Algemeen Dit rapport bevat de meerjarenbegroting van Stichting Flore. Deze meerjarenbegroting wordt opgesteld door de Algemene Directie onder de verantwoordelijkheid van het College van Bestuur (CvB). Het CvB biedt, na vaststelling, de begroting aan aan de Raad van Toezicht (RvT). De RvT is het orgaan dat toezicht houdt op het functioneren van het CvB en dus op Stichting Flore. De Auditcommissie, dit is een deelcommissie van de RvT, beoordeelt de begroting inhoudelijk en stelt een advies op voor de RvT. Mede op basis van dit advies kan de RvT formeel besluiten de begroting goed te keuren. Belanghebbenden zoals schooldirecties en de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR) van Stichting Flore ontvangen de begroting. Tevens wordt de definitieve begroting in het kader van brede maatschappelijke verantwoording gepubliceerd op de website van Stichting Flore. Begroting is onderdeel van groter geheel De meerjarenbegroting 2014-2017 staat niet op zichzelf maar vormt een onderdeel van de totale planning & control cyclus van Flore. De basis van de begroting wordt gevormd door het Koersplan 2012-2016 van de stichting. In dit koersplan staan de richting en de doelen van onze organisatie beschreven. De financiële begroting vormt het financiële kader waarbinnen deze doelen gerealiseerd moeten worden. Het begrotingsproces is een continu proces van meerjarenbegrotingen opstellen, periodiek de financiële voortgang volgen middels diverse rapportages, nieuwe inzichten opnemen en dit alles vertalen in de nieuwe meerjarenbegroting. Meerdere belanghebbenden De begroting is geschreven voor meerdere belanghebbenden. Intern vormen het CvB, de RvT en schooldirecties een groep belanghebbenden die bekend is met de koers en de planning & control processen binnen Flore. Echter in het kader van maatschappelijke verantwoording is de begroting ook beschikbaar voor de GMR, het personeel en overige geïnteresseerden. Voor deze groep van belanghebbenden zijn de Flore processen minder bekend. Het begrotingsrapport start daarom met twee hoofdstukken die inzicht geven in de planning & control cyclus en de koers van Flore: P&C-cyclus De meerjarenbegroting 2014-2017 vormt onderdeel van een planning en control-cyclus. De wijze waarop deze P&C-cyclus binnen Stichting Flore is opgezet wordt in hoofdstuk 3 beschreven. Koersplan In het voorjaar 2012 is het Koersplan 2012-2016 door de Raad van Toezicht (RvT) vastgesteld. De hoofdlijnen van dit koersplan en de relatie met de meerjarenbegroting worden in hoofdstuk 4 toegelicht. Ook de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR) heeft haar instemming op het Koersplan 2012-2016 gegeven. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 5 van 42 De volgende twee hoofdstukken beschrijven de financiële ontwikkelingen en de feitelijke financiële begroting. Ontwikkelingen en uitgangspunten Op dit moment spelen er diverse ontwikkelingen o.a. Nationaal Onderwijs Akkoord, Passend Onderwijs, Doordecentralisatie buitenonderhoud. In hoofdstuk 5 worden deze ontwikkelingen toegelicht. Tevens wordt in dit hoofdstuk de ontwikkelingen van het aantal leerlingen en de personele bezetting toegelicht. Meerjarenbegroting Hoofdstuk 6 bevat de Eindejaarsprognose 2013 en de meerjarenbegroting 2014-2017 met een samenvatting van de uitgangspunten, cijfers en toelichtingen. De RvT van Flore stelt de begroting formeel vast. Dit wordt in het laatste hoofdstuk beschreven. Besluit RvT Hoofdstuk 7 bevat tot slot het advies van de Auditcommissie en het besluit van de Raad van Toezicht. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 6 van 42 4. Planning & Control cyclus Koersplan vormt de basis De basis van het planning & control proces wordt gevormd door het Koersplan 2012-2016 van Stichting Flore. In dit koersplan zijn de richting en de doelen beschreven die de stichting wil realiseren. In hoofdstuk 4 wordt het Koersplan kort toegelicht. Kalender- versus schooljaren Een stichting voor primair onderwijs als Stichting Flore moet zich jaarlijks verantwoorden middels een jaarverslag en een jaarrekening. Deze jaarrekening dient te worden opgesteld per kalenderjaar, ook de begroting moet daarom worden opgesteld per kalenderjaar. Een school werkt echter in schooljaren. Personeels-formatieplannen worden per schooljaar gemaakt en ook de meeste bekostigingen worden per schooljaar vastgesteld. Stichting Flore heeft er daarom enkele jaren geleden voor gekozen om voor de begroting en de voortgangsrapportage te werken met twee parallelle processen: 1. Een begrotings- en rapportageproces op totaal stichting niveau per kalenderjaar ten behoeve van de externe verantwoording in de jaarrekening. Volgens de principes die de landelijke Raad voor de Jaarverslaglegging stelt aan een jaarrekening. 2. Een begrotingsproces en rapportageproces per school en kantoor per schooljaar ten behoeve van de interne besturing op een manier die de directeur begrijpt zonder boekhouder te worden. Voor het interne begrotings- en rapportageproces wordt gebruikt gemaakt van door Stichting Flore ontwikkelde “knips”. Wat zit er in de knip? In het meerjarenbegrotings- en rapportageproces op schoolniveau wordt gewerkt met “knips” per schooljaar. De volgende knips worden gebruikt: De formatieknip: betreft de formatieinkomsten en -uitgaven. De schoolknip: betreft de direct door een schooldirecteur te beïnvloeden materiële kosten. De investeringsknip: dit betreft het meerjareninvesteringsplan voor meubilair, leermethoden en ICT. Zowel de scholen als het kantoor stellen deze begrotingen op en ontvangen tweemaandelijks voortgangsrapportages. Daarnaast worden kosten waarop een schooldirecteur niet direct invloed heeft zoals kosten van het meerjaren onderhoud, energiecontract, contract met schoonmaakbedrijven etc. begroot door het servicekantoor. De inhoud van knips is de afgelopen jaren ontwikkeld in het Directieberaad van Stichting Flore. Periodiek vindt evaluatie en bijstelling plaats. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 7 van 42 De scholen en het kantoor hebben in mei/juni 2013 een meerjarenbegroting per knip opgesteld. Zo zijn er 32 formatieknips (31 scholen en het servicekantoor), 32 schoolknips, 96 investeringsknips (32 meubilair, 32 leermiddelen en 32 ICT). Elke knip bevat vier of meer schooljaren. Verantwoording in schooljaarverslag Na afloop van een schooljaar legt een school verantwoording af in een schooljaarverslag. De financiële verantwoording in het schooljaarverslag wordt overgenomen uit de financiële voortgangsrapportages per school. Hiermee komende de onderwijsinhoudelijke en de financiële doelen en ontwikkelingen van een school bij elkaar. Versterkende parallelle processen In een jaar zien deze twee parallelle processen per kalender- en schooljaar er als volgt uit: Strategisch Koersplan 2012-2016 "Ruimte om te bloeien" Planning & Control proces Stichting Flore 2013 EXTERNE VERANTWOORDING dec jan Meerjaren Begroting kalenderjaar feb mrt 4e kwartaal rapportage INTERNE BESTURING 2e rapportage schooljaar T apr Jaarverslag vorig kalenderjaar mei jun 1e kwartaal rapportage 3e rapportage schooljaar T meerjaren leerling prognoses jul aug 2e kwartaal rapportage 4e rapportage schooljaar T meerjaren schooljaar begroting sep okt nov 3e kwartaal rapportage 5e definitieve rapportag e schooljaar T Bestuurs formatie plan T+4 Meerjaren Begroting kalenderjaar 1e rapportage schooljaar T1 jaarverslag van school T Vanaf 2012 vormt het Koersplan 2012-2016 van Flore de basis van het proces (zie volgend hoofdstuk). Met ingang van 2012 werkt Flore met gestructureerde kwartaalrapportages ten behoeve van het CvB en vervolgens RvT, GMR, directie en overige betrokkenen. Naast de hierboven genoemde kwartaalrapportages is voor controle doeleinden ook nog een cockpit rapportage ontwikkeld waarbij maandelijks in getal en grafisch, gedetailleerd en op totalen, de financiële voortgang gemonitord wordt. Het inrichten van twee parallelle processen is complex, maar sluit goed aan bij de kalender- en schooljaar processen van respectievelijk het bestuur en de scholen. Het voordeel is dat beide processen elkaar versterken. De meerjarenbegroting per kalenderjaar die in december 2012 is vastgesteld plus het Jaarverslag 2012 dat gereed was in april 2013 vormen input voor de meerjarenbegroting per schooljaar die in mei/juni 2013 is opgesteld. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 8 van 42 dec Deze meerjarenschooljaarbegroting plus de tussentijdse voortgangsrapportages vormen weer input voor de meerjarenkalenderjaarbegroting die in december 2013 wordt vastgesteld. Dit betekent dus dat de meerjaren begroting beïnvloed wordt door keuzes van 32 budgethouders. In de volgende figuur is dit proces grafisch weergegeven. Begrotingsproces Stichting Flore door RvT wannneer dec-13 door AC (Audit Commissie) van de RvT wannneer dec-13 door CvB wannneer nov-13 Besluit over meerjaren begroting kalenderjaren Definitieve meerjaren begroting kalenderjaren 2014 t/m 2017 2014 t/m 2017 Advies bij concept meerjaren begroting kalenderjaren 2014 t/m 2017 Door CvB vastgestelde Concept meerjaren begroting kalenderjaren 2014 t/m 2017 door Alg. Directie wannneer nov-13 Concept meerjaren begroting kalenderjaren 2014 t/m 2017 door CvB Financiën wannneer nov-13 Samenvatting knips 13-14 t/m 16-17 door scholen en kantoor wannneer mei/juni 2013 Formatieknip 32x Formatieknip Formatieknip 09-10, 10-11, 11-12 09-10,schooljaren 10-11, 11-12 13-14 t/m 16-17 IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 9 van 42 Formatieknip 32x schoolknip Formatieknip 09-10, 10-11, 11-12 09-10,schooljaren 10-11, 11-12 13-14 t/m 16-17 Gezamenlijke school kosten & baten 2014 t/m 2017 Formatieknip 32x Formatieknip 09-10, 10-11, 11-12 investeringknips 09-10, 10-11, 11-12 10 tot 20 jaar Structuur van de begroting De begroting meerjarenbegroting voor de kalenderjaren 2014 t/m 2017 is als volgt opgebouwd: baten 3 hoofd clusters baten 7 sub clusters baten 38 grootboeknrs Financiële Adm. exploitatie resultaat lasten financiële baten 5hoofd clusters lasten 1 hoofd cluster fin.baten 20 sub clusters lasten 1 sub cluster fin.baten > 60.000 boekingen 76 grootboeknrs 3 grootboeknrs Er wordt door Stichting Flore voor in totaal ruim100 afzonderlijke items een gedetailleerde begroting opgesteld. Voor de interne besturing wordt dit geclusterd naar 28 subclusters en 9 hoofdclusters. Voor de leesbaarheid van deze begroting wordt in dit rapport gerapporteerd per hoofdcluster. Financiële bandbreedte van budgethouder Binnen het schooljaarproces met de Flore knips moet de begroting voldoen aan de volgende kaders. Personele reserve minimaal € 125 per leerling. Schoolknipreserve niet lager dan € 0. Reserve saldo Investeringsknips niet lager dan € 0. Als een school aan het einde van het schooljaar bijvoorbeeld geld overhoudt in de formatie dan wordt dit toegevoegd aan de personele formatieknipreserve waarmee de school het nieuwe schooljaar start. Een school dient zich aan de begroting te houden maar in overleg met de algemene directie heeft de directeur wel een financiële bandbreedte waarin hij/zij kan handelen, mits de minimum reserve niet wordt onderschreden. Een vergelijkbaar proces bestaat ook voor de schoolknip en investeringsknips. Bijsturing per schooljaar Het grootste deel van de kosten binnen de stichting bestaat uit personele lasten (± 83%), gevolgd door huisvestingslasten (8%). Deze begroting wordt opgesteld per kalenderjaar. De schoolprocessen zijn ingericht per schooljaar. Bijsturen in de kosten gedurende het schooljaar is onwenselijk en vaak onmogelijk. De groepen zijn ingericht en de leerkrachten zijn ingezet. Gedurende een schooljaar de klassenindeling veranderen is dan nauwelijks een optie. De grootste bijsturing kan dus plaatsvinden per schooljaar. Samenvattend De begroting is onderdeel complex geheel van: parallelle rapportage processen; per kalenderjaar/per kwartaal voor CvB, per schooljaar/per twee maanden voor de scholen en het servicekantoor en interne maand monitoring; IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 10 van 42 begrotingen van 32 budgethouders (31 scholen en 1 servicekantoor) aangevuld met organisatie begrotingen (o.a. energie, meerjaren onderhoud, EU schoonmaakcontract, …); circa 100 geclusterde begrotings items; financiële bandbreedtes voor de budgethouders; bijsturing per schooljaar in plaats van kalenderjaar. Een begroting geeft geen absolute zekerheid, het planning & control proces is er wel op ingericht om een zo goed mogelijke begroting op te stellen en bij afwijkingen snel te kunnen detecteren en actie te ondernemen. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 11 van 42 5. Koersplan Het kalenderjaar 2011 heeft volop in het teken gestaan van de evaluatie van het strategisch beleidsplan 2007-2011 en de opstelling van een nieuw strategisch beleidsplan voor de periode 20122016. Bij dit proces zijn, met een veelheid aan activiteiten, alle geledingen betrokken. Ouders, medewerkers, directieleden, de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad, het College van Bestuur en de Raad van Toezicht hebben actief deelgenomen aan verschillende activiteiten en de zo verkregen input is vertaald in het Koersplan 2012-2016 van Stichting Flore. In het voorjaar van 2012 is dit Koersplan vastgesteld. Het Koersplan 2012-2016 is opgedeeld in Flore-Basis en Flore-Extra. Deel 1: Flore-Basis Flore-scholen realiseren onderwijskwaliteit in het dorp of de wijk waar de school staat. Waar ouders, kinderen en personeel samen invulling geven aan een actieve onderwijsgemeenschap. Een grote mate van zeggenschap over de inzet van middelen is, vanuit de Flore-optiek, dan ook neergelegd bij de school. Bij deze verantwoordelijkheid hoort natuurlijk dan ook verantwoording. Om optimaal zicht te hebben op de ontwikkelingen van de school, is een Flore-kader opgesteld, de zogenaamde 20 verantwoordingslijnen. Scholen en schoolresultaten worden intern en extern gemonitord op deze verantwoordingslijnen en gespiegeld aan de per lijn vastgestelde minimale norm. De 20 verantwoordingslijnen voorzien in informatie op het gebied van onderwijskwaliteit, personele zaken, leerlingzaken en ouder-, personeels-, en leerling-tevredenheid. Het College van Bestuur gaat actief in overleg met de directeuren bij afwijkingen ten opzichte van de norm en op basis van een plan van aanpak wordt gestuurd op zo spoedig mogelijk behalen van betere resultaten. Deel 2: Flore-Extra Als de Flore-Basis goed is georganiseerd ontstaan er mogelijkheden om aanvullende accenten te leggen. De basis kwaliteit geeft dan de “vrijheid” om niet alleen deze aanvullende thema’s, Flore-Extra, in beeld te krijgen, maar ook om te kiezen wanneer en op welke wijze aan de thema’s gewerkt zal worden. De primaire taak van alle onderwijsorganisaties, dus ook van Stichting Flore, is om kwalitatief goed onderwijs te verzorgen. Kwaliteit is ook een van de kernwaarden van de stichting. Daarnaast wil Stichting Flore zich onderscheiden van andere schoolbesturen door vanuit de kernwaarden vooruitstrevend, kwaliteit, daadkracht en duurzaamheid, specifieke accenten te leggen in het handelen en in het onderwijs. Om vooruitstrevend, kwalitatief en duurzaam onderwijs te kunnen realiseren heeft Stichting Flore door middel van diverse inputsessies met verschillende belanghebbenden zich een beeld gevormd van de basisschoolleerling in 2020 en de maatschappij waarin deze leerling zich beweegt. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 12 van 42 Zo ontstond er een beeld van een leerling met de volgende kenmerken en behoeften: digitaal zeer actief, fysiek minder actief; altijd in contact, groot digitaal sociaal netwerk, behoefte aan persoonlijke aandacht en contact; alle kennis altijd tot zijn beschikking, maar een behoefte om de kennis/informatie te selecteren en te interpreteren; wereldwijs, gericht op het Engels; door demografische ontwikkelingen minder in aantal; stelt samen met ouders/verzorgers hoge eisen aan onderwijs op maat. Bovenstaande kenmerken, aangevuld met de ontwikkelingen en eisen die vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen worden gesteld, leiden tot de volgende uitwerking van de onderwijskwaliteit waar binnen het beleid van Stichting Flore in 2012-2016 de accenten worden gelegd op de volgende thema’s: onderwijs passend maken voor iedere leerling, door middel van: - opbrengstgericht werken; - talentontwikkeling van leerlingen en personeel; - ICT; - toekomstbestendige organisatie. De verhouding tussen de thema’s laat zich op de volgende manier schematisch weergeven: Opbrengstgericht werken Onderwijs passend maken voor iedere leerling Onderwijskwaliteit Talentontwikkeling ICT Toekomstbestendige organisatie IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 13 van 42 Themacoördinatoren Om de thema’s van Flore Extra te kunnen borgen in de organisatie werkt Flore met ingang van schooljaar 2012-2013 met themacoördinatoren. Dit zijn schooldirecteuren die voor één of twee dagen zijn vrij geroosterd om, in samenwerking met het directieberaad, de thema’s de komende jaren vorm en inhoud te geven. Deze themacoördinatoren vormden, samen met een schooldirecteur als voorzitter, ook de nieuwe agendacommissie van het maandelijkse directieberaad. Op weg naar een Professionele Cultuur Maar inzichten en overlegvormen veranderen….. Er wordt al jaren gewerkt met een maandelijks directeurenberaad onder leiding van een agendacommissie. In de praktijk bleek echter dat de vorm en inhoud van de maandelijkse vergaderingen niet meer aansloot bij de behoeften van de schooldirecties en de organisatie. In het kader van een toekomstbestendige organisatie hebben de directies op 7 en 8 oktober 2013, onder leiding van Alex van Emst, het directeurenberaad in haar huidige vorm afgeschaft om direct ruimte te geven aan de omslag naar een professionele cultuur en een daarbij passende overleg vorm. De directies stellen vast dat over het algemeen de ambtelijk-politieke cultuur overheerst waarbij een stuk eigenaarschap ontbreekt. Dit kwam uit de analyse dat zij te weinig eigenaar zijn van zaken die zich op directieniveau afspeelden. Het einddoel is vastgesteld en bekend is op welk gedrag er gestuurd moet worden. Hieronder staan een aantal aspecten van de omslag van dat gedrag. Ambtelijk-politieke cultuur Gelijke monniken, gelijke kappen Vervreemding van je werk Toeschouwer Wandelgangenpraat Notulen Overlegstructuur Erop terugkomen Denken in problemen Namens anderen praten Gericht op bewaking en controle Uniformiteit in veranderingen Reageren op wat iemand is Zich snel gepasseerd voelen Zich indekken Besluiten nemen op grond van overtuigingen Werken met besluitvormingsprocedures Veranderingsprocessen starten met document Professionele cultuur Erkende ongelijkheid Eigenaar van je werk Speler Elkaar aanspreken op gedrag Actielijsten Werkstructuur Ervoor gaan Denken in oplossingen Voor jezelf praten Gericht op ontwikkeling Pluriformiteit in veranderingen Reageren op wat iemand doet Niet alles hoeven weten Risico nemen Beslissen op grond van ervaringen Werken met beslissers Veranderingsprocessen starten met ontwerp Cultuur (processen en gedrag) wordt sterk beïnvloed door iedereen die binnen Flore werkzaam is. Daarom heeft deze cultuuromslag alleen kans van slagen als naast directieleden álle geledingen en personeelsleden eigenaar worden. Om dit proces voor de komende jaren te begeleiden zijn twee directeuren erkend (voorgedragen) door de directiecollega’s. Zij ‘regisseren’ op gedrag en ondersteunende systemen binnen de organisatie. De wijze waarop dit proces zich verder ontwikkelt zal gedurende 2014 duidelijker worden. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 14 van 42 Met deze verandering veranderen de huidige doelen in het Koersplan niet, wel de wijze waarop deze doelen het best bereikt kunnen worden. De themacoördinatoren hadden twee rollen Themacoördinator van zijn/haar thema Lid van de agendacommissie De rol agendacommissie is met ingang van oktober vervallen maar de verantwoordelijkheid voor het koersplan thema wordt nog wel gecontinueerd in heel schooljaar 2013-2014. Kwartaalrapportages Elk kwartaal wordt onder verantwoordelijkheid van de algemene directie van stichting Flore een koersplan kwartaalrapportage opgesteld. Deze rapportage wordt opgesteld voor het CvB. Het CvB kan zich met deze rapportage verantwoorden aan de RvT, de GMR en de schooldirecties. Voorbeeld uit kwartaalrapportages Het Koersplan 2012-2016 van de stichting staat op de internetsite van Stichting Flore en is voor iedereen openbaar. De kwartaalrapportages staan op het intranet van Stichting Flore en zijn toegankelijk voor intern betrokkenen. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 15 van 42 6. Ontwikkelingen en uitgangspunten Diverse ontwikkelingen Op dit moment spelen diverse ontwikkelingen die van invloed zijn op de financiën en dus de meerjarenbegroting van Flore. Nieuwe ontwikkelingen Extra gelden vanuit het Nationaal Onderwijs Akkoord Veranderende geldstromen in het kader van Passend Onderwijs Reserves oude samenwerkingsverbanden Doordecentralisatie buitenonderhoud Vervallen kleine scholen toeslag Standaard ontwikkelingen Ontwikkeling aantal leerlingen Ontwikkeling personele bezetting Deze ontwikkelingen worden hierna toegelicht waarbij wordt aangegeven of en hoe deze in de begroting zijn verwerkt. Extra gelden vanuit het Nationaal Onderwijs Akkoord (NOA) Vanuit het Nationaal Onderwijs Akkoord komen extra gelden beschikbaar. Exacte bedragen en de bestedings- en verantwoordingsvoorwaarden zijn op dit moment (medio november) nog niet geheel duidelijk. De volgende brief van de PO-raad geeft op dit moment het beste inzicht in de stand van zaken: Utrecht, november 2013 Kenmerk: UB.2013.115/SW/RG/rf Beste Leden, In deze brief geven wij een toelichting op de financiële consequenties van de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Nationaal Onderwijsakkoord en het zogenaamde Herfstakkoord over de begroting. In het primair onderwijs stijgen de kosten al jaren sneller dan de inkomsten. De werkgelegenheid staat daardoor flink onder druk. De PO-Raad trok hierover regelmatig aan de bel en is dan ook blij met het extra geld dat voor het primair onderwijs beschikbaar komt. Toch willen wij u met deze brief wijzen op de consequenties van dit eenmalig op deze manier uit te keren geld en u adviseren hier zorgvuldig mee om te gaan. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 16 van 42 Het primair onderwijs krijgt nog dit kalenderjaar 296 miljoen euro uitgekeerd van de 650 miljoen euro die met het Herfstakkoord was vrijgemaakt voor de gehele onderwijssector. Dit is ruim zestig miljoen euro meer dan in eerste instantie was voorgesteld in de begroting van het ministerie van OCW. Een meerderheid van de Tweede en Eerste Kamer vindt dat het primair onderwijs het geld hard nodig heeft voor onder meer behoud van werkgelegenheid. Het primair onderwijs krijgt daarbij ook nog 85 miljoen euro om jonge leerkrachten in dienst te houden. Dit bedrag wordt eenmalig uitgekeerd in december. Dat is zo afgesproken in het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA). Het gaat hierbij om incidenteel geld. In onderstaande tabel staan alle geldstromen weergegeven vanuit het NOA en het Herfstakkoord. We hebben een aantal bedragen geschat, omdat de precieze verdeling van de middelen over de sectoren nog niet bekend is. De bedragen na 2015 zijn dus indicatief. In de loop van volgend jaar wordt de verdeling van het structurele extra geld over de verschillende onderwijssectoren bekend. Indicatie financiële consequenties NOA en begroting 2014/herfstakkoord 2015 2016 2017 2018 struct Begrotingsakkoord 2013 1 Departementale taakstelling v.u. Lenteakkoord 2014 -47 -71 -60 -60 -60 Regeerakkoord Rutte II 2 Onderbesteding gemeentefonds (schatting PO-deel) 147 147 147 147 147 44 -45 138 -40 198 198 198 38 50 12 20 38 50 12 20 48 50 12 48 50 12 48 50 12 79 48 48 48 48 343 337 403 443 443 Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) 3 Incidentele middelen t.b.v. werkgelegenheid jonge leerkrachten * 4 kwaliteit onderwijs (schatting PO-deel) 5 Incidenteel: arbeidsvoorwaarden Begroting 2014/ Herfstakkoord 6 Betere leraren en schoolleiders (schatting PO-deel) 7 Conciërges en klassenassistenten (schatting PO-deel) 8 Extra onderwijstijd (schatting PO-deel) 9 Incidenteel: Kleine scholen (schatting PO-deel) 10 Lumpsum (schatting PO-deel) * 11 Lumpsum, incl korting prijsbijstelling (schatting PO-deel) * uitgekeerd in december 2013 totaal 85 17 296 398 - de middelen in het kader van onderbesteding gemeentefonds (€ 256 mln. PO/VO) gaan de lumpsum in. - bedragen NOA zijn nog onder voorbehoud, zijn afhankelijk van nog te maken afspraken. - over exacte aanwending middelen herfstakkoord moet nog politieke besluitvorming plaatsvinden. - bedragen vanaf 2015 zijn een inschatting/ indicatief. Wat zijn de financiële consequenties? Eind oktober is door het ministerie van OCW de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging jonge leerkrachten gepubliceerd. In deze regeling staat dat 85 miljoen euro (€ 52,85 per leerling) éénmalig in december 2013 zal worden uitgekeerd aan schoolbesturen via de personele bekostiging 2013/2014, op basis van de leerling-telling 1 oktober 2012. Op ongeveer een zelfde wijze zal de 296 miljoen euro (€ 183, 90 per leerling) vanuit het Herfstakkoord in december van dit jaar worden toegevoegd aan de lumpsum 2013/2014. Deze regeling wordt binnenkort door het ministerie van OCW gepubliceerd. In december 2013 wordt dus in totaal 380 miljoen euro extra uitgekeerd aan schoolbesturen. Per leerling gaat het om een bedrag van € 236,75 euro. In dit kader wil de PO-Raad het volgende onder de aandacht brengen van schoolbesturen: IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 17 van 42 1. De incidentele middelen van 85 miljoen euro (€ 52,85 per leerling) zijn bedoeld om (vooral jonge) leraren aan het werk te houden, als overbrugging naar het jaar 2015. In dat jaar komt geld vrij vanuit het NOA, het herfstakkoord en de onderbesteding vanuit het gemeentefonds. Omdat de werkloosheidskosten voor de sector (in de vorm van de premie voor het participatiefonds) sterk zijn gestegen en een hogere premie op zichzelf ook weer leidt tot ontslagen, is het doel van dit geld om meer ontslagen te voorkomen. En dat geeft ook weer kansen voor met name jonge leerkrachten. Hoe het overige geld vanuit het NOA wordt toegekend aan schoolbesturen, is afhankelijk van nog te maken afspraken, tussen OCW en de PO-Raad in het kader van een nieuw bestuursakkoord, en tussen de PO-Raad en de vakbonden in het kader van een nieuwe CAO. 2. Door het Herfstakkoord wordt in december 2013 een bedrag van 296 miljoen euro (€ 183, 90 per leerling) toegevoegd aan de lumpsum. Helaas kan geen duidelijkheid worden gegeven over het extra geld dat na schooljaar 2013/2014 beschikbaar komt voor het primair onderwijs. De exacte hoogte van de bedragen vanuit het Herfstakkoord na 2014 en de voorwaarden en afspraken waaronder dit geld wordt toegekend aan schoolbesturen, worden pas in de loop van 2014 bekend. Gelet op deze onzekerheid adviseert de PO-Raad aan schoolbesturen om zorgvuldig te zijn met de (structurele) besteding van het geld dat u komende maand december ontvangt, zolang er nog onduidelijkheid is over de exacte uitwerking van het Herfstakkoord en NOA en hoe deze uitwerking financieel uitpakt voor uw schoolbestuur. 3. Het bedrag van in totaal € 236,75 per leerling die een schoolbestuur komende maand december krijgt uitgekeerd, moet als volgt worden verantwoord: De € 52,85 per leerling in het kader van de regeling bijzondere en aanvullende bekostiging jonge leerkrachten wordt toegevoegd aan de personele lumpsum voor het schooljaar 2013/2014. Daarom moet deze extra bekostiging voor 5/12 worden toegerekend aan 2013 en voor 7/12 aan 2014. De € 183,90 per leerling vanuit het Herfstakkoord, wordt in december van 2013 toegevoegd aan de lumpsum 2013, zonder dat hierbij een koppeling wordt gelegd met de personele- dan wel materiële lumpsum. Omdat er in de regeling die OCW binnenkort zal gaan publiceren geen koppeling wordt gelegd tussen enerzijds toewijzing en anderzijds besteding van deze middelen, moet deze € 183,90 volledig als bate worden meegenomen in de jaarrekening 2013. Het is dus niet mogelijk het geld dat in december wordt ontvangen volledig als bate in 2014 op te nemen. Eén en ander heeft dus een behoorlijk positief effect op het resultaat van 2013. Schoolbesturen die per einde van schooljaar 2012/2013 afscheid hebben moeten nemen van personeel, omdat de financiële positie van het schoolbestuur het niet toestond hen in dienst te houden, kunnen door de bovenstaande ontwikkelingen over 2013 toch een behoorlijk positief resultaat presenteren. Het is van belang dat het schoolbestuur hieraan aandacht besteedt in de verantwoording, bij de toelichting op het exploitatieresultaat. Op die manier is een eventueel positief resultaat over 2013 in de juiste context te plaatsen. 4. De hierboven genoemde ontwikkelingen kunnen mogelijk ook hun invloed hebben op andere beleidsterreinen, bijvoorbeeld ten aanzien van de instroomtoets van het participatiefonds. Hierover zal de PO-Raad u via website en nieuwsbrief nader informeren. Resumerend: de PO-Raad is blij dat extra geld is uitgetrokken voor het primair onderwijs. Dat geld is hard nodig, maar het kan ook vragen oproepen. Ik hoop dat bovenstaande toelichting u voldoende handvatten geeft om ook alle betrokkenen binnen uw organisatie te informeren over de besteding en verantwoording van dit extra geld. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 18 van 42 Mocht u naar aanleiding van deze brief nog vragen hebben, dan kunt u terecht bij de helpdesk van de PO-Raad ([email protected]). Met vriendelijke groet, Simone Walvisch Vicevoorzitter PO-Raad NOA-gelden nog niet in de Flore begroting opgenomen De exacte inkomsten uit het NOA voor de komende jaren zijn nog onduidelijk, ook de exacte bestedings- en verantwoordingsvoorwaarden zijn nog niet bekend. Tevens zal binnen Flore de wijze waarop de gelden dan worden besteed nog moeten worden vastgesteld. Gezien al deze onzekerheden zijn de NOA gelden nog niet in de meerjarenbegroting opgenomen. Wel zijn de baten als scenario regel toegevoegd (zie hoofdstuk 6). Veranderende geldstromen in het kader van Passend Onderwijs Wat is Passend Onderwijs? Met passend onderwijs krijgen besturen in het regulier en speciaal onderwijs gezamenlijk de verantwoordelijkheid om een leerling die ondersteuning nodig heeft een passende plek te bieden. Zij hebben een zorgplicht. Om aan die zorgplicht te voldoen, werken de besturen samen in een IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 19 van 42 regionaal samenwerkingsverband. In de samenwerkingsverbanden maken besturen in het regulier en speciaal onderwijs onder andere afspraken over: de ondersteuning die reguliere scholen kunnen bieden; welke leerlingen geplaatst kunnen worden in het speciaal onderwijs; de verdeling van de ondersteuningsmiddelen. Bekostiging De financiering van extra ondersteuning voor een leerling is na de invoering van de Wet Passend Onderwijs niet meer afhankelijk van een landelijke indicatie. De samenwerkingsverbanden ontvangen de beschikbare middelen voor extra ondersteuning. De (schoolbesturen binnen de) samenwerkingsverbanden verdelen vervolgens de middelen over de scholen waar de extra ondersteuning nodig is. Zo is er beter maatwerk mogelijk en kunnen de middelen zo veel mogelijk ten goede komen aan ondersteuning in de klas. Een deel van de middelen gaat naar het (v)so, op basis van het aantal kinderen dat het samenwerkingsverband daar plaatst. Financieel kader Het nieuwe bekostigingssysteem passend onderwijs vervangt het bekostigingssysteem voor het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so) en de leerlinggebonden financiering (lgf). De manier waarop de middelen voor ‘lichte ondersteuning’ worden toegekend, blijft hetzelfde. In het primair onderwijs zijn dat de middelen voor ‘weer samen naar school’ (wsns) en in het voortgezet onderwijs het regionale zorgbudget, de reboundmiddelen, de middelen voor ‘Herstart’ en ‘Op de rails’ en de middelen voor leerwegondersteunend en praktijkonderwijs. Onderscheid tussen basiskosten en kosten voor extra ondersteuning Voortaan wordt er onderscheid gemaakt tussen basiskosten (vergelijkbaar met de gemiddelde kosten voor een reguliere leerling) en kosten voor extra ondersteuning. Elke school, ook (v)so-scholen, krijgt vanuit het Rijk de basisbekostiging per ingeschreven leerling. Aanvullend daarop is er een budget voor extra ondersteuning beschikbaar. Geld voor zware ondersteuning naar samenwerkingsverbanden Het aanvullende budget voor zware ondersteuning wordt naar rato van het aantal leerlingen in het samenwerkingsverband, verdeeld over de samenwerkingsverbanden. Met dit budget kunnen samenwerkingsverbanden kosten voor extra ondersteuning betalen. Ook betalen ze hiermee de plaatsing van leerlingen in het (v)so. Op deze manier heeft ieder samenwerkingsverband relatief evenveel middelen voor extra ondersteuning. Dat is anders dan de situatie vóór de invoering van passend onderwijs waarin de middelen voor extra ondersteuning ongelijk verdeeld zijn over het land. Deze verandering heet ‘verevening’. Omdat de verevening herverdeeleffecten met zich meebrengt, is er een overgangsregeling. Met deze regeling groeien regio’s in vijf jaar tijd naar het nieuwe budget toe. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 20 van 42 Geldstromen Passend Onderwijs situatie Flore Met de invoering van Passend Onderwijs zullen geldstromen veranderen. Dit wordt in de volgende figuur versimpeld weergegeven. Situatie tot 1-8-2014 Flore buiten Flore Rugzak Financiering LGF Lichte ondersteuning SBO zorgvoorziening SO Financiering OCW/DUO OCW/DUO OCW/DUO OCW/DUO ± € 155 p/lln Samenwerkings verbanden ± €1,1 mln in 13-14 Onderdeel van pers. bekostiging SBO ± €4a5 ton ± € 110 p/lln Flore/scholen Flore/scholen Flore/SBO-school 86% in Fo rmatieknip scho len 100% in fo rmatieknip scho len 100% in fo rmatieknip SB O scho o l SO scholen 14% in scho o lknip scho len Situatie ná 1-8-2014: invoering Passend Onderwijs Flore buiten Flore Rugzak Financiering LGF Lichte ondersteuning SBO zorgvoorziening SO Financiering OCW/DUO OCW/DUO OCW/DUO OCW/DUO Samenwerkings verbanden Samenwerkings verbanden Samenwerkings verbanden Flore/scholen Flore/scholen Flore/SBO-school 86% in Fo rmatieknip scho len 100% in fo rmatieknip scho len 100% in fo rmatieknip SB O scho o l SO scholen 14% in scho o lknip scho len Leerlinggebonden Financiering (LGF-rugzak cluster 3 en 4) Op dit moment ontvangen de Flore scholen de rugzak financiering rechtstreeks vanuit OCW/DUO op basis van een proces van indicatiestelling. Met de invoering van passend onderwijs verdwijnen de rugzakjes. Daarvoor in de plaats komt een andere wijze van financiering die niet naar de scholen maar naar het samenwerkingsverband gaat. Op basis van een ondersteuningsplan stellen de samenwerkingsverbanden vast hoe en in welke mate de financiering naar de aangesloten scholen/besturen gaat. Lichte ondersteuning Op dit moment ontvangen de Samenwerkingsverbanden ± € 155 per lln. De inzet van deze middelen wordt in het SWV zorgplan vastgesteld. Een deel van het bedrag is voor de SWV organisatie, een deel voor specifieke expertise etc. Het grootste deel van de gelden wordt via het SWV Zorgplan nu doorgestort naar de aangesloten scholen/besturen. Naar verwachting blijft deze stroom in principe gelijk bij de invoering van Passend Onderwijs. Op basis van het SWV Ondersteuningsplan wordt de besteding van de middelen vastgesteld. SBO Zorgvoorziening De reguliere personele bekostiging voor een SBO school bevat naast bedragen per leerling ook een onderdeel “zorgvoorziening”. Dit wordt bepaald op basis van 2% van het aantal leerlingen in het samenwerkingsverband. In de huidige situatie is het zo dat als een SBO meer leerlingen heeft dan de gefinancierde 2% dat het SWV het bedrag aanvult. Als het aantal leerlingen lager is dan 2% dan kan de overfinanciering teruggestort worden naar het SWV. De afspraken hierover worden op dit moment IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 21 van 42 vastgelegd in het huidige SWV Zorgplan. Naar verwachting worden dergelijke afspraken straks per SWV vastgelegd in het SWV Ondersteuningsplan. SO Financiering De financiering van het speciaal onderwijs viel tot op heden buiten de scope van Flore en de Samenwerkingsverbanden. Met de invoering van Passend Onderwijs komt de SO financiering (cluster 3 en 4) bij het samenwerkingsverband. Op basis van bepaalde regelgeving vindt dan vanuit het samenwerkingsverband de financiering van het SO plaats. Werkelijkheid is veel complexer. De werkelijkheid is veel complexer dan hiervoor kort weergegeven maar het gaat ten behoeve van deze begroting te ver daar in dit document veel dieper in te gaan. Daarvoor bestaat een apart proces rondom de invoering van Passend Onderwijs. Vier samenwerkingsverbanden met eigen beleidskeuzes De Flore scholen zijn verdeeld over vier Samenwerkingsverbanden. Via het SWV Ondersteuningsplan kan ieder samenwerkingsverband in principe haar eigen keuzes maken over de inzet van de financiële middelen. Deze ondersteuningsplannen per Samenwerkingsverband zijn op het moment van het opstellen van deze begroting nog niet beschikbaar. Het is dus ook nog niet precies duidelijk welke gelden er met ingang van schooljaar 2014-2015 naar Flore gaan. SWV gelden: verwachting in de begroting opgenomen In de Flore meerjarenbegroting is er vanuit gegaan dat, op basis van de huidige inzichten, de inkomsten in het schooljaar 2014-2015 vergelijkbaar zijn met de geldstromen naar Flore op dit moment. Wel is hierbij rekening gehouden met vermindering van inkomsten als gevolg van leerlingekrimp en uitstroom van LGF leerlingen. Voor de jaren daarop wordt, naast een verdere daling van het aantal leerlingen, een daling van de inkomsten begroot als gevolg van vereveningseffecten. Reserves oude samenwerkingsverbanden De nieuwe Samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs en de financiering van de nieuwe verbanden start per 1-8-2014. De oude Samenwerkingsverbanden worden dan opgeheven. Naar verwachting zullen de oude Samenwerkingsbestanden nog financiële reserves hebben die dan vrijvallen ten bate van de aangesloten besturen. De exacte hoogte van de reserves van de oude samenwerkingsverbanden bij het opheffen van het verband is op dit moment nog onduidelijk. Vrijval oude reserves SWV niet in de begroting opgenomen Eventuele baten voor Flore zijn daarom niet opgenomen in deze meerjarenbegroting. Als reserves vrijvallen zal dat een financiële meevaller zijn ten opzichten van de begroting. Doordecentralisatie buitenonderhoud Binnen onderhoud al bij bestuur In het primair onderwijs is een schoolbestuur al jarenlang verantwoordelijk voor het binnen onderhoud van schoolgebouwen. Daarvoor ontvangt een bestuur jaarlijks via de materiële instandhouding een bepaalde vergoeding. Binnen Stichting Flore wordt jaarlijks een Meerjaren Onderhouds Plan (MOP) opgesteld/bijgesteld op basis waarvan het binnen onderhoud planmatig, over meerdere jaren, kan worden uitgevoerd. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 22 van 42 Buitenonderhoud van gemeenten naar bestuur Op 1 januari 2015 vindt in het primair onderwijs naar verwachting de zogenaamde 'overheveling van het buitenonderhoud' plaats. Vanaf die datum worden schoolbesturen volledig verantwoordelijk voor alle onderhoud en aanpassingen aan hun schoolgebouwen. Voor die tijd was de gemeente hiervoor verantwoordelijk. Met deze gewijzigde verantwoordelijkheid verandert ook de bekostigingswijze. Vanaf 2015 ontvangen schoolbesturen voor deze nieuwe verantwoordelijkheid aanvullende middelen in hun materiële instandhoudingsvergoeding. De hoogte van deze aanvullende middelen bedraagt naar verwachting tussen de € 12,- en € 15,- per m² bvo. Er komt naar verwachting tevens een beperkte overgangsregeling voor kleine schoolbesturen, maar ook de concrete invulling daarvan is nog onbekend. Flore heeft ervaring met doordecentralisatie Het principe van doordecentralisatie is niet nieuw voor Flore. In de gemeente Heerhugowaard werkt Flore al een aantal jaren met doordecentralisatie. Jaarlijks ontvangt Flore een buitenonderhoud budget van de gemeente en stelt zij een plan op voor de inzet van deze middelen bij de Heerhugowaardse Flore scholen. Het bedrag per m2 bvo ligt enigszins in lijn met het bedrag van ± € 15 die nu vanuit het ministerie lijkt te worden vastgesteld. Doordecentralisatie nog niet in begroting Op dit moment zijn er nog veel onduidelijkheden rondom dit onderwerp. In november heeft Flore een bijeenkomst georganiseerd voor collega besturen waarbij deskundigen van de organisatie Ruimte OK een eerste toelichting gaven. De precieze politieke besluitvorming en het landelijke communicatie proces wordt naar verwachting in de eerste helft van 2014 duidelijker. Overheveling van buitenonderhoud van gemeente naar schoolbesturen staat los van renovatie en vervangende nieuwbouw van scholen. Maar is daar wel nauw mee verbonden immers: als het bestuur consequent het onderhoud uitvoert wanneer is dan het momentum van grootschalige renovatie of vervangende nieuwbouw vanuit de gemeente financiën? Vanuit bestuurlijk optiek zal het CvB dit onderwerp de komende maanden op de OOGO-overleggen met de gemeente agenderen. Gezien de vele onduidelijkheden op dit moment zijn in de meerjarenbegroting de baten en lasten buitenonderhoud nog niet opgenomen. Wel is in het bestaande MOP (binnen onderhoud) voor de zekerheid een risico bedrag opgenomen voor de jaren 2015 t/m 2019 van respectievelijk € 75.000, € 65.000, € 55.000, € 30.000, € 10.000. Mocht gedurende 2014 blijken dat dit niet nodig is dan zal dit in de volgende MOP-update weer vervallen. Vervallen kleine scholen toeslag? Scholen onder de 145 leerlingen krijgen in de personele bekostiging regulier extra financiering in het kader van de kleine scholen toeslag. Voor schooljaar 2013-2014 bedraagt dit voor de betreffende Flore scholen ± € 200 dzd. (± 0,5% van de totale baten van Flore.) De afgelopen maanden was er sprake van dat, op basis van een voorstel van de staatssecretaris, de kleine scholen toeslag zou komen te vervallen. Vanuit de PO-raad is daar actie op gezet. De mist rondom dit onderwerp is nog niet geheel opgetrokken. Het huidige beeld is dat de toeslag niet direct vervalt maar dat er ruimte komt om deze anders in te zetten. Waarschijnlijk wordt een en ander in de loop van 2014 duidelijk en wordt de nieuwe situatie pas in 2016 ingevoerd. Kleine scholen toeslag nog opgenomen in de baten begroting Op basis van deze stand van zaken is de kleine scholen toeslag nog opgenomen in de meerjarenbegroting. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 23 van 42 Ontwikkeling aantal leerlingen Binnen onderwijs staat het kind centraal. Niet alleen in de klas maar ook als het gaat om de financiën. Het aantal kinderen is bepalend voor het bedrag dat een school krijgt van het Ministerie van OCW om onderwijs te kunnen geven. Met dit bedrag kunnen leerkrachten worden aangesteld, boeken worden aangeschaft, scholen worden schoongemaakt etc. Aantal leerlingen x bedrag per leerling De financiering van het primair onderwijs is gebaseerd op het aantal leerlingen of leerling categorieën per school. Jaarlijks wordt op 1 oktober het aantal leerlingen geteld. In april hierop volgend stelt het Ministerie van OCW de bedragen per leerling vast. Aantal leerlingen x bedrag per leerling bepaalt de hoogte van de financiering voor het komende schooljaar. Uitzondering hierop betreft het bedrag voor de materiële instandhouding, dit bedrag wordt namelijk per kalenderjaar vastgesteld. okt 1-10 Leerling telling nov dec jan X feb mrt apr OCW: bedrag per leerling mei jun jul = aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun Bekostiging schooljaar Leerling-prognose Omdat het aantal leerlingen bepalend is voor de inkomsten, is het voor de begroting van belang om een prognose op te stellen van het aantal leerlingen in de komende jaren. Vanaf 2009 stelt iedere schooldirecteur van Stichting Flore zelf een meerjaren leerlingenprognose op. Basis voor de prognose vormt het aantal aanwezige leerlingen. Bekend is wanneer deze leerlingen zullen uitstromen als groep 8. Instroom in groep 1 is deels bekend op basis van inschrijving en kan verder worden ingeschat op basis van gemeentelijke geboortecijfers en ervaringscijfers. Zij-instroom en zij-uitstroom (bijvoorbeeld verhuizing) is lastiger in te schatten. In maart 2013 hebben de schooldirecteuren een leerling-prognose opgesteld voor de teldata 1-10-2013 t/m 1-10-2013. In oktober 2013 is het aantal leerlingen geteld en kan worden vergeleken met de prognose van maart. In maart 2014 zal, op basis van de nieuwste inzichten, opnieuw een meerjaren leerlingenprognose worden opgesteld. Zo vormt dit een continu proces. Het aantal leerling op 1-10-2013 bedraagt nu 7.612. Dit is 0,2% hoger dan de prognose voor 1-10-13. Ten opzichte van de 1 oktober telling van 2012 ligt het aantal leerlingen op 1 oktober 2013 1,9% lager. De leerlingentelling op 1-10-13 vormt de basis voor de financiering van de scholen. Tot 1 december kunnen in het landelijke leerlingenregistratiesysteem BRON nog correcties worden verwerk. Begin december wordt de 1-10-13 telling definitief vastgesteld. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 24 van 42 jul Realisatie & prognose aantal leerlingen per jaar op 1 oktober 9.000 8.000 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 realisatie lln jr 2007 jr 2008 jr 2009 jr 2010 jr 2011 jr 2012 jr 2013 8.275 8.326 8.182 8.124 7.759 7.759 7.612 prognose lln 7.595 jr 2014 jr 2015 jr 2016 7.397 6.973 6.565 Ontwikkeling personele bezetting Om de kinderen op Flore scholen les te kunnen geven is natuurlijk personeel nodig. Maar het aantal leerlingen op de scholen daalt, daarnaast zijn er bezuinigingen vanuit het Rijk. Dit heeft consequenties voor de personele bezetting. Al vanaf 2009 zijn Flore en haar schooldirecteuren bezig om de personele bezetting te laten mee dalen met de daling van het aantal leerlingen en de daling van de inkomsten. Ontwikkeling werktijdfactor per schooljaar De grafiek geeft inzicht in de ontwikkeling van de gemiddelde werktijdfactor (in FTE) over de afgelopen jaren en de begrotingen. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 25 van 42 Ontwikkeling gemiddeld werktijdfactor per schooljaar realisatie en begroting 600 500 400 300 200 100 gemiddelde WTF realisatie 2006-2007 2007-2008 2008-2009 2009-2010 2010-2011 2011-2012 2012-2013 525 540 549 542 507 496 480 oude begroting 12-16 nieuwe begroting 13-17 469 2013-2014 2014-2015 2015-2016 438 417 403 455 419 398 2016-2017 378 Zoals eerder toegelicht kent Flore twee begrotingsprocessen één per schooljaar en één per kalenderjaar. De formatiebegroting vormt onderdeel van het begrotingsproces per schooljaar. Met “formatie” wordt de personele bezetting op een school en op het servicekantoor bedoeld. De formatie begroting van Flore heet “Formatieknip” en bestaat uit de volgende onderdelen: 1. De formatie inkomsten 2. De formatie uitgaven Ad1. Formatie inkomsten bestaan uit: • Diverse personele lumpsum inkomsten gebaseerd op het aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober • Leerlinggebonden financiering (LGF) • Inkomsten vanuit Samenwerkingsverbanden • Schoolspecifieke inkomsten (bijv. een gemeentelijke subsidie). Ad 2. De formatiebegroting wordt op persoonsniveau opgesteld. De formatie uitgaven worden berekend door de werktijdfactor (is het aantal uren dat iemand werkt) per medewerker op een school te vermenigvuldigen met een inschatting van de loonkosten van die medewerker. De loonkosten van een medewerker zijn afhankelijk van de salarisschaal, werkgeverslasten en eventuele toelagen. Doelstelling is dat de formatie inkomsten en uitgaven in balans zijn. Als in een jaar de uitgaven lager zijn dan de inkomsten dan neemt de formatiereserve op die school toe. Als de uitgaven hoger zijn dan de inkomsten dan neem de formatiereserve af. Een school mag in een begroting in een jaar meer IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 26 van 42 uitgeven dan de inkomsten mits de formatiereserve niet onder de minimum reserve van € 125 per leerling komt. Deze minimum reserve is bedoeld om onvoorziene tegenvallers op te kunnen vangen. Nieuwe inzichten ten opzichte van de schooljaar begroting De ontwikkeling van het aantal leerlingen en het aantal fte vormen de belangrijkste input voor de meerjaren begroting. Op basis van de ontwikkeling van het aantal leerlingen en verwachting omtrent diverse variabelen voor de inkomsten per leerling worden de baten van de stichting begroot. Op basis van de personele bezetting en de te verwachten kosten per personeelslid wordt, het grootste deel, van lasten begroot. De in mei/juni opgestelde formatiebegroting op persoonsniveau ging uit van de toen geldende inzichten in de formatie inkomsten. Rond die tijd was er nog volop onzekerheid over de inkomsten rondom de financiering van Passend Onderwijs. De scholen hebben toen de inkomsten uit leerling gebonden financiering (LGF) en de inkomsten uit de samenwerkingsverbanden zeer behouden begroot. Op dit moment wordt verwacht dat de inkomsten in het kader van Passend Onderwijs hoger zullen uitkomen dan de scholen toen, behouden, hadden begroot. Ook de inzet van Prestatiebox middelen zal leiden tot een hogere inzet van personeel. Een ander effect betreft de kosten van zwangerschapsverlof, hier staan echter ook extra inkomsten tegenover. Deze nieuwe inzichten zijn wel opgenomen in de meerjarenkalenderjaar begroting maar zijn niet terug te herleiden op persoonsniveau. Ten opzicht van de in mei/juni opgestelde formatiebegroting per schooljaar wordt in deze meerjarenbegroting op kalenderjaar door deze nieuwe inzichten onderstaande extra fte inzet indicatief geschat. Fte extra prestatiebox 4,3 extra LGF 4,9 extra zorgplan 3,2 extra ivm zwangerschapsverlof 4,9 Totaal inschatting extra fte 17,3 Extra personeel naar aanleiding van NOA niet begroot Zoals eerder is beschreven is de extra personele inzet als gevolg van de nieuwe financiering vanuit het Nationaal Onderwijs Akkoord niet begroot. Inzet van deze nieuwe middelen zal gedurende 2014 duidelijk worden. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 27 van 42 7. Meerjarenbegroting 2014-2017 Exploitatiebegroting Een meerjaren-exploitatie begroting per kalenderjaar staat niet op zichzelf maar vormt een onderdeel binnen de totale planning & control cyclus. Doelstelling is het realiseren van de Flore Basis en Flore Extra doelen in het koersplan binnen het financiële kader. De financiële begroting bestaat uit een complex geheel van variabelen maar voor de leesbaarheid worden de cijfers op een geaggregeerd niveau gepresenteerd. In de onderstaande tabel wordt de financiële begroting voor de komende jaren gepresenteerd in het financieel perspectief van het huidige boekjaar 2013 en de voorgaande jaren. Onderscheid begroting: gewone bedrijfsvoering vs NOA-gelden De begroting bestaat uit; baten, lasten en financiële baten. De baten en de lasten vormen de belangrijkste pijlers van de begroting. Bij het maken van de begroting zijn er vele factoren om rekening mee te houden. Deze zijn in hoofdstuk 5 toegelicht. Eén er van, de extra gelden uit het Nationaal Onderwijs Akkoord (NOA) zijn nog zo vers van de pers dat op deze inzet van deze gelden (dus de lasten) nog geen beleid is gemaakt. Deze NOA gelden zijn echter direct van invloed op het resultaat 2013 en naar verwachting op de begroting van de volgende jaren. Om verwarring te voorkomen zijn deze NOA gelden nog niet opgenomen in de baten en lasten (de lasten als gevolg van de inzet van deze gelden zijn immers nog niet bekend). Wel zijn de NOA gelden zijn in een aparte regel genoemd. De hierna volgende toelichting op de prognose en de begroting is gebaseerd op de bedrijfsvoering exclusief de NOA gelden. De “gewone” baten en “gewone” lasten ontwikkeling zich goed in balans. Derhalve worden de komende jaren naar verhouding kleine positieve- en negatieve exploitatieresultaten verwacht. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 28 van 42 Eigen vermogen Een belangrijke post op de balans van Stichting Flore is het eigen vermogen. Het eigen vermogen neemt af als de organisatie in haar exploitatierekening verlies lijdt. Het neemt toe als de exploitatierekening een positief resultaat laat zien. Flore is een financieel gezonde organisatie en beschikt over een aanzienlijk eigen vermogen. Dit Flore vermogen betreft het totaal van de vermogens van de afzonderlijke scholen, het servicekantoor en de organisatie. Om te bepalen hoe hoog het eigen vermogen van Flore zou moeten zijn is op basis van een risico-inventarisatie het Flore norm vermogen als referentie vastgesteld. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 29 van 42 BEGROTING 2014-2017 Begroting 2014-2017 staat niet op zichzelf De meerjarenbegroting 2014-2017 staat niet op zichzelf. Zij is onderdeel van een totale planning & control cyclus met leerlingenprognoses, meerjarenbegrotingen en voortgangsrapportages op verschillende niveaus (per school of totale organisatie) en perioden (school- of kalenderjaren). Bestendige gedragslijn In december 2012 is de meerjarenbegroting 2013-2016 door de Raad van Toezicht (RvT) vastgesteld. De begroting 2014-2017 moet in lijn liggen met deze vorige begroting aangevuld met nieuwe inzichten die gedurende 2013 in beeld zijn gekomen. 2013 begroting 13-16 begroting 14-17 2014 zelfde periode 2015 2016 dec-12 dec-13 Een bestendige gedragslijn is van belang in een goede begroting. Veranderingen in de jaarlijkse herijking van de meerjarenbegroting dienen toegelicht en verklaard te kunnen worden. Om de relatie tussen deze nieuwe begroting 2014-2017 en de vorige begroting 2013-2016 te laten zien zal eerst de begroting voor het jaar 2013 worden vergeleken met de eindejaarsprognose 2013. De eindejaarsprognose 2013 en de huidige inzichten en ontwikkelingen zijn van invloed op de begroting voor de jaren 2014 t/m 2017. Daarom wordt vervolgens de nieuwe begroting vergeleken met de oude begroting zoals die vorig jaar is opgesteld. De oude en nieuwe begroting 2014 worden met elkaar vergeleken en toegelicht. Voor de leesbaarheid van dit rapport worden de overige jaren (2015 t/m 2017) niet uitgebreid vergeleken. STAND VAN ZAKEN 2013 (excl. NOA gelden) Exploitatie 2013 huidig boekjaar 2013 2013 begroting prognose bedragen x € 1.000 Baten Totaal Baten Lasten Rijksbijdragen OCenW Overige overheidsbijdragen Overige baten Personele lasten Afschrijvingen Huisvestingslasten Leermiddelen Overige instellingslasten Totaal Lasten Saldo Baten - Lasten Financiële baten Buitengewone lasten EXPLOITATIE SALDO verschil 33.735 34.083 348 1.598 1.806 208 2.058 37.390 31.243 1.005 3.182 1.190 1.168 37.788 -399 220 2.128 38.017 31.606 989 3.171 1.202 1.139 38.106 -89 125 -179 36 71 627 1,7% 363 -16 -11 11 -30 318 0,8% 310 -95 0 215 In de begroting 2013 werd uitgegaan van een exploitatie tekort van € 179 dzd. Een begroting vormt een kader en een leidraad maar als gevolg van nieuwe ontwikkelingen en inzichten kan de realisatie zich anders ontwikkelen. Verschillen tussen de realisatie en de begroting worden geanalyseerd en ieder kwartaal toegelicht in kwartaalrapportages. De laatste kwartaalrapportage is medio november IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 30 van 42 2017 opgesteld en bevat de cijfers tot en met het derde kwartaal. Op basis van deze derde kwartaalcijfers en de huidige inzichten is een eindejaarsprognose 2013 opgesteld. De jaarrekening 2013 zal naar verwachting eind maart gereed zijn en in april 2014 definitief worden vastgesteld. In de volgende paragrafen worden de verschillen tussen de begroting en eindejaarsprognose 2013 toegelicht. Dit betreft de eindejaarsprognose exclusief de NOA gelden. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 31 van 42 BATEN 2013 Rijksbijdragen OCW: +348 € 129 dzd Hogere inkomsten LGF: Ten tijde van het opstellen van de schooljaar (juni 2012) en vervolgens de kalenderjaar (december 2012) begrotingen werden grote bezuinigingen op Passend Onderwijs verwacht. De scholen hebben de begroting van de Leerling Gebonden Financiering (LGF, het rugzakje) daarom toen behouden opgesteld. € 89 dzd Hogere bedragen per leerling: Het Ministerie van OCW heeft in september 2013 met terugwerkende kracht de tarieven per leerling voor het schooljaar 2012-2013 verhoogd. Ook voor 2013-2014 zullen de tarieven hoger uitkomen. Daarentegen zijn de tarieven voor Personeel en Arbeidsmarktbeleid per 2013-2014 omlaag gegaan. Het nieuwe element in de bekostiging professionalisering schoolleiding zit per schooljaar 2013-2014 in de lumpsum Daarnaast nog extra baten in verband met groeiregeling 2012-2013. € 89 dzd Met de invoering van het nieuwe element professionalisering schoolleiding in de lumpsum voor 2013-2014 is deze met terugwerkende kracht als aparte subsidie voor het jaar 2012-2013 ontvangen. Dit was nog niet bekend ten tijde van het opstellen van de begroting. € 41 dzd Naast personele bekostiging ontvangt Flore ook nog andere subsidies vanuit het rijk. Het recht op deze subsidies is vooraf moeilijk in te schatten en daarom worden deze behouden begroot. Overige overheidsbijdragen: +208 € 202 dzd Inkomsten van de gemeentes zijn veel hoger uitgevallen dan verwacht. Dit heeft vooral te maken met de afkoop van RT-gelden door de gemeente Heerhugowaard. (Dit houdt wel in dat dit het laatste jaar is geweest dat wij hiervoor van deze gemeente subsidie hebben gekregen.) Daarnaast is de subsidiekraan voor diverse zaken bij andere gemeentes niet zo hard/snel dicht gedraaid als dat we voorzien hadden. Overige baten: +71 € 100 dzd Detachering is voor schooljaar 2012/2013 hoger als gevolg van detachering in verband met Nexus. € 60 dzd De terugloop in de verhuur die we hadden geprognotiseerd zet later in dan verwacht. € -89 dzd Minder project inkomsten en overige inkomsten voor de scholen. LASTEN 2013 Personele lasten +363 dzd: lonen en salarissen +237 dzd, overige personele lasten +126dzd De tweede kwartaalrapportage liet hier nog -77 zien. De verwachting was toen al dat de min zou worden ingelopen. Echter de laatste twee maanden laten een beduidend hogere inzet zien van fte’s waardoor deze overschrijding nu geprognotiseerd moeten worden. Dit effect is meegenomen in de meerjarenbegroting t/m 2017. Tegenover deze lasten staan ook extra baten (detachering +100dzd, LGF-gelden +129dzd). IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 32 van 42 Daarnaast komen de overige personele lasten ook hoger uit dan begroot; Meevallers zijn te melden op scholing en payrollers, arbokosten zijn hoger dan begroot en niet begroot waren de extra kosten in verband met uittredende mensen. Afschrijvingen: -/- 16 dzd De afschrijvingen komen lager uit doordat er in 2012 minder is geïnvesteerd dan verwacht. Huisvestingslasten: -/- 11 dzd Lasten ontwikkelen zich in lijn met de verwachting. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 33 van 42 Leermiddelen: +11 dzd De leermiddelen zullen naar verwachting € 11 dzd hoger uitkomen. De diverse componenten laten wel behoorlijke afwijkingen zien: Projecten +102dzd (hier staan ook extra inkomsten tegenover) Onderwijsleerpakket + 37dzd Leerlingzorg - 14dzd Materiaal LGF - 19dzd Cultuur - 20dzd Repro - 64dzd (resultaat Europese aanbesteding) Overige instellingslasten: -30 dzd De overige instellingslasten bestaan uit een diversiteit van verschillende lasten onder andere kosten voor het administratiekantoor, juridische zaken, kantoorbenodigdheden, telecommunicatiekosten, porti en dergelijke, contributies/abonnementen, verzekeringen, bankkosten, ICT-kosten etc. Hoewel er op onderdelen verschillen zitten tussen begroting en realisatie, liggen de totale overige instellingslasten in lijn met de begroting. De trends, die wij zien op de verschillende onderdelen, werken wel door in de meerjarenbegroting, zoals de ICT kosten van de scholen. We prognosticeren ten opzicht van de begroting een stijging van 72dzd (+19%). Inmiddels zijn de ICT-kosten meer leermiddel gerelateerd dan dat zij tot de overige instellingslasten behoren. Voor komende jaren wordt indeling onder de leermiddelen overwogen. NIEUWE VERSUS DE OUDE MEERJARENBEGROTING (excl. NOA gelden) In december 2012 is de meerjarenbegroting 2013-2016 door de Raad van Toezicht vastgesteld. Deze meerjarenbegroting vormt de leidraad voor de toekomst. Op basis van nieuwe inzichten en ontwikkelingen kunnen onderdelen binnen de begroting wijzigen. Huidige inzichten, nieuwe leerlingtellingen, nieuwe prognoses, nieuwe schooljaarbegrotingen zijn immers van invloed op de meerjaren kalenderjaar begroting 2014-2017. In de onderstaande tabel wordt de nieuwe begroting (excl. NOA) vergeleken met de begroting zoals deze vorig jaar is opgesteld. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 34 van 42 Begroting 2014 t.o.v. vorig jaar opgestelde begroting voor 2014 Vergelijk begrotingen 2014 oude begroting 2014 bedragen x € 1.000 Baten Totaal Baten Lasten Rijksbijdragen OCenW Overige overheidsbijdragen Overige baten Personele lasten Afschrijvingen Huisvestingslasten Leermiddelen Overige instellingslasten Totaal Lasten Saldo Baten - Lasten Financiële baten Buitengewone lasten EXPLOITATIE SALDO 2014 begroting Verschil 32.703 1.500 1.935 36.137 29.714 966 3.213 1.108 1.278 36.279 -141 220 33.574 1.425 1.941 36.940 30.633 925 3.105 1.057 1.272 36.992 -52 125 79 73 871 -75 7 802 2,2% 919 -41 -108 -51 -6 713 2,0% 89 -95 -6 Baten Rijksbijdragen OC&W: -510 dzd ten opzichte van de prognose 2013, +871 dzd ten opzichte van de oude begroting 2014 Uitgangspunt voor de begrote Lumpsum-formatie-inkomsten zijn de meest recente tarieven per school/leerling zoals deze zijn vastgesteld door het ministerie. Pragmatisch is dit niet geïndexeerd voor de volgende jaren zoals we dit voor de loonkosten ook niet doen. OC&W stelt ieder jaar opnieuw de tarieven vast en houdt hierbij rekening met de loonkostentoename. De aldus hogere inkomsten houden normaliter gelijke tred met de hogere loonkosten als we in de toekomst naar de realisatiecijfers kijken. Tevens is dit een van de oorzaken waardoor de baten gestegen zijn ten opzichte van de oude meerjarenbegroting. Anders is het bij de inkomsten voor materiële instandhouding. De tarieven per school/leerling voor 2014 zijn door het ministerie geïndexeerd met 1,41%. Deze index hebben wij ook doorgevoerd voor de jaren 2015 tot en met 2017. Naast inkomsten per leerling/school, die in 2013 ca. 94% van de OC&W inkomsten vormen, zijn er ook inkomsten voor Leerling Gebonden Financiering, Bijzondere Bekostiging in verband met fusie van scholen, de Prestatiebox en nog een paar hele kleine subsidies voor specifieke zaken. Leerlinggebonden financiering verdwijnt als gevolg van de invoering van Passend Onderwijs per 01-08-2014. Deze geldstroom zal dan gaan lopen via de nieuwe samenwerkingsverbanden. In verband met het grote aantal rugzakken in onze regio in verhouding tot de rest van het land zal er een verevening gaan plaatsvinden in de bekostiging van het nieuwe samenwerkingsverband in onze regio. Deze verevening zal vanaf 20162017 merkbaar worden. In de begroting zijn we er vanuit gegaan dat het samenwerkingsverband IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 35 van 42 dezelfde bekostiging verstrekt als nu OC&W, bijgesteld voor de leerlingenprognose en rekening houdend met de verevening. Pragmatisch, ten behoeve van deze meerjarenbegroting, is deze geldstroom nu nog geschikt onder Rijksbijdragen OC&W. Overige Overheidsbijdragen: -381 dzd ten opzichte van de prognose 2013, -75 dzd ten opzichte van de oude begroting 2014 Al enige jaren zien we een terugloop in de inkomsten van gemeente en provincie. De meevaller van 2013, afkoop van RT-gelden door de gemeente Heerhugowaard, heeft als gevolg er voor de komende jaren nog minder gemeente en provincie te verwachten is. Dit is in de begroting verwerkt. De inkomsten van het Vervangingsfonds worden ook weergegeven onder overige overheidsbijdragen en zijn met 82% van het totaal (2013) bepalend voor het beeld. Dit fonds werkt als een soort van verzekering en de inkomsten zijn afhankelijk van de kosten die wij maken ter vervanging van personeel. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 36 van 42 Overige baten: -187 dzd ten opzichte van de prognose 2013, +7 dzd ten opzichte van de oude begroting 2014. 2.500.000 2.000.000 verhuur 1.500.000 swv subsidie 1.000.000 privaat overige 500.000 inkomsten formatieknip detachering 0 Overige Baten (bedragen in €) De overige baten zijn divers samengesteld. Naar verwachting zullen inkomsten formatieknip (80% van deze post is UWV, met ingang van 2012 hoger als gevolg van andere financieringswijze zwangerschapsverlof, zie ook Vervangingsfonds daling 2012) en detachering gelijk blijven (detachering 2012/2013 was incidenteel hoger als gevolg van Nexus). Verhuur (krimp kinderopvang) en samenwerkingsverband (verevening en krimp leerlingaantal) zullen dalen. Lasten Personele lasten: -973 dzd ten opzichte van de prognose 2013, +919 dzd ten opzichte van de oude begroting 2014. Met een aandeel bijna 82% van onze totale lasten (2013) zijn de personele lasten en de verwachte ontwikkelingen hierin van grote invloed op het resultaat. Basis voor de begroting is de meerjarenschooljaarbegroting van de scholen en het servicekantoor die opgesteld zijn in mei 2013. Hierin is op fte niveau en in relatie tot het huidige personeelsbestand de verwachting vastgelegd ten aanzien van de benodigde formatie. Let wel, dit is de verwachting in relatie tot Flore-Basis. Voor Flore Extra worden de personele lasten met deze meerjarenbegroting bepaald. Er is, net als bij de baten voor de formatie, geen indexering opgenomen. Toch zien we zowel een prijseffect als hoeveelheidseffect in de verwachtingen. Bijvoorbeeld voor schooljaar 2014-2015 is de verwachting dat de prijs per WTF zal toenemen met 1,29 % ten opzichte van de verwachting voor 2013-2014. Dit wordt veroorzaakt door verschuivingen in de samenstelling van het team qua functies en doordat er werknemers stappen maken in hun salarisschaal. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 37 van 42 De verandering in het aantal benodigde fte’s in deze afzonderlijke begrotingen laat het volgende zien in relatie tot de leerlingenprognose: leerlingen aantal index Werktijdsfactor aantal index schooljaar 13-14 7613 100 455,44 100 schooljaar 14-15 7397 97,2 418,87 92,0 schooljaar 15-16 6973 91,6 398,22 87,4 schooljaar 16-17 6565 86,2 378,39 83,1 Samenvatting van de meerjarenschoolbegrotingen (mei 2013) Het blijkt dat in de afzonderlijke begrotingen de daling in het aantal fte harder gaat dan de daling in het aantal leerlingen. Dit wordt veroorzaakt doordat aan de inkomstenkant een vermindering te zien is, niet alleen door de daling van het aantal leerlingen, maar ook door de verandering in de leeftijdsmix van de leerlingen (steeds in verhouding meer oudere leerlingen, de tarieven voor oudere kinderen liggen lager dan die voor jongere leerlingen). Daarnaast was er afgelopen mei nog veel onzekerheid over Passend Onderwijs en het effect hiervan op de inkomsten voor de scholen. Als reactie daarop is er heel behoudend begroot ten aanzien van Leerlinggebonden financiering en bijdragen die ontvangen worden van de samenwerkingsverbanden. Op dit ogenblik is er beduidend meer informatie waardoor we mogen uitgaan van meer “zorginkomsten” en hiervoor dus ook personeel kunnen gaan begroten en inzetten. In de eerste maanden van schooljaar 2013-2014 zien we excl. vervanging en zwangerschap meer fte’s dan begroot. Dit kan deels verklaard worden door voorgenoemde extra “zorggelden” maar niet helemaal. De mogelijkheid bestaat dat er op diverse scholen tegen een kritische grens is aangelopen ten aanzien van de krimp in fte’s en dat praktisch gezien de extra inzet onontkoombaar is. Momenteel wordt onderzoek gedaan naar de achterliggende oorzaken van de begrotingsoverschrijding die we constateren. Vooralsnog nemen we een post hiervoor op in de begroting voor de komende jaren. Begin december zijn de eerste voortgangsrapportages beschikbaar voor schooljaar 2013-2014 en kan dit per school worden geanalyseerd. Ook is er door de scholen geen rekening gehouden met inzet van personeel voor het uitvoeren van projecten in het kader van Flore Extra. Ook hiervoor nemen we een bedrag op. Afschrijvingen: -64 dzd ten opzichte van de prognose 2013, -41 dzd ten opzichte van de oude begroting 2014. De afschrijvingen voor 2014 en verder zijn lager dan in de voorliggende jaren. Dit komt doordat de aanpassingen van het servicekantoor ultimo 2013 volledig zijn afgeschreven. De afwijking ten opzichte van de oude begroting zit vooral in de investeringen 2012 en verwachting voor 2013, die lager zijn de eerdere verwachtingen. Onzekerheid zit vooral in leermiddelen en ICT (Hoe snel gaat de omslag naar digitale leermiddelen en gaan we deze kopen of leasen/huren? (voorbeeld Snappet)) Huisvestingslasten: -65 dzd ten opzichte van de prognose 2013, -108 dzd ten opzichte van de oude begroting 2014. Als gevolg van de herziening van het MeerjarenOnderhoudsPlan is de dotatie voor 2014 en verder met 60dzd naar beneden bijgesteld. Daarnaast worden er in de loop van 2014 per saldo twee schoolgebouwen af gestoten. (Schoorl en Warmenhuizen) IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 38 van 42 Leermiddelen: -145 dzd ten opzichte van de prognose 2013, -51 dzd ten opzichte van de oude begroting 2014. De prognose voor 2013 is doorgetrokken naar 2014. Bijstellingen zijn gedaan voor de posten waarop in 2013 al afwijkingen ten opzichte van de begroting waren geconstateerd, te weten: Onderwijsleerpakket +42 dzd Cultuur -20 dzd Repro -69 dzd Ten aanzien van de projecten is opnieuw behoudend begroot. Overige instellingslasten: +133 dzd ten opzichte van de prognose 2013, -6 dzd ten opzichte van de oude begroting 2014. In de nieuwe begroting is nu specifiek benoemd de ICT gerelateerde kosten die we gaan verwachten voor 2014 en verder zoals stijging in leermiddelen ICT, de digitale werkomgeving Floreveld en digitalisatie van het factuurbetalingsproces. Financiële baten & treasury: 0 dzd ten opzichte van de prognose 2013, -95 dzd ten opzichte van de oude begroting 2014. Naast de hiervoor genoemde baten en lasten heeft Flore ook financiële, rentebaten. Hiervoor beschikt Flore over een treasurystatuut. Treasury is het sturen en het beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's. In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid uiteengezet en wordt een beschrijving gegeven van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het kader van de treasuryfunctie. Het treasurystatuut heeft tot doel sturing te geven aan de treasuryfunctie en risico's te beperken. Het uitgangspunt van de stichting is dat zij een zodanig financieel beleid en beheer voert, dat haar voortbestaan in financieel opzicht is gewaarborgd. Het treasurybeleid van Stichting Flore vindt plaats binnen de kaders van de “Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek” van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Bij het aantrekken respectievelijk uitzetten van alle benodigde respectievelijk overtollige middelen wordt gehandeld overeenkomstig de in deze regeling gestelde verplichtingen. Alleen rente, geen beleggingen of derivaten De stichting houdt haar liquide middelen aan op een Rabobank rekening courant en op verschillende spaarrekeningen bij de Rabobank en de ABN-AMRO. Stichting Flore belegt geen gelden. De stichting heeft geen aandelen geen derivaten of wat voor complexe financiële producten dan ook alleen spaarrekeningen. Het rendement op spaarrekeningen in het huidige financiële klimaat is beperkt, het risico ook. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 39 van 42 Als gevolg van de aanhoudend lage rentestanden hebben we de verwachte renteopbrengsten voor 2014 en verder bijgesteld naar 125dzd per jaar in plaats van 220 dzd per jaar. Begrotingen 2015 t/m 2017 Inzichten uit 2013 en 2014 werken ook door in de verschillen tussen de oude en nieuwe begrotingen 2015, 2016 en 2017. Om herhaling te voorkomen worden deze verschillen in dit rapport niet nader toegelicht. Vertrouwen in de toekomst! De dynamiek in ontwikkelingen die van invloed zijn op de meerjarenbegroting is complexer dan voorgaande jaren. Passend onderwijs, Nationaal Onderwijs Akkoord, doordecentralisatie, cultuurverandering binnen directieberaad en organisatie etc. hebben allemaal hun effect op het handelen en daarmee de inzet van de financiële middelen in de toekomst. Het proces om al deze ontwikkelingen tijdig en goed te kunnen volgen is organisatie breed goed opgezet. De extra gelden uit het NOA geven de scholen en de organisatie een financiële steun in de rug om nieuwe ontwikkelingen verder mogelijk te maken. Als Flore hebben we vertrouwen in de toekomst! IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 40 van 42 . 8. Toezicht: RvT Besluit In opdracht van de Raad van Toezicht (RvT) bespreekt de Audit Commissie (AC) de meerjarenbegroting met de voorzitter van het College van Bestuur en Algemeen directeur Financiën & Bedrijfsvoering. Op basis van dit gesprek heeft de AC het volgende advies opgestelde voor de RvT: Advies Audit Commissie De Audit Commissie heeft met veel waardering kennis genomen van de Meerjarenbegroting 20142017 van Stichting Flore. De kwaliteitsimpulsen geven het document het laatste jaar een meer integraal karakter. De Audit Commissie beperkt haar advies tot de financiële paragrafen in relatie tot de jaarschijf 2014 en adviseert de RvT deze goed te keuren. Besluit Raad van Toezicht De Raad van Toezicht heeft in haar vergadering van 18 december 2013 het advies van de auditcommissie overgenomen en de meerjarenbegroting 2014-2017 goed gekeurd. IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 41 van 42 Lijst met afkortingen AC BAPO BVO CAO Cito CvB DUO Dzd FPU Fte GGL GMR ICT LGF Lln MOP NOA OCW OOGO P&C cyclus RT RvT SBO SO SWV Wtf Auditcommissie Bevordering ArbeidsParticipatie Oudere Werknemers bruto vloer oppervlak Collectieve Arbeidsovereenkomst Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling College van Bestuur Dienst Uitvoering Onderwijs (uitvoeringsinstantie Ministerie OCW) duizend Flexibel Pensioen en Uittreden full-time eenheden Gewogen Gemiddelde Leeftijd van de leerkracht Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad Informatie en Communicatie Technologie Leerling Gebonden Financiering Leerlingen MeerjarenOnderhoudsPlanning Nationaal Onderwijs Akkoord Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Op Overeenstemming Gericht Overleg Planning & Control cyclus Remedial Teaching Raad van Toezicht Speciaal Basisonderwijs Speciaal Onderwijs Samenwerkingsverband werktijdfactor IV-14 Meerjarenbegroting 2014-2017 pagina 42 van 42
© Copyright 2025 ExpyDoc